direct naar inhoud van Artikel 6 Leiding - Gas
Plan: LOCATIE EECKELHAGEN
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01012-vg02

Artikel 6 Leiding - Gas

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Leiding - Gas ' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en de instandhouding van een ondergrondse hogedruk hoofdaardgastransportleiding met een belemmerde strook ter breedte van 4 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.

6.2 Voorrang

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel voor de

bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van

toepassing zijn.

6.3 Bouwregels
  • a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd.
  • b. Op de voor ' Leiding - Gas ' aangewezen gronden:
  • 1. mag niet worden gebouwd ten dienste van de enkelbestemming;
  • 2. mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de aardgastransportleiding, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Omgevingsvergunning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.3 en kan worden toegestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de enkelbestemming.

6.4.2 Afwegingskader

Een in 6.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien uit overleg met de leidingbeheerder(s) blijkt dat daartegen met het oog op het doelmatig functioneren van de gasleiding(en) en/of het aspect veiligheid geen bezwaar bestaat.

6.4.3 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning horen wordt de betreffende leidingbeheerder(s) gehoord.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1 Verbod

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, drainage, leidingen, met uitzondering van hoofdaardgastransportleidingen) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • g. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • h. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • i. het plaatsen van onroerende objecten, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
6.5.2 Afwegingskader

De werken en/of werkzaamheden bedoeld in 6.5.1 slechts toelaatbaar indien dit niet strijdig is met de belangen van de leidingen.

6.5.3 Uitzondering op verbod

Het in 6.5.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. voorkomen op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
  • b. mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • e. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en).
6.5.4 Procedure

Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 6.5.1 te beslissen, wordt tijdig schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.