direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden - 1
Plan: Buitengebied Zuid en West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0301.bp1500BgebiedZW-vs01

Artikel 3 Agrarisch met waarden - 1

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de uitoefening van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' is een glastuinbouwbedrijf toegestaan;
    • 2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' is een intensieve veehouderij toegestaan tot een bebouwde oppervlakte van maximaal 1 ha dan wel de grotere bestaande oppervlakte;
    • 3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - imkerij' is een bijenhouderij toegestaan;
  • b. het houden van dieren, uitsluitend op de begane grondvloer, met dien verstande dat het houden van dieren op meerdere verdiepingen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - twee bouwlagen' is toegestaan;
  • c. hobbymatig agrarisch gebruik buiten het bouwvlak;
  • d. één bedrijfswoning dan wel het bestaande grotere aantal bedrijfswoningen, waarbij inwoning is toegestaan;
  • e. een plattelandswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning';
  • f. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke waarden en/of natuurwaarden, zich uitende in:
    • 1. bos, houtwallen, struwelen, weg- en erfbeplanting;
    • 2. hoogteverschillen en bodemreliëf;
    • 3. openheid en doorzichten;
    • 4. rust;
    • 5. onverharde wegen;
    • 6. waterhuishoudkundige situatie;
  • g. aan huis verbonden beroepen dan wel consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat maximaal 50 m2 van de bedrijfswoning mag worden ingericht ten dienste van het aan huis verbonden beroep dan wel de consumentverzorgende bedrijfsactiviteit, waarbij geldt dat maximaal 40% van de oppervlakte van de bestaande gebouwen hiervoor mag worden benut;
  • h. detailhandel in streekeigen geproduceerde (agrarische) producten, met dien verstande dat de oppervlakte ten behoeve van detailhandel maximaal 25 m2 mag bedragen;
  • i. toeristisch-recreatieve activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'recreatie';
  • j. een ontsluitingsweg ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ontsluitingsweg';
  • k. de bestaande paardenbakken;
  • l. extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden;
  • m. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder teeltondersteunende voorzieningen, ruiter-, fiets- en wandelpaden, ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels
3.2.1

Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' buiten het bouwvlak gebouwen ten behoeve van de toeristisch-recreatieve activiteiten zijn toegestaan, welke voldoen aan de volgende kenmerken:
    • 1. gezamenlijke oppervlakte bedraagt maximaal 50 m2;
    • 2. goothoogte bedraagt maximaal 3 m;
    • 3. bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m;
  • b. goothoogte van bedrijfsgebouwen maximaal 6 m;
  • c. bouwhoogte van bedrijfsgebouwen maximaal 12 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van kassen maximaal 6 m mag bedragen;
  • d. gezamenlijke oppervlakte van kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' bedraagt maximaal de bestaande oppervlakte;
  • e. afstand tussen kassen en niet-agrarische bebouwing minimaal 50 m;
  • f. goothoogte van bedrijfswoning maximaal 4,5 m;
  • g. bouwhoogte van bedrijfswoning maximaal 10 m;
  • h. inhoud bedrijfswoning maximaal 600 m3.
3.2.2

Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. gezamenlijke oppervlakte maximaal 75 m2 per woning;
  • c. goothoogte maximaal 3 m;
  • d. bouwhoogte maximaal 5,5 m.
3.2.3

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' voldoet de woning aan de volgende kenmerken:

  • a. inhoud bedraagt maximaal 600 m3, of de bestaande grotere inhoud;
  • b. goothoogte bedraagt maximaal 4,5 m;
  • c. bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m.
3.2.4

Bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd achter het verlengde van de voorgevel van de woning;
  • b. gezamenlijke oppervlakte maximaal 75 m2 per woning;
  • c. goothoogte maximaal 3 m;
  • d. bouwhoogte maximaal 5,5 m.
3.2.5

Onverminderd het bepaalde in artikel 3.2.3 is herbouw van het hoofdgebouw uitsluitend toegestaan ter plaatse van de bestaande fundering.

3.2.6

Teeltondersteunende voorzieningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf zijn binnen en buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. lage permanente teeltondersteunende voorzieningen teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met een maximale oppervlakte van 1.000 m2;
  • c. hoge permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met een maximale oppervlakte van 500 m2;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c zijn tevens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - wijngaard' hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen toegestaan;
3.2.7

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. oppervlakte van hooibergen bedraagt maximaal 36 m2;
  • c. de goothoogte van mestsilo's en hooibergen bedraagt maximaal 4 m respectievelijk 6 m;
  • d. waterbassins zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal voor:
    • 1. mestsilo's 8 m;
    • 2. overige silo's 12 m;
    • 3. hooibergen 9 m;
    • 4. waterbassins 3 m;
    • 5. erfafscheidingen 3 m;
    • 6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 6 m;
    • 7. afrasteringen ten behoeve van agrarische activiteiten 1,5 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a zijn buiten het bouwvlak bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m.
3.3 afwijken van de bouwregels
3.3.1 schuilgelegenheden buiten het bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder a dan wel 3.2.7 onder a voor de bouw van schuilgelegenheden voor mensen en/of vee buiten het bouwvlak onder de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal één schuilgelegenheid is toegestaan per hectare;
  • b. de oppervlakte bedraagt maximaal 20 m2;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.3.2 sleufsilo's buiten het bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.7 onder a voor de bouw van sleufsilo's buiten het bouwvlak met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. sleufsilo's buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'EHS Natuur', 'EHS Verweving' en 'EHS Verbinding';
  • b. de sleufsilo's worden aansluitend aan het bouwvlak gebouwd;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2 m;
  • d. de oppervlakte bedraagt maximaal 500 m2.
3.3.3 vergroten oppervlakte bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning'

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.4 onder b ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen en overkappingen waardoor de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen overkappingen meer dan 75 m2 mag bedragen in verband met de sloop van bestaande met omgevingsvergunning gebouwen voormalige bedrijfsgebouwen, niet zijnde karakteristiek, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 75 m2 vermeerderd met 20% van de gezamenlijke oppervlakte van de gesloopte bebouwing tot een maximum oppervlakte van 375 m2;
  • b. er is sprake van een aantoonbare landschappelijke verbetering;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.3.4 herbouw bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' tot maximaal 250 m2

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.4 voor het herbouwen van één of meer bijgebouwen bij een woning tot een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 150 m2, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de nieuwe bijgebouwen niet meer bedraagt dan de op het moment van het ontwerpplan bestaande oppervlakte, met een maximum van 250 m2;
  • b. het traditionele erfensemble blijft behouden;
  • c. uit een landschaps- en inrichtingsplan de landschappelijke inpassing blijkt en de vormgeving en inrichting van het erf wordt verantwoord;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.3.5 herbouw hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning'

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.5 voor de herbouw van het hoofdgebouw op een andere locatie met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. er vindt op enig punt aansluiting plaats op de bestaande fundering;
  • b. er wordt een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gerealiseerd;
  • c. de herbouw dient qua verschijningsvorm aan te sluiten op de bouwvorm van de streekeigen bebouwing en op het landelijk karakter van het gebied;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.4 afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 recreatieve nevenactiviteiten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van bij het agrarische bedrijf behorende en daaraan ondergeschikte recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van:

  • a. bed & breakfastvoorzieningen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
    • 1. de voorzieningen dienen te worden gerealiseerd in de bestaande bebouwing en hiervoor mag geen nieuwbouw plaatsvinden;
    • 2. maximaal 350 m2 van de vloeroppervlakte van de bebouwing mag hiervoor worden gebruikt;
    • 3. voorzien dient te worden in voldoende parkeerruimte op eigen erf;
    • 4. aangetoond is dat een eventuele toename van het groepsrisico verantwoord is;
    • 5. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    • 6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • b. kleinschalig kamperen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
    • 1. binnen de gehele bestemming zijn maximaal 5 kleinschalige kampeerterreinen toegestaan;
    • 2. sanitaire voorzieningen zijn toegestaan binnen de bestaande bebouwing met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 30 m2;
    • 3. mocht het redelijkerwijs niet mogelijk zijn om de sanitaire voorzieningen binnen de bestaande bebouwing op te richten dan is nieuwbouw toegestaan binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 30 m2 en een bouwhoogte van maximaal 4 m;
    • 4. aangetoond is dat een eventuele toename van het groepsrisico verantwoord is;
    • 5. voorzien dient te worden in voldoende parkeerruimte op eigen erf;
    • 6. de afstand tussen het kleinschalig kampeerterrein en het meest nabijgelegen bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' bedraagt minimaal 50 m;
    • 7. de afstand tussen het kleinschalig kampeerterrein en de woning van de initiatiefnemer bedraagt maximaal 50 m;
    • 8. uit een landschapsplan blijkt de ruimtelijke en landschappelijke inpassing van het bouwvlak in de omgeving;
    • 9. buiten de periode van 1 maart tot en met 31 oktober mogen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
    • 10. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    • 11. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • c. recreatiewoningen en recreatieappartementen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
    • 1. de voorzieningen dienen te worden gerealiseerd in de bestaande bebouwing en hiervoor mag geen nieuwbouw plaatsvinden;
    • 2. maximaal 350 m2 van de vloeroppervlakte van de bebouwing mag hiervoor worden gebruikt;
    • 3. voorzien dient te worden in voldoende parkeerruimte op eigen erf;
    • 4. permanente bewoning van recreatiewoningen en recreatieappartementen is niet toegestaan;
    • 5. aangetoond is dat een eventuele toename van het groepsrisico verantwoord is;
    • 6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    • 7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • d. groepsaccommodaties, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
    • 1. de voorzieningen dienen te worden gerealiseerd in de bestaande bebouwing en hiervoor mag geen nieuwbouw plaatsvinden;
    • 2. maximaal 350 m2 van de vloeroppervlakte van de bebouwing mag hiervoor worden gebruikt;
    • 3. voorzien dient te worden in voldoende parkeerruimte op eigen erf;
    • 4. aangetoond is dat een eventuele toename van het groepsrisico verantwoord is;
    • 5. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    • 6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.4.2 detailhandel in eigen vervaardigde en/of voortgebrachte producten en/of streekeigen geproduceerde (agrarische) producten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 onder h voor detailhandel in eigen vervaardigde en/of voortgebrachte producten en/of streekeigen geproduceerde (agrarische) producten met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de nevenactiviteiten dienen te worden uitgeoefend in de bestaande bebouwing en hiervoor mag geen nieuwbouw plaatsvinden;
  • b. maximaal 350 m2 van de vloeroppervlakte van de bebouwing mag hiervoor worden gebruikt;
  • c. voorzien dient te worden in voldoende parkeerruimte op eigen erf;
  • d. er mag geen onevenredige toename plaatsvinden van de verkeersaantrekkende werking;
  • e. buitenopslag is niet toegestaan;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.4.3 overige nevenactiviteiten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van nevenactiviteiten als bedoeld in bijlage 2, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de nevenactiviteiten dienen te worden uitgeoefend in de bestaande bebouwing en hiervoor mag geen nieuwbouw plaatsvinden;
  • b. maximaal 350 m2 van de vloeroppervlakte van de bebouwing mag hiervoor worden gebruikt;
  • c. voorzien dient te worden in voldoende parkeerruimte op eigen erf;
  • d. er mag geen onevenredige toename plaatsvinden van de verkeersaantrekkende werking;
  • e. buitenopslag is niet toegestaan;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.4.4 stapeling

Bij een combinatie van twee of meer van de nevenactiviteiten als bedoeld in artikel 3.4.1, artikel 3.4.2 en artikel 3.4.3 geldt de hoogste toegestane oppervlakte als het totale toegestane maximum.

3.4.5 mantelzorg

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van mantelzorg, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. er is aantoonbaar sprake van een tijdelijke zorgbehoefte;
  • b. de afhankelijke woonruimte mag maximaal 75 m2 bedragen;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende woningen.
3.4.6 paardenbakken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van paardenbakken met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. gerealiseerd binnen het bouwvlak dan wel aansluitend aan het bouwvlak of aansluitend aan de bestemming Wonen, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduidingen 'EHS Natuur', 'EHS Verweving' en 'EHS Verbinding' aansluitend aan het bouwvlak niet is toegestaan;
    • 2. de afstand tussen de paardenbak en de perceelsgrens van de aangrenzende woning van derden minimaal 50 m bedraagt;
  • b. de oppervlakte bedraagt maximaal 1.500 m2;
  • c. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • d. uit een landschapsplan blijkt de ruimtelijke en landschappelijke inpassing;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.5 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 3.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen, rooien en/of kappen van houtwallen en/of houtsingels;
  • b. afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • c. aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van poelen, kolken en watergangen;
  • d. aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telefooncommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
3.5.2

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 3.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden en/of natuurwaarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

3.5.3

Geen omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 3.5.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die worden uitgevoerd binnen het bouwvlak.
3.6 wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 wijzigen vorm en/of vergroten van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor wat betreft het wijzigen van het bouwvlak en/of het vergroten van de oppervlakte van het bouwvlak met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging en/of vergroting noodzakelijk is in het kader van een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. het bouwvlak krijgt hierdoor geen groter aaneengesloten oppervlak dan 2 ha, met dien verstande dat voor zover de vergroting betrekking heeft op een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' de maximale oppervlakte van de gebouwen ten behoeve van de intensieve veehouderij(tak) op het agrarisch bouwvlak maximaal 1,5 ha mag bedragen;
  • c. er blijft een compact bouwvlak bestaan;
  • d. uit een landschapsplan blijkt de ruimtelijke en landschappelijke inpassing van het bouwvlak in de omgeving;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.6.2 gezamenlijke mestopslag

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor wat betreft het bouwen van een gezamenlijke mestopslag buiten het bouwvlak met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de gezamenlijke mestopslag is noodzakelijk in het kader van een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m;
  • c. de inhoud van de gezamenlijke mestopslag bedraagt maximaal 2.500 m3;
  • d. de gezamenlijk mestopslag wordt gesitueerd binnen een straal van 50 m van een agrarisch bouwvlak;
  • e. uit een landschapsplan blijkt de ruimtelijke en landschappelijke inpassing van het bouwvlak in de omgeving;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.6.3 nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het toestaan van nevenactiviteiten met een grotere oppervlakte dan 350 m2 met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft de vestiging van een bedrijf als opgenomen in de categorieën 1 en 2 van de in bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten dan wel het een bedrijf dat voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën 1 en 2;
  • b. de nevenactiviteiten dienen te worden uitgeoefend in de bestaande bebouwing en hiervoor mag geen nieuwbouw plaatsvinden;
  • c. voorzien dient te worden in voldoende parkeerruimte op eigen erf;
  • d. er mag geen onevenredige toename plaatsvinden van de verkeersaantrekkende werking;
  • e. buitenopslag is niet toegestaan;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.6.4 woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het splitsen van de woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' in meerdere woningen met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. elke afzonderlijke woning moet na splitsing een minimale inhoud van 400 m3 hebben;
  • b. de splitsing past binnen de woningbouwafspraken van de gemeente Zutphen en de provincie Gelderland;
  • c. de bouwmassa wordt niet vergroot;
  • d. de oppervlakte aan bijgebouwen wordt niet vergroot;
  • e. na splitsing is geen vergroting van de woningen toegestaan;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.