Plan: | Sportpark de Wiltsangh |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0302.BP01155-vg01 |
De gemeente Nunspeet werkt aan de revitalisering van sportpark de Wiltsangh. Dit krijgt vorm door de herschikking van de sportvelden en de bouw van een nieuw gebouw voor een zwembad en turnhal en een nieuwe tribune/kantine voor het voetbalcomplex. De beoogde ontwikkelingen leiden tot een opwaardering van het sportpark maar passen niet binnen het huidige bestemmingsplan. Om de ontwikkeling mogelijk te maken wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. In dit document wordt het plan nader toegelicht en gemotiveerd in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Het plangebied is gelegen ten noordoosten van Nunspeet, op de overgang van de kern en het buitengebied. Het plangebied ligt aan de Sportlaan en de Rondweg de Kolk en beslaat het gebied dat nu ook al de bestemming Sport heeft. Bijgevoegde afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.
Ligging sportpark de Wiltsangh in de omgeving (rode cirkel)
Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de bestaande situatie en van het plan. Daarna wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 wordt de haalbaarheid van het project getoetst op grond van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Ook wordt ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische opzet van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de wijze hoe burgers en andere belanghebbenden betrokken zijn bij het plan (maatschappelijke uitvoerbaarheid). Hierin zijn de uitkomsten van inspraak, vooroverleg en zienswijzen opgenomen.
In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie en de relatie met de omgeving. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.
Het huidige sportpark De Wiltsangh bestaat uit diverse sportverenigingen (voetbal, tennis, hockey, etc.) met bijbehorende velden en gebouwen voor kleed- en ontmoetingsruimten. Het bestaande sportpark is sterk verouderd en de uitstraling en bereikbaarheid kunnen beter. Ook de capaciteit van het park nadert vanwege het groeiende aantal sporters haar grenzen. De gemeente heeft daarom het 'Masterplan Revitalisering sportpark Wiltsangh' opgesteld, dat als uitgangspunt wordt gezien voor dit bestemmingsplan. Daarnaast bestaat de wens om het verouderder sportcomplex 'De Brake' (zwembad en sporthal) te slopen en te integreren in het sportpark De wiltsangh.
Het sportpark ligt ingeklemd tussen de woonwijken in het oostelijk deel van Nunspeet, het nieuwe bedrijventerrein De Kolk en het recreatiepark De Wiltsangh aan de zuidzijde. Voorheen werd het park voor auto's ontsloten door de Sportlaan die in westelijke richting door de woonwijken loopt. Door de aanleg van de Rondweg de Kolk is het sportpark zeer goed bereikbaar geworden en wordt het vanaf de oostzijde ontsloten in plaats van aan de zuidwestzijde. Vanuit de aangrenzende woonwijken van Nunspeet Oost is het park met verschillende langzaam verkeerroutes te bereiken.
Bijgevoegde afbeelding geeft het plangebied globaal aan.
Globale begrenzing plangebied sportpark de Wiltsangh
Het huidige sportcomplex 'De Brake' is in verouderde staat. Bovendien is de huidige ligging aan de Oosteinderweg niet erg gunstig: het verkeer moet door de woonwijken van Nunspeet - Oost om het complex te bereiken.
De noodzaak om het zwembad te slopen vanwege de onderhoudstoestand waarin het verkeert en de wens om het zwembad op een goed ontsloten locatie te situeren, heeft geresulteerd in een zoektocht naar een nieuwe plek. Het sportpark De Wiltsangh biedt daarvoor de meest geschikte locatie. Tevens kan de realisatie van het zwembad en sporthal in combinatie met de herstructurering van het sportpark worden opgepakt.
Het plan voor revitalisering van het sportpark bestaat daardoor uit de volgende onderdelen:
Structuurmodel (voorlopig) sportpark De Wiltsangh
Naar aanleiding van de verschillende ontwikkelingen is een structuurmodel opgesteld, dat een basis biedt voor verdere uitwerkingen.
Meest bepalend in het plan is de gewijzigde oriëntatie voor het autoverkeer (nu bereikt vanaf de Rondweg de Kolk) en realisatie van de grote bouwmassa van de zwembad-/sporthalcombinatie. Ook is de herschikking van de voetbalvelden en realisatie van nieuwe accommodaties een belangrijk element in de revitalisering van het sportpark.
De groene ruimte tussen de woonwijk en het sportpark blijft behouden. De verbinding voor langzaam verkeer met de naastgelegen wordt versterkt en de routes voor langzaam verkeer over het park worden begeleid door bomenrijen. Daarnaast wordt het park aan de noord- en oostzijde omzoomd met een houtsingel.
Het plan leidt tot een versterking en kwaliteitsimpuls van het sportpark. Sportvoorzieningen krijgen een moderne huisvesting en worden gecombineerd waardoor synergie kan ontstaan, de indeling van het park wordt verbeterd en de verbindingen met de kern worden versterkt waardoor het gebruik van de fiets wordt gestimuleerd.
Ten opzichte van het huidige bestemmingsplan vindt er op een aantal aspecten een wijziging plaats. De bouwvlakken worden aangepast aan de te ontwikkelen bebouwing. Voor uitbreiding van het fietscrossterrein wijzigt de bestemming naar sport en ook naar verkeer om de fietscross een goede entree te geven en beter te laten aansluiten bij het sportpark.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Gebiedsgericht
De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de ecologische hoofdstructuur), de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.
In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.
In de SVIR worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.
Ladder duurzame verstedelijking
Een meer algemeen onderwerp uit de SVIR is 'duurzame verstedelijking'. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).
De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de behoefte aan die ontwikkeling te worden beschreven. Als de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet bovendien gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur."
In 2017 is de ladder voor duurzame verstedelijking herzien. Bij de herziening zijn onder meer de drie afzonderlijke 'treden' van de ladder losgelaten en is het begrip 'actuele regionale behoefte' gewijzigd in 'behoefte'. Nieuw is dat de laddertoets bij flexibele plannen kan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van een wijzigings- of uitwerkingsplan.
Planspecifiek
Gebiedsgericht
Het plangebied ligt niet in een van de aangewezen gebieden van de SVIR en het Barro.
Ladder duurzame verstedelijking
De beoogde ontwikkeling betreft een herschikking van een bestaande sportterrein en een verplaatsing van een aantal sportvoorzieningen naar het sportterrein dat ligt in bestaand stedelijk gebied. Per saldo neemt het programma aan sport in Nunspeet niet of nauwelijks toe. In de zin van de ladder is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling en is het aantonen van behoefte niet relevant. Wel moet aangetoond worden dat de ontwikkeling past bij de uitgangspunten van een goede ruimtelijk ordening. Dat komt in hoofdstuk 4 nader aan de orde.
Het provinciaal beleid is vastgelegd in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening van Gelderland. Deze zijn in 2014 vastgesteld en sindsdien een aantal keren geactualiseerd naar aanleiding van nieuwe wetgeving of nieuwe initiatieven. De Omgevingsverordening is een uitwerking van de Omgevingsvisie en stelt regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.
Omgevingsvisie Gelderland
De Omgevingsvisie heeft een tweetal doelen geformuleerd, te weten:
In de omgevingsvisie streeft de provincie naar krachtige steden en vitale dorpen met een goed voorzieningenniveau. Daarnaast is een van de doelstellingen om meer Gelderse burgers te laten sporten en bewegen ter bevordering van de gezondheid en sociale cohesie en ter vermindering van overgewicht. De provincie zet dan ook in op het bieden van voldoende ruimte voor goed bereikbare sportvoorzieningen.
Omgevingsverordening Gelderland
De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
Het accent van stedelijke ontwikkelingen verschuift van nieuwbouw naar het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing.
Een goede afweging volgens de ladder vraagt om kennis van de bestaande voorraad. Gekoppeld daaraan zijn er vragen over de opgaven en kwaliteiten in een gebied:
Als juridische basis gebruikt de provincie de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In elk bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling dienen gemeenten volgens de rijksladder aan de hand van drie stappen de locatiekeuze te motiveren. Deze rijksladder is van provinciaal belang. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro, heeft de provincie de ladder niet nogmaals opgenomen in de provinciale omgevingsverordening.
Planspecifiek
De verplaatsing van sportvoorzieningen naar en revitalisering van sportpark De Wiltsangh in Nunspeet sluit goed aan bij de ambities van de provincie voor wat betreft het bevorderen van bewegen en versterken van de sportvoorzieningen. De revitalisering vindt vooral plaats op plekken waar reeds sportvoorzieningen aanwezig zijn. In die zin gaat het initiatief niet ten koste van waardevol landschap en is de kwaliteit van de leefomgeving gewaarborgd.
Geldend bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan Nunspeet Noord en Oost dat op 12 juni 2013 is vastgesteld. De huidige bestemming van het plangebied is sport. Daarnaast is een aantal bouwvlakken aangegeven met bijbehorende maatvoeringen. Voor een deel van het plangebied geldt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2.
Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan
Het plan is strijdig met het geldende bestemmingsplan omdat de nieuw te ontwikkelen bebouwing niet past binnen het bouwvlak en binnen de maximaal toegestane maatvoeringen.
Integrale Toekomstvisie Nunspeet 2030
Samen met een brede groep betrokken inwoners en instellingen heeft de gemeente gesproken over hoe de gemeente Nunspeet er in 2030 zou moeten uitzien. Op basis van deze gesprekken is een wensbeeld geformuleerd, de Integrale Toekomstvisie. Er is ‘visionair’ gekeken naar de toekomst van deze gemeente en gewenste ontwikkelingen zijn benoemd. De integrale toekomstvisie (ITV) vormt voor de gemeente de koers voor het te ontwikkelen beleid. De gemeenteraad heeft in november 2013 de Integrale Toekomstvisie vastgesteld.
De gemeente zet in haar toekomstvisie in op het stimuleren van sporten ter bevordering van de lichamelijke en maatschappelijke gezondheid en sociale cohesie binnen de kern. Moderne en bereikbare sportfaciliteiten spelen daarbij een belangrijk rol. Het sportpark in de kern Nunspeet is verouderd en aan een opwaardering toe. In het masterplan revitalisering sportpark Wiltsangh zijn hiervoor de plannen uiteen gezet. De beoogde ontwikkeling is hier een uitwerking van, in onderhavig bestemmingsplan wordt dit geregeld.
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Bij een functiewijziging zal in veel gevallen een specifiek bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.
Planspecifiek
Bij de revitalisering van het sportpark blijft de functie ongewijzigd. Hiervoor zijn beperkte bodemingrepen nodig en het betreft ongevoelige functies met betrekking tot de kwaliteit van de bodem (verkeer, sport). Het initiatief is uitvoerbaar op het aspect bodem.
Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer (paragraaf 5.2). De Wet introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'.
Planspecifiek
Ten aanzien van de bijdrage aan luchtkwaliteit is het initiatief van geringe omvang ten opzichte van de benoemde grenswaarde (3%). Dat heeft ermee te maken dat het gaat om een herschikking van de sportvelden (en slechts een zeer beperkte uitbreiding) en realisatie van een zwembad-/sporthalcombinatie ter vervanging van een bestaande locatie elders in Nunspeet (het gaat dus om sloop en nieuwbouw op een andere locatie). Op basis van de te verwachten toename aan verkeersbewegingen ten gevolge van het project is te concluderen dat dit project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nadere toetsing ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven. Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.
De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd:
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. Binnen deze zones bepaalt het bevoegd gezag de te hanteren grenswaarden. Er geldt een voorkeursgrenswaarde en een bovengrens (hoger mag niet). De Wgh gaat verder onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen, geluidbelastingkaarten en actieplannen. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.
Planspecifiek
De beoogde plannen op het sportpark omvatten geen geluidsgevoelige objecten en het plan heeft geen negatieve effecten op geluidsgevoelige objecten in de nabije omgeving. Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.
Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Doel is om bij het opstellen van een ruimtelijk plan een goed en veilig leefklimaat te waarborgen, maar tegelijkertijd ook aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun activiteiten.
De mate waarin bedrijven invloed hebben op hun omgeving is afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid en de afstand tot een gevoelige bestemming. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen of sportvoorzieningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Milieuzonering heeft betrekking op aspecten met een ruimtelijke dimensie, zoals geluid, geur, gevaar en stof. De mate van belasting, en daarmee de gewenste aan te houden afstand, kan per aspect en per bedrijfstype en verschillen. In de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Van deze richtafstanden kan worden afgeweken, mits wordt onderbouwd waarom de feitelijke milieuhinder als minder belastend wordt gezien.
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'.
Planspecifiek
Ten opzichte van de huidige situatie in het bestemmingsplan treden geen wezenlijke veranderingen op met betrekking tot gevoelige bestemmingen en milieuzonering. Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot milieuzonering.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving die ontstaan door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij gaat het om risicovolle inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.
De verplichting om in een ruimtelijk plan in te gaan op deze risico's komt voort uit het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die moeten worden aangehouden rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting.
De wetgeving richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn kleinere kantoren en winkels, horeca, parkeerterreinen en bedrijfsgebouwen waarin geen grote aantallen personen aanwezig zijn.
Planspecifiek
Via de website risicokaart.nl kan voor de locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. De uitsnede is afgebeeld.
Uitsnede risicokaart
Uit de risicokaart is op te maken dat ten zuiden en oosten van het plangebied twee propaantanks aanwezig zijn. Deze inrichtingen liggen ruim buiten de gestelde veiligheidsafstanden. Verder zijn enkele transportroutes aanwezig, die ook ruim buiten de gestelde veiligheidsafstanden zijn gelegen. Ten noorden van het plangebied loopt ook op ruime afstand een gasleiding. Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect externe veiligheid.
Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Planspecifiek
Voor dit plan heeft afstemming plaats gevonden met het waterschap Vallei en Veluwe. Op het terrein zijn geen watergangen aanwezig. Als gevolg van de revitalisering zal het aandeel verhard terrein toenemen. Dat zal worden gecompenseerd door de aanleg voorzieningen (waaronder infiltratiekratten) voor het bergen van hemelwater. De benodigde waterberging zal volledig op het eigen terrein van het sportpark worden gefaciliteerd. De benodigde technische maatregelen worden in een later stadium uitgewerkt.
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.
Gebiedsbescherming
In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.
Soortenbescherming
Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
Om de gevolgen van gebiedsbescherming en soortenbescherming te beoordelen is een natuurtoets uitgevoerd (zie bijlage 1). Conclusie is dat het initiatief uitvoerbaar is, mits de werkzaamheden overdag en buiten het broedseizoen plaats vinden en de waardevolle elementen voor flora en fauna op het sportpark behouden blijven.
Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur. Belangrijk in deze situatie zijn de verkeersgeneratie en de ontsluiting van het project enerzijds en de ruimte voor parkeren anderzijds.
Door de realisatie van de Rondweg de Kolk is het sportpark De Wiltsangh inmiddels voorzien van een adequate ontsluiting. Vóór de realisatie van de Rondweg de Kolk moest het verkeer van en naar een sportpark een weg zoeken door de woonwijken van Nunspeet-Oost. Wel wordt er door de realisatie van de sporthal en het zwembad extra verkeer gegenereerd. Dit verkeer wordt direct afgevloeid op de Rondweg de Kolk en deze biedt hiervoor de benodigde capaciteit. Als verzachtend aspect kan gesteld worden dat het gaat om verplaatsing van de sporthal en het zwembad, de huidige locatie 'De Brake' wordt immers gesloopt. Deels gaat het dus om verkeer dat in de huidige situatie ook al van de Rondweg de Kolk gebruik maakt.
Voor wat betreft parkeren is in een ruim bemeten parkeerplaats voorzien. Deze parkeerplaats biedt voldoende capaciteit om aan de parkeernormen te voldoen. Bij de nadere uitwerking van het programma van eisen zal ook het exact aantal benodigde parkeerplaatsen worden berekend en worden ingetekend in het civieltechnisch ontwerp. In de regels van dit bestemmingsplan is geborgd dat aan de parkeernormen wordt voldaan.
Onderhavig bestemmingsplan wordt uitvoerbaar geacht ten aanzien van het aspect verkeer.
In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.
Cultuurhistorie
Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.
Archeologie
De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente.
Op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.
Planspecifiek
Op de huidige locatie is reeds een sportpark aanwezig dat wordt heringericht. Er worden geen cultuurhistorische waarden aangetast. De grootschalige bebouwing van de combinatie sporthal en zwembad is gericht op de Rondweg de Kolk en is qua bouwmassa vergelijkbaar met de grootschalige panden van het bedrijventerrein De Kolk. De impact op het landschap is daarom zeer beperkt.
Qua archeologie is in het vigerend bestemmingsplan bepaald dat bij bouwplannen groter dan 120 m2 (deels 500 m2) aangetoond moet worden dat er geen archeologische waarden in het geding komen. Dit is het geval, de nieuwbouwplannen overschrijden deze waarde. Inmiddels is een archeologisch booronderzoek uitgezet, dat t.z.t. als bijlage bij dit bestemmingsplan wordt gevoegd.
Omdat het onderzoek nog niet gereed is, is de bestaande beschermingsregeling voor archeologie (dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 en Waarde - Archeologie 3) overgenomen. Hiermee is het archeologisch bodemarchief voldoende beschermd.
Gezien de hiervoor beschreven aspecten wordt bestemmingsplan uitvoerbaar geacht op het gebied van cultuurhistorie en archeologie.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
Planspecifiek
De herontwikkeling van het sportpark betreft een gemeentelijk initiatief. De kosten zijn voor rekening van de gemeente Nunspeet. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.
Het bestemmingsplan is opgezet volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. De toelichting is van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.
Daarnaast maken ook eventuele bijlagen onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
Verbeelding
De verbeelding is een digitale kaart, waarop bestemmingen en aanduidingen zijn weergegeven. Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken specifieker te regelen, bijvoorbeeld in de vorm van gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, functieaanduidingen etc.
Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart). Daar waar een verschil is tussen de digitale en de analoge verbeelding, is de digitale versie leidend.
Regels
De planregels zijn standaard onderverdeeld in vier hoofdstukken.
Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:
Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg, waarin het conceptplan wordt voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Op basis van artikel 3.1.6 Bro dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Dit is de inspraak. Van (formele) inspraak kan, zeker bij wat kleinere plannen, worden afgezien. De gemeentelijke inspraakverordening is daarbij ook van belang.
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Dit bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk overleg niet toegezonden aan de provincie omdat geen sprake is van een bovenlokaal belang. Samen met het waterschap Vallei en Veluwe zijn de aan de orde zijnde waterhuishoudkundige aspecten behandeld. Over de gewenste situatie bestaat overeenstemming.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 1 augustus 2018 voor een periode van zes weken voor eenieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend.