direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Actualisatie De Kolk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01140-vg02

Toelichting

COLOFON    
Contactpersoon opdrachtgever:   A. van Putten  
Projectleider Buro SRO:   M. Geerts, vestiging Arnhem  

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

De gemeente Nunspeet werkt al enige tijd aan de realisatie van een nieuw bedrijventerrein. Het gebied De Kolk, ten oosten van de kom van Nunspeet, is hiervoor beoogd. Het bestemmingsplan voor dit terrein is vastgesteld in 2009. Door vertraging in de planvorming rondom de aan te leggen Rondweg is De Kolk nog niet afgerond. De planvorming rondom de Rondweg heeft ook geleid tot een gewijzigd tracé dan destijds in het bestemmingsplan De Kolk uit 2009 was voorzien. Dat andere tracé vereist nu een aangepast bestemmingsplan voor de verdere realisatie van De Kolk. Daarnaast is het goed om het stedenbouwkundig plan van destijds tegen het licht te houden, daarbij mede rekening houdend met een aantal plannen dat is gerealiseerd. Deze aspecten hebben geleid tot een actualisatie van het bestemmingsplan, dat in voorliggend bestemmingsplan is weergegeven.

1.2 Ligging plangebied

Bedrijventerrein De Kolk is gelegen tussen de oostrand van de kern Nunspeet en de Veluwse bossen. Navolgend kaartbeeld geeft de globale ligging van het gebied weer. Het plangebied bevindt zich ten oosten van de bebouwde kom van Nunspeet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01140-vg02_0002.png"

Globale ligging plangebied (bron: openstreetmap.org)

1.3 Opbouw bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is een bindend plan voor zowel overheid als burgers. In een bestemmingsplan wordt de bestemming, ofwel de functie van de grond aangewezen. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en wat daarop gebouwd mag worden. Omgevingsvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, een verbeelding en planregels.


Toelichting

De toelichting wordt opgesteld overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de toelichting is opgenomen:

  • een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen;
  • een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
  • de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 Bro bedoelde overleg;
  • de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek;
  • een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
  • de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.


Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan is geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer opgesteld. Daarom worden in de toelichting, conform artikel 3.1.6 lid 2 Bro, ten minste neergelegd:

  • een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden;
  • voor zover nodig een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overige waarden van de in het plan begrepen gronden en de verhouding tot het aangrenzende gebied;
  • een beschrijving van de wijze waarop krachtens hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer vastgestelde milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken.


Verbeelding

De verbeelding, een kaart, geeft de bestemming van de grond aan met daarbij eventuele aanduidingen zoals bouwvlakken. Door op de verbeelding te kijken is te zien welke bestemmingen en mogelijke aanduidingen er gelden. De verbeelding omvat de laatste afspraken over InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO) en Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012.


Planregels

De planregels geven de gebruiksmogelijkheden aan van de grond en vaak ook op welke wijze de gronden bebouwd mogen worden. In het vormgeven van de planregels wordt aangesloten bij de SVBP 2012.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk is in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 is het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens is in dit hoofdstuk ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. In hoofdstuk 5 is vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Tot slot bevat hoofdstuk 6 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak en overlegmomenten zijn opgenomen.

Hoofdstuk 2 Het initiatief

In dit hoofdstuk komt het initiatief aan bod. Daartoe wordt eerst inzicht gegeven in de huidige functie(s) en bebouwing in het plangebied. Daarbij wordt mede de relatie met de omgeving betrokken. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.

2.1 Huidige situatie

Nunspeet en daarmee ook het plangebied liggen in een gebied met een snelle opeenvolging van landschapstypen. Er is sprake van een relatief korte overgang van de hooggelegen zandgronden van de Veluwe naar het open en laaggelegen landschap langs de randmeerkust.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01140-vg02_0003.png"

Kaartbeeld met de ruimtelijke hoofdstructuur

De hiervoor afgebeelde kaart geeft de hoofdstructuur van het plangebied en zijn omgeving weer. De oranje vlek betreft de kern Nunspeet. Direct langs de bosrand richting het oosten bevindt zich een parallel aan de bosrand lopend gebied met een oud verkavelingspatroon. De Oosteinderweg maakt hiervan onderdeel uit. De richting van het landschap loopt voornamelijk van zuidwest naar noordoost. Ook enkele routes voor langzaam verkeer volgen deze richting.

Het bestaande verkavelings- en slotenpatroon en de (restanten van) overgebleven houtwallen en singels verwijzen nog naar het oorspronkelijke landschap. Vooral de houtwallen en singels zijn dominant aanwezig en leveren een groen karakter op, ondanks de aanwezige (reeds gerealiseerde) bedrijfspanden. Het watersysteem watert af richting het noorden, waar de Molenbeek loopt. Hierdoor is het verkavelingspatroon vooral aan de noordzijde duidelijk noord-zuid gericht.

De bebouwing in het gebied is oorspronkelijk van agrarische aard. Er zijn ook nog enkele boerderijen aanwezig, maar in de loop van de tijd zijn er ook andere bedrijven gesitueerd die hun stempel op de bebouwingsstructuur drukken. Langs de Oosteinderweg is dit diverse karakter goed zichtbaar. In het plangebied is ook een tweetal boerderijen aanwezig. Deze boerderijen zijn vanaf de weg niet goed zichtbaar, omdat ze aan het zicht onttrokken worden door bijgebouwen en erfbeplanting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01140-vg02_0004.png"

Luchtfoto met plangebied en rechtsonder het bedrijf GPS

In het plangebied liggen ook enkele nieuwe bedrijven. Dit zijn een rijwielfabriek, een houtbewerkingsbedrijf, een garagebedrijf en een betonconserveringsbedrijf. Het bedrijf GPS (Gecombineerde Pluimvee Slachterijen) is al langer in het gebied gevestigd. Het bedrijf is relatief groot, maar door de ligging aan een doodlopende zijweg van de Oosteinderweg en tevens tegen de bosrand minder opvallend aanwezig in het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01140-vg02_0005.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01140-vg02_0006.jpg"  
Reeds gerealiseerde bedrijven De Kolk   Autobedrijf Oosteinderweg  

De Oosteinderweg is de bestaande route door het plangebied. Het betreft een weg met een landelijk karakter en bijbehorend profiel. De weg wordt echter intensief door vrachtverkeer bereden. Ten noorden van het plangebied sluit de Oosteinderweg aan op de Bovenweg. De zijweg vanaf de Oosteinderweg richting het zuidelijk gelegen GPS loopt niet verder dan dit bedrijf. Ten zuiden van het plangebied loopt de Sportlaan, die echter niet in verbinding staat met de Oosteinderweg. De Sportlaan dient enkel voor de ontsluiting van de sportterreinen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01140-vg02_0007.jpg"

Retentievijver met aanplant en aarden wal

In het kader van de planontwikkeling van De Kolk en de bijbehorende Rondweg is er ten noorden van het plangebied een retentiegebied ingericht met een ecologische functie. Specifiek voor de ecologische functie (nestgelegenheid oeverzwaluw) is een aarden wal opgeworpen, tussen het retentiegebied en de noordzijde van het plangebied.

2.2 Stedenbouwkundig plan

De hoofdstructuur van het oorspronkelijke stedenbouwkundig plan zoals dat ten grondslag lag aan het vigerend bestemmingsplan De Kolk, blijft gelijk: een bedrijventerrein dat recht doet aan de oorspronkelijke landschappelijke structuur ter plaatse. Voor twee delen zijn veranderingen aangebracht:

  • 1. Er is voor gekozen het landelijke karakter van de Oosteinderweg zoveel mogelijk te handhaven. Dit resulteert in een bredere groene ruimte aan weerszijden van de weg, met inpassing van bestaand bos, erfbeplanting en boerderijen. Dit sluit beter aan bij de huidige gebiedskwaliteiten van de Oosteinderweg, zodat de route ook aantrekkelijk blijft als fiets- en wandelroute. Ten opzichte van het oorspronkelijke plan vindt er hier een extensivering plaats. Er komt minder bebouwing en de sfeer is meer dorps en landelijk in plaats van een bedrijventerrein in een landelijke setting. Deze visie wordt binnen het plan zowel aangebracht voor het meest westelijke deel van de Oosteinderweg tot de rotonde als voor de noord-oostelijk gelegen kavels aan de Oosteinderweg (daarbij worden alle aan de Oosteinderweg gelegen kavels betrokken om zo een eenduidig plan te krijgen; een deel van deze kavels valt op dit moment binnen het bestemmingsplan Buitengebied). Naast de extensivering van de (bedrijfs)bebouwing vindt er ook een kleine functionele aanpassing plaats: (bedrijfs)woningen passen juist goed in het dorpse beeld en worden daarom hier mogelijk gemaakt. Tot slot zijn ook andere functies dan Bedrijventerrein hier goed denkbaar en de gebruiksmogelijkheden nemen daarom toe;
  • 2. Mede vanuit de hiervoor beschreven aanpassingen rondom de Oosteinderweg, welke per saldo minder uitgeefbaar terrein opleveren, is gekeken of er in lijn met de originele planopzet nog uitbreidingsruimte beschikbaar die betrokken kan worden bij De Kolk. Deze ruimte is gevonden in het noordwestelijk deel van het plangebied. Hier is het stedenbouwkundig inpasbaar om de grens van het bedrijventerrein gelijk te trekken met de grens van de bedrijfskavels die ten zuiden van de Rondweg liggen.

Hierna zijn zowel de oude als de nieuwe stedenbouwkundige visie afgebeeld, daar weer onder zijn het vigerende plankaart en het nieuwe verbeelding afgebeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01140-vg02_0008.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01140-vg02_0009.png"  
Stedenbouwkundige visie De Kolk 2007   Stedenbouwkundige visie De Kolk 2017  

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01140-vg02_0010.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01140-vg02_0011.png"  
Plankaart 2007 (vastgesteld 2009)   Verbeelding 2017  

Kenmerkend voor de gewenste bebouwingsstructuur is dat er een gradatie zit in de bouwmassa's. In het zuidoostelijk deel zijn de grootste en hoogste bedrijfsgebouwen mogelijk. In het middengebied zijn deze iets kleiner. In het noordelijk gedeelte zijn, vanwege de overgang naar het open landschap, kleinere bouwvolumes gewenst. In de landelijke zone langs de bestaande Oosteinderweg zijn de bedrijfspanden nog iets kleinschaliger.

In de groenstructuur worden het slotenpatroon, de houtwallen en bomensingels gerespecteerd en ingepast in de nieuwe verkaveling en waar nodig hersteld/aangevuld. De waterstructuur loopt van zuid naar noord, richting de noordelijk van De Kolk gelegen retentiezone.

Centraal door het plan loopt de Rondweg. Overige wegen sluiten met rotondes aan op de Rondweg. Uitgangspunt is dat elk bedrijf moet voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

2.3 Beplantingsprincipe nieuwe houtsingels

Een houtsingel is een brede landschappelijk waardevolle afscheiding, die bestaat uit bomen en struiken. De breedte van houtsingels varieert van 4 tot maximaal 20 meter. Houtsingels lijken veel op houtwallen. Bij een houtwal is er sprake van een opgeworpen wal, waar de beplanting op staat. Bij een houtsingel is deze wal niet aanwezig, of inmiddels verdwenen.

Zoals in de vorige paragraaf reeds besproken, worden bestaande houtsingels zoveel mogelijk ingepast in het stedenbouwkundig plan. Tevens worden op verschillende plekken nieuwe houtsingels aangeplant. Deels worden deze aangeplant op de uit te geven kavels, deels in de openbare ruimte. Op de uitgeefbare gronden waar (het aanvullen van) een houtsingel gewenst is, geldt een voorwaardelijke verplichting.

Om deze houtsingels op een goede manier aan te leggen, is het beplantingsprincipe in bijlage 2 van de regels vastgelegd. Het principe gaat uit van een minimale breedte van 8 meter, waarop vervolgens rijen beplanting (gebiedseigen soorten) zijn gesitueerd. Hieronder is het beplantingsprincipe weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01140-vg02_0012.png"

beplantingsprincipe houtsingel

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Gebiedsgericht

De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.

In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.

In de SVIR worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.

Ladder duurzame verstedelijking

Een meer algemeen onderwerp uit de SVIR is "duurzame verstedelijking". Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).

De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De ladder bestaat uit drie 'treden' die doorlopen moeten worden om te bezien of een ontwikkeling bijdraagt aan duurzame verstedelijking:

  • 1. de voorgenomen stedelijke ontwikkeling dient te voorzien in een actuele regionale behoefte;
  • 2. indien uit stap 1 volgt dat de ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte moet beschreven worden in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  • 3. indien uit stap 2 blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is. Daar wordt het volgende onder verstaan: 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

Door het ministerie van Infrastructuur en Milieu is een handreiking gemaakt. Deze 'handreiking ladder voor duurzame verstedelijking' werkt verder uit hoe met de ladder omgegaan moet worden. Voor een verdere uitleg van de ladder duurzame verstedelijking wordt naar die handreiking verwezen.

Planspecifiek

Het initiatief is niet gelegen in gebieden met een nationaal belang. Voor wat betreft de Ladder voor duurzame verstedelijking geldt dat voorliggende actualisatie van het huidige bestemmingsplan De Kolk geen extra aanbod realiseert. Voor wat betreft de (regionale) afstemming verandert er derhalve niets.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening

In de Omgevingsvisie staat hoe de provincie Gelderland denkt dat de omgeving er in de toekomst uit moet zien. Het gaat over verkeer, water, natuur, milieu en ruimtelijke ordening en om een duurzame economie en een veilige leefomgeving van hoge kwaliteit. De inhoud is samen met inwoners, bedrijven en waterschappen bedacht. Naast de Omgevingsvisie is er de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening is een uitwerking van de Omgevingsvisie en stelt regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

De provincie vindt het van belang dat stedelijke uitbreidingen (waaronder werklocaties) passen in of aansluiten op het reeds aanwezige bebouwde gebied. Daarnaast is het belangrijk dat aard en schaal van nieuw te vestigen bedrijven, voorzieningen en instellingen en dergelijke passen bij of een goede aanvulling zijn op het bestaande productiemilieu, de werkgelegenheidsstructuur en de omvang van de woonkern. Bij nieuwvestiging van bedrijven moet ook sprake zijn van een aangetoonde binding aan de betreffende gemeente/locatie en van een passend milieuregime. Verder dienen het bereikbaarheidsprofiel van de betreffende locatie en het mobiliteitsprofiel van de (gewenste) vestigingen met elkaar in overeenstemming te zijn.

Een lokaal bedrijventerrein is een terrein waarop kleinschalige bedrijven met een lokale functie en een lage milieucategorie kunnen worden toegelaten. Naast lokale bedrijventerreinen zijn er een beperkt aantal intergemeentelijke bedrijventerreinen. Dit zijn terreinen ten behoeve van meer gemeenten. Voor lokale bedrijventerreinen geldt in beginsel een maximale kavelgrootte van 0,5 ha voor intergemeentelijke bedrijventerreinen een maximale kavelgrootte van 0,75 ha.

Gemeenten kunnen in hun bestemmingsplannen van de maximale kavelgrootte afwijken indien aangetoond kan worden dat er sprake is van een aan de betreffende gemeente, kern of locatie gebonden bedrijf, waarbij de bedrijfsvoering een ruimere kavelgrootte noodzakelijk maakt. Het kan gaan om een bedrijf met bijzondere sociale of economische binding aan de gemeente, kern of locatie, bijvoorbeeld vanwege de werkgelegenheidsstructuur of de nabijheid van klanten. Ook kan gedacht worden aan een binding aan de betreffende gemeente, kern of locatie vanwege specifieke locatiekenmerken. Bijvoorbeeld omdat het bedrijf aangewezen is op een specifieke onsluitingsmogelijkheid (kade, rail of multimodale ontsluiting) of omdat het bedrijf een sterke (economische) binding heeft met andere bedrijven op de betreffende locatie.

Regionale afspraken programmering bedrijventerreinen

In juni 2010 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Structuurvisie Bedrijventerreinen en werklocaties vastgesteld. Als uitwerking van de structuurvisie hebben de regio's een Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) opgesteld. Het RPB is een bestuurlijk document en bevat regionale afspraken over regionale Programmering van bedrijventerreinen. Het RPB wordt tevens door Gedeputeerde Staten van Gelderland vastgesteld. Een RPB bevat afspraken over de volgende punten:

  • regionale confrontatie vraag en aanbod: wat is het vertrekpunt qua toekomstige ruimtebehoefte en plannen voor nieuwe bedrijventerreinen?
  • onderbouwing beleidsmatige vraag: welke extra ruimteclaim is reëel?
  • reguleren aanbod: welke plannen worden gefaseerd of geschrapt?
  • segmentering: is er voldoende ruimte voor specifieke segmenten (bijvoorbeeld) milieuhinderlijke bedrijven) ?
  • (sub)regionale afspraken grondprijsmethodiek: wat zijn in de regio marktconforme tarieven?
  • herstructureringsopgave: welke terreinen worden de komende jaren aangepakt?
  • (sub)regionale procesafspraken verevening: welke concrete mogelijkheden zijn er om inkomsten uit nieuwontwikkeling in te zetten voor herstructurering?
  • procesafspraken uitwerking Gelderse Ladder voor Duurzame verstedelijking: hoe gaan de gemeenten aan de slag met voormelde ladder?
  • kwaliteitsverbetering, duurzaamheid, parkmanagement: welke ambities heeft de regio met duurzame bedrijventerreinen?
  • monitoring: hoe houden we de komende jaren samen de feitelijke ontwikkeling van bedrijventerreinen in de gaten, zodat we indien nodig tijdig kunnen bijsturen?

Het RPB is een belangrijk document voor de uitvoering van het provinciale bedrijventerreinenbeleid en de planning en programmering van bedrijventerreinen. Het RPB is echter geen statisch document. Jaarlijks zal er bestuurlijk overleg met de Gelderse regio's worden gevoerd waarin de stand van zaken met betrekking tot de afspraken in het RPB worden geagendeerd. Daarbij speelt monitoring van de feitelijke ontwikkelingen (feitelijke uitgifte, het beschikbare aanbod en de vraag) een belangrijke rol. Afhankelijk van feitelijke ontwikkelingen worden de afspraken uit het RPB bijgesteld of aangescherpt.


Planspecifiek

Het bedrijventerrein De Kolk wordt in het Regionaal Programma Bedrijventerreinen aangemerkt als zijnde harde plancapaciteit. Met onderhavig bestemmingsplan wordt een nieuwe regeling neergelegd voor dit bestemmingsplan, maar neemt de totale oppervlakte niet toe. Er worden geen zwaardere bedrijfscategorieën toegestaan. Ook worden geen grotere kavels mogelijk gemaakt, zodat dit blijft passen binnen de uitgangspunten van de Omgevingsverordening Gelderland.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Integrale toekomstvisie Nunspeet 2030

Samen met een brede groep betrokken inwoners en instellingen heeft de gemeente gesproken over hoe de gemeente Nunspeet er in 2030 zou moeten uitzien. Op basis van deze gesprekken is een wensbeeld geformuleerd, de Integrale Toekomstvisie. Er is ‘visionair’ gekeken naar de toekomst van deze gemeente en gewenste ontwikkelingen zijn benoemd. De integrale toekomstvisie (ITV) vormt voor de gemeente de koers voor het te ontwikkelen beleid. De gemeenteraad heeft in november 2013 de Integrale Toekomstvisie vastgesteld.

In de ITV wordt het volgende wensbeeld ten aanzien van De Kolk aangegeven:

Het duurzaam aangelegde Veluws werklandschap De Kolk is een voorbeeld geworden voor de regio. Veel bedrijven hebben zich er inmiddels gevestigd.

Tevens wordt het volgende over de Kolk genoemd:

Voor nieuwe hoogwaardige bedrijven is plek op het nieuw te realiseren bedrijventerrein De Kolk aan de oostkant van het dorp. Door de ruimte op De Kolk en de bestaande bedrijventerreinen zo intensief mogelijk te benutten, willen we eventuele verdere uitbreiding in de periode tot 2030 minimaliseren. Een flexibele regelgeving moet gaan bijdragen aan een duurzaam ruimtegebruik op de terreinen.

Ook wordt De Kolk genoemd in de ambitie om te komen tot groene bedrijventerreinen:

Inzetten op hoogwaardige bedrijvigheid die past bij het groene karakter van de gemeente, betekent dat we ook op de bedrijventerreinen de kansen willen benutten die vergroening en verduurzaming bieden voor de toekomst. Dit biedt naast kansen voor het aantrekken van op duurzaamheid gerichte bedrijven ook kansen voor bestaande bedrijven. Zo kunnen bedrijven bijvoorbeeld van elkaars reststromen profiteren en kunnen ze de vaak platte daken van de bedrijfsbebouwing vol zetten met zonnepanelen, waarmee op grote schaal stroom kan worden opgewekt. De Kolk wordt een duurzame werklocatie die is ingericht in de sfeer van een goed ontsloten, milieutechnisch hoogwaardig en herkenbaar, groen, verzorgd bedrijvenpark: een Veluws werklandschap.

Planspecifiek

In de Integrale toekomstvisie Nunspeet 2030 wordt uitgegaan van realisatie van De Kolk, waarbij een intensief gebruik en een flexibele regelgeving van belang is. Tevens wordt ingezet op het opzetten van De Kolk als duurzame werklocatie in de vorm van een goed ontsloten, milieutechnisch hoogwaardig en herkenbaar, groen, verzorgd bedrijvenpark. Aan deze aspecten wordt mede invulling gegeven door een hernieuwde visie op De Kolk, zoals dat in dit bestemmingsplan tot uitvoer komt.

3.3.2 Landschapsontwikkelingsplan (LOP) Nunspeet

In het landschapsontwikkelingsplan Nunspeet (Definitief eindconcept 19 december 2005) is een beschrijving van het landschap gegeven met hieruit voortkomend een landschapsvisie. Over de ontwikkeling en inpassing van De Kolk wordt het volgende omschreven:

Aan de oostzijde van Nunspeet zal een nieuw bedrijventerrein ontwikkeld worden: 'de Kolk'. Met de ontwikkeling van de Kolk streeft de gemeente naar een gefaseerde realisatie van een voor Nunspeet kenmerkend werklandschap van maximaal 30 ha. voor uiteenlopende bedrijven. Net als bij de woninguitbreiding geldt dat de landschappelijke onderlegger als basis dient. Vanwege de ligging in de overgangszone van bos naar weidegebied dient zorgvuldig te worden omgegaan met natuur- en landschapswaarden. Hiertoe dient een beeldkwaliteitplan als toetsingskader te worden opgesteld.

Op de visiekaart van het LOP wordt de ontwikkeling van De Kolk al aangegeven. Daarnaast worden in en om het plangebied de volgende concrete maatregelen benoemd:

  • Ontwikkelen van wandelpaden voor uitloop vanuit het dorp
  • Aanleggen singelpatroon t.b.v. natuurontwikkeling
  • Behouden groene wiggen
  • Verbinding dorp - buitengebied verbeteren door aanleg laanbeplanting

Met de hernieuwde invulling door onderhavig bestemmingsplan, alsook de eisen die het beeldkwaliteitplan geeft voor het plangebied, wordt invulling gegeven aan het kader dat in het LOP wordt geschetst. Hiermee past het plan in de uitgangspunten die het LOP stelt.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.

Bij het opstellen van het vigerend bestemmingsplan is uitvoerig ingegaan op alle uitvoerbaarheidsaspecten. Gezien de beperkte verschillen tussen dat bestemmingsplan en voorliggend plan is er geen reden aan te nemen dat de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan in het geding is. Voor een zorgvuldige onderbouwing van deze stelling vragen de volgende aspecten een nadere motivering:

  • 1. De in paragraaf 2.2 genoemde veranderingen in de planopzet rondom de Oosteinderweg hebben een gunstige invloed op de bestaande omgevingskwaliteiten. Hierbij kan vooral gedacht worden aan het in stand houden van bestaande boom- en bosgroepen. De hier opgenomen planaanpassingen leiden daarmee tot een verlaging van mogelijk effecten: verder onderzoek is daarom niet nodig;
  • 2. Een van de aanpassingen rondom de Oosteinderweg is het toelaten van bedrijfswoningen. Dit vraagt akoestisch gezien aandacht. In het akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd in het kader van de omgevingsvergunning voor de Oostelijke Rondweg (vastgesteld op 21 juni 2013) is bepaald wat de geluidbelasting van de Rondweg is op een aantal woningen. Op de woning aan de Oosteinderweg 103 bedraagt de geluidbelasting vanwege de rondweg 45 dB en hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor deze woning. Bij de in onderhavig bestemmingsplan mogelijk gemaakte nieuwe bedrijfswoningen langs de Oosteinderweg (ten westen en zuiden van nummer 103) is de geluidbelasting lager dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB omdat deze allemaal op grotere afstand van de Rondweg liggen dan nummer 103. De geluidbelasting vanwege de Oosteinderweg zelf is niet significant. Het betreft een weg waar de maximumsnelheid 30 km/h is en die ter plaatse van de westelijke plangrens wordt afgesloten voor doorgaand verkeer. Op dit weggedeelte is dus slechts sprake van bestemmingsverkeer voor enkele kleine bedrijven;
  • 3. Het meest noordwestelijk deel van het beoogde bedrijventerrein wordt iets vergroot (zie paragraaf 2.2). Hiertoe wordt meer agrarische grond betrokken dan in de huidige plannen. Omdat deze extra gronden net als de andere gronden ingericht en gebruikt worden (grasland) is er geen reden voor extra onderzoek: de kwaliteiten zijn gelijk en het effect daarmee ook. Verder onderzoek is daarom niet nodig om de uitvoerbaarheid aan te tonen;
  • 4. In de nabijheid van het plangebied liggen de Natura 2000-gebieden ‘Veluwe’ en ‘Veluwerandmeren’. Hiervoor is bij de eerdere planvorming het onderzoek "Stikstofdepositie Oostelijke Rondweg Nunspeet en bedrijventerrein De Kolk" uitgevoerd op basis waarvan vergunningen zijn verleend. Het voorliggende plan kent een iets andere opzet waarbij een enkel (ongebouwd agrarisch) perceel mede betrokken wordt en andere gebieden (met de bestemming Bedrijventerrein) geëxtensiveerd worden danwel tot Bos worden bestemd. Per saldo daalt het oppervlak aan bedrijventerrein zoals dat eerder in de berekeningen is opgenomen met circa 0,3 ha waardoor verder onderzoek voor dit plan niet nodig is.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

5.2 Verbeelding

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).

5.3 Planregels

De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt Hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen behandeld.

Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde.

Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:

  • Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
  • Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).

5.4 Wijze van bestemmen

Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:

  • Agrarisch waarbij de agrarische functie (zonder bouwvlak) wordt neergelegd;
  • Bedrijventerrein waarbij de functie bedrijvigheid wordt neergelegd; hierbinnen kunnen bedrijven worden gerealiseerd tot een bedrijfscategorie die nader op de verbeelding is aangeduid; in dit bestemmingsplan is gekozen voor het aangeven van bouwvlakken op de verbeelding; binnen deze bouwvlakken kan het terrein flexibel ingedeeld worden met gebouwen en omliggende erven, wegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven;
  • Gemengd waarbij de gemengde functies zijn neergelegd; binnen deze bestemming zijn (kleinschalige) bedrijven, dienstverlening, kantoor of maatschappelijke voorzieningen mogelijk;
  • Natuur - Landschap waarbij de functie van bos en (deels bestaande) houtwallen zijn neergelegd; binnen deze bestemming zijn geen uitritten toegestaan, behalve ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - bestaande inrit'; tevens is de aanleg van deze houtsingels op uitgeefbare gronden geborgd met een voorwaardelijke verplichting;
  • Tuin waarbij de functie voor (voor)tuin is neergelegd; binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan;
  • Verkeer waarbij de verkeersfunctie is neergelegd;
  • Wonen waarbij de (reguliere) woonfunctie is neergelegd;
  • Wonen - Gemengd waarbij de woonfunctie is neergelegd met de volgende specificering: binnen deze bestemming mag alléén de woonfunctie worden uitgeoefend, maar die woonfunctie moet wel gekoppeld zijn aan een bedrijfsfunctie op de naastgelegen percelen met de bestemming Gemengd. Daarom is er gekozen voor deze specifieke bestemmingsnaam waarbij zowel 'Wonen' als 'Gemengd' in één zijn gevoegd tot 'Wonen - Gemengd'. Dit om elk misverstand te voorkomen over de wijze waarop deze gronden gebruikt mogen / moeten worden.

Het opgestelde beeldkwaliteitplan kent zowel een borging via het welstandspoor op basis van de Woningwet als een borging via voorliggend bestemmingsplan op basis van de Wet ruimtelijke ordening. De regels in combinatie met de verbeelding vertalen de Wro-aspecten van het beeldkwaliteitplan door. Het beeldkwaliteitplan is als bijlage 1 bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen. In de regels wordt op enkele plaatsen ook gerefereerd aan deelgebieden in dit beeldkwaliteitplan. Voor het noordelijke deelgebied geldt een specifieke bouwbepaling voor bedrijfsgebouwen. Bedrijfsgebouwen dienen in het algemeen 12 m afstand aan te houden tot de voorste perceelsgrens. Voor de kavels welke direct noordelijk van de rondweg (en het verlengde daarvan) zijn gelegen geldt dat deze afstand doorbroken mag worden voor verbijzonderingen van de gebouwen. Om grip te hebben op de precieze bouwplannen, en zo invulling te geven aan de hoogwaardige kwaliteit welke hier nodig is, is hiervoor een afwijkingsregeling opgenomen. Hierna bijgevoegd is voor het raadpleeggemak een afbeelding van die deelgebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01140-vg02_0013.jpg"

Deelgebieden als opgenomen in het beeldkwaliteitplan

Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt dit vooroverleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Op basis van artikel 3.1.6 Bro dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Dit is de inspraak. Van (formele) inspraak kan, zeker bij wat kleinere plannen, worden afgezien. De gemeentelijke inspraakverordening is daarbij ook van belang.

Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Verslag vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

Omdat onderhavig bestemmingsplan een herziening betreft van een reeds vastgesteld bestemmingsplan voor De Kolk en een beperkte impact heeft, is geen vooroverleg gevoerd met provincie en waterschap.

6.3 Verslag zienswijzen

Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft met ingang van woensdag 21 december 2016 gedurende een periode van zes weken voor eenieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld zijn of haar zienswijze kenbaar te maken. Binnen bovengenoemde termijn zijn 3 zienswijzen ontvangen. In Bijlage 2 Zienswijzennota is de beantwoording op de individuele zienswijzen opgenomen.

Behalve de aanpassingen naar aanleiding van de zienswijzen worden ook ambtelijke wijzigingen voorgesteld. Deze zijn ambtshalve verwerkt in het bestemmingsplan en daarvan is in hoofdstuk 3 van Bijlage 2 Zienswijzennota notitie gemaakt.