direct naar inhoud van Toelichting
Plan: KROONLAAN-ZEEWEG, EERSTE HERZIENING
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01115-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 16 februari 2012 heeft de Raad van de gemeente Nunspeet het bestemmingsplan Kroonlaan - Zeeweg vastgesteld. Met dit bestemmingsplan wordt de mogelijkheid geboden om op deze locatie twee rijtjes van 3 seniorenwoningen en 10 seniorenappartementen te bouwen.

De exploitatie van het appartementengebouw blijkt niet op korte termijn te realiseren. Daarom wordt het bestemmingsplan gedeeltelijk herzien, waarbij op de locatie van het beoogde appartementengebouw twee rijtjes van 3 seniorenwoningen gebouwd kunnen worden.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt ten noorden van het centrum van Nunspeet en wordt naast de Kroonlaan en de Zeeweg globaal begrensd door de Brinkersweg en de Zeeweg. Op de volgende afbeelding is de ligging globaal weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01115-vg01_0001.jpg"

Ligging plangebied

Het plangebied van deze herziening betreft een gedeelte van het plangebied van het oorspronkelijke bestemmingsplan "Kroonlaan-Zeeweg". In paragraaf 1.4 wordt hier nader op ingegaan.

1.3 Planbeschrijving

Waar het oorspronkelijke plan uitging van 6 grondgebonden seniorenwoningen en 10 seniorenwoningen zal de locatie Kroonlaan-Zeeweg, na deze gedeeltelijke herziening, ruimte bieden aan 12 grondgebonden seniorenwoningen. Voor het plangebied van deze herziening betekent dit concreet dat de mogelijkheid om een appartementengebouw te bouwen vervalt ten gunste van twee bouwblokken die elk ruimte bieden aan drie grondgebonden (senioren)woningen.

De goothoogte van deze woningen bedraagt maximaal 4 meter en de nokhoogte 7,5 meter. Eén rijtje wordt in dezelfde richting geplaatst als de oorspronkelijk voorziene rijtjes. De andere wordt dwars hierop geplaatst, met de voorgevels richting Parallelweg.

1.4 Vigerend bestemmingsplan

Het plangebied van deze herziening maakt deel uit van het bestemmingsplan "Kroonlaan-Zeeweg" dat op 16 februari 2012 is vastgesteld. In onderstaande afbeelding is (indicatief) de begrenzing van deze herziening in rood weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan "Kroonlaan-Zeeweg".

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01115-vg01_0002.jpg"

Verbeelding "Kroonlaan-Zeeweg", met globale begrenzing gedeeltelijke herziening.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is zo de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR is vastgesteld op 13 maart 2012 en vervangt verschillende nota's zoals de Nota Ruimte.

Provincies voeren, rekening houdend met de rijksdoelstellingen, de regie over de integratie en afweging van ruimtelijke opgaven van (boven)regionaal belang. Alleen in de stedelijke regio’s rond de mainports (Noordvleugel en Zuidvleugel) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. De sturing op verstedelijking, zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk los.

De SVIR is een beleidsstuk zonder bindend karakter voor lagere overheden. Om naleving van deze en andere structuurvisies te kunnen afdwingen, is besloten tot de vaststelling van algemene regels. Deze zijn opgenomen in het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) dat op 30 december 2011 in werking is getreden.

Het beleid van het Rijk richt zich op nationale belangen. Een woningbouwproject binnen de bestaande kern valt niet onder de reikwijdte van het Rijksbeleid. Van enige strijd met Rijksbeleid is dan ook geen sprake.

2.2 Provinciaal beleid

Op 20 september 2005 is het Streekplan Gelderland 2005 in werking getreden. In het streekplan wordt het motto van de Nota Ruimte "decentraal wat kan, centraal wat moet" vertaald naar het provinciale niveau "lokaal wat kan, provinciaal wat moet".

Het streekplan kent een selectieve beleidsinzet op die zaken die van provinciaal belang zijn. Daarbij hoort een grotere beleidsvrijheid en eigen verantwoordelijkheid voor gemeenten voor die zaken die van lokaal belang zijn. In het Streekplan kiest de provincie Gelderland voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Dat gebeurt door te sturen op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht: water, natuur, landschap (groenblauwe raamwerk) èn de ruimtelijke ontwikkelingen in het rode raamwerk van stedelijke functies en infrastructuur.

Ingevolge de bij het Streekplan behorende Beleidskaart ruimtelijke structuur valt de kern van Nunspeet in het multifunctionele gebied en zijn de gronden aangeduid als Bebouwd gebied 2000. In het Streekplan wordt gesteld dat het regionale netwerk van de Noord-Veluwe bestaat uit grotere dorpen en kleine historische steden met een goed voorzieningenniveau en een levendige lokale economie. Het netwerk draagt bij aan een aantrekkelijk toeristisch-recreatief product.

De ambitie voor deze regio is zorg te dragen voor leefbare gemeenschappen in een hoogwaardige omgeving, waarbij natuur en landschap en leefbaarheid vanuit wederzijds respect met elkaar in evenwicht zijn. Om zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik en stedelijke vernieuwing te stimuleren, geldt als uitgangspunt dat de regio's een aanzienlijk deel van het bouwprogramma voor wonen en werken accommoderen in bestaand stedelijk gebied.

Dit bestemmingsplan houdt een herziening in voor een locatie die al voor woningbouw is bestemd, binnen bestaand stedelijk gebied. Dit is in overeenstemming met het provinciaal ruimtelijke beleid.

2.3 Gemeentelijk beleid

Integrale Ruimtelijke Toekomstvisie, Nunspeet 2015

De Integrale Ruimtelijke Toekomstvisie Nunspeet 2015 is op 15 april 2003 door de gemeenteraad vastgesteld. Het is een visie die aangeeft waar en hoe men in Nunspeet in de komende jaren wil wonen, werken en recreëren. Nunspeet manifesteert zich hierin als ‘een vitale gemeenschap in een gevarieerde woonomgeving. Het is een groene parel aan de rand van de Veluwe.

Vanuit het organisch gegroeide en het historisch gewordene wordt gestreefd naar het zijn en blijven van een levendige en gezonde gemeenschap. In dat kader wordt gestreefd naar het verhogen van het voorzieningenniveau. Om de vitaliteit in Nunspeet nu en in de toekomst te waarborgen, streeft de gemeente Nunspeet naar een jaarlijkse groei van het aantal inwoners. Groei van de bevolking draagt bij aan het behoud van het gemeentelijk voorzieningenniveau.

Inbreiding, uitbreiding, verdichting en herstructurering moeten bijdragen aan het behoud en waar mogelijk versterking van waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke kenmerken van de kernen, zoals de openheid en het groene karakter van de dorpen.


Woonvisie

In juli 2008 heeft de gemeente Nunspeet de actualisatie Woonvisie 2003-2015 vastgesteld. Tussen 2003 (vastgestelde Woonvisie 2003-2015) en heden hebben de ontwikkelingen niet stil gestaan. Het gemeentebestuur heeft zich nadien uitgesproken voor een actualisatie van het woonbeleid.

Op basis van een nieuwe woningmarktverkenning en van de actuele beleidsuitgangspunten, is de Woonvisie Nunspeet 2020 opgesteld. Deze actualisering is geen radicale verandering van het woonbeleid. Groei van de gemeente, met aandacht voor jonge huishoudens en senioren, is nog steeds een belangrijk accent.

Conclusie

Met dit plan wordt een gewijzigde invulling gegeven voor de beoogde inbreidingslocatie die beter aansluit bij de huidige behoefte.

 

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

3.1 Bodem

Bij nieuwbouw moet duidelijk zijn dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. In de bodem mogen geen verontreinigingen aanwezig zijn die de locatie ongeschikt maken voor het doel waarvoor gebouwd wordt.

In het kader van het bestemmingsplan "Kroonlaan-Zeeweg" is in 2011 reeds een bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit bleek dat er vanuit de bodemkwaliteit bezien geen beperkingen zijn voor woningbouw op deze locatie. Dit rapport is als bijlage 1 bij deze plantoelichting gevoegd.

Na de uitvoering van het bodemonderzoek hebben er geen nieuwe activiteiten plaatsgevonden die een mogelijk risico op verontreiniging met zich meebrengen. Het terrein is net als voor de uitvoering van het onderzoek gebruikt om te parkeren en voor de opslag van bouwmaterialen. Er is dan ook geen aanleiding om een nieuw of aanvullend bodemonderzoek te laten verrichten.

3.2 Geluid

Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd, d.d. 13 mei 2014, naar het verkeerslawaai op de nieuw te bouwen woningen. De toekomstige woningen zijn gesitueerd binnen de geluidzone van de Elburgerweg (50 km/uur). De Zeeweg betreft een weg met een maximaal toelaatbare snelheid van 30 km/uur en is daarmee niet onderzoeksplichtig conform de Wet geluidhinder, maar deze is ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening wel meegenomen in het onderzoek.

Uit dit onderzoek, dat als bijlage 4 bij deze plantoelichting is gevoegd, leidt tot de volgende conclusies:

  • Ten gevolge van de Elburgerweg (50 km/uur) bedraagt de hoogste geluidbelasting 54 dB (incl. aftrek 5 dB ex artikel 110g Wgh). Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. Er dient derhalve een hogere grenswaarde aangevraagd te worden. Er wordt voldaan aan de maximaal te ontheffen waarde van 63 dB;
  • Ten gevolge van de Zeeweg (30 km/uur) bedraagt de hoogste geluidbelasting 40 dB (excl. aftrek ex artikel 110g Wgh). Vanwege de maximaal toelaatbare snelheid van 30 km/uur behoeft deze weg niet getoetst te worden aan de Wet geluidhinder;
  • Op basis van het onderhavig onderzoek blijkt dat de toepassing, doelmatigheid, danwel de realisatie van bron- en overdrachtsmaatregelen voor de onderzoekslocatie niet tot de mogelijkheden behoort om de geluidbelasting te reduceren tot de voorkeursgrenswaarde van 48 dB;
  • De behaalde GES-score voor Blok 1 en Blok 2 bedraagt respectievelijk 5 (zeer matig) en 2 (redelijk) op basis van de gebiedstypering ¡§centrum¡¨. Hiermee wordt voldaan aan het beleidskader voor het gebiedstype ¡§centrum¡¨;
  • Blok 1 beschikt over een geluidluwe gevel, waardoor het mogelijk is om verblijfsruimten aan de geluidluwe zijde te situeren. De geluidbelasting op de gevels van de woningen van Blok 2 voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De woningen van beide bouwblokken voldoen derhalve aan de eisen die gesteld zijn in het beleidskader. Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nunspeet wordt verzocht op basis van de GES-systematiek een afweging te maken of voor de onderhavige situatie een goed en aanvaardbaar woonklimaat heerst;
  • Indien hogere waarden worden vastgesteld, dienen ten aanzien van de geluidwering van de gevels maatregelen te worden getroffen teneinde een binnenniveau van 33 dB te kunnen garanderen. Voor het bepalen van de geluidwerende voorzieningen dient uitgegaan te worden van de gecumuleerde geluidbelastingen. De maximaal gecumuleerde geluidbelasting bedraagt 60 dB (exclusief aftrek ex artikel 110g Wgh). Bij het bepalen van geluidwerende voorzieningen dient rekening te worden gehouden met de eisen die gesteld zijn in het beleidskader.

Gelijktijdig met de procedure van het bestemmingsplan wordt ook een procedure gestart om een hogere grenswaarde vast te stellen. Hiermee vormt het aspect geluid geen belemmering voor het uitvoeren van het met dit bestemmingsplan beoogde bouwplan.

3.3 Luchtkwaliteit

De belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Dit hoofdstuk staat ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. De kern van de 'Wet luchtkwaliteit' bestaat uit de (Europese) luchtkwaliteitseisen. De EU heeft Nederland inmiddels derogatie (verlenging van de termijn om luchtkwaliteitseisen te realiseren) verleend. De maatregelen staan genoemd in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Op grond van art 5.16 Wm moeten bestuursorganen nagaan welke gevolgen besluiten op grond van de Wro hebben voor de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur Niet in betekenende mate bijdragen (Besluit NIBM) en de bijbehorende ministeriele regeling (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de regeling is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Hieronder vallen onder andere projecten met minder dan 1500 nieuwe woningen met één ontsluitingsweg.

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de realisatie van 6 woningen, en valt daarmee ruimschoots onder de drempelwaarde. Bovendien worden deze 6 woningen gerealiseerd op een locatie waar oorspronkelijk 10 appartementen waren voorzien. Het project draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtkwaliteit ter plaatse.

3.4 Externe veiligheid

Raadpleging van de risicokaart wijst uit dat er in de directe nabijheid van het plangebied geen lpg-tankstations of andere bedrijven aanwezig zijn waarvan een risicocontour uitgaat. Ook is de locatie niet aan een transportroute voor gevaarlijke stoffen of in de nabijheid van een hoofdtransportleiding gelegen.

Wel ligt er binnen het plangebied een gasleiding. Ter bescherming hiervan is een dubbelbestemming opgenomen. De omvang van deze zone bedraagt 5 meter, vanuit de hartlijn van de leiding.

3.5 Milieuzonering

Binnen de ruimtelijke ordening wordt onderscheid gemaakt tussen gevoelige en belastende functies. Tussen deze twee typen functies dienen bepaalde afstanden in acht te worden genomen. Dit wordt ook wel milieuzonering genoemd. Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

In het kader van milieuzonering worden 'wonen' en hiermee (deels) vergelijkbare functies, zoals een school, een kinderdagverblijf en een recreatief nachtverblijf, geschaard onder de gevoelige functies.

Belastende functies en type omgeving

Belastende functies zijn die vormen van gebruik welke (kunnen) resulteren in geluidsoverlast, geuroverlast, overlast door stof en/of kunnen leiden tot gevaarlijke situaties. Door de VNG zijn de belastende functies opgesomd in de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering'. De handreiking hanteert indicatieve afstanden tussen gevoelige en belastende functies. Deze indicatieve afstanden zijn afhankelijk van het gebiedstype. Zo zijn de richtafstanden voor een 'rustige woonwijk' kleiner dan in een 'gemengd gebied'.


Beoordeling richtafstanden

In de omgeving van het plangebied zijn geen bedrijfsbestemmingen aanwezig die in het kader van milieuzonering van invloed zijn op de gebruiksmogelijkheden van het plangebied. Wel zijn binnen de woonbestemmingen bedrijven aan huis toegestaan, maar dit zijn uitsluitend bedrijfstypen die weinig hinder opleveren voor de omgeving.


Conclusie

Er zijn geen beperkingen te verwachten ten aanzien van milieuzonering.

3.6 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

In het kader van het bestemmingsplan Kroonlaan-Zeeweg is door ADC ArcheoProjecten een Inventariserend Veldonderzoek uitgebracht. Dit rapport is als bijlage 2 bij deze plantoelichting gevoegd.

Op basis van dit onderzoeksrapport is een negatief selectiebesluit genomen, wordt geen vervolgonderzoek noodzakelijk geacht en is het plangebied vrijgegeven.


Cultuurhistorie

Op grond van 3.1.6 lid 2 onder b van het Besluit ruimtelijke ordening dient in nieuwe bestemmingsplannen aandacht te worden geschonken aan de cultuurhistorische waarden in bestemmingsplannen. Dit betekent dat naar deze waarden onderzoek moet worden verricht en moet worden aangegeven hoe met deze waarden in het plan wordt omgegaan.

Binnen of in de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bestaande cultuurhistorische waarden. Dit blijkt ook uit de provinciale atlas cultuurhistorische waarden. Daarbij heeft dit plan betrekking op de aanpassing van het planologisch kader, om in plaats van een appartementengebouw, de bouw van 6 seniorenwoningen mogelijk te maken.

Gezien het voorgaande is er geen sprake van de verstoring van cultuurhistorische waarden.

3.7 Ecologie

Door Aveco de Bondt in samenwerking met Buro Maerlant is in maart 2011 een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd waarbij de consequenties van de ruimtelijke ingreep op de aanwezige natuurwaarden getoetst zijn aan de Flora- en faunawet. Dit onderzoek is als bijlage 3 bij deze plantoelichting gevoegd.

Uit de toetsing aan de Flora- en faunawet blijkt dat bij uitvoering van de ingreep mogelijk negatieve effecten te verwachten zijn op vogels. Indien bewoonde nesten worden ontzien tijdens de werkzaamheden, conflicteren de werkzaamheden niet met de Flora- en faunawet. In de praktijk betekent dit dat de werkzaamheden buiten het broedseizoen dienen te worden uitgevoerd. Omdat echter ook daarbuiten bewoonde nesten aanwezig kunnen zijn, dienen deze te worden opgespoord indien de werkzaamheden in de buurt van het broedseizoen worden uitgevoerd.


Gebiedsbescherming

Omdat het plangebied op ongeveer één kilometer verwijderd van een Natura 2000-gebied en de Ecologische hoofdstructuur ligt, worden hierop, geen significant negatieve effecten van de werkzaamheden verwacht. Bovendien ligt het plangebied midden in de bebouwde kom van Nunspeet, zodat potentieel verstorende effecten (geluidhinder, verlichting, e.d.) teniet gedaan worden. Met deze twee beschermingsaspecten behoeft dan ook geen rekening te worden gehouden.

Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan, mits rekening gehouden wordt met de mogelijk aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten.

3.8 Water

Het plangebied valt onder het beheer van Waterschap Veluwe. Het beleid van Waterschap Veluwe is gericht op het zo lang mogelijk vasthouden van gebiedseigen water, met name in perioden van regenval, gecombineerd met het zoveel mogelijk scheiden van de schone en het verontreinigde water. Eén van de zaken die wordt nagestreefd, is om ervoor te zorgen dat regenwater niet meer direct via het riool wordt afgevoerd (afkoppeling verhard oppervlak). Nieuwe initiatieven dienen hydrologisch neutraal te worden uitgevoerd. Dit houdt in dat het initiatief niet mag leiden tot een verandering van de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse en in de directe omgeving.

Het hemelwater zal niet worden afgevoerd via het riool, maar kan binnen het plangebied infiltreren. Dit uitgangspunt gold al voor het plangebied Kroonlaan-Zeeweg en wordt bij deze gedeeltelijke herziening gehandhaafd, net als het uitgangspunt dat door geen uitlogende materialen toe te passen, wordt voorkomen dat infiltrerend regenwater het grondwater verontreinigt.

Ten opzichte van het oorspronkelijke plan neemt het verharde oppervlak af. De oppervlakte van de 6 woningen is kleiner dan van het eerder beoogde appartementencomplex en er wordt minder wegverharding aangelegd.

3.9 Verkeer en parkeren

Parkeervraag

Om de parkeervraag ten gevolge van deze gedeeltelijke planherziening te bepalen is een vergelijking gemaakt tussen de parkeerbehoefte van de oorspronkelijk geplande 10 appartementen en de nu beoogde 6 woningen. Hieruit volgt, op basis van de CROW-normen, dat de parkeerbehoefte met deze planherziening met 1 plaats afneemt.

  Aantal   CROW-norm   Parkeerbehoefte  
Koop woning type tussen/hoek   6   1,8   11 (10,8)  
Huur midden/goedkoop   10   1,2   12  

Eén van de bouwblokken is gesitueerd op een plaats waar oorspronkelijk de aanleg van 11 parkeerplaatsen was beoogd. Nu deze niet meer aangelegd kunnen worden moet op een andere wijze in de parkeerbehoefte worden voorzien.

Er worden 3 nieuwe parkeerplaatsen aangelegd langs de Parallelweg en drie hoekwoningen krijgen een parkeerplaats op eigen terrein. de overige parkeerplaatsen worden binnen de verkeersbestemming aangelegd.

Verkeersstructuur

De verkeersstructuur wordt niet gewijzigd ten opzichte van het in 2012 vastgestelde bestemmingsplan "Kroonlaan - Zeeweg".

 

Hoofdstuk 4 Juridische planbeschrijving

4.1 Planregels

De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar zijn en op vergelijkbare wijze gepresenteerd worden. Daarom stelt onder andere de Wro eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

4.2 Opbouw regels

De regels zijn onderverdeeld in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels.

De inleidende regels vormen hoofdstuk 1 en bevatten de begrippen en de wijze van meten. Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Hierin zijn de regels bij de in het plan voorkomende bestemmingen

opgenomen. Onder de algemene regels in hoofdstuk 3 zijn regels opgenomen die niet beperkt zijn tot een specifieke bestemming, maar gelden voor het gehele plangebied, zoals de anti-dubbeltelregel en algemene afwijkingsregels.

Tot slot zijn in hoofdstuk 4 de overgangsregels en de slotregel opgenomen.

4.3 Bestemmingen

De bestemmingsregels zijn ontleend aan het bestemmingsplan Kroonlaan - Zeeweg, waarvan dit een gedeeltelijke herziening is. In dit bestemmingsplan komen de bestemmingen 'Tuin', 'Verkeer' en 'Wonen' voor. Daarnaast komt de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voor binnen het plangebied.

Gronden met de bestemming 'Tuin' zijn bedoeld voor tuinen en inritten. Het bouwen van gebouwen is binnen deze bestemming niet toegestaan. Wel is er een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het bouwen van erkers en ingangspartijen voor de voorgevel van de woning.

Gronden met de bestemming 'Verkeer' mogen worden gebruikt als groenvoorzieningen, pleinen, sport-, speel- en verblijfsvoorzieningen, voet- en rijwielpaden en nutsvoorzieningen Ook bij deze functie behorende elementen als bouwwerken of bermen zijn toegestaan. De maximale bouwhoogte van de toegestane bouwwerken is aangegeven in de regels.

De bestemming 'Wonen' biedt de mogelijkheid woningen te bouwen met bijbehorende ruimten ten behoeve van uitoefening van aan huis verbonden beroepen, parkeervoorzieningen, tuinen, erven, groenvoorzieningen en water. De woningen worden binnen de aangegeven bouwvlakken gebouwd. Op de verbeelding zijn daarbij de functieaanduiding 'aaneengebouwd' en maatvoeringsaanduidingen voor de maximale goot- en nokhoogte opgenomen.

Delen van de bestemming 'Tuin' en 'Verkeer' hebben tevens de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Gronden met deze dubbelbestemming zijn naast de reguliere bestemming bestemd voor een gasleiding met bijbehorende beschermingsstrook. In de planregels is hiervoor een beschermingsregime opgenomen.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische haalbaarheid

Deze planherziening is ingegeven door de economische haalbaarheid. Het beoogde appartementencomplex blijkt niet rendabel te zijn, waardoor de uitvoering van het oorspronkelijke bestemmingsplan 'Kroonlaan-Zeeweg' niet mogelijk bleek. De ontwikkelende partij heeft daarom verzocht om een planherziening, zodat de herontwikkeling van dit gebied alsnog van de grond komt.

5.2 Maatschappelijke aanvaardbaarheid

5.2.1 Vooroverleg

Dit bestemmingsplan betreft een gedeeltelijke herziening van een bestemmingsplan waarmee reeds woningbouw mogelijk is gemaakt binnen het plangebied. Het betreft slechts een gewijzigde invulling hiervan waarover geen afzonderlijk vooroverleg nodig is met de Rijks- en provinciale diensten of met het Waterschap.

5.2.2 Inspraak

Gezien de beperkte impact van dit plan, waarmee bovendien alsnog tegemoet wordt gekomen aan zienswijzen die eerder in de procedure voor het bestemmingsplan Kroonlaan-Zeeweg naar voren zijn gebracht, is op dit plan geen inspraak verleend. Wel zijn direct omwonenden vooraf geïnformeerd over de gewijzigde plannen voor dit gedeelte van het plangebied.