direct naar inhoud van 3.6 ECOLOGIE
Plan: OUDEWEG 20
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01092-vg01

3.6 ECOLOGIE

Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot natuurwetgeving, zoals verwoord in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna.

De Flora- en faunawet die in 2002 in werking is getreden, heeft tot doel in het wild levende planten en dieren te beschermen met het oog op de instandhouding van de soorten. Welke soorten beschermd zijn staat in de wet en in diverse besluiten en regelingen ter uitwerking daarvan.

De beschermde planten worden per soort aangewezen. Daarnaast zijn in principe alle zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen die in Nederland voorkomen beschermd. Er is een uitzondering gemaakt voor schadelijke dieren zoals de zwarte en bruine rat, de huismus en een aantal vissoorten. Deze zijn dus niet beschermd. De zogenaamd lagere diersoorten, zoals vlinders, libellen en kevers, worden per soort voor bescherming aangewezen. Naast soortbescherming worden ook natuurgebieden beschermd.

Natura 2000

Op circa 480 meter ten zuidwesten van het plangebied bevindt zich het Natura 2000-gebied Veluwe. Het betreft hier een strook bos met daarin de bedding van de Hierdense beek. Tussen het plangebied en het betreffende natura 2000-gebied bevinden zich onder andere een bungalowpark, quadbaan, weiland en de Beekweg.

Gezien de ligging langs de drukke Harderwijkerweg, de tussenliggende barrières en de lokale aard van de ingreep kan worden geconcludeerd dat geen negatieve affecten op de instandhouding van het Natura 2000-gebied optreden. Het aanvragen van een vergunning op grond van de natuurbeschermingswet is dan ook niet noodzakelijk.

EHS

De dichtstbijzijnde natuur aangewezen als EHS heeft daar dezelfde begrenzing als het voorgaand beschreven Natura 2000-gebied. Er zijn, zoals ook bij het Natura 2000-gebied beschreven, geen negatieve effecten op de EHS te verwachten. Daarnaast behoort het plangebied niet tot door provincie aangemerkte ganzenfoerageer- of weidevogelgebieden. Dergelijke gebieden liggen ook niet in de directe omgeving.

Quickscan Natuurtoets

In opdracht van initiatiefnemer is op 12 maart 2012 door Ecogroen Advies onderzoek (Quickscan natuurtoets) verricht. Naar aanleiding van de uitkomst van dit onderzoek heeft op 3 en 15 april aanvullend onderzoek (avondbezoek in verband met steenuilen) plaatsgevonden. De betreffende rapportage is in haar geheel als Bijlage 3 bij deze plantoelichting gevoegd.

Vleermuizen

In de te slopen panden zijn geen (potentieel) geschikte verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen, zodat door sloop geen schade aan gebouwbewonende vleermuizen zal optreden.

Ook in de op he erf aanwezige bomen zijn geen holten aangetroffen die geschikt (kunnen) zijn als verblijfplaats van vleermuizen, zodat aanwezigheid van boombewonende vleermuizen niet aan de orde is. Van schade aan boombewonende vleermuizen is zodoende eveneens geen sprake.

Van veel vleermuissoorten is bekend dat zij gebruik (kunnen) maken van steeds dezelfde structuren om zich tussen verblijfplaatsen en foerageergebieden te verplaatsen. Vanwege dit traditiegetrouwe gedrag zijn dergelijke lijnvormige structuren (b.v. rijen woningen en singels) beschermd, indien zij van wezenlijk belang zijn voor het functioneren en voortbestaan van populaties en wanneer alternatieve routes ontbreken.

In het plangebied worden geen opgaande lijnvormige structuren verwijderd die van belang kunnen zijn als vliegroute. De beoogde plannen geven dan ook geen aanleiding om schade aan vliegroutes te veronderstellen.

Mogelijk wordt het plangebied gebruikt als foerageergebied door enkele vleermuizen. Foerageergebieden genieten binnen de Flora- en faunawetgeving geen juridische bescherming, tenzij het onmisbaar is voor het voortbestaan van een populatie. In deze situatie is geen sprake van schade aan onmisbaar foerageergebied. Het plangebied zal met de nieuwe inrichting ook in de toekomst geschikt foerageergebied voor de vleermuizen vormen.

Overige zoogdieren

Er is in de directe omgeving van het plangebied een aantal vaste verblijfsplaatsen van laag beschermde, kleine grondgebonden zoogdiersoorten te verwachten of vastgesteld. Vaste verblijfplaatsen van zwaarder beschermde zoogdiersoorten zijn niet aangetroffen en worden ook niet verwacht.

Schade aan de algemene en laag beschermde zoogdieren kan, indien de planning dit toelaat, geminimaliseerd worden door werkzaamheden zoveel als mogelijk buiten de voortplantingsperiode uit te voeren.

Broedvogels

Van veel broedvogels zijn de nesten alleen gedurende het broedseizoen beschermd. Nestlocaties kunnen dan buiten het broedseizoen zonder overtreding van de Flora- en fouanawet verstoord of verwijderd worden. Voor een aantal broedvogelsoorten geldt echter dat de nestlocaties, inclusief de functionele omgeving, jaarrond beschermd zijn.

Er is in het plangebied onderzoek gedaan naar mogelijke aanwezigheid van broedvogels met jaarrond beschermde nesten.

Steenuil

In beide schuren zijn tijdens het dagbezoek sporen van een Steenuil aangetroffen. Naar aanleiding hierva is om met zekerheid te kunnen vaststellen dat een Steenuil in de schuur of directe omgeving broedt gericht aanvullend onderzoek verricht. Dit aanvullende onderzoek heeft bestaan uit een tweetal avondbezoeken in de periode half februari tot half april. Tijdens beide avondbezoeken reageerde de uil binnen enkele seconden op de afgespeelde territoriumroepen vanaf het dak van de schuur. Aangenomen kan worden dat de schuur het centrum is van het territorium en dat de schuur een vaste verblijfplaats of zelfs broedplaats is.

Door de geplande sloop van de betreffende schuur gaat de (jaarrond beschermde) verblijfplaats verloren. Mogelijk kan er sprake zij van verlies van foerageergebied. Met behulp van mitigerende maatregelen, zoals het aanbieden van vervangende nestgelegenheid kan er naar verwachting voor worden gezorgd dat een eventueel Steenuilenterritorium op deze locatie behouden kan blijven. Het nieuwe erf krijgt namelijk een landelijk karakter. Om schade aan dit Steenuilenterritorium te voorkomen dient te worden gewerkt volgens een op te stellen Ecologisch werkprotocol, waarin de benodigde mitigerende maatregelen worden opgesomd.

Huismus

In de directe omgeving komen veel Huismussen voor. Op het erf van het plangebied zijn echter in het geheel geen mussen waargenomen. Ondanks het geschikte inventarisatiemoment zijn er in de stal(len) geen enkele mussenactiviteiten waargenomen en te bespeuren. Op basis hiervan is het niet te verwachten dat er territoria aanwezig zijn. Verder maakt het ontbreken van agrarische activiteit op het betreffende erf dat naburige erven meer voedsel te beiden hebben.

Het is niet nodig om mitigerende maatregelen voor de Huismus te nemen. Wel dient de sloop buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd.

Overige broedvogels

Door de aanwezigheid van groenstructuren in en om de directe omgeving van het plangebied is broedbiotoop aanwezig voor vogels van bos en struweel zoals de Merel, Heggenmus, Winterkoning, Koolmees en Roodborst.

Alle vogels zijn gedurende hun broedseizoen beschermd en mogen in deze periode niet worden verstoord of geschaad. Sloop van gebouwen/opstallen dient dan ook buiten de broedperiode te gebeuren. Het gaat hierbij om de daadwerkelijke verstoring van broedvogels, bij afwezigheid van broedende vogels (onderzoek) mag ook tijdens het broedseizoen gesloopt worden.

Vissen en amfibieën

Zwaarder beschermde soorten uit soortgroepen vissen, amfibieën, reptielen en ongewervelden zijn tijdens het veldonderzoek niet aangetroffen en worden niet verwacht. Eventuele vervolgstappen zijn hier voor deze soortgroepen niet aan de orde.

Flora

In het plangebied en de directe omgeving zijn geen beschermde of Rode Lijst plantensoorten aangetroffen. Gezien de aangetroffen soortensamenstelling en de terreingesteldheid wordt het voorkomen van beschermde of bedreigde soorten binnen het plangebied niet verwacht. Het nemen van vervolgstappen voor de soortgroep flora wordt in deze situatie dan ook niet noodzakelijk geacht.

Aangetroffen zijn alleen typische planten van (agrarische) erven en tuinen. Het gaat om de soorten als Stinkende gouwe, Kleine ooievaarsbek, Straatgras, Stalkaars, Paarse dovenetel en aangepaste soorten als Sneeuwklokje en Sterhyscinth.

Procedure

De procedure voor de herziening van het bestemmingsplan kan, voor wat betreft ecologie, gevoerd worden indien er:

  • Geen schade aan beschermde soorten aan de orde is, of:
  • Uitzicht is op een ontheffing, of:
  • Er een goede oplossing is te realiseren waardoor schade voorkomen wordt (mitigerende maatregelen). Deze maatregelen worden beschreven in een ecologisch werkprotocol, zodat kan worden aangetoond dat er geen schade optreedt. Feitelijk is deze situatie gelijk aan het eerste punt, want er is geen schade aan de orde.

Uit (nader) onderzoek van Ecogroen blijkt dat er in de omgeving uitwijkmogelijkheden zijn, dat er geen foerageergebied verloren gaat en dat door het plaatsen van nestkasten er voor gezorgd kan worden dat er geen schade optreedt. Er zal gewerkt moeten worden volgens een nader door Ecogroen op te stellen ecologisch werkprotocol/mitigatieplan.