Plan: | Molen Oude Hof |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0302.BP01084-vg01 |
In het kader van de onderzoeksplicht van artikel 3.1.6 Bro dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in beeld gebracht te worden. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.
Plangebied
Aangezien in voorliggend bestemmingsplan gronden worden gewijzigd naar de woonbestemming is een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk. Door Tauw bv is op 4 februari 2011 een verkennend bodemonderzoek (Kenmerk R004-4751173HAV-evp-V02-NL) uitgevoerd. Het onderzoek is als Bijlage 1 aan het bestemmingsplan toegevoegd.
Op basis van het verkennende bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat het uitgevoerde bodemonderzoek voldoende is voor de bestemmingsplanwijziging. Na afronding van het onderzoek is door de gemeente aanvullende informatie geleverd. Hieruit blijkt dat in de molen opslag van diverse materialen heeft plaatsgevonden. Tevens hebben er een mobiele tank en diverse opslagplaatsen (schuurtjes) in het plangebied gestaan. In het kader van de voorgenomen ontwikkeling dient, bij de aanvraag van een omgevingsvergunning, aanvullend onderzoek uitgevoerd te worden gericht op de volgende punten:
Zink
De aangetroffen verontreiniging met zink betreft mogelijk een verhoogde achtergrondwaarde. Aanbevolen wordt om de peilbuis opnieuw te bemonsteren en het grondwater te analyseren op zink.
PAK
De verontreiniging met PAK is waarschijnlijk te relateren aan de zintuiglijk waargenomen puinbijmengingen. Omdat deze boringen direct naast de puinverharding zijn gezet wordt aangenomen dat het een uitloper van de puinverharding betreft. Ons inziens heeft het dan ook geen meerwaarde om de PAK-verontreiniging af te perken. Aanbevolen wordt om een vervolgonderzoek uit te voeren naar de aanwezige puinverharding. Hiervoor dienen de volgende onderdelen te worden onderzocht:
Molen/ mobiele tank/ opslagplaatsen
Ter plaatse van de molen, de mobiele tank en de opslagplaatsen heeft geen onderzoek plaatsgevonden. In het kader van de omgevingsvergunning dienen deze locaties nader te worden onderzocht. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met de toekomstige functie van het terrein.
Conclusie
Met inachtneming van hetgeen bovenstaand wordt geadviseerd vormt het aspect bodem vooralsnog geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen dient nader onderzoek plaats te vinden.