Plan: | De Vossenberg |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0302.BP01099-ow01 |
In de planopzet is aansluiting gezocht bij de recente uitgave "Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen", kortweg SVBP. De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. De regels geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er mag worden gebouwd. Bij de opzet van de planregels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is. Als uitgangspunt voor de regels is genomen het (in procedure zijnde) bestemmingsplan "Recreatieterreinen 2010". De bestemmingen die voor het plangebied gelden, zijn "Recreatie - Gemengd terrein" en "Natuur - Landschap".
Bestemming "Recreatie - Gemengd terrein"
Het toekomstige verblijfsrecreatieve terrein is bestemd als "Recreatie - Gemengd terrein". Hierbinnen is ruimte voor standplaatsen voor kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten en voorzieningengebouwen. Onder de kampeermiddelen vallen de toeristische standplaatsen: toercaravans, vouwwagens, tenten en dergelijke.
Binnen de aanduiding "recreatiewoning" zijn 15 recreatiewoningen toegestaan.
Ontsluitingen, groenvoorzieningen en de landschappelijke en natuurlijke waarden zijn medebestemd. Deze voorzieningen en waarden maken integraal deel uit van het recreatieterrein. Dagrecreatieve voorzieningen zoals een horecagelegenheid, detailhandel en andere dienstverlening die ondergeschikt zijn (ondersteunend zijn, ten dienste staan van het bungalowpark) zijn toegestaan. Parkeervoorzieningen zijn meebestemd, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen in het bestemmingsvlak tenminste 1,1 moet bedragen per feitelijk aanwezige recreatiewoning, trekkershut, kampeermiddel, stacaravan en bedrijfswoning.
In de planregels zijn bouwregels opgenomen die gelden voor recreatiewoningen. Het beleid sluit aan bij het provinciale Streekplan. Een recreatiewoning mag maximaal 75 m2 en/of 300 m3 groot zijn. Deze maten zijn inclusief een onderkeldering en inpandige berging. De maximale goot- en bouwhoogte van een recreatiewoning bedraagt 3,5 respectievelijk 8 meter. In verband met de brandveiligheid moet de minimale onderlinge afstand tussen de recreatiewoningen 3 meter bedragen. Wanneer de recreatiewoningen aan elkaar zijn gebouwd vervalt deze eis. De bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan de maximale bouwhoogte van de recreatiewoning. Met een omgevingsvergunning kan de oppervlakte en inhoud van een recreatiewoning met bijbehorende bouwwerken worden vergroot tot maximaal 150 m2 respectievelijk 600 m3. In de regels zijn hieraan voorwaarden gesteld.
Voor stacaravans is geen maximum aantal stacaravans opgenomen. Stacaravans en toeristische plaatsen mogen immers met elkaar worden uitgewisseld. Wel is een maximale oppervlakte gesteld van 55 m2 en een maximale bouwhoogte van 4 meter. De breedte van een caravan mag niet meer dan 4,5 meter bedragen. In verband met de brandveiligheid moet de minimale onderlinge afstand tussen de stacaravans 3 meter bedragen. Aangebouwde bouwwerken bij stacaravans mogen niet groter zijn dan 9 m2 en zijn uitsluitend toegestaan voor zover de gezamenlijke oppervlakte van stacaravan en bijgebouw maximaal 55 m2 bedraagt. Voor de bijgebouwde bouwwerken geldt een maximale bouwhoogte van 3 meter. In de afwijkingsregels is een regeling opgenomen die het mogelijk maakt om een stacaravan te vergroten tot 65 m2, inclusief de inpandige berging. Voorwaarde is dat de ondernemer een inrichtingsplan indient waaruit blijkt dat het gaat om een kwalitatief hoogwaardig terrein met een goede landschappelijke inpassing en een lage bebouwingsdichtheid (maximaal 25 recreatiewoningen, stacaravans of trekkershutten per hectare). Er zijn verder geen eisen gesteld aan de standplaatsen. De gemeente wil de ondernemer de vrijheid en flexibiliteit bieden om zelf te kiezen welke grootte standplaats ze willen aanbieden. Daarmee kan dus ook gevarieerd worden in de dichtheid van het terrein.
Ten aanzien van trekkershutten geldt een maximale goot- en bouwhoogte van 3,5 respectievelijk 6 meter en een maximale oppervlakte van 28 m2, exclusief de aangebouwde luifel en/of veranda die maximaal 5 m2 mag zijn. In de regels is opgenomen dat maximaal 7 trekkershutten zijn toegestaan. Met een omgevingsvergunning kan het aantal toegestane trekkershutten worden vergroot mits dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
In het plangebied is één bedrijfswoning toegestaan. Voor de bedrijfswoning geldt een maximale oppervlakte van 120 m2, tenzij de bestaande oppervlakte groter is. In dat geval geldt de bestaande oppervlakte als het maximum. De maximale goot- en bouwhoogte bedraagt respectievelijk 4 en 9 meter, tenzij de bestaande goot- en bouwhoogte hoger zijn. In dat geval geldt de bestaande hoogte als het maximum. Kelders mogen uitsluitend worden gerealiseerd loodrecht onder de bedrijfswoning tot een diepte van niet meer dan 3 meter. Ten aanzien van bijgebouwen bij bedrijfswoningen geldt een maximale oppervlakte van 75 m2 per bedrijfswoning. De bijgebouwen moeten tenminste 3 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning worden gesitueerd. Hiermee wordt de ondergeschikte positie van de bijgebouwen benadrukt. Door middel van een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken als er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld. De maximale goot- en bouwhoogte van de bijgebouwen bedraagt respectievelijk 3 en 6 meter, tenzij de bestaande goot- en bouwhoogte hoger zijn. In dat geval geldt de bestaande hoogte als het maximum. Onder deze bijgebouwen is onderkeldering niet toegestaan.
Voor voorzieningengebouwen is bepaald dat de toegestane oppervlakte voor deze voorzieningen maximaal 5% van de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak is. Dit is in overeenstemming met de mogelijkheden in het geldende plan. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken tot maximaal 7,5% van de totale oppervlakte van een recreatieterrein. In de regels zijn de voorwaarden die hieraan worden gesteld uitgewerkt. De maximale goot- en nokhoogte van deze voorzieningengebouwen mag maximaal 4 respectievelijk 9 meter bedragen. Als er al een gebouw met een grotere hoogte aanwezig is, dan is deze hoogte toegestaan. Met een omgevingsvergunning kunnen goot- en bouwhoogte worden vergroot met maximaal 2 meter mits dit vanuit stedenbouwkundig en architectonisch oogpunt wenselijk wordt geacht en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
Permanente bewoning van kampeermiddelen, stacaravans en recreatiewoningen is niet toegestaan. In de gebruiksbepalingen is het permanent bewonen als strijdig gebruik opgenomen. Omdat het terrein in de EHS en het groenblauwe raamwerk ligt is het omzetten van een recreatieve bestemming naar een woonbestemming ook niet toegestaan.
Bestemming "Natuur - Landschap"
Het deel natuurgebied in en bij het terrein is bestemd als "Natuur - Landschap". De hoofdfunctie van het gebied is natuur, met de daarmee samenhangende landschappelijke waarden. Er is daarbij geen onderscheid gemaakt in mogelijke typen van het natuurgebied, zoals nat of droog, bos of heide. Dit biedt flexibiliteit voor de (natuur)beheerder. Doel van de bestemming is om te komen tot behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke waarden. In de bestemming zijn alleen (andere) bouwwerken ten behoeve van de bestemming toegestaan. Het gaat dan om voorzieningen ten behoeve van het beheer en onderhoud van het natuurgebied of voor het recreatieve medegebruik of de waterhuishouding. Bestaande infrastructurele voorzieningen zijn medebestemd. Voor nieuwe voorzieningen, zoals fietspaden, is een omgevingsvergunning met bijbehorende toetsen vereist. Via een omgevingsvergunning is het mogelijk om recreatieve voorzieningen zoals wandel- en fietspaden en bijbehorende voorzieningen (borden, bankjes en dergelijke) aan te leggen. Normaal onderhoud van het natuurgebied, of onderhoud en beheer in het kader van een vastgesteld beheersplan valt niet onder de vergunningplicht.
Dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 2"
Voor het gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde is de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 2" opgenomen. Dit betreft regeling voor de bescherming van eventuele archeologische waarden. Archeologisch onderzoek is nodig als een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 120 m2. De gemeente kan hier overigens onder voorwaarden van afwijken.