Plan: | Nunspeet-Kom (Lindelaan 26/Esdoornlaan 21) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0302.BP01027-vg02 |
De desbetreffende percelen grenzen aan bestaande infrastructuur te weten de Lindelaan en de Esdoornlaan.
In- en uitrit
De ontsluiting tot het terrein van de tussenwoning van het blokje van 3 seniorenwoningen zal aan de Lindelaan gepositioneerd worden. Daarnaast is de onsluiting van de hoekwoning (hoek Linde-laan-Esdoornlaan) eveneens aan de Lindelaan gesitueerd. De ontsluiting van de overige percelen zal geschieden aan de Esdoornlaan.
Parkeren
Overeenkomstig de CROW uitgave "parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering" wordt door gemeente Nunspeet een aantal van twee parkeerplaatsen per woning gevraagd, zie tabel wonin-gen duur, schil/overloopgebied, weinig stedelijk (maximum) op pagina 15 van genoemde uitgave. Volgens tabel 4 (pagina 26) van dezelfde uitgave geldt bij toepassing van garages met een lange oprit een berekeningsaantal van 1,3 parkeerplaats per oprit/garage en bij garages met een dub-bele oprit (minimale breedte 4,5 m) geldt een berekeningsaantal van 1,8 pp/oprit. Vorenstaande geeft een gevraagd aantal van totaal 16 parkeerplaatsen (8 woningen x 2 pp/woning).
Elke woning is in het bezit van een (vrijstaande) garage met daarvoor een lange oprit, en de tus-senwoning die ontsloten wordt vanaf de Lindelaan is in het bezit van een vrijstaande garage met lange, 4,5 m brede oprit. Dit resulteert in toekenning van 11 parkeerplaatsen (7 garages/lange oprit x 1,3 + 1 garage/dubbele oprit x 1,8). Verder worden een vijftal openbare parkeerplaatsen langs de Esdoornlaan gerealiseerd, die worden overgedragen aan de gemeente Nunspeet. Hier-mee komt het totaal aantal parkeerplaatsen op 16 stuks.
Uitsnede: situatieschets
Overige voorzieningen
Er hoeven verder, los van de diverse aansluitingen van riool, nutsvoorzieningen et cetera geen verdere infrastructurele voorzieningen, die invloed (kunnen) hebben op de omgeving, getroffen te worden.
In verband met de voorgenomen nieuwbouwplannen is er op beide desbetreffende percelen een gecombineerd verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is uitgevoerd door Boluwa Eco Systems BV milieu advies en onderzoeksbureau uit Hattem op 17 en 25 juni 2008. Rapportage van dit onderzoek heeft plaatsgevonden op 16 juli 2008.
Analyse
Uit de analysen van de onderzochte grondmengmonsters is gebleken dat bij een monster (MM1) de bovengrond een licht verhoogd (ten opzichte van de streefwaarde) gehalte nikkel en bij een monster (MM2) de bovengrond een licht verhoogd (ten opzichte van de streefwaarde) gehalte PAK is bevat.
Voor het verhoogde gehalte nikkel is op basis van de huidige gegevens geen verklaring te geven, het verhoogde gehalte PAK kan het gevolg zijn van menselijke activiteiten. In de overige grond-mengmonsters zijn geen verhoogde gehalten van bodemverontreinigende stoffen aangetroffen.
In het grondwater van een peilbuis 9 is een licht verhoogd (ten opzichte van de streefwaarde) gehalte van het zware metaal chroom aangetroffen. Dit verhoogde gehalte kan van natuurlijke oorsprong zijn.
Het huidige bodemonderzoek vormt geen belemmering voor het voorgenomen gebruik. Zie voor een volledig overzicht van de onderzoeksresultaten de bijgevoegde rapportage.
Aanbeveling
Overeenkomstig het toetsingskader uit de circulaire streef- en interventiewaarden bodemsanering hoeft er geen nader onderzoek plaats te vinden aangezien er zich geen gehalte boven het gemid-delde van 1/2(S+I) bevindt.
Geadviseerd wordt om bij grondwerkzaamheden (zo veel als mogelijk) met een gesloten grondba-lans te werken. Uitkomende grond mag op het eigen terrein worden verwerkt/hergebruikt. Op eventueel af te voeren grond is de regelgeving vanuit het Bouwstoffenbesluit (mogelijk) van toe-passing.
Omdat het grondwater enkele zware metalen bevat wordt geadviseerd om dit grondwater niet te gebruiken voor consumptie of voor besproeiing van consumptiegewassen.
Algemeen
Dit bodemonderzoek geeft slechts een indicatie van de bodemkwaliteit. Dit onderzoek kan en mag niet gebruikt worden als wettig bewijsmiddel voor het Besluit bodemkwaliteit of de daarop gebaseerde vrijstellingsregeling grondverzet.
Vrijkomende grond
In de bouwvergunning wordt opgenomen dat de grond die vrijkomt tijdens de bouwwerkzaamhe-den ter plaatse verwerkt kan worden. Is dit niet mogelijk dan zijn er twee alternatieven:
1. De grond wordt hergebruikt in een werk volgens het Besluit bodemkwaliteit. De grond moet dan conform dit Besluit onderzocht worden (op basis van het schone grond protocol), omdat de resultaten van dit bodemonderzoek niet dienen voor kwaliteitsbepaling van de grond. Dit kan als partijbemonstering uitgevoerd worden of in-situ, voor aanvang van de graafwerk-zaam- heden. Na beoordeling van deze resultaten kan de grond van het terrein elders worden verwerkt. Meer informatie hierover kunt u verkrijgen bij de afdeling Bouwen.
2. De grond word hergebruikt als bodem volgens de Bodemkwaliteitskaart en Bodembeheerplan van de gemeente Nunspeet op basis van de vrijstellingsregeling van het Besluit bodemkwali-teit Meer informatie hierover kunt u verkrijgen bij de afdeling Milieu. Voorwaarde hierbij is dat bodem als bodem hergebruikt wordt binnen gebieden met een vergelijkbare bodemkwaliteit en dat er melding van het grondverzet gedaan moet worden.
Asbest
Op 23 mei 2008 is door Adviesburo van de Poel BV uit Arnhem een volledige asbstinventarisatie conform BRL 5052 uitgevoerd voor de sloop van de aanwezige bebouwing op de percelen Linde-laan 26 en Esdoornlaan 21 in Nunspeet.
Analyse
Uit de inspectie van de diverse bebouwingen op de percelen komt naar voren dat er op diverse plaatsen in diverse ruimten asbesthoudende materialen zijn aangetroffen. Een kort overzicht wordt hieronder weergegeven:
- keuken woonhuis: asbestvinyl zeil
- diverse bijgebouwen: asbestcement golfplaten
- cv en cv-ruimte kas: asbestcementplaat onder ketel, asbestpakkingen etc.
- kozijnen kassen: asbestplaten in kozijnen
- vloerafw. div. ruimten: asbestcementplaten en asbestvinyl zeil
Zie voor een volledig overzicht van de onderzoekresultaten de bijgevoegde rapportage.
Advies
Geadviseerd wordt om te verrichten sloopwerkzaamheden ten allen tijde op te dragen aan erken-de en gecertificeerde sloopbedrijven welke bij een selectieve sloop de nodige voorzichtigheid in acht nemen. Bij twijfel over samenstelling van asbestverdachte materialen dienen deze eerst on-derzocht te worden alvorens tot verwijdering hiervan wordt overgegaan.
Het plangebied bevindt zich in een zogenaamd 30 km gebied. De aangrenzende wegen, te weten de Lindelaan en de Esdoornlaan, zijn 30 km-wegen, zijn voorzien van asfalt en hebben een relatief lage verkeersintensiteit. Voor deze wegen is de wettelijke verplichting voor het aangeven van een geluids-zone niet van toepassing. Voor wat betreft deze wegen is er geen reden om aan te nemen dat ze een te hoge geluidsbelasting zouden veroorzaken. Overigens hebben deze wegen een verkeersin-tensiteit die lager is dan 1000 motorvoertuigen per etmaal. Dit betekendt dat deze wegen doorgaan voor een rustige woonstraat waarvoor geen akoestisch onderzoek noodzakelijk is.
Het plangebied bevindt zich wel binnen de zone van de Eperweg, een van de hoofdtoegangswegen van Nunspeet. De afstand van de as van de Eperweg tot het dichtstbijzijnde bouwblok is circa 72 meter. Volgens de wet geluidhinder dient een akoustisch onderzoek te worden uitgevoerd, omdat de planlocatie is gelegen binnen de geluidszone van 200 meter rondom de Eperweg. Uitgaande van de fictie dat er geen afschermende werking uitgaat van de gebouwen en beplanting aan de Eperweg is een akoustisch onderzoek uitgevoerd volgens rekenmethode I. De geluidbelasting voor het jaar 2019 is bepaald op 53 dB exclusief aftrek volgens artikel 110g van de Wet geluidhinder. Na aftrek volgens artikel 110 g Wet geluidhinder is de geluidbelasting 48 dB, waarmee wordt voldaan aan de voor-keursgrenswaarde van 48 dB voor nieuwe woningen en/of vervangende nieuwbouw aan een be-staande weg in stedelijk gebied. Als bijlage bij dit bestemmingsplan is de berekening volgens reken-methode 1 opgenomen.
Volgens de nieuwe Wet luchtkwaliteit die op 15 november 2007 in werking is getreden, is geen afzonderlijke toets nodig op de grenswaarde. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit uit 2005 en is een implementatie van de Europese kaderrichtlijn luchtkwaliteit en de vier dochterrichtlijnen, waarin onder andere grenswaarden voor de luchtkwaliteit ter bescherming van mens en milieu zijn vastgesteld.
Nederland kan in 2010 niet overal voldoen aan de Europese grenswaarden voor fijn stof en stik-stofdioxide, waardoor de realisatie van grote ruimtelijke ontwikkelingen onder druk staat. Het doel van de Wet luchtkwaliteit is het verbeteren van de luchtkwaliteit, zodat in 2015 aan de Europese eisen wordt voldaan en huidige belemmeringen voor gewenste ontwikkelingen zo veel mogelijk worden weggenomen. De kern van de Wet is het 'Nationaal samenwerkingsprogramma lucht-kwaliteit'. Dit instrument wordt door de Rijksoverheid gecoördineerd en bevat de ruimtelijke ont-wikkelingen die de luchtkwaliteit 'in betekenende mate' verslechteren èn maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren.
Projecten die 'niet in betekenende mate' leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoe-ven volgens de Wet luchtkwaliteit niet langer afzonderlijk te worden getoetst op de grenswaarde, tenzij een dreigende overschrijding van één of meerdere grenswaarden te verwachten is. Tot 2009 ligt de grens van 'niet in betekenende mate' volgens de gelijknamige AmvB bij 1% van de grenswaarde van een stof. Voor fijn stof en stikstofdioxide betekent dit een maximale toename van 0,4 Sg/m3. Hiervan is volgens de ministeriële regeling sprake bij de realisatie van woning-bouwprojecten tot 500 woningen en 3,3 hectare b.v.o kantoren.
Algemeen
Het plan ligt op de percelen Lindelaan 26 en Esdoornlaan 21 en valt binnen bestaand stedelijk gebied. Het is circa 0,3 ha groot. Het bevindt zich niet binnen enige Keurzone of binnen de zoek-gebieden voor waterberging zoals deze staan weergegeven in het Streekplan. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving.
Grondwater
In het plangebied is grondwatertrap VII* aanwezig. Het gemiddeld hoogste grondwaterpeil ligt lager dan 120 cm onder het maaiveld en het gemiddeld laagste grondwaterpeil ligt onder de 140 cm onder het maaiveld. Het gebied ligt niet in de grondwaterfluctuatiezone zoals provincie Gelder-land deze heeft gedefinieerd. Er zijn in het gebied en de directe omgeving geen gevallen bekend van grondwateroverlast. Door de lage grondwaterstand zal grondwater geen overlast veroorzaken in dit plan en niet structureel afgevoerd worden. Hierdoor zal het plan 'grondwaterneutraal' wor-den ontwikkeld. Hemelwater zal binnen het plangebied worden geïnfiltreerd. Door niet uitlogende materialen toe te passen wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater de bodem en het grondwater verontreinigt. Ingrepen voortkomend uit dit plan zullen geen bodemlagen aantasten als gevolg waarvan het grondwatersysteem verandert.
Oppervlaktewater
In de omgeving van dit plan bevindt zich geen oppervlaktewater. Het hemelwater wordt in de be-staande situatie afgevoerd naar het riool, in de nieuwe situatie wordt dit op eigen terrein geïnfil-treerd. Naar aanleiding van dit plan zal geen extra oppervlaktewater (in verbinding staand met het oppervlaktewatersysteem) gecreëerd worden. Ook zal er niet geloosd worden op het oppervlak-tewater. Het plan veroorzaakt geen nadelige gevolgen voor of door het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.
Natuur
Binnen en nabij het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor. Buiten de ligging kan worden gesteld dat, gezien de (geringe) omvang van het plan, binnen de bestaande stedelijke structuur, het de verwachting is dat dit plan geen nadelige gevolgen voor waterafhankelijke natuur zal hebben.
DWA en RWA
In de nabijheid van het plangebied bestaat het riool uit een gemengd stelsel. Het rioolstelsel en de RWZI zijn voldoende groot voor aansluiting van de uit dit plan voortkomende extra afvoer.
Het hemelwater binnen het plangebied zal niet afgevoerd worden naar de riolering. Binnen het plangebied moet bergings- en infiltratiecapaciteit worden gerealiseerd voor het verwerken van een maatgevende bui T=2; 20 mm neerslag (berekend over het totaal van verhard oppervlak en infiltratievoorzieningen aan het maaiveld). De overstorten vanuit de bergings- en infiltratievoorzie-ningen mogen niet op het rioolstelsel worden aangesloten. Er dient te worden voorkomen dat overstortwater overlast veroorzaakt. Door het toepassen van niet uitlogende materialen wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater het grond- en/of oppervlaktewater verontreinigt.
Procedures
Doordat dit plan kleiner dan 10 woningen is, buiten Keurzones valt, het geen HEN-water inclusief beschermingszone betreft, buiten de zoekgebieden voor waterberging valt, geen landgoed, weg(en), spoorlijn(en), Tracéwet, damwand(en), scherm(en), ontgrondingen et cetera betreft, valt het onder de "postzegelplannen" zoals Waterschap Veluwe die vanuit het oogpunt van de water-toets heeft gedefinieerd. Dit betekent dat voor dit plan het "standaard wateradvies" geldt.
Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden.
De bouwplannen hebben geen betrekking op het vestigen van een bestemming die brand- en/of explosiegevaar op zou kunnen leveren voor de omgeving. De huidige (bedrijfs)bestemming wordt omgezet naar woonbestemming.
Voor zover bekend zijn er in de directe omgeving geen belemmeringen, hinderlijke bedrij-ven/bedrijvigheden, routes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, gasleidingen of andere facto-ren van externe veiligheid die van invloed kunnen zijn op de plannen op dit perceel.
uitsnede risicokaart (bron: provincie Gelderland)
De vogelrichtlijn en de habitatrichtlijn zijn in respectievelijk 1979 en 1992 door de Europese Ge-meenschap respectievelijk Europese Unie opgesteld. De Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebie-den worden in Nederland gecombineerd als Natura 2000-gebieden aangewezen. De al eerder aangewezen Vogelrichtlijngebieden worden daarbij opnieuw aangewezen. De aanwijzijng van Natura 2000-gebieden is in 2007 begonnen en wordt in 2008 (naar verwachting) afgerond. De habitatrichtlijn beoogt de biologische diversiteit te waarborgen, door het in stand houden van de natuurlijke en halfnatuurlijke leefgebieden en de wilde flora en fauna. De vogelrichtlijn regelt be-scherming, beheer en de regulering van vogelsoorten in Europese landen.
Het terrein, gelegen in de kern van Nunspeet, valt zowel buiten het habitatrichtlijngebied, het vo-gelrichtlijngebied als buiten het natura 2000-gebied. Zowel de habitatrichtlijn 2003 als de vogel-richtlijn 2006 zijn op het terrein niet van toepassing en er behoeft om die reden geen nader on-derzoek in het kader van één van beide richtlijnen plaats te vinden.
uitsnede kaart Natura 2000 (bron: min. van LNV)
uitsnede kaart Habitatrichtlijn2003 (Natura 2000) (bron: min. van LNV)
uitsnede kaart Vogelrichtlijn 2006 (Natura 2000) (bron: min. van LNV)
Wat betreft de soortenbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worde aangevraagd. Omdat in het voorliggende plan sprake is van ontstening en het bestaande groen ter plaatse niet of nauwelijks wordt aangetast, zal er naar verwachting geen sprake zijn van negatieve effecten op eventueel voorkomende soorten. Noodzaak tot een nader ecologisch onderzoek is dan ook niet aan de orde. Ook zijn er beredeneerd vanuit de Flora- en Faunawet geen beperkingen voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
Het plangebied ligt in de kern Nunspeet. Op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) staat de kern Nunspeet als niet gekarteerd. Het projectgebied is niet aangeduid als een terrein van betekenis op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Op de Cultuur Historische Waarde-kaart van de provincie Gelderland heeft het plangebied de aanduiding bebouwing.
uitsnede kaart archeologische verwachtingswaarden (bron: www.gelderland.nl)
Het betreft hier een tweetal percelen waarop een bloemenwinkel met bijbehorende kas-sen/bebouwing en een vrijstaande woning met bijgebouwen was gevestigd (bebouwing is nog aan-wezig), verder bevindt er zich in de kassenruimte een kelder waarin (in het verleden) een olietank opgesteld ten behoeve van het stoken van de centrale verwarming van de kassen. Deze tank is reeds verwijderd en de kelderruimte is volgestort met o.a. puin (zie rapportage asbestinventarisatie).
Door de werkzaamheden voor de al aanwezige bebouwing is de grond over het grootste deel van het terrein al geroerd. Er zal (nagenoeg) geen diepere fundering aangebracht worden dan nu reeds aanwezig ten behoeve bestaande bebouwing. Gezien het karakter van de ingreep en de relatief gro-te mate van verstoring van het plangebied ten gevolge van de reeds aanwezige bebouwing, wordt een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk geacht. Indien tijdens de grondverstorende werk-zaamheden een vermoeden bestaat dat archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn, zal conform de Monumentenwet gehandeld worden.