Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Wijzigingsplan Lochemseweg 22 te Warnsveld
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0301.wp0101Lochemsewg22-vs01
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 Plan
het Wijzigingsplan Lochemseweg 22 Warnsveld met identificatienummer NL.IMRO.0301.wp0101Lochemsewg22-vs01van de Gemeente Zutphen;
 
1.2 Wijzigingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
1.3 Verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het Wijzigingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
 
1.4 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.5 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.6 Aan huis verbonden beroep
beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of hiermee naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning zodanig is, dat deze activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen kunnen worden uitgeoefend waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel of consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten. Onder aan huis verbonden beroepen worden in ieder geval begrepen: architect, advocaat, acupuncturist, beeldhouwer, belastingadviseur, fysiotherapeut, grafisch vastgestelden, huisarts, hypotheekadviseur, (juridisch) adviseur, kunstschilder, makelaar, notaris, psycholoog, tandarts, verloskundigenpraktijk, dierenarts (kleine huisdieren), zakelijke dienstverlening en logopedie;
 
1.7 Afwijken van de bouwregels en/of gebruiksregels
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
 
1.8 Archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst of instelling dat beschikt over een certificaat als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid van de Erfgoedwet;
 
1.9 Archeologische deskundige
de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
 
1.10 Archeologische verwachting
de toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
 
1.11 Archeologische waarde
een toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
 
1.12 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.13 Bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bestemmingsvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;
 
1.14 Bed & breakfast
een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, geen verblijf in verband met seizoensgebonden werkzaamheden of tijdelijke werkzaamheden;
 
1.15 Beperkt kwetsbaar object
  1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen en -terreinen, zwembaden en speeltuinen;
  2. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbaar object, onder c, vallen;
  3. kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbaar object, onder d, vallen;
  4. objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  5. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
1.16 Bestaand
  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding van het plan is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologische regime waarbij uitgegaan wordt van bijlage 1 van deze planregels;
1.17 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.18 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.19 Bevi
Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer (Besluit externe veiligheid inrichtingen);
 
1.20 Bijgebouw
een gebouw ten dienste van een groter genot van het gebruik van het hoofdgebouw, zoals garages, hobbyruimten, schuurtjes, bergingen, hobbykasjes, tuinhuisjes en huisdierenverblijven;
 
1.21 Bomeneffectanalyse
een beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg van een houtopstand;
 
1.22 Boom
een houtig opgaand gewas zowel levend als afgestorven met een stamomtrek van minimaal 55 cm gemeten op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de stamomtrek van de dikste stam. In afwijking van deze minimale stamomtrek van 55 cm geldt geen minimale stamomtrek indien het bomen zijn, geplant op grond van de voorgeschreven herplantplicht en bij bomen als waarvoor algemene regels gelden op grond van dit plan;
 
1.23 Boomgaard
stuk grond, hobbymatig beplant met fruitbomen;
 
1.24 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergoten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.25 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.26 Bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
 
1.27 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
 
1.28 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.29 Consumentverzorgende bedrijfsactiviteit
het als eenmanszaak beroepsmatig uitoefenen van een dienstverlenende bedrijvigheid gericht op consumentverzorging, dan wel ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat, wanneer deze in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en er geen aantasting plaatsvindt van de fysieke leefomgeving. Onder consumentverzorgende bedrijfsactiviteit wordt in ieder geval verstaan: adviesbureau, fotograaf, autorijschool, bloemschikker, decorateur, fietsenreparateur, goud- en zilversmid, hoedenmaker, hondentrimmer, pottenbakker, instrumentenmaker, kaarsenmaker, kantooractiviteiten, klompenmaker, lijstenmaker, loodgieter, meubelmaker, computerservice (o.a. systeembouw/-analyse), schoonheidsspecialiste, kapsalon, traiteur, muziekinstrumentenmaker, zadelmaker, nagelstudio, tv/radio reparateur, reisorganisatie (kleinschalig), koerierdienst, prothesemaker, reparatie van kleine consumentenartikelen (antiek/radio's, TV's/horloges etc.) en glazenwasser;
 
1.30 Cultuurhistorische waarden
  1. het cultuurpatroon van een gebied, dat kenmerkend is voor het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van de gronden gemaakt heeft, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de kavelindeling, de waterhuishouding, het bodemreliëf, de beplanting en de bebouwing;
  2. de aan een bouwwerk eigen zijnde waarde in verband met de herkenbaarheid van de in het verleden ontstane elementen van het bouwwerk in relatie tot de geschiedkundige ontwikkeling van het gebied; architectonische waarden worden hier mede onder begrepen;
1.31 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.32 Erf
  1. ter plaatse van de aanduiding 'erf': een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
  2. al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.33 Erfinrichtingsplan
een inrichtingsplan in tekst en kaartbeeld waaruit blijkt hoe de nieuwe ontwikkeling op een streekeigen wijze wordt ingepast in de omgeving, waarbij aandacht wordt besteed aan:
  • de landschappelijke inpassing;
  • de locatie van de nieuwe bebouwing;
  • de versterking en de ontwikkeling van het gebiedsDNA Landschap en het gebiedsDNA Erven;
  • de overige erfinrichting;
  • de wijze waarop rekening is gehouden met de aanwezige beschermde flora en fauna;
en waarop in ieder geval staat:
  • het betreffende perceel;
  • de bestaande bebouwing;
  • de bestaande beplanting (locatie en soort en grootte);
  • de locatie van de nieuwe bebouwing (maatvoering en uitstraling/gevelbeeld);
  • de locatie van nieuwe beplanting (locatie en soort en grootte).
1.34 Erotisch getinte vermaakfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
 
1.35 GebiedsDNA landschap
de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorische en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;
 
1.36 GebiedsDNA erven
karakteristieke patronen en structuren op een erf of ensemble van bebouwing en landschapselementen;
 
1.37 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.38 Gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
 
1.39 Geluidsgevoelige functies
woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, kinderdagverblijven, woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonschepen;
 
1.40 Groepsrisico
de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is;
 
1.41 Herplant
  1. het opnieuw (elders) planten van een te verplanten boom;
  2. het vervangen van een gevelde boom door nieuwe aanplant;
1.42 Hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
 
1.43 Houtopstand
één of meer bomen, boomvormers, houtwal, hakhout of ander houtig gewas;
 
1.44 Huishouden
een persoon die of groep personen die die in onderlinge verbondenheid en in vast verband samenleven;
 
1.45 Inwoning
het bewonen van één bestaande woning door twee of meer huishoudens met een gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn en de woning het karakter van één woning in visueel opzicht behoudt;
 
1.46 Kampeermiddel
een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan;
enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele tijdelijk of blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
 
1.47 Kampeerterrein
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens de inrichting bestemd, om daarop een gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
 
1.48 Kelder
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen;
 
1.49 Kleinschalig kampeerterrein
een kampeerterrein voor ten hoogste 30 kampeermiddelen;
 
1.50 Kwetsbaar object
  1. woningen, hieronder begrepen woonwagens en woonschepen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten;
  2. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • scholen;
    • gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    • kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object;
    • complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  4. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.51 Landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorische en/of ecologische en/of geomorfologisch opzicht;
 
1.52 Landschapselement
een vast onderdeel van het landschap, dat bepalend is voor de structuur van het landschap, zoals bijvoorbeeld houtsingel, sloot;  
 
1.53 Melding
de gemeente in kennis stellen van de beoogde plannen waarvoor een meldingsplicht geldt in het Wijzigingsplan;
 
1.54 Milieugevoelige functie
functies die beschermd moeten worden tegen milieubelastende activiteiten teneinde een goed verblijfsklimaat te borgen, zoals woningen, ziekenhuizen, scholen en verblijfsrecreatie;
 
1.55 Nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
 
1.56 Natuurwaarden
de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden;
 
1.57 Normaal onderhoud, gebruik en beheer
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten tenminste het bestaande kwaliteitsniveau bereikt;
 
1.58 Omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
 
1.59 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;
 
1.60 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder b van de Wet ruimtelijke ordening;
 
1.61 Onderkomen
voor verblijf geschikte -al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken- voer- of vaartuigen, toer- of stacaravans, kampeermiddelen, pleziervaartuigen, tenten, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover bovengenoemde zaken niet als bouwwerken zijn aan te merken;
 
1.62 Overkapping
een overkapt bouwwerk, bestaande uit maximaal twee al dan niet tot de constructie behorende wanden;
 
1.63 Paardenbak
een omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal en behoeve van het rijden van paarden;
 
1.64 Peil
  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.65 Permanente bewoning,
bewoning door een persoon of groep van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;
 
1.66 Prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.67 Seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang als of zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.68 Streekeigen producten
producten gemaakt met grondstoffen die als streekeigen worden beschouwd en/of volgens streektraditie geteelde producten en/of producten die volgens een specifieke bereidingswijze of receptuur van de desbetreffende regio wordt geproduceerd;
 
1.69 Uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren of in uitvoering geven;
 
1.70 Vellen
  1. rooien, kappen, of verplanten of het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen;
  2. het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood, ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben;
1.71 Verblijfsrecreatie,
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of gericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, hotel, bed & breakfast, kampeermiddel of trekkershut door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben;
 
1.72 Voorgevel
de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel(s) van een hoofdgebouw, (doorgaans) gekeerd naar de weg of het openbaar gebied;
 
1.73 Weg
zoals verstaan onder artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994;
 
1.74 Wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
 
1.75 Wonen
het gehuisvest zijn in (een) woning(en);
 
1.76 Woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
de afstand tot de perceelsgrens
de kortste afstand tussen de perceelsgrens van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
 
de bebouwde oppervlakte
het gezamenlijk oppervlak op een bouwperceel van de gebouwen en uitsluitend die bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die een overdekte ruimte vormen tenminste 1 meter boven peil. Het oppervlak van de laatstgenoemde bouwwerken wordt gemeten door middel van projectie en wel 1 meter boven peil;
 
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
de hoogte van een drijvend bouwwerk
de afstand gemeten vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte onderdelen, zoals masten, schoorstenen, antennes, mastkoker en naar aard daarmee gelijk te stellen onderdelen, mits de maximale toegestane bouwhoogte voor de ondergeschikte onderdelen met niet meer dan een meter wordt overschreden. Deze beperking geldt niet voor masten.
 
de breedte van een drijvend bouwwerk
de afstand gemeten daar waar de constructie van het bouwwerk, inclusief loopranden, stootranden, dakranden, zeemranden, goten en vergelijkbare constructies, het breedst is. Ondergeschikte delen die buiten de constructie steken, zoals rondhouten, roerbladen en boegsprieten en eenvoudig demontabele voorzieningen, worden niet meegerekend.
 
de lengte van een drijvend bouwwerk
de afstand gemeten daar waar de constructie van het bouwwerk, inclusief loopranden, stootranden, dakranden, zeemranden, goten en vergelijkbare constructies, het langst is. Ondergeschikte delen die buiten de constructie steken, zoals rondhouten, roerbladen en boegsprieten en eenvoudig demontabele voorzieningen, worden niet meegerekend.
 
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
de oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;
 
de tiphoogte van een windturbine
vanaf peil tot aan de uiterste punt van de wiek in hoogste positie;
 
ondergronds bouwen
vanaf het bouwkundige peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
 
2.2
 
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
 
2.3
 
Bij de toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel.
 
2.4
 
Daar waar op de verbeelding twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken dan wel aanduidingsvlakken door middel van de figuur 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken dan wel aanduidingsvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak dan wel één bouwvlak dan wel één aanduidingsvlak.
2 Functie - Wonen
Artikel 3 Wonen
 
3.1 Bij recht - gebruiken
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen gebruikt worden voor:
  1. het bestaande aantal woningen op de bestaande locatie, waarbij inwoning is toegestaan, dan wel het ter plaatse van de aanduiding 'maximumaantal wooneenheden' aangeduide aantal en met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande of twee-aaneen gebouwde woningen zijn toegestaan;
  2. aan huis verbonden beroepen dan wel consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat maximaal 50 m² van de bestaande gebouwen mag worden ingericht ten dienste van het aan huis verbonden beroep dan wel de consumentverzorgende bedrijfsactiviteit, waarbij geldt dat maximaal 40% van de oppervlakte van de bestaande gebouwen hiervoor mag worden benut, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - consumentverzorgende bedrijfsactiviteit' de gebruiksoppervlakte van de consumentverzorgende bedrijfsactiviteit maximaal 165 m² mag bedragen;
  3. een bed & breakfast met dien verstande dat maximaal 50 m² van de bestaande gebouwen mag worden ingericht ten dienste van de bed & breakfast met maximaal 4 slaapplaatsen waarbij geldt dat maximaal 40% van de oppervlakte van de bestaande gebouwen hiervoor mag worden benut;
  4. bestaande bedrijfsmatige activiteiten;
  5. bestaande paardenbakken;
  6. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzieningen als ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen en erven.
 
3.2 Specifieke gebruiksregels
 
3.2.1 Landschappelijke inpassing
  1. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken ten behoeve van het wonen zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting' conform het in bijlage 2 van de bijlagen bij de regels opgenomen inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
  2. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en gebouwen ten behoeve van wonen worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 24 maanden na verlening van de omgevingsvergunning bouwen uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting' zoals opgenomen in bijlage 2 van de bijlagen bij de regels, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
3.3 Bij recht - bouwen
 
3.3.1 Woningen voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. wanneer een bouwvlak is opgenomen moet(en) de woning(en) binnen het bouwvlak worden gerealiseerd;
  2. het bebouwingspercentage bedraagt 100% dan wel de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m, dan wel de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  4. de goothoogte bedraagt maximaal 4,5 m, dan wel de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  5. de inhoud bedraagt bovengronds maximaal 750 m³, met dien verstande dat;
    1. de inhoud van gesplitste woningen maximaal de bestaande inhoud mag bedragen;
    2. de inhoud van de woningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m³)' maximaal de aangegeven inhoud mag bedragen.
3.3.2 Bijgebouwen en overkappingen voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. gebouwd achter het verlengde van de voorgevel van de woning;
  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5,5 m;
  3. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m;
  4. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt maximaal 150 m² per woning.
3.3.3 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2 m.
 
3.3.4 Onverminderd het bepaalde in artikel 3.3.1 is herbouw van het hoofdgebouw uitsluitend toegestaan ter plaatse van de bestaande fundering.
 
3.4 Flexibiliteit - Melden
 
3.4.1 Bedrijfsmatige activiteiten bij wonen
Met voorafgaande melding zijn bedrijfsmatige activiteiten toegestaan, mits:
  1. uitgeoefend binnen bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
    1. maximaal 75 m² van de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit gebruikt mag worden;
    2. buiten de bebouwing uitsluitend zomer-seizoensgebonden nevenactiviteiten zijn toegestaan;
  2. herbouw ten behoeve van de bedrijfsactiviteit mag niet plaatsvinden;
  3. detailhandel uitsluitend in de vorm van detailhandel in streekeigen producten plaatsvindt;
  4. geen sprake is van buitenopslag;
  5. de afwikkeling van het verkeer niet tot verkeersonveilige situaties leidt.
3.4.2 Kleinschalig kamperen
Met voorafgaande melding is een kleinschalig kampeerterrein toegestaan, mits:
  1. de sanitaire voorzieningen met een maximale oppervlakte van 30 m² binnen de bestaande bebouwing worden gerealiseerd;
  2. de afstand tussen het kleinschalig kampeerterrein en het meest nabijgelegen bestemmingsvlak van een milieugevoelige functie minimaal 50 m bedraagt;
  3. de afstand tussen het begin van het terrein van het kleinschalige kampeerterrein en de woning van de initiatiefnemer maximaal 50 m bedraagt;
  4. de kampeermiddelen op het kleinschalige kampeerterrein niet gebruikt worden ten behoeve van permanente bewoning.
3.5 Flexibiliteit - Afwijken
 
3.5.1 Herbouw bijgebouwen tot maximaal 250 m2
Met omgevingsvergunning kan één of kunnen meer bijgebouwen bij een woning met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 150 m² worden gebouwd, mits:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van de nieuwe bijgebouwen niet meer bedraagt dan de op het moment van het vastgesteldplan bestaande oppervlakte, met een maximum van 250 m²;
  2. uit een landschaps- en inrichtingsplan de landschappelijke inpassing blijkt en de vormgeving en inrichting van het erf wordt verantwoord.
3.5.2 Herbouw hoofdgebouw
Met omgevingsvergunning kan het hoofdgebouw worden herbouwd op een andere locatie met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. er vindt op enig punt aansluiting plaats op de bestaande fundering;
  2. met betrekking tot wegverkeersgeluid wordt een aanvaardbaar woonklimaat gerealiseerd.
3.5.3 Paardenbakken
Met omgevingsvergunning kunnen paardenbakken worden gerealiseerd, mits:
  1. de afstand tussen de paardenbak en de perceelsgrens van de aangrenzende milieugevoelige functies van derden minimaal 50 m bedraagt;
  2. de afstand tussen de paardenbak en de woning maximaal 50 m bedraagt;
  3. de oppervlakte maximaal 1.500 m² bedraagt;
  4. verlichting is niet toegestaan.
3.6 Flexibiliteit - Wijzigen
 
3.6.1 Woningsplitsing
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het splitsen van de woning in meerdere woningen, mits:
  1. elke afzonderlijke woning na splitsing een minimale inhoud van 400 m³ heeft;
  2. de splitsing past binnen de woningbouwafspraken van de gemeente Zutphen en de provincie Gelderland;
  3. de bouwmassa niet wordt vergroot;
  4. de oppervlakte aan bijgebouwen niet wordt vergroot;
  5. na splitsing geen vergroting van de woningen plaatsvindt.
3 Gebiedskwaliteiten - Archeologie
Artikel 4 Waarde – Archeologie hoge bekende waarde
 
4.1 Bij recht - Gebruiken
 
De voor 'Waarde - Archeologie hoge bekende waarde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
 
4.2 Voorwaarden bouwen conform onderliggende bestemming
 
4.2.1 Voorwaarden
Ten aanzien van het oprichten van nieuwe bebouwing gelden de volgende regels:
  1. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 10 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  2. indien uit het in onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht of;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige en/of;
    4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  3. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door een archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld, waarbij het bepaalde onder b van overeenkomstige toepassing is.
4.2.2 Afwijken van Bouwen
Er mag worden afgeweken van het onder artikel 4.2.1 bepaalde indien:
  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of;
  2. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 10 m² wordt vergroot en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders of;
  3. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, mits de uitbreiding niet meer bedraagt dan 10 m², met uitzondering van nieuwe kelders.
4.2.3 Archeologisch deskundige
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in
artikel 4.2.1 onder a wint het bevoegd gezag advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen onevenredige afbreuk wordt kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 4.2.1 onder b sub 1 tot en met 4 dienen te worden gesteld.
  
4.3 Nadere eisen
 
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat er plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische momenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
 
4.4 Uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, en werkzaamheden
 
4.4.1 Verbod
Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 4.1 genoemde gronden de volgende werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ophogen egaliseren en ontginnen van gronden;
  2. grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 10 m², waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en/of het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen van overbeschoeiingen;
  4. het verlagen of afgraven van de bodem;
  5. het verlagen van het waterpeil;
  6. het aanbrengen of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  7. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  8. rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  9. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  10. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatielei-dingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  11. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
4.4.2 Weigeringsgronden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waar-en van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
 
4.4.3 Uitzonderingen
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.4.1 is nodig voor:
  1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  2. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk, mits deze niet meer bedragen dan 10 m²;
  3. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  4. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Erfgoedwet nodig is, dan wel waarvoor overige bepalingen van de Erfgoedwet van toepassing zijn.
4.4.4 Toelaatbaarheid
Ten aanzien van de in artikel 4.4.1 genoemde omgevingsvergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
  1. de vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een vergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van een erkend archeoloog zo nodig een opgraving plaats te vinden;
  2. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
4.4.5 Voorschriften bij een omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 4.4.1 voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning, waaronder:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht of;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen of;
  3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen.
4.4.6 Deskundig advies
Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 4.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
  
4.5 Flexibiliteit - Wijzigen
 
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie hoge bekende waarde', indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Artikel 5 Waarde – Archeologie middelhoge verwachtingswaarde
 
5.1 Bij recht - Gebruiken
 
De voor 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachtingswaarde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
 
5.2 Voorwaarden bouwen conform onderliggende bestemming
 
5.2.1 Voorwaarden
Ten aanzien van het oprichten van nieuwe bebouwing gelden de volgende regels:
  1. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 500 m2 dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  2. indien uit het in onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht of;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige en/of;
    4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  3. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door een archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld, waarbij het bepaalde onder b van overeenkomstige toepassing is.
5.2.2 Afwijken van Bouwen
Er mag afgeweken van het onder artikel 5.2.1 bepaalde indien:
  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of;
  2. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 500 m
  3. 2 wordt vergroot en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders of;
  4. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, mits de uitbreiding niet meer bedraagt dan 500 m2, met uitzondering van nieuwe kelders.
5.2.3 Archeologisch deskundige
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in artikel
5.2.1 onder a wint het bevoegd gezag advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen onevenredige afbreuk wordt kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 5.2.1 onder b sub 1 tot en met 4 dienen te worden gesteld.
 
5.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat er plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische momenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
 
5.4 Uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
 
5.4.1 Verbod
Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 5.1 genoemde gronden de volgende werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ophogen egaliseren en ontginnen van gronden;
  2. grondwerkzaamheden dieper dan 0,5 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 500 m2, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en/of het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen van overbeschoeiingen;
  4. het verlagen of afgraven van de bodem;
  5. het verlagen van het waterpeil;
  6. het aanbrengen of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  7. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  8. rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  9. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  10. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatielei-dingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  11. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
5.4.2 Weigeringsgronden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waar-en van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
 
5.4.3 Uitzonderingen
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 is nodig voor:
  1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  2. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk, mits deze niet meer bedragen dan 500 m2;
  3. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  4. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Erfgoedwet nodig is, dan wel waarvoor overige bepalingen van de Erfgoedwet van toepassing zijn.
5.4.4 Toelaatbaarheid
Ten aanzien van de in artikel 5.4.1 genoemde omgevingsvergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
  1. de vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een vergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van een erkend archeoloog zo nodig een opgraving plaats te vinden;
  2. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
5.4.5 Voorschriften bij omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning, waaronder:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht of;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen of;
  3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen.
5.4.6 Deskundig advies
Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
 
5.5 Flexibiliteit - Wijzigen
 
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachtingswaarde', indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
4 Gebiedskwaliteiten - Cultuurhistorie
Artikel 6 Waarde – Cultuurhistorie
 
6.1 Bij recht Gebruiken
 
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden van ensembles/erven alsmede de bouwwerken.
 
6.2 Voorwaarde bouwen conform onder liggende bestemming
 
6.2.1
In afwijking van de regels behorende bij de andere daar voorkomende (dubbel)bestemmingen, mag een bouwwerk op de in artikel 6.1 bedoelde gronden slechts gedeeltelijk worden vernieuwd en/of veranderd, mits:
  1. het uitwendig karakter van het bouwwerk in bestaande toestand niet wordt veranderd voor wat betreft de hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen, de dakvorm, de nokrichting en de dakhelling alsmede de gevelindeling door ramen, deuropeningen en erkers, zonweringen en luifels;
  2. overigens voldaan wordt aan het bepaalde in de bouwregels behorende bij de ter plaatse geldende bestemming.
6.3 Flexibiliteit - Afwijken
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 6.2, indien toepassing van dit artikel zou leiden tot een onevenredige beperking van het gebruik van de gronden.  
 
6.4 Flexibiliteit - Slopen
 
6.4.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen.
 
6.4.2
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het geheel of gedeeltelijk slopen dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de beeldbepalende cultuurhistorische waarden van het bouwwerk en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
 
6.4.3
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen van een gemeentelijke adviescommissie op het gebied van cultuurhistorie.
 
6.4.4
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 is niet vereist voor:
  1. slopen, dat behoort tot het normale onderhoud en beheer;
  2. slopen, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering was of kon worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
5 Gebiedskwaliteiten – Landschap
Artikel 7 Waarde - Kampen en essenlandschap
 
7.1 Bij recht - Gebruiken
 
De voor 'Waarde - Kampen en essen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en verdere ontwikkeling van het gebiedsDNA landschap, bestaande uit de volgende landschappelijke waarden:
  1. microreliëf met bollingen en steilranden van de escomplexen;
  2. openheid van het escomplex;
  3. zicht vanaf wegen op open essen;
  4. erven en bebouwing compact aan de randen van de es;
  5. groene omzoming van het escomplex door erfbeplantingen, houtwallen, singels en wegbeplantingen;
  6. contrast tussen open escomplexen en kleinschalige landschappelijke overgangszone naar lager gelegen delen;
  7. onregelmatige kavelvormen en wegenpatroon.
7.2 Voorwaarden bouwen conform onderliggende bestemming
 
Bij aanvraag om omgevingsvergunning bouwen dient middels een erfinrichtingsplan te worden aangetoond dat de bebouwing waarop de aanvraag ziet past binnen het gebiedsDNA erven:
  1. open inrichting achterzijde erf, visuele en functionele relatie met achterliggende agrarische gronden;
  2. erf is onregelmatig van vorm;
  3. herkenbare afzonderlijke bouwmassa's in een informele en losse setting;
  4. voorgevel zichtbaar vanaf de weg;
  5. achterzijde erf windsingels en hakhoutbosjes (hogere beplanting);
  6. hagen aan voorzijde erf;
  7. sier- en moestuin aan voorzijde erf;
  8. boomgaard en/of solitaire bomen aan voorzijde erf.
7.3 Voorwaarden flexibiliteitsbepalingen
 
In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen, wordt een besluit tot:
  1. het bouwen buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding 'erf'; of
  2. het verlenen een omgevingsvergunning met afwijking van de bouw- of gebruiksregels; of
  3. een wijziging van het plan;
niet eerder genomen dan dat met een erfinrichtingsplan is aangetoond dat:
  1. er sprake is van versterking en ontwikkeling van het gebiedsDNA landschap als beschreven in artikel 7.1 ;
  2. de nieuwe bebouwing past binnen het gebiedsDNA erven als beschreven in artikel 7.2.
6 Overige regels - Energie
Artikel 8 Windturbines
 
8.1
 
Binnen de bestemming 'Wonen' is een windturbine toegestaan met een tiphoogte van maximaal 25 m, mits dit vanuit het oogpunt van externe veiligheid en vanuit flora en fauna/ecologie is verantwoord.
Artikel 9 Zonne-energie
 
9.1 Bij recht - Gebruiken
  1. Zonnevelden zijn toegestaan.
  2. Het gebruiken van daken ten behoeve van het opwekken van zonne-energie is toegestaan.
9.2 Bij recht - Bouwen
 
Het plaatsen van zonnepanelen op daken is toegestaan.
 
9.3 Flexibiliteit - Afwijken
 
9.3.1
Met omgevingsvergunning kunnen zonnevelden worden gebouwd, mits:
  1. de zonneladder is doorlopen;
  2. wordt voldaan aan de voorwaarden uit onderstaande tabel:
Dubbelbestemming
Maximale oppervlakte
Maximale bouwhoogte
Voorwaarden
Waarde - Uiterwaarden
niet toegestaan
niet toegestaan
- n.v.t.
Waarde - Kronkelwaarden
2 ha
2.5 m
- aansluitend aan het erf
Waarde - Oeverwal en rivierduin
0.5 ha
1.5 m
- n.v.t.
Waarde - Oeverwal en rivierduin
2 ha
1.5 m
- op het water
Waarde - Beekdal
2 ha
1.5 m
- langs de rand van het beekdal;
- in de zoom van erven en beplanting;
- niet toegestaan op oude open bouwlanden
en 'bolle' esgronden in de flanken van het beekdal.
Waarde - Broeklanden
2 ha
2.5 m
- in de 'kamers' van het broeklandschap
Waarde - Kampen en essen
2 ha
2.5 m
- langs de rand van de es;
- in de zoom van erven en beplanting;
- het microreliëf en de steilranden worden niet aangetast;
- niet toegestaan op oude open bouwlanden
en 'bolle' esgronden.
Waarde - Bos en landgoederen1 ha1,5 m
- langs wegen
- niet toegestaan op open plekken in het bos;
- niet toegestaan op landerijen nabij landgoederen.
 
  1. er een landschappelijk inpassingsplan wordt opgesteld;
  2. uit onderzoek blijkt dat er geen negatieve effecten op de natuur te verwachten zijn;
  3. de zonnevelden geen afbreuk doen aan de kenmerken van het landschap;
  4. de kwaliteit van de bodem wordt beoordeeld door middel van een onderzoek;
  5. na de exploitatietermijn de zonnevelden verwijderd worden en aangetoond wordt dat de kwaliteit van de bodem geschikt is voor de beoogde functie;
  6. (schriftelijk) advies is verkregen van de provincie Gelderland.
9.3.2 Verboden
  1. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zonnevelden groter dan 5 hectare;
  2. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zonnevelden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Uiterwaarden' en de gebieden met een aanduiding 'overige zone - zonnevelden uitgesloten'.
7 Algemene regels - Bouwen
Artikel 10 Algemene bouwregels
 
10.1 Bestaande maatvoering
 
10.1.1
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
 
10.1.2
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
 
10.1.3
Het bepaalde in artikel 9.1.1 met betrekking tot de bestaande inhoud en oppervlakte is niet van toepassing in geval van sloop van bestaande woningen, bijgebouwen en overkappingen.
 
10.2 Situering woning en bijgebouwen
 
10.2.1
De afstand van een (bedrijfs)woning tot de openbare weg bedraagt minimaal de bestaande afstand.
 
10.2.2
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.2.1 voor het toestaan van een kleinere afstand van een (bedrijfs)woning tot de openbare weg, mits een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.
 
10.3 Herbouw woningen en bijgebouwen
 
10.3.1
De herbouw dient qua verschijningsvorm aangesloten wordt bij de streekeigen bebouwing en op het landelijk karakter van het gebied.
 
10.3.2
Uit een landschaps- en inrichtingsplan de landschappelijke inpassing blijkt en de vormgeving en inrichting van het erf wordt verantwoord.
  
10.4 Ondergronds bouwen
 
10.4.1
Binnen het plangebied mag, tenzij anders is bepaald, ondergronds worden gebouwd overeenkomstig de bouwregels die gelden voor het bovengronds bouwen, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van bouwwerken zoals opgenomen in het plan tevens geldt als de maximale (verticale) bouwdiepte.
 
10.4.2
In afwijking van het bepaalde in artikel 9.4.1 mogen tevens ondergrondse damwandschermen worden gebouwd ten behoeve van het tegenhouden van kwel of de bescherming van de fundering van bruggen of hoogspanningsmasten. Hiervoor geldt geen maximale bouwdiepte.
 
10.5 Hydrologisch neutraal bouwen
 
Bij de aanvraag om omgevingsvergunning bouwen moet worden aangetoond dat de nieuwe watersituatie minimaal gelijk blijft aan de bestaande situatie, waarbij uitgegaan wordt van T = 10 + 10% wat betekent dat het aantal mm neerslag x de oppervlakte verharding = aantal m³ waterberging.
 
10.6 (Bijna) energieneutraal bouwen
 
Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning bouwen moet worden aangetoond dat in de nieuwe situatie het energieverbruik vermindert ten opzichte van de bestaande situatie, indien de energie niet duurzaam wordt opgewerkt
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Welstand
 
Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt slechts verleend, indien het uiterlijk en/of de plaatsing van de bouwwerken, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, voldoen aan de redelijke eisen van welstand conform de beleidsregel Welstand Landelijk gebied, zoals opgenomen in bijlage 3 en 4 van de bijlagen bij de regels.
Artikel 13 Parkeren
 
13.1 Voorwaarden bouwen conform onderliggende bestemming
 
13.1.1
Een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruiken van gronden of bouwwerken, wordt slechts verleend, indien wordt voorzien in de aanleg en instandhouding van voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein. Hierbij gelden de normen als opgenomen in de tabel in artikel 13.5;
 
13.1.2
De in artikel 13.1.1 bedoelde parkeerplaatsen en aansluitende benodigde ruimte, dienen de maatvoering te hebben conform de CROW-richtlijnen;
 
13.1.3
Het is niet toegestaan om het gebruik van de gronden zodanig te wijzigen dat niet langer voldaan wordt aan de hiervoor gestelde bepalingen.
 
13.2 Laden en lossen
 
13.2.1
Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein daar aanleiding toe geeft dient, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, verzekerd te zijn dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen met bijbehorende voorzieningen;
 
13.2.2
De in artikel 13.2.1 bedoelde laad- en losvoorzieningen, en aansluitende benodigde ruimte, hebben de maatvoering, conform de normen in de CROW;
 
13.2.3
Het is niet toegestaan om het gebruik van de gronden zodanig te wijzigen dat niet langer voldaan wordt aan de normen van het CROW.
 
13.3 Flexibiliteit - Afwijken
 
13.3.1
Met omgevingsvergunning kan medewerking worden verleend aan parkeren buiten eigen terrein en/of afwijken van de minimum parkeernormen zoals opgenomen in artikel 13.5:
indien het voldoen aan de parkeerbehoefte als gevolg van bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of:
voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien.
 
13.3.2
Het bevoegd gezag kan aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.3.1 voorwaarden koppelen met betrekking tot de verplichting het benodigde aantal parkeerplaatsen in stand te houden.
 
13.3.3
Het bepaalde in artikel 13.3.1 is niet van toepassing wanneer een bouwwerk na een calamiteit geheel verloren is gegaan, waarvoor de parkeerplaatsen nodig waren, en dit bouwwerk, indien en voor zover sprake is van dezelfde functie en omvang, wordt herbouwd en op gelijke wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien als voor de calamiteit feitelijk het geval was, hoeft niet een omgevingsvergunning worden verleend mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk verloren is gegaan.
 
13.4 Nadere eis
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in artikel 13.1 en 13.2 ten behoeve van het verhogen van de parkeernormen en/of het aanleggen van voorzieningen voor het laden en lossen indien dat nodig is gelet op het gebruik en/of het bouwplan waarbij het (functioneren van) de omgeving mede betrokken wordt. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit te borgen.
Een nadere eis kan tevens gesteld worden bij die (bouw)plannen waarvan de functie niet genoemd wordt in de tabel in artikel 13.5.
 
13.5 Tabel
De norm voor voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen op het eigen terrein is voor de volgende functies:
FUNCTIE
Per
Buitengebied
Wonen
Koop, vrijstaand
woning
2
Koop, twee-onder-een-kap
woning
1,8
Koop tussen/hoek
woning
1,6
Koop, etage, duur
woning
1,7
Koop, etage, midden
woning
1,5
Koop, etage, goedkoop
woning
1,2
Huurhuis, vrije sector
woning
1,6
Huurhuis, sociale huur
woning
1,2
Huur, etage, duur
woning
1,5
Huur, etage, midden/goedkoop
woning
1
Kamerverhuur, zelfstandig (niet-studenten)
kamer
0,6
Kamerverhuur, studenten, niet-zelfstandig
kamer
0,2
Aanleunwoning en serviceflat
kamer
1
Werken
Kantoor (zonder baliefunctie)
100 m² bvo
2,3
Commerciële dienstverlening (kantoor met baliefunctie)
100 m² bvo
3,3
Bedrijf arbeidsintensief/ bezoekersextensief (industrie, laboratorium, werkplaats)
100 m² bvo
2,1
Bedrijf arbeidsextensief/ bezoekersextensief (loods, opslag, transportbedrijf)
100 m² bvo
0,8
Bedrijfsverzamelgebouw
100 m² bvo
1,7
Winkelen en boodschappen
Buurtsupermarkt
100 m² bvo
2,5
Discountsupermarkt
100 m² bvo
5,5
Fullservice supermarkt (laag en middellaag prijsniveau)
100 m² bvo
4,4
Fullservice supermarkt (middelhoog en hoog prijsniveau)
100 m² bvo
3,9
Grote supermarkt
100 m² bvo
6,7
Groothandel in levensmiddelen
100 m² bvo
5,4
Binnenstad of hoofdwinkel(stads)centrum 30.000-50.000 inwoners
100 m² bvo
3
Buurt- en dorpscentrum
100 m² bvo
2,7
Wijkcentrum (klein)
100 m² bvo
3,5
Wijkcentrum (gemiddeld)
100 m² bvo
4,1
Wijkcentrum (groot)
100 m² bvo
4,7
Stadsdeelcentrum
100 m² bvo
5,3
Weekmarkt (bij klein wijk-, buurt- en dorpscentrum)
m¹ kraam
0,15
Kringloopwinkel
100 m² bvo
2
Bruin- en witgoedzaken
100 m² bvo
8,5
Woonwarenhuis/ woonwinkel
100 m² bvo
1,7
Woonwarenhuis (zeer groot)
100 m² bvo
4,4
Meubelboulevard/Woonboulevard
100 m² bvo
2,1
Winkelboulevard
100 m² bvo
3,9
Outletcentrum
100 m² bvo
9,4
Bouwmarkt
100 m² bvo
2,2
Tuincentrum
100 m² bvo
2,6
Groencentrum
100 m² bvo
2,6
Sport, cultuur en ontspanning
Bibliotheek
100 m² bvo
1,1
Museum
100 m² bvo
1
Bioscoop
100 m² bvo
12,7
Filmtheater/filmhuis
100 m² bvo
8,9
Theater/schouwburg
100 m² bvo
10,5
Musicaltheater
100 m² bvo
4,6
Casino
100 m² bvo
7,5
Bowlingcentrum
Bowlingbaan
2,3
Biljart/snookercentrum
tafel
1,5
Dansstudio
100 m² bvo
6,9
Fitnessstudio/Sportschool
100 m² bvo
6
Fitnesscentrum
100 m² bvo
6,9
Wellnesscentrum (thermen, kuurcentrum, beautycentrum)
100 m² bvo
9,8
Sauna, hammam
100 m² bvo
6,8
Sporthal
100 m² bvo
3,2
Sportzaal
100 m² bvo
3,3
Tennishal
100 m² bvo
0,4
Squashhal
100 m² bvo
3,1
Zwembad overdekt
100 m² bassin
12,3
Zwembad openlucht
100 m² bassin
14,8
Sportveld
Hectare netto terrein
13
Stadion
Zitplaats
0,04
Kunstijsbaan (kleiner dan 400 meter)
100 m² bvo
1,8
Kunstijsbaan (400 meter)
100 m² bvo
2,5
Jachthaven
Ligplaats
0,5
Golfoefencentrum
Centrum
54,2
Golfbaan (18 holes)
18 holes, 60ha
108,3
Indoorspeeltuin (kinderspeelhal), gemiddeld en kleiner
100 m² bvo
2,6
Indoorspeeltuin (kinderspeelhal), groot
100 m² bvo
3,6
Indoorspeeltuin (kinderspeelhal), zeer groot
100 m² bvo
4,9
Manege (paardenhouderij)
Box
0,3
Dierenpark
Ha. Netto terrein
4
Attractie- en pretpark
Hectare netto terrein
4
Volkstuin
10 tuinen
1,3
Horeca en (verblijfs)recreatie
Camping (kampeerterrein)
Standplaats
1,1
Bungalowpark (huisjescomplex)
Bungalow
2
1* hotel
10 kamers
4,4
2* hotel
10 kamers
6
3* hotel
10 kamers
6,3
4* hotel
10 kamers
8,5
5* hotel
10 kamers
11,8
Café/bar/cafetaria
100 m² bvo
5
Restaurant
100 m² bvo
12
Discotheek
100 m² bvo
18,8
Evenementenhal/beursgebouw/congresgebouw
100 m² bvo
6
Gezondheidszorg en (sociale) voorzieningen
Huisartsenpraktijk (-centrum)
Behandelkamer
3
Apotheek
Apotheek
2,9
Fysiotherapiepraktijk (-centrum)
Behandelkamer
1,7
Consultatiebureau
Behandelkamer
1,9
Consultatiebureau voor ouderen
Behandelkamer
2,1
Tandartsenpraktijk (-centrum)
Behandelkamer
2,4
Gezondheidscentrum
Behandelkamer
2,2
Ziekenhuis
100 m² bvo
1,9
Crematorium
(deels) gelijktijdige plechtigheid
25,1
Begraafplaats
(deels) gelijktijdige plechtigheid
26,6
Penitentiaire inrichting
10 cellen
3,4
Religiegebouw
Zitplaats
0,1
Verpleeg- en verzorgingstehuis
Wooneenheid
0,5
Onderwijs
Kinderdagverblijf (crèche)
100 m² bvo
1,4 + x
Basisonderwijs
Leslokaal
0,5 + x
Middelbare school
100 leerlingen
3,9
ROC
100 leerlingen
4,9
Hogeschool
100 studenten
8,9
Universiteit
100 studenten
14,8
Avondonderwijs
10 studenten
9,5
(x: zie bijlage 28 van het Omgevingsplan Buitengebied Zutphen)
 
13.6 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het veranderen van de functies en/of normen in de tabel in artikel 13.5, waarbij het wijzigingsplan voorzien wordt van een goede ruimtelijke motivering waaruit de noodzaak en gevolgen voor de wijziging worden toegelicht.
8 Algemene regels - Flexibiliteit
Artikel 14 Algemene afwijkingsbevoegdheid
 
14.1
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, met uitzondering van de genoemde oppervlaktematen van gebouwen en bouwwerken;
  2. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m.
14.2
 
Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.1 kan slechts worden verleend mits het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 15 Algemene belangenafweging
 
In aanvulling op het gestelde in dit plan, wordt een besluit tot:
  1. het verlenen een omgevingsvergunning met afwijking van de bouw- of gebruiksregels; of
  2. een wijziging van het plan;
alleen genomen, mits:
  1. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving.
Artikel 16 Nadere eisen
 
16.1 Stellen van nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. het straat- en bebouwingsbeeld;
  6. het traditionele erfensemble.
16.2 Procedure nadere eisen
 
Voor een besluit tot het stellen van nadere eisen geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
  1. het voornemen ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan- huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de in artikel 15.2 onder a genoemde termijn;
  4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 17 Procdure melding
 
Voor een melding geldt de volgende procedure:
  1. de melding wordt ingediend via het gemeentelijk digitale loket door middel van het formulier zoals weergegeven in bijlage 5 van de bijlagen bij de regels ;
  2. de melding bevat de gegevens die door het college van tevoren zijn vastgesteld;
  3. binnen een termijn van 6 weken wordt een bewijs van ontvangst aan de indiener van de melding verzonden al dan niet met een akkoordverklaring.
Artikel 18 Wijzigingsbevoegdheden
 
18.1 Algemene wijzigingsregels
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:
  1. het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, mits:
    1. de bestemmingsgrenzen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. het toestaan van de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m en een inhoud van ten hoogste 75 m³ ten dienste van het openbare nut en overige openbare dienstverlening.
9 Algemene regels - Gebruik
Artikel 19 Algemene gebruiksregels
 
19.1
 
Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:
  1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  4. het gebruik van recreatiewoningen ten behoeve van permanente bewoning.
19.2
 
Daar waar in het plan bedrijf(sactiviteiten) bij recht zijn toegestaan of middels een flexibiliteitsbepaling (melding, afwijking of wijziging) worden toegestaan zijn de navolgende activiteiten verboden:
  1. bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 derde lid van het Besluit omgevingsrecht;
  2. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen, tenzij dit expliciet is toegestaan;
  3. vuurwerkbedrijven;
  4. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r., met uitzondering van de bestaande agrarische bedrijven zoals opgenomen op de verbeelding.
10 Algemene regels - milieuregels
Artikel 20 Bodem
 
Bij functiewijziging moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie. Indien de bodem gesaneerd moet worden, dient deze ingreep vóór de uitvoering van de functiewijziging plaatsvinden.
Artikel 21 Externe veiligheid
 
Indien een nieuwe functie wordt gerealiseerd waarbij sprake is van een toename met meer dan 25 personen moet de invloed hiervan op de oriëntatiewaarde van het groepsrisico worden onderzocht.
Artikel 22 Geluid
 
22.1 Nieuwe geluidsgevoelige functie
 
In aanvulling op het gestelde in dit plan, wordt een besluit tot:
  1. het verlenen een omgevingsvergunning met afwijking van de bouw- of gebruiksregels; of
  2. een wijziging van het plan;
waarbij een nieuwe geluidsgevoelige functie wordt toegestaan alleen genomen, mits wordt aangetoond dat met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar verblijfsklimaat wordt gerealiseerd.
 
22.2 Nieuwe geluidsproducerende functie
 
Ten aanzien van het oprichten van nieuwe bebouwing waarbij er gebouwd wordt ten behoeve van de bedrijfsvoering alsmede bij de komst van een nieuwe geluidsproducerende functie geldt dat de geluidsemissie moet aansluiten bij het heersende referentieniveau.
Artikel 23 Stikstof
 
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken indien dit leidt tot een toename van de stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied ten opzichte van:
  1. de stikstofdepositie welke kan worden afgeleid uit de op het moment van het vaststellen van het Wijzigingsplan onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming respectievelijk artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 of de onherroepelijke omgevingsvergunning ex artikel 2.1, eerste lid, onder i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 2.2aa sub a van het Besluit omgevingsrecht, respectievelijk hoofdstuk IX, titel 2 van de Natuurbeschermingswet 1998 waarvan datum en kenmerk zijn opgenomen in bijlage 23, waarbij in het geval sprake is van beweiden wordt uitgegaan van de wijze van beweiden conform de feitelijk bestaande en planologisch legale situatie in de periode van 1 jaar voorafgaand aan de vaststelling van het Wijzigingsplan; of
  2. indien geen sprake is van een onherroepelijke vergunning als hiervoor bedoeld, de bestaande stikstofdepositie ten gevolge van het feitelijk aanwezige en planologische legale gebruik van gronden en bouwwerken in de periode van 1 jaar voorafgaand aan de vaststelling van het Wijzigingsplan, waarbij voor het houden van vee kan worden uitgegaan van de gegevens zoals opgenomen in de fiscale jaarrekening en rekening wordt gehouden met de op dat tijdstip feitelijk aanwezige stalsystemen en voorzieningen ter beperking van de stikstofemissie.
11 Algemene regels uitvoeren werken/werkzaamheden
Artikel 24 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
 
24.1 Verbod
 
Het is verboden op of in de gronden met de bestemmingen als opgenomen in bijlage 6 van de
bijlagen bij de regels zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de in de tabel in bijlage 5 van de bijlagen bij de regels genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren.
  
24.2 Weigeringsgrond
 
De in artikel 24.1 genoemde vergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige aantasting van de belangen als nader verwoord in de tabel in bijlage 6 van de bijlagen bij de regels ontstaat of kan ontstaan en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoetgekomen.
 
24.3 Advies
 
De omgevingsvergunning wordt pas verleend nadat (schriftelijk) advies is gevraagd aan het betreffende adviesorgaan als opgenomen in de tabel in bijlage 6 van de
bijlagen bij de regels. Wanneer daar geen adviesorgaan is opgenomen, is er geen verplichting tot het vragen van advies in het kader van de vergunningverlening.
  
24.4 Uitzondering
 
Het verbod als bedoeld in artikel 24.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die
  1. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  2. op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
24.5 Specifieke gebruiksregel
 
Het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op de in
artikel 24.1 bedoelde gronden is, voor zover voor het uitvoeren van die werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden een vergunning krachtens de Waterwet is vereist, uitsluitend toegestaan na inwerkingtreding van die vergunning.
 
24.6 Criteria vergunning
 
24.6.1 Algemeen
De omgevingsvergunning die ziet op het vellen van een boom ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Waardevolle bomen' kan, mits alternatieven voor behoud uitputtend zijn onderzocht, slechts worden verleend indien:
  1. een zwaarwegend algemeen maatschappelijk belang, van niet-tijdelijke aard opweegt tegen duurzaam behoud van de boom of;
  2. naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade.
24.6.2 Bouwen of uitvoeren andere werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden binnen invloedssfeer van een boom.
In geval van een bouwwerk of technische ingrepen in het terrein binnen de invloedssfeer van een te vellen boom dienen een bomeneffectanalyse dan wel een advies van een gemeentelijk boomdeskundige, een 'compensatieplan bomen' en een taxatierapport met boomwaarde van alle bomen staande binnen de invloedssfeer van de te vellen boom te worden overlegd.
 
24.6.3 Bijzondere voorschriften
Aan de omgevingsvergunning die ziet op het vellen van een boom ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Waardevolle bomen' kunnen de volgende bijzondere voorschriften worden verbonden:
  1. dat binnen drie jaar en overeenkomstig de door bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant. Indien niet ter plaatse kan worden herplant, kan tot de aan een omgevingsvergunning tot vellen te verbinden voorschriften behoren het voorschrift dat een geldelijke bijdrage gestort dient te worden in het gemeentelijk Bomenfonds. Deze bijdrage geldt uitsluitend voor bomen in eigendom van de gemeente Zutphen;
  2. in het voorschrift als bedoeld onder a wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen;
  3. dat pas tot vellen van de boom op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere ontheffingen, vergunningen, toestemmingen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.
24.6.4 Herplant-/instandhoudingsplicht
  1. Indien een boom waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder omgevingsvergunning is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de boom bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
  2. Indien niet ter plaatse kan worden herplant wordt een financiële bijdrage gestort in het gemeentelijk Bomenfonds, welke bijdrage uitsluitend geldt voor bomen in eigendom van de gemeente Zutphen.
  3. Wordt een verplichting als bedoeld onder a opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.
  4. Indien een boom waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de boom bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:
    1. overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;
    2. een bomeneffectanalyse op te stellen en aan te bieden aan het bevoegd gezag.
Artikel 25 Bestrijding boomziekten
 
25.1
 
Indien zich op een terrein één of meer houtopstanden bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:
  1. de houtopstand te vellen;
  2. conform richtlijnen van de gemeente de gevelde houtopstanden direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.
25.2
 
Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college gevelde houtopstanden of delen daarvan voor handen of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.
 
25.3
 
Het niet voldoen aan de in artikel 25.1 bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.
12 Overgangsrecht
Artikel 26 Overgangsrecht
 
26.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
26.1.1
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het Wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
26.1.2
Bij omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het bepaalde in artikel 25.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 25.1.1 met maximaal 10%.
 
26.1.3
artikel 25.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
26.2 Overgangsrecht gebruik
 
26.2.1
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het Wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
26.2.2
Het is verboden het met het Wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 25.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
26.2.3
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 25.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
26.2.4
artikel 25.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 27 Slotregel
 
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
 
Regels van het Wijzigingsplan Lochemseweg 22 Warnsveld van de Gemeente Zutphen.
 
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van
 
De voorzitter, De griffier,