Plan: | PERCEEL OP DE HAGEN 15,15a en 17 (Buitengebied) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0302.BP01023-vg02 |
Deze pilot heeft gunstige gevolgen voor de bestaande infrastructuur. In de huidige situatie vinden afslaande en invoegende verkeersbewegingen plaats op Op de Hagen 15, 15a en 17; de bewoners en bezoekers van het onderhavige perceel. In de agrarische bedrijfsfunctie was sprake van verwant vrachtverkeer, hetgeen nu niet meer het geval is.
In de nieuwe situatie vinden eveneens afslaande en invoegende verkeersbewegingen plaats, echter deze zullen ten opzichte van de huidige situatie toenemen wat betreft woonverkeer, het vrachtverkeer verdwijnt. Ten opzichte van de andere functies aan Op de Hagen (woningen) zal de toename van woonverkeer minimaal merkbaar zijn, de afname van vrachtverkeer is positief voor deze functies.
In- en uitrit
Voor 7 van de 8 nieuwe woonhuizen wordt parallel aan de huidige ontsluiting een nieuwe inrit gerealiseerd. Op de figuren 6 & 7 is deze wijziging in kaart gebracht. Gezien de frequentie en het type verkeer op Op de Hagen ontstaat geen verslechtering van de bestaande verkeerssituatie.
Parkeren
Voor nieuwbouwwoningen geldt een parkeernorm op basis van de publicatie van het kenniscentrum voor verkeer, vervoer en infrastructuur (CROW) van juni 2003. Dit is een wettelijke verplichting voortvloeiend uit de bouwverordening. Deze norm geeft voor een niet stedelijk overloopgebied aan dat per woning minimaal 1.8 of 2.0 parkeerplaatsen aanwezig dienen te zijn dan wel gerealiseerd dienen te worden. Aan deze parkeernormen wordt op deze locatie voldaan.
Figuur 6: Bestaande verkeerskundige situatie
Figuur 7: Nieuwe verkeerskundige situatie
MOS grondmechanica heeft een bodemonderzoek uitgevoerd op de planlocatie. Het rapport is als bijlage bij deze partiële bestemmingsplanherziening gevoegd. Uit het rapport wordt het volgende geconcludeerd:
Op basis van het vooronderzoek en verkennend en nader onderzoek, de zintuiglijke beoordeling van grond- en grondwatermonsters en de resultaten van het chemisch-analytisch onderzoek zijn vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren tegen de geplande bestemmingswijziging en herinrichting van het terrein.
Vrijkomende grond
Grond die vrijkomt tijdens eventuele bouwwerkzaamheden dient ter plaatse verwerkt te worden. In de daarvoor af te geven bouwvergunning moet dit opgenomen worden. Is dit niet mogelijk dan zijn er twee alternatieven:
Naar aanleiding van deze partiële bestemmingsplanwijziging heeft Alcedo een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uitgangspunt voor het geluidsonderzoek is figuur 4 en de verkeersgegevens zoals verkregen van de gemeente Nunspeet.
De woningen zijn gelegen binnen de geluidszone van de Harderwijkerweg. In dit onderzoek is de geluidsbelasting berekend ten gevolge van de Harderwijkerweg voor het peiljaar 2018. In de bijlage van deze partiële bestemmingsplanherziening is het onderzoeksrapport gevoegd. De situering wordt in bijlage 1 achter het onderzoek weergegeven.
Wegverkeerslawaai
De overdrachtsberekening voor de weg is uitgevoerd overeenkomstig Standaard Reken Methode 1 van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006. De rekenhoogte bedraagt 5 meter. De afstand van de dichtst bij gelegen woning tot de wegas van de Harderwijkerweg bedraagt circa 120 meter. De overige woningen liggen op grotere afstand van de Harderwijkerweg. In de berekening wordt geen rekening gehouden met afscherming als gevolg van de tussenliggende bebouwing (worstcase situatie).
De etmaalintensiteit is conform opgave 8298 motorvoertuigen per etmaal voor teljaar 2008. Voor de bepaling van de etmaalintensiteit voor peiljaar 2018 dient te worden gerekend met een autonome groei van 2% per jaar. De toelaatbare rijsnelheid bedraagt maximaal 60 km/uur. De wegdekverharding bestaat uit een dicht asfalt beton (DAB). De verkeersgegevens zijn samengevat in tabel 1.
Tabel 1: Verkeersgegevens voor prognosejaar 2018
Straatnaam |
Etmaal intensiteit [mvt/etm] |
Periode |
Lichte motorvoertuigen [mvt/uur] |
Middelzware motorvoertuigen [mvt/uur] |
Zware motorvoertuigen [mvt/uur] |
Dag | 494 | 128 | 22 | ||
Harderwijkerweg | 10.040 | Avond | 276 | 68 | 7 |
Nacht | 53 | 27 | 4 |
De geluidsbelasting van de gevel (invallend) is berekend inclusief aftrek conform artikel 110g van de Wet geluidhinder. Deze aftrek bedraagt voor de Harderwijkerweg 5 dB. De berekeningen zijn uitgevoerd voor peiljaar 2018 en zijn opgenomen in bijlage 2 achter deze brief.
Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de geluidsbelasting op de gevels van de te bouwen woningen ten gevolge van wegverkeerslawaai van de Harderwijkerweg maximaal Lden= 48 dB inclusief 5 dB correctie conform artikel 110g Wgh bedragen en overschrijdt hiermee de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet.
Opgemerkt dient te worden dat in de berekening geen rekening is gehouden met de afschermende werking van de tussenliggende bebouwing. De geluidsbelasting op de gevel van de woningen valt in werkelijkheid lager uit.
Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer uitgebreid met titel 5.2. Luchtkwaliteitseisen. Met deze wijziging zijn ook het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen' en de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen' vastgesteld. De strekking van het besluit en de regeling is dat projecten die minder dan 1% (vanaf inwerkingtreding NSL 3%) van de norm bijdragen aan de luchtkwaliteit, niet afzonderlijk op dit punt behoeven te worden getoetst. In de regelingen worden woningbouwprojecten tot 500 woningen (vanaf inwerkingtreding NSL 1500 woningen) genoemd als projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Aangezien dit plan aanmerkelijk kleiner is dan het aantal genoemde woningen, is geen nader onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit uitgevoerd.
De planlocatie ligt in het landelijk gebied. Daar het gaat om vervanging van een agrarische bedrijfsfunctie naar een woonfunctie, heeft het plan nauwelijks gevolgen voor en door het (grond)water in de omgeving. De invloed die zal ontstaan heeft te maken met de wijze waarop het hemelwater afgevoerd wordt. Omdat de woningfunctie in vergelijk met de agrarische functie een vergelijkbaar gebruik van de gronden kent, zal geen verslechtering van de wateromstandigheden optreden.
De oppervlakte van het bebouwde cq. verharde deel zal door de functieverandering significant afnemen, waardoor infiltratie van het hemelwater kan blijven plaatsvinden. De locatie bevindt zich tevens niet binnen enige Keurzone of binnen aangewezen locaties voor waterberging zoals deze staan weergegeven in het Streekplan.
Grondwater
Het plangebied is relatief hoog gelegen. Het betreft een gebied met gedeeltelijk een grondwater-trap IV en gedeeltelijk een grondwatertrap VI. Het gemiddeld hoogste grondwaterpeil ligt tussen 40 en 80 cm onder het maaiveld en het gemiddeld laagste grondwaterpeil ligt tussen 120 en 160 cm onder het maaiveld, zij het met een minimaal gedeelte tussen de 80 en 120 cm. In en om het gebied is geen grondwateroverlast bekend. Doordat rechtstreeks ter plaatse zowel ondergronds als bovengronds kan worden geïnfiltreerd, zal het grondwater naar verwachting en ten opzichte van de huidige situatie geen overlast veroorzaken. Hierdoor zal het plan 'grondwaterneutraal' worden ontwikkeld. Het plangebied ligt in een Strategisch Actiegebied van WHP3, bovengenoemde infiltratie sluit aan bij de richtlijnen van de WHP3. (wat betekent dat voor 2009 afhankelijk van de grondwatertrap 2,5-5% van het verhard oppervlak moet zijn afgekoppeld).
Oppervlaktewater
Naar aanleiding van dit plan zal geen extra oppervlaktewater (in verbinding staand met het oppervlaktewatersysteem) gecreëerd worden. Ook zal niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Binnen en nabij het projectgebied komt geen waterafhankelijke natuur voor.
DWA en RWA
In het Gemeentelijk Afkoppel Plan is het beleid bepaald dat geen afvoer van hemelwater door aansluiting op de riolering plaats zal vinden. Het hemelwater binnen het plangebied wordt dien-tengevolge niet afgevoerd naar de riolering maar ter plaatse boven- of ondergronds geïnfiltreerd. Door aandacht te besteden bij het verlenen van de bouwvergunning voor niet uitlogende materialen wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater het grond- en/of oppervlaktewater verontreinigt. Het rioolstelsel en de Rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) zijn voldoende groot voor aansluiting van de woningen voor wat betreft droogweerafvoer (DWA).
Conclusie
Het gaat in dit plan om functieverandering, waarbij de bestaande agrarische bebouwing in het landelijk gebied wordt vervangen door woongebouwen. Het perceel valt buiten de Keurzones, het betreft geen HEN-water inclusief beschermingszone, er gaat niet geloosd worden op oppervlaktewater en het perceel valt buiten de zoekgebieden voor waterberging. Omdat het hier ook geen landgoed, weg(en), spoorlijn(en), Tracéwet, damwand(en), scherm(en), ontgrondingen et cetera betreft, valt het onder de "postzegelplannen" zoals Waterschap Veluwe deze vanuit het oogpunt van de watertoets heeft gedefinieerd. Dit betekent dat voor dit plan het "standaard wateradvies" geldt. Er zijn geen afwijkingen die beargumenteerd moeten worden in deze waterparagraaf.
Bij de realisering van deze pilot is geen sprake van vestiging van een (brand)gevaarlijke functie. In de directe omgeving (op ca. 215 m1) is een (brand) gevaarlijke bedrijf gevestigd, het tankstation Gulf Jemie. Op de risicokaart van de provincie Gelderland is dit tankstation niet aangeduid als een risico voor de planlocatie, blijkens de daarbij behorende risicocontour. Het plan is gelegen binnen de 1% letaliteitszone (effectgebied) van de inrichting van Gulf Jemie.
Faunaconsult heeft een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd op de planlocatie. Het rapport is als bijlage bij deze partiële bestemmingsplanherziening gevoegd. Uit het rapport wordt het volgende geconcludeerd:
Het plangebied behoort niet tot de EHS (Ecologische HoofdStructuur) of een Vogelrichtlijn- of Habitatrichtlijngebied en valt ook niet onder de Natuurbeschermingswet. Natura 2000 gebied Veluwe Randmeren bevindt zich meer dan 2,5 km ten noordwesten van het plangebied. Natura 2000 gebied Veluwe bevindt zich op enkele honderden meters afstand ten zuidoosten van het plangebied. De grens valt min of meer samen met die van EHS Natuur in figuur 7.
Figuur 8: Ligging van het plangebied (rode stip) ten opzichte van de EHS
Zoogdieren
Op grond van het veldbezoek en geraadpleegde verspreidingsgegevens, is het mogelijk dat enkele gebouwen in het plangebied als vleermuizenverblijf dienen. Om de effecten van de voorgenomen ingreep op deze soortgroep te bepalen, is daarom nader vleermuizenonderzoek noodzakelijk. Dit onderzoek zal in mei/juni 2009 worden uitgevoerd.
Indien blijkt dat er vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen (zoals bedoeld in de Flora- en faunawet) in het plangebied aanwezig zijn en door de voorgenomen maatregelen zullen worden aangetast, is leefruimtecompensatie en een ontheffingsaanvraag op de Flora- en faunawet nood-zakelijk. De huidige planopzet als in onderhavige herziening biedt afdoende mogelijkheden om compensatie en mitigatie in te passen en negatieve effecten teniet te doen.
Vogels
In het plangebied zijn tijdens het veldbezoek alleen huismussen waargenomen. In het plangebied bevinden zich geen spechtenholen of nesten van roofvogels. Nesten van vogelsoorten die het Ministerie van LNV jaarrond als een vaste rust- en verblijfplaats beschouwt zijn afwezig. Door de bebouwing en vegetatie te verwijderen buiten de periode 15 maart tot 15 juli (het broedseizoen van de meeste vogels), wordt directe schade aan algemeen voorkomende vogels, hun nesten en eieren voorkomen.
Planten
In het plangebied werden alleen algemeen voorkomende soorten aangetroffen. Er zijn geen beschermde plantensoorten waargenomen en de biotoop is daarvoor ook niet geschikt. Doordat de bestaande bebouwingen en beplanting buiten het broedseizoen (dus buiten de periode 15 maart - 15 juli) worden verwijderd, is er geen schade aan vogels, hun eieren, jongen of nesten te ver-wachten. Voor al deze soorten biedt de directe omgeving van het plangebied voldoende andere foerageergebieden.
Overige beschermde soorten
Reptielen en amfibieën werden tijdens het veldbezoek niet aangetroffen en daarvoor is de biotoop ongeschikt. In het plangebied zijn geen overige beschermde soorten waargenomen en de aanwezige biotoop is verder ongeschikt als habitat voor dergelijke soorten. Het is onwaarschijnlijk dat dergelijke soorten in het plangebied voorkomen.
Voorkomen doden of verwonden dieren
De in de Flora- en faunawet genoemde 'algemene zorgplicht' is ook op beschermde soorten uit de categorie 'algemene soorten' van toepassing. Beschermde diersoorten (ook die van de categorie 'algemene soorten') die tijdens het verwijderen van vegetatie en het vergraven van grond worden aangetroffen, moeten direct worden gevangen en na afloop van de werkzaamheden in het aangrenzende gebied worden vrijgelaten.
De pilotlocatie is gelegen in een gebied dat op basis van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) aangewezen is als een gebied met een lage archeologische verwachtingswaar-de. Op de Cultuur Historische Waardekaart van de provincie Gelderland heeft het plangebied een middelhoge archeologische verwachting. Het projectgebied is niet aangeduid als een terrein van betekenis op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK).
Een archeologisch onderzoek zal, gezien de verwachtingskaarten, niet noodzakelijk zijn. Daar-naast betreft het onderhavige plan een functiewijziging met enige nieuwbouw, echter op locaties waar gedeeltelijk reeds gebouwen staan. De kans op archeologische vondsten op de locatie wordt dientengevolge niet hoog geacht. Deze gronden zijn grotendeels al verstoord door de huidige bebouwing. Archeologisch onderzoek is derhalve niet vereist. Indien tijdens de grondverstorende werkzaamheden een vermoeden bestaat dat archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn, zal conform de Monumentenwet gehandeld worden.