direct naar inhoud van 4.5 Water
Plan: De Vossenberg
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01099-ow01

4.5 Water

Waterparagraaf

Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader van de watertoets is vanaf 1 november 2003 wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

Algemeen

Het plan ligt aan het Groenelaantje 25 te Nunspeet en valt net buiten het stedelijk gebied. Het plan betreft de uitbreiding van het vrijetijdspark van 110 eenheden naar 182 eenheden.

Het plan bevindt zich niet binnen enige Keurzone of binnen de zoekgebieden voor waterberging zoals deze staan weergegeven in het provinciale Streekplan.

Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving.

Grondwater

In het plangebied is grondwatertrap VII aanwezig. Het gemiddeld hoogste grondwaterpeil ligt lager dan 120 cm onder het maaiveld en het gemiddeld laagste grondwaterpeil ligt onder de 140 cm onder het maaiveld. Het gebied ligt niet in de grondwaterfluctuatiezone zoals de provincie Gelderland deze heeft gedefinieerd. Door de lage grondwaterstand zal het grondwater geen overlast veroorzaken in dit plan en niet structureel worden afgevoerd. Hierdoor zal het plan 'grondwaterneutraal' worden ontwikkeld.

Hemelwater zal binnen het plangebied worden geïnfiltreerd. Door het niet toepassen van uitlogende materialen wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater de bodem en het grondwater verontreinigt. Ingrepen voortkomend uit dit plan zullen geen bodemlagen aantasten als gevolg waarvan het grondwatersysteem verandert.

Oppervlaktewater

In de omgeving van dit plan bevindt zich geen grondwater.

Natuur

Binnen en nabij het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor.

DWA (droogwaterafvoer) en HWA (hemelwaterafvoer)

Het vuilwater (DWA) wordt middels drukriolering afgevoerd. Dit drukriool komt uit in het vrijvervalstelsel van Nunspeet. Het drukrioolstelsel zit aan zijn maximale capaciteit. Er dient rioleringscapaciteitsberekening te worden uitgevoerd waaruit blijkt hoe er wordt omgegaan met de uit dit plan voortkomende extra afvoer. De initiatiefnemer is hiervoor verantwoordelijk. De RWZI is voldoende groot voor aansluiting van de uit dit plan voortkomende extra afvoer.

Het hemelwater (HWA) binnen het plangebied zal niet worden afgevoerd naar de riolering. Binnen het plangebied moet bergings- en infiltratiecapaciteit worden gerealiseerd voor het verwerken van een maatgevende bui T=10; 36 mm neerslag (berekend over het totaal van verhard oppervlak en infiltratievoorzieningen aan het maaiveld). De overstorten vanuit de bergings- en infiltratievoorzieningen mogen niet op het rioolstelsel worden aangesloten. Bij het ontwerp van het plangebied moet rekening worden gehouden hoe er met neerslagoverstorten bij (zeer) intensieve buien wordt omgegaan. Door het toepassen van niet-uitlogende materialen wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater het grond- en/of oppervlaktewater verontreinigt.

Procedures

Voor dit plan geldt het "standaard wateradvies".

De voorgenomen ontwikkeling valt onder de "postzegelplannen" zoals Waterschap Veluwe die vanuit het oogpunt van de watertoets heeft gedefinieerd, omdat:

  • de toename van het bebouwde oppervlak beduidend minder dan 1.500 m2 is;
  • het plan buiten Keurzones valt;
  • het plangebied geen HEN-water inclusief beschermingszone betreft;
  • er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaat worden op oppervlaktewater;
  • het plan buiten de zoekgebieden voor waterberging valt;
  • geen landgoed, weg(en), spoorlijn(en), Tracéwet, damwand(en), scherm(en), ontgrondingen et cetera betreft.

Aangezien het plan zich buiten stedelijk gebied bevindt, wordt het plan zoals afgesproken in het watertoetsoverleg aan Waterschap Veluwe voorgelegd.

Er dient een plan te worden voorgelegd hoe er wordt omgegaan met de uit dit plan voortkomende extra afvoer van afvalwater.

Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en moeten via daarvoor bedoelde procedures worden verkregen.