Plan: | HUIZE VIERHOUTEN B.V. |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0302.BP01036-vg02 |
In de toelichting van het vorige bestemmingsplan is aandacht besteed aan aspecten van verkeer en vervoer en het mobiliteitseffect. Deze tekst blijft van toepassing. Aanvullend kan nog worden opgemerkt dat doordat de recreatiedruk nauwelijks wijzigt, omdat het aantal kampeerplaatsen per hectare wordt teruggebracht, het aantal verkeersbewegingen ook niet significant toeneemt.
In de toelichting van het vorige bestemmingsplan is aandacht besteed aan het bodemonderzoek. Deze tekst blijft van toepassing. In aanvulling hierop is in december 2008 is een verkennend bodemonderzoek ingesteld op de verschillende deellocaties waar tengevolge van dit bestemmingsplan nieuwe bouwmogelijkheden zullen ontstaan (bijlage 7). Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat er geen bijzonderheden zijn waargenomen die duiden op het voorkomen van een mogelijke bodemverontreiniging, die verwezenlijking van het bestemmingsplan in de weg staan.
In de toelichting van het vorige bestemmingsplan is aandacht besteed aan de mate van geluidsproductie en de ligging van de dienstwoning ten opzichte van de omliggende wegen. Deze tekst blijft van toepassing.
In het Besluit luchtkwaliteit van 20 juni 2005 (hierna te noemen: het Besluit) is bepaald dat bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen voor de luchtkwaliteit ten aanzien van stikstofdioxide kunnen hebben, behoudens voor zover de betrokken wettelijke regeling zich daartegen verzet, de volgende grenswaarden voor stikstofdioxide in acht nemen:
a. 200 microgram per m3 als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal
achttien maal per kalenderjaar mag worden overschreden;
b. 40 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie, uiterlijk op 1 januari 2010.
In artikel 13 van het Besluit luchtkwaliteit is bepaald dat bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen voor de luchtkwaliteit ten aanzien van zwevende deeltjes (PM10) kunnen hebben, behoudens voor zover de betrokken wettelijke regeling zich daartegen verzet, de volgende grenswaarden voor zwevende deeltjes in acht nemen:
a. tot 1 januari 2005, 125 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie;
b. tot 1 januari 2005, 250 microgram per m3 als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt
dat deze maximaal achttien maal per kalenderjaar mag worden overschreden;
c. uiterlijk met ingang van 1 januari 2005, 40 microgram per m3 als jaargemiddelde concentra-
tie;
d. uiterlijk met ingang van 1 januari 2005, 50 microgram per m3 als 24-uurgemiddelde concen-
tratie, waarbij geldt dat deze maximaal 35 maal per kalenderjaar mag worden overschreden.
De voorgenomen herziening van het bestemmingsplan heeft geen betrekking op het realiseren van een nieuwe gevoelige functie. Ten gevolge van de bestemmingsplanherziening zal er geen verslechtering van de luchtkwaliteit optreden. De enige functies die in de directe omgeving van invloed op de luchtkwaliteit kunnen zijn, zijn de omliggende wegen. Deze wegen zijn niet significant van invloed. Er is dan ook geen sprake van een verwachte en significant relevante invloed op de luchtkwaliteit. Ook in de directe omgeving zijn geen andere factoren aanwezig die van invloed kunnen zijn op de luchtkwaliteit. De conclusie is dan ook dat de normen van het Besluit ten gevolge van de ruimtelijke ingreep niet zullen worden overschreden.
Het plangebied ligt in het landelijk gebied. Daar het om legalisatie en uitbreiding van een verblijfsrecreatieve bestemming gaat heeft het plan nauwelijks gevolgen voor en door het (grond)water in de omgeving. Er zal geen verslechtering van de wateromstandigheden optreden. De oppervlakte van het verharde deel zal door de bestemmingswijzigingen niet significant toe- of afnemen waardoor infiltratie van het hemelwater kan blijven plaatsvinden. De locatie bevindt zich tevens niet binnen enige Keurzone of binnen aangewezen locaties voor waterberging zoals deze staan weergegeven in het Streekplan.
Grondwater
Het plangebied ligt in een redelijk hoog gelegen gebied. Het betreft een gebied met grondwatertrap VI. Dit houdt in dat het gemiddeld hoogste grondwaterpeil tussen de 40 en 80 cm onder het maaiveld ligt en het gemiddeld laagste grondwaterpeil meer dan 120 cm onder het maaiveld ligt. Er is in en om het gebied geen grondwateroverlast bekend. Doordat rechtstreeks ter plaatse zowel ondergronds als bovengronds kan worden geïnfiltreerd, zal het grondwater naar verwachting en ten opzichte van de huidige situatie geen overlast veroorzaken. Hierdoor zal het plan 'grondwaterneutraal' worden ontwikkeld.
Oppervlaktewater
In de directe omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Naar aanleiding van dit plan zal geen extra oppervlaktewater (in verbinding staand met het oppervlaktewatersysteem) gecreëerd worden. Ook zal er niet geloosd worden op het oppervlaktewater.
Natuur
Binnen en nabij het projectgebied komt geen waterafhankelijke natuur voor. Het perceel is ook niet gelegen in de 15 meter bufferzone die behoort bij het HEN-waterbeleid.
DWA en RWA
In het Gemeentelijk Afkoppel Plan is het beleid bepaald dat er geen afvoer van hemelwater door aansluiting op de riolering plaats zal vinden. Het hemelwater binnen het plangebied wordt dientengevolge niet afgevoerd naar de riolering maar ter plaatse boven- of ondergronds geïnfiltreerd.
Conclusie
Het gaat in dit plan om legalisatie en uitbreiding van de functie verblijfsrecreatie in het landelijk gebied. Het perceel valt buiten de Keurzones, het betreft geen HEN-water inclusief beschermingszone, er gaat niet geloosd worden op oppervlaktewater en het perceel valt buiten de zoekgebieden voor waterberging. Omdat het hier ook geen landgoed, weg(en), spoorlijn(en), Tracéwet, damwand(en), scherm(en), ontgrondingen et cetera betreft, valt het onder de “postzegelplannen” zoals Waterschap Veluwe deze vanuit het oogpunt van de watertoets heeft gedefinieerd. Dit betekent dat voor dit plan het “standaard wateradvies” geldt. Er zijn geen afwijkingen die beargumenteerd moeten worden in deze waterparagraaf.
Bij de bestemmingsplanherziening is er geen sprake van vestiging van een (brand)gevaarlijke functie. Ook in de directe omgeving zijn geen (brand) gevaarlijke bedrijven gevestigd.
Zoals hierboven al aangegeven is er nader onderzoek verricht in het kader van de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet (toen nog Vogel- en Habitatrichtlijn). Verwezen wordt naar de Natuurtoets.
In de toelichting van het vorige bestemmingsplan is aandacht besteed aan het aspect cultuurhistorie. Deze tekst blijft van toepassing.
In aanvulling hierop wordt het volgende opgemerkt Het bestemmingsplangebied wordt bodemkundig gekarakteriseerd als dikke eerdgrond en heeft mede daardoor een hoge archeologische verwachtingswaarde. Door bemesting van akkers met potstalmest (heideplaggen vermengd met schapenstront) kwam het maaiveld steeds hoger te liggen. Dat is een proces dat al in de Middeleeuwen begint. Deze akkergronden worden enken genoemd en kunnen een dikte hebben van meer dan 1 meter. Dat is de reden dat onder dikke eerdgronden archeologische waarden in het algemeen nog goed geconserveerd zijn. Weliswaar is het oorspronkelijke, prehistorische maaiveld omgeploegd met de eerste keer ploegen, de diepere sporen daarentgen zijn vaak nog aanwezig. In de nabije omgeving van het plangebied ligt een aantal beschermde grafheuvels. Deze liggen net buiten de bodemkundig eenheid dikke eerdgrond. Het vermoeden bestaat dat er ook binnen het bestemmingsplangebied meerdere grafheuvels hebben gelegen, maar dat deze door het gebruik van het land als akker al in de Middeleeuwen geslecht zijn. De kans op het aantreffen van begravingen is niet uit te sluiten. Daarnaast kunnen nederzettingssporen uit de prehistorie aan te treffen zijn. In dat geval zou het gaan om paalsporen, afvalkuilen en haardkuilen. Op de historische kaart van De Man (1806) is de agrarische enclave “Vierholte” met zijn enk prachtig zichtbaar.
In het kader van de bestemmingsplanprocedure is geen nader archeologisch onderzoek nodig.
Op het moment dat bouwvergunning wordt gevraagd voor een bouwwerk dat groter is dan 100 m² dient bij de aanvraag een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. Daartoe worden in artikel 6 van de planvoorschriften specifieke eisen gesteld. Indien nodig kunnenn aan de bouwvergunning voorwaarden worden verbonden om de archeologische waarden te beschermen.
Voor de gemeente heeft deze partiële herziening geen financiële gevolgen.