direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Huize Borro
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0301.bp0506HuizeBorro-vs01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

De stichting Wijnhuisfonds is eigenaar van de locatie Oude Bornhof 55-57 (hierna 'Huize Borro') te Zutphen. De stichting heeft een verzoek bij de gemeente Zutphen ingediend voor een aanpassing van de geldende bestemming “Maatschappelijk”.

De huidige strikte maatschappelijke bestemming biedt het pand geen toekomstwaarde en leidt tot leegstand. Dit doet de (cultuurhistorische) waarde van het pand en de omgeving ongewenst afbreuk . Evenzo geldt dat voor een te ruime bestemming. Het is noodzakelijk de maatschappelijke betekenis van vroeger te vertalen naar de huidige en toekomstige tijdsgeest. De nieuwe kaders voor huize Borro bieden de mogelijkheid voor een toekomstbestendige bestemming die uit gaat van een op bedrijfsmatige leest geschoeide maatschappelijke functie.

De gemeente heeft op 3 juni 2015 besloten mee te werken aan het initiatief door middel van een bestemmingsplanherziening. Via voorliggend document wordt gemotiveerd waarom medewerking wordt verleend en waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Oude Bornhof 55-57 in de binnenstad van Zutphen. Onderstaande afbeelding toont de ligging van Huize Borro in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0301.bp0506HuizeBorro-vs01_0002.png"

Bron: Google Maps

1.3 Opbouw bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is een bindend plan voor zowel overheid als burgers. In een bestemmingsplan wordt de bestemming, ofwel de functie van de grond aangewezen. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en wat daarop gebouwd mag worden. Omgevingsvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, een verbeelding en planregels.


Toelichting

De toelichting wordt opgesteld overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de toelichting is opgenomen:

  • een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen;
  • een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
  • de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 Bro bedoelde overleg;
  • de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek;
  • een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
  • de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.


Omdat bij de voorbereiding van het bestemmingsplan geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is opgesteld, worden in de toelichting, conform artikel 3.1.6 lid 2 Bro, ten minste neergelegd:

  • een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden;
  • voor zover nodig een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overige waarden van de in het plan begrepen gronden en de verhouding tot het aangrenzende gebied;
  • een beschrijving van de wijze waarop krachtens hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer vastgestelde milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken.


Verbeelding

De verbeelding, een kaart, geeft de bestemming van de grond aan met daarbij eventuele aanduidingen zoals bouwvlakken. Door op de verbeelding te kijken is te zien welke bestemmingen en mogelijke aanduidingen er gelden. De verbeelding omvat de laatste afspraken over InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO) en Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012.


Planregels

De planregels geven de gebruiksmogelijkheden aan van de grond en vaak ook op welke wijze de gronden bebouwd mogen worden. In het vormgeven van de planregels wordt aangesloten bij de SVBP 2012.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk is in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 is het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens is in dit hoofdstuk ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. In hoofdstuk 5 is vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Tot slot bevat hoofdstuk 6 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak en overlegmomenten zijn opgenomen.

Hoofdstuk 2 Het initiatief

In dit hoofdstuk komt het initiatief aan bod. Daartoe wordt eerst inzicht gegeven in de huidige functie(s) en bebouwing in het plangebied. Daarbij wordt mede de relatie met de omgeving betrokken. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.

2.1 Huidige situatie

Het oude Bornhof

In de historische binnenstad van Zutphen vervult het Oude Bornhof een speciale functie. Stammend uit de 14e eeuw, hebben 'armen en behoeftigen' hier lange tijd een warm onthaal gevonden door het legaat van de Heer Borro. In dit deel van de binnenstad van Zutphen is een mengeling aan functies (centrum, gemengd, bedrijf, wonen, kantoor) aanwezig. Aan de Oude Bornhof is vanaf 1976 met name sprake van een woonfunctie, met uitzondering van Huize Borro.

Huize Borro

Huize Borro is een rijksmonument en bestaat uit drie verdiepingen. Het pand staat momenteel leeg en beschikt over de volgende ruimten. Op de begane grond een dubbele kantoorruimte van totaal ongeveer 40 m2, de koffiekamer van ongeveer 120 m2 en een kamer van 52 m2. Met entreegebied met trap, lift, toiletgroepen en verkeersruimte erbij beslaat de begane grond ongeveer 300 m2 BVO. Op de verdieping is er een kantoorruimte van 13 m2 de Grote Zaal van 120 m2 met een garderoberuimte van 6 m2 en de Kroonkamer van 52 m2. Inclusief verkeersruimte beslaat de 1e verdieping ongeveer 260 m2 BVO. De 2e verdieping betreft een zolderruimte met onder een monumentale kapconstructie kantoorruimtes en met ruimte voor opslag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0301.bp0506HuizeBorro-vs01_0003.png"

Aanzicht huize Boro vanaf het Oude Bornhof.

afbeelding "i_NL.IMRO.0301.bp0506HuizeBorro-vs01_0004.png"

Aanzicht huize Boro vanaf het Oude Bornhof.

2.2 Toekomstige situatie

Uitgangspunten ontwikkeling Huize Borro

Het voorliggend initiatief is erop gericht een hernieuwd kader te realiseren voor de functionele invulling van Huize Borro. Aan het pand zelf vinden geen aanpassingen plaats. Het kader wordt zodanig opgezet dat het aansluit op de conclusies van het onderzoek van mei 2013 dat is uitgevoerd naar een passende, duurzame invulling van Huize Borro. In dit onderzoek naar een passende invulling is destijds het scenario “behoud van een maatschappelijke functie, geschoeid op bedrijfsmatige leest” als meest kansrijk beoordeeld. Dit onderzoek is als bijlage 1 bij de toelichting opgenomen.

De ligging van het Oude Bornhof in de binnenstad, nabij het kernwinkel- en -horecagebied en de toegangen Polsbroek-Spittaal, maakt het hof geschikt voor allerlei gebruiksvormen. De beperkte bereikbaarheid, buiten de ‘loop’ en in een binnengebied, maken de locatie echter onaantrekkelijk voor gebruik dat zich richt op een groot publiek en op zicht- en vindbaarheid. Binnen de hofbebouwing onderscheidt Huize Borro zich in positie, bouwmassa en vormgeving en is daardoor ook een logisch punt om in gebruik te verbijzonderen. Het pand schept hiervoor de bouwkundige kaders. Ruimte voor uitbreiding is niet aanwezig en de monumentale status maakt wijzigingen niet eenvoudig.

Doelstellingen vanuit het gemeentelijk beleid voor de stedelijke dynamiek in de Oude Stad zijn economische versterking, een samenhangende winkelroutering, cultuurhistorische routering, versterking van het woongebied en ruimte creëren voor horeca als verblijfs- en ontmoetingsplek voor alle doelgroepen. Het Oude Bornhof wordt niet specifiek in de visie genoemd, maar staat onder andere wel aangegeven als hofje, openbare- en groene ruimte. Huize Borro is aangeduid als “overige culturele functies’’.

Maatschappelijke component

De besturen van de gemeente Zutphen en het Wijnhuisfonds vinden het belangrijk dat in Huize Borro een passende functie wordt gerealiseerd, met behoud van de bestaande kwaliteiten en karakteristiek. In de loop der tijd heeft het gedachtegoed van het Oude Bornhof zich geworteld in de Zutphense samenleving en zich verbreed naar een functie ten dienste van de maatschappij. Voor elk toegestaan gebruik van het pand geldt daarom een exploitatie met een maatschappelijke component als voorwaarde.

Om deze maatschappelijke functie ook voor de toekomst te kunnen waarborgen, is een invulling nodig waarbij een combinatie wordt gemaakt met functies die een bedrijfsmatige exploitatie mogelijk maken. In het uitgevoerde onderzoek van 2013 (bijlage 1) is dit scenario ook als meest kansrijk benoemd en ook beschreven. Initiatiefnemers die zich willen vestigen in Huize Borro dienen een plan te overleggen waaruit blijkt op welke wijze invulling wordt gegeven aan de maatschappelijk component.

Nieuwe functionele invulling

Het is noodzakelijk de maatschappelijke betekenis van vroeger te vertalen naar de huidige en toekomstige tijdsgeest. De historische en maatschappelijke betekenis van het pand voor de stad en met name het risico op leegstand zijn in deze situatie relevante factoren die om een specifieke bestemming vragen. Dit maatwerk richt zich op het verder afbakenen van de gebruiksmogelijkheden en een regeling die de historische, maatschappelijke waarde beschermt. Het voorgaande leidt tot de volgende mogelijke invulling qua gebruik van Huize Borro. Daarbij is het maatwerk inzichtelijk gemaakt door de vergelijking te maken met de bestemming die gegeven zou worden aan een vergelijkbare locatie zonder de maatschappelijke betekenis die Huize Borro heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0301.bp0506HuizeBorro-vs01_0005.png"

Op basis van de bovenstaande tabel is de maatwerkbestemming ingevuld (zie hoofdstuk 5).

Voorwaarde bij het toestaan van voorgenoemde functies is dat aan elk gebruik van het pand een maatschappelijke component verbonden dient te zijn. De hoofdlijnen van dit maatschappelijk concept zijn uitgewerkt in een leidraad die is opgenomen als bijlage 2 van de toelichting en is vertaald in de regels. Initiatiefnemers die zich willen vestigen in Huize Borro zullen moeten aantonen op welke wijze zij hieraan invulling gaan geven. Uitzondering hierop betreffen de maatschappelijke functies. Bij een invulling met deze functies is het maatschappelijke gedachtegoed reeds door de nieuwe functie geborgd.

Mogelijkheden Oude Bornhof

Uitgangspunt voor het oude Bornhof is dat de functie als rustig, groen hof in de relatief drukke, versteende binnenstad behouden moet blijven. Het hof vervult een belangrijke rol als buitenruimte voor de omliggende functies. Het openbare gebied van het oude Bornhof is in gebruik als tuin en wandelpaden/terras. Ondergeschikt daaraan zijn de volgende functies daarbij in beeld:

  • kunst en expositie (beeldentuin, kunstmarkt e.d);
  • markt, standplaats;
  • terras.

Ter bescherming van de cultuurhistorische waarde en het ruimtelijke karakter van het hof is een 'zonering en uitgangspunten beeldkwaliteit' opgesteld d.d. 17 november 2015. Deze is als bijlage 4 bij de regels opgenomen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Gebiedsgericht

De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.

In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.

In de SVIR worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.

Ladder duurzame verstedelijking

Een meer algemeen onderwerp uit de SVIR is "duurzame verstedelijking". Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).

De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De ladder bestaat uit drie 'treden' die doorlopen moeten worden om te bezien of een ontwikkeling bijdraagt aan duurzame verstedelijking:

  • 1. de voorgenomen stedelijke ontwikkeling dient te voorzien in een actuele regionale behoefte;
  • 2. indien uit stap 1 volgt dat de ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte moet beschreven worden in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  • 3. indien uit stap 2 blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is. Daar wordt het volgende onder verstaan: 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

Door het ministerie van Infrastructuur en Milieu is een handreiking gemaakt. Deze 'handreiking ladder voor duurzame verstedelijking' werkt verder uit hoe met de ladder omgegaan moet worden. Voor een verdere uitleg van de ladder duurzame verstedelijking wordt naar die handreiking verwezen.

Planspecifiek

Gebiedsgericht

Het plangebied ligt niet in een van de aangewezen gebieden als genoemd in het SVIR.

Ladder duurzame verstedelijking

Met het voorliggend initiatief is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, maar van een aangepaste functionele invulling; i.c. het maatwerk voor de locatie Huize Borro. Hiermee is geen sprake van een ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro. Een verdere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet noodzakelijk.

Het rijksbeleid staat de nieuwe functionele invulling van Huize Borro niet in de weg.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie en omgevingsverordening Gelderland

Omgevingsvisie

De nieuwe omgevingsvisie Gelderland is vastgesteld op 9 juli 2014 en vormt hiermee het actuele ruimtelijke kader van de provincie Gelderland. De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

1 een duurzame economische structuur;

2 het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

1. Duurzame economische structuurversterking

Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om sterke steden en vitale dorpen met voldoende werkgelegenheid. Het verbeteren van de economische structuur is een belangrijke opgave voor de Gelderse samenleving. Er zijn veel kansen om de economische structuur te verbeteren. De provincie wil samen met haar partners de kansen benutten, mèt oog voor de unieke kwaliteiten van Gelderland. Het

streven is om de concurrentiekracht van Gelderland te vergroten door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur.

2. Borgen van de kwaliteit en de veiligheid van de leefomgeving

Een aantrekkelijke leefomgeving vergt een goede kwaliteit en beleving van natuur, een gezonde en veilige leefomgeving en een robuust bodem- en watersysteem. De provincie zet daarom in op het waarborgen en op het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland. De realisatie van deze tweede centrale doelstelling betekent vooral:

  • ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek;
  • zorg dragen voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap;
  • een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle gebruiksfuncties; bij droogte, hitte en waterovervloed;
  • een gezonde en veilige leefomgeving.

Omgevingsverordening

De provincie beschikt over een palet van instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De Omgevingsverordening is er een van. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving zijn opgenomen in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem.

Planspecifiek

Eén van de doelstellingen uit de Omgevingsvisie betreft het borgen van de kwaliteit van de leefomgeving. Daarbij wordt gericht op het ontwikkelen met kwaliteit, waarbij recht wordt gedaan aan de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van een plek. Het plangebied is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied en het plan richt zich op bestaand bebouwd gebied. Bij onderhavig plan worden de bestaande ruimtelijke kwaliteiten (cultuurhistorische waarden, monumentale waarde gebouwen) behouden. Het plan past hiermee goed in de gedachte uit de ontwikkelingsvisie van ‘ontwikkelen met kwaliteit’.

Het plan is niet strijdig met de provinciale omgevingsvisie en -verordening.

3.2.2 Regionale structuurvisie Stedendriehoek 2030

De regionale structuurvisie Stedendriehoek 2030 is in mei 2007 vastgesteld door de gemeenteraden

van Apeldoorn, Brummen, Deventer, Lochem, Voorst en Zutphen. In deze visie staan de gemeenschappelijke ambities van de gemeenten in het bundelingsgebied Stedendriehoek voor de lange termijn tot 2030. De visie heeft betrekking op (grote delen van) het grondgebied van de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Deventer, Lochem, Voorst en Zutphen. De gemeenten streven naar een hoogwaardige ruimtelijke ontwikkeling

van de Stedendriehoek als geheel. Behoud en versterking van de samenhang en variatie in woon-, werk- en recreatiegebieden, met het gelijktijdig ontwikkelen van nieuwe kwaliteiten in water, natuur, landschap en landbouw, staat centraal.

De structuurvisie omvat een duurzaam ruimtelijk structuurbeeld voor de lange termijn 2030. Dit beeld laat zien hoe de betrokken partners van de Stedendriehoek willen omgaan met de ruimtelijke ontwikkeling van het bundelingsgebied Stedendriehoek, waarbij de volgende aspecten centraal staan:

  • de visuele openheid van het landschap behouden;
  • draagvlak van stedelijke voorzieningen en het openbaar vervoer versterken;
  • een innovatieve regionale economie stimuleren;
  • de automobiliteit reduceren door goede koppelingen aan openbaar vervoer en fietsgebruik;
  • de variatie in samenstelling van de stedelijke bevolking en de woningvoorraad vergroten.

Planspecifiek

Voornoemde aspecten moeten ertoe bijdragen dat het stedelijk ruimtegebruik in en om de bestaande steden en dorpen wordt gebundeld en geconcentreerd. Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op bestaand bebouwd gebied binnen het stedelijk netwerk Stedendriehoek. Het provinciaal en regionaal beleid is echter niet of nauwelijks direct van invloed op dit bestemmingsplan, aangezien wordt voorzien in het beheer van de bestaande ruimtelijke situatie. Het plan voorziet enkel in een aangepaste functionele invulling.

Het plan is niet strijdig met het beleid uit de regionale structuurvisie.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie binnenstad

Deze structuurvisie is een vervolg van de Binnenstadsvisie en is vastgesteld op 18 juni 2012. Deze structuurvisie is opgesteld om te voldoen aan de wettelijke verplichtingen inzake structuurvisies wat betreft het opnemen van een uitvoeringsparagraaf en het digitaal uitwisselen. Hiernaast heeft de structuurvisie tot doel een door de gemeente gevestigd voorkeursrecht te bestendigen. Met de voorliggende structuurvisie wordt ten slotte tegemoet gekomen aan de wettelijke verplichting te beschikken over een structuurvisie.

In de structuurvisie wordt de visie op hoofdlijnen toegelicht. De binnenstad van Zutphen is een bijzonder en aantrekkelijk gebied, waarin stedelijke dynamiek samengaat met uitgesproken en overal zichtbare historische kwaliteiten. Om te zorgen dat de unieke kwaliteit van de binnenstad in de komende jaren de leidraad en de inspiratiebron blijft bij het uitwerken en uitvoeren van verbeteringsprojecten, is in deze visie gezocht naar een aantal leidende thema’s:

  • 1. Historische schatkist
  • 2. Rivier(en)stad
  • 3. Stedelijke dynamiek

Planspecifiek

Van de hiervoor genoemde doelstellingen zijn de eerste en laatste doelstelling relevant bij onderhavig plan. Bij de historische schatkist gaat het om -de vele lagen van- de rijke geschiedenis van Zutphen. Deze vormen een essentiële kwaliteit van de stad. De vele cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en objecten, maar ook het bijzondere stelsel van openbare ruimten, vormen gezamenlijk het decor waarin de stedelijke activiteiten worden ontplooid. Uiteraard worden de huidige kwaliteiten van het gebouwde culturele erfgoed behouden en waar nodig versterkt. De doelstelling van dit thema is om de rijke bronnen uit deze goedgevulde schatkist te gebruiken als inspiratie voor toekomstige ontwikkelingen.

Bj de stedelijke dynamiek staat de doelstelling centraal dat de stad zich in de wisselwerking tussen historisch decor en stedelijke dynamiek ontwikkelt. Het historisch stedelijke decor leent zich uitstekend voor een rijke variatie aan stedelijke activiteiten. Stedelijk leven houdt een rijke diversiteit van activiteiten in handelen, wonen, recreëren, werken; maar ook bewegen en pauzeren, uitrusten en aanschouwen. Het is juist een gezonde mengeling van deze activiteiten die maakt dat Zutphen een bloeiende stad wordt. De beschreven activiteiten vinden niet alleen plaats in gebouwen, maar ook in het stelsel van openbare ruimten, voor jongeren en ouderen. De doelstelling van dit thema is om verscheidenheid van menselijk handelen in de binnenstad op allerlei manieren te bevorderen.

De nieuwe functionele invulling van Huize Borro past goed in beide thema's. Het initiatief is in meerdere opzichten (gebouw, omgeving en gedachtegoed) gebaseerd op het verleden en geeft daaraan met een combinatie van behoud en ontwikkeling een nieuwe invulling. De verplichte maatschappelijke component zorgt bovendien voor maatwerk. Het plan draagt bij aan de doelstellingen van de structuurvisie binnenstad.

3.3.2 Geldend bestemmingsplan

Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan ‘Oude Stad / IJsselkade’, dat is vastgesteld op 1 juli 2013 door de gemeenteraad van Zutphen.

Planspecifiek

afbeelding "i_NL.IMRO.0301.bp0506HuizeBorro-vs01_0006.png"

Uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan

In dit bestemmingsplan heeft de locatie de bestemming ‘Maatschappelijk’. Binnen deze bestemming zijn de volgende maatschappelijke voorzieningen toegestaan: sociale, culturele, educatieve, medische, onderwijs-, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen, overheidsvoorzieningen, kinderopvang alsmede ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca ten dienste van deze voorzieningen. Er is verder een bouwvlak aangeduid waarbinnen de hoofdgebouwen toegestaan zijn.

Over het plangebied liggen de dubbelbestemmingen 'Waarde -archeologie 3' en ‘Waarde – Beschermd Stadsgezicht’. De eerste betreft de bescherming van hoog bekende archeologische waarden de tweede dubbelbestemming betreft de aanwijzing van het plangebied als onderdeel van het beschermd stadsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet, 1988. De regeling is gericht op de bescherming van de cultuurhistorische waarden. Hierbij worden twee kaarten gebruikt, een gevelwandkaart en een kappenkaart.

De bebouwing dient aan de bestaande kenmerken te voldoen. Ook mogen de voorgevels van hoofdgebouwen uitsluitend in (het verlengde van) de voorgevelrooilijn worden gebouwd. De gevelwandenkaart geeft inzicht in de bestaande gevelbreedtes, hoogtes van de bouwlagen en de bestaande goot- en bouwhoogtes. De kappenkaart geeft inzicht in de bestaande vormgeving van de kappen.

De gewenste functie met bijbehorende regeling past niet binnen het geldend bestemmingsplan. Hiervoor is voorliggende herziening opgesteld.

3.3.3 Horecavestigingsbeleid

In 2002 is de "Notitie Horecavestigingsbeleid Gemeente Zutphen" opgesteld als beleidskader voor horecaontwikkelingen. Het beleid heeft als hoofddoelstelling: "In voorwaardenscheppende zin, zorgen voor attractieve en functionele horeca-vestigingen in de historische binnenstad".

De gedachte achter deze doelstelling is dat een binnenstad voor iedereen aantrekkelijk moet zijn. Dus zowel bewoners als bezoekers moeten er graag komen. Bij bezoekers moet dan ook niet alleen gedacht worden aan winkelend publiek, maar ook aan toeristen. Zutphen staat bekend om zijn historische binnenstad en de vele

monumenten. Horeca kan ertoe bijdragen dat bezoekers langer in de stad blijven. Het horecavestigingsbeleid kan deze synergetische effecten versterken.

De horecafunctie in de binnenstad is niet alleen aantrekkelijk, maar kan ook overlast veroorzaken. Door middel van een horecalocatiebeleid kan de overlast beperkt blijven en tegelijkertijd de ruimtelijke kwaliteit verbeterd worden. Op basis van de hoofddoelstelling zijn uitgangspunten geformuleerd die hebben geleid tot het aanwijzen van vier gebieden ten aanzien van horecavestigingen. Dit zijn het concentratiegebied, het ontwikkelingsgebied, het consolidatiegebied en het deconcentratiegebied. Per gebied is aangegeven wat het beleid is voor ontwikkeling en type horeca.

Planspecifiek

Het Oude Bornhof is binnen het horecavestigingsbeleid gesitueerd in het consolidatiegebied. Het beleid is hier gericht op de instandhouding van het huidige horeca-aanbod. Een wisseling naar een lagere categorie is mogelijk. Wisseling naar een hogere categorie is uitgesloten. De omgeving is niet of minder geschikt voor horeca-ontwikkeling. Horeca is één van de aanwezige functies, maar zeker niet de hoofdfunctie. Hier is geen uitbreiding van het aantal horecavestigingen mogelijk.

Toen het horecavestigingsbeleid werd vastgesteld (2002) was er geen horeca in Huize Borro en zou nu dus sprake zijn van een uitbreiding die ongewenst is. Er was toen echter ook geen sprake van leegstand. Na 2012 is onderzoek uitgevoerd naar een passende invulling (zie Bijlage 1) en heeft zich tijdelijk horeca in het pand gevestigd. Daarnaast is, vanuit de ruimtelijke kwaliteit, in paragraaf 2.2 Toekomstige situatie onderbouwd welke functies mogelijk zijn in het pand. Hieruit blijkt dat horeca in Huize Borro, onder voorwaarden, mogelijk is. De tijdelijke horeca die in het pand aanwezig was en het onderzoek dat in dat kader is uitgevoerd (zie 4.1.3) bevestigen de aangegeven mogelijkheden voor horeca. Net als voor andere functies is het gebruik en de ontwikkelingsruimte afgebakend vanuit de eigenschappen en ligging van het pand en de vereiste maatschappelijke component. Dit is vertaald in de regels van onderhavig bestemmingsplan.

Gezien het voorgaande wordt de vestiging van horeca in Huize Borro, onder de voorwaarden zoals opgenomen in Artikel 3 Gemengd - Huize Borro, mogelijk geacht. De vestiging is passend binnen de uitgangspunten die voortvloeien uit de hoofddoelstelling van het horecavestigingsbeleid. De locatie en gestelde voorwaarden vragen om een hoger kwaliteitsniveau dan 'standaard' horeca. Op deze wijze kan het bijdragen aan de aantrekkingskracht van de Zutphense binnenstad als geheel, waarbij, zoals het beleid ook stelt, de overlast voor de omgeving beperkt moet blijven. Daarom is in regels uitsluitend een lage horecacategorie toegestaan en als hoofdfunctie alleen op de begane grond. De regels en bijbehorende voorwaardelijke verplichtingen bieden tenslotte het beleidsmatig gewenste duidelijke ruimtelijke en jurirdisch instrumentarium voor sturing en handhaving.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

In de Wet Bodembescherming (Wbb) is opgenomen dat aangetoond moet worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming is met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Bij een functiewijziging zal in veel gevallen een specifiek bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd. Hiermee wordt in beeld gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.

Planspecifiek

Bij voorliggend initiatief is uitsluitend sprake van een functieverandering binnen de bestaande bebouwing, waarbij de nieuwe functie niet als gevoeliger wordt aangemerkt dan de bestaande functie. Om die reden wordt gesteld dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor de beoogde functies. Een verkennend milieukundig bodem- en grondwateronderzoek kan achterwege blijven.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect bodem.

4.1.2 Lucht

De mate van blootstelling aan luchtverontreiniging speelt een rol in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Met betrekking tot 'luchtkwaliteit' is het van belang te bepalen wat de bijdrage van het plan is aan die luchtkwaliteit.

Bijdrage aan luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer (paragraaf 5.2). De Wet introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).

Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'.

Planspecifiek

In Huize Borro zijn op basis van het geldend bestemmingsplan verschillende maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Qua aantallen verkeersbewegingen kan gesteld worden dat geen sprake zal zijn van een verkeerstoename ten opzichte van de huidige situatie (zie ook paragraaf verkeer). De aantallen gebruikers/bezoekers van het pand zal met de nieuwe functionele invulling van het pand niet wezenlijk verschillen ten opzichte van de huidige toegestane functies. De bijdrage aan luchtkwaliteit van het initiatief is daarmee van geringe omvang ten opzichte van de benoemde grenswaarde (3%). Op basis hiervan is te concluderen dat dit project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nadere toetsing ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.

4.1.3 Geluid

De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):

  • woningen;
  • geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen);
  • andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh):
    • 1. een verzorgingstehuis;
    • 2. een psychiatrische inrichting;
    • 3. een kinderdagverblijf.

Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. Verder gaat de Wgh onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen, geluidbelastingkaarten en actieplannen. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Voorts vraagt de onderhavige situatie specifiek aandacht gezien de beoogde terrasfunctie voor het pand.

Planspecifiek

In Huize Borro zijn in de bestaande situatie in op basis van het geldend bestemmingsplan diverse maatschappelijke voorzieningen toegestaan, waaronder geluidgevoelige functies. Ook in de nieuwe situatie zijn gevoelige objecten toegestaan. De direct aangrenzende straten betreffen rustige wegen (éénrichtingsverkeer en max 30 km/h) in de binnenstad van Zutphen zonder onderzoekszone. Mogelijkheden tot parkeren zijn in deze straat niet aanwezig. Het aantal verkeersbewegingen is beperkt. De locatie ligt niet binnen een zone industrielawaai of een onderzoekszone vanuit spoorweglawaai. Een nadere toetsing ten aanzien van het aspect geluid vanwege de Wgh of een goede ruimtelijke ordening kan achterwege blijven.

Voor wat betreft de terrasfunctie is aan de vorige exploitant (Eetlust) een vergunning verleend. Toen is al een akoestische berekening gemaakt in de vorm van een indicatieve geluidberekening van het stemgeluid afkomstig van een terras bij het Oude Bornhof. Hieronder volgen de resultaten.

Bij de beoordeling of erbij het terras sprake is van ontoelaatbare nadelige beïnvloeding van de woon- en leefsituatie kan in eerste instantie worden gekeken naar de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit. De overwegende geluidsproductie wordt veroorzaakt door stemgeluid afkomstig van personen op het terras. De volgende factoren zijn hierbij maatgevend. De maatgevende afstand tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt 18 meter. 48 personen kunnen op het terras zitten waarbij 24 personen tegelijkertijd praten met een normaal stemgeluid van 65 dB(A) per persoon en verheven stemgebruik tot 70 dB(A). Het terras mag van 10:00 tot 20:00 geopend zijn. De dagperiode loopt van 10:00 tot 19:00 uur. De avondperiode is van 19:00 tot 20:00 uur. Normaliter wordt gerekend van 7:00 tot 19:00 uur en van 19:00 – 23:00 uur. Maar deze tijden worden gerestricteerd. De begintijd is 10:00 uur en de eindtijd 20:00 uur. Door bedrijfsduurcorrectie gaat er in de dagperiode 1 dB(A) af en in de avondperiode 6 dB(A).

Bij een verheven stemgebruik bedraagt het geluidsniveau op de maatgevende woning 84 dB(A) – 35 dB(A) afstandscorrectie= 49 dB(A). Gerekend met 9 uur in bedrijf in de periode 07:00 uur tot 19:00 uur en een bedrijfsduurcorrectie van 1 dB(A) wordt het geluidsniveau 48 dB(A). Gerekend met 1 uur in bedrijf in de avondperiode 19:00 tot 23:00 uur betekent een bedrijfsduurcorrectie van 6 dB(A) het geluidsniveau wordt dan 49 dB(A) – 6 dB(A) = 43 dB(A).

Bij een terras dat van 10:00 uur tot 20:00 uur in gebruik is voldoet het terras bij bovengenoemde uitgangspunten en met een verheven stemgebruik aan het Activiteitenbesluit, 48 dB(A) en 43 dB(A) zijn minder dan gestelde 50 dB(A) en 45 dB(A) uit het Activiteitenbesluit. In het gebiedsgericht geluidsplan is een streefniveau opgenomen van 45 dB(A) voor de dagperiode en 40 dB(A) voor de avondperiode. Omdat de indicatieve berekening een worst-case situatie is zal het geluidsniveau lager zijn dan 48 en 43 dB(A). Dit betekent een lichte overschrijding van de streefwaarden. De waarden 48 dB(A) en 43 dB(A) voldoen wel aan de bovengrenswaarden van het geluidsplan. De gemeente en meerderheid van de omwonenden vindt het geheel van de ontwikkeling een kwaliteitsimpuls en omdat het een beperkte overschrijding is van de streefwaarden wordt van deze waarden uit het geluidsplan afgeweken.

Gezien het voorgaande wordt de eindtijd tot 20.00 uur vastgelegd d.m.v. een maatwerkvoorschrift bij de vergunningverlening.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.

4.1.4 Milieuzonering

Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.


Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van al aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functies krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.

Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.

Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.

Planspecifiek

In Huize Borro zijn op basis van het geldend bestemmingsplan diverse maatschappelijke voorzieningen met verschillende functies toegestaan. In de directe nabijheid van het plangebied zijn met name woningen gelegen. Naast Huize Borro is een pand bestemd als kantoor.

Huize Borro ligt in de omgevingstype 'gemengd gebied'. Dit is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. In een 'gemengd gebied' bedraagt de aan te houden afstand 0 meter bij categorie 1, 10 meter bij milieucategorie 2 en 30 meter bij milieucategorie 3 bedrijven.

Sommige woningen liggen op minder dan 10 meter afstand van de toegelaten functies binnen de bestemming 'Gemengd - Huize Borro'. Om een acceptabel woon- en milieuklimaat te kunnen garanderen, zijn binnen deze bestemming dan ook alleen die functies toegestaan, de behoren tot categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten. De te hanteren adviesafstand bedraagt derhalve 0 meter.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect milieuzonering.

4.1.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de externe risico's met een externe werking, die ontstaan door het transport van, de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen.

Toetsingskaders zijn onder andere het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden.

Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het groepsrisico is een maat die aangeeft hoe groot de kans is op een ongeval met gevaarlijke stoffen met een bepaalde groep slachtoffers. Hoe hoger het groepsrisico, hoe groter deze kans. Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Voor inrichtingen geldt daarnaast dat verantwoording van het groepsrisico verplicht is wanneer binnen het invloedsgebied van een risicobron nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden toegelaten. Voor transportassen (weg, spoor en water) geldt dat de verantwoording van het groepsrisico verplicht is wanneer sprake is van toename van het aantal personen (en daarmee een toename van het groepsrisico) of overschrijding van de oriëntatiewaarde.

Planspecifiek

Via de website risicokaart.nl kan voor de locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Onderstaand een screenshot van die website.

afbeelding "i_NL.IMRO.0301.bp0506HuizeBorro-vs01_0007.png"

Hieruit is op te maken dat het plangebied niet ligt binnen:

  • het invloedsgebied van een inrichting die valt onder het Bevi;
  • de veiligheidsafstanden van andere stationaire risicobronnen;
  • het invloedsgebied van een relevante buisleiding voor het transport van gevaarlijke stoffen;
  • het invloedsgebied van een basisnetroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water en weg (200 m provinciale weg en 50 m rijksweg) .

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van 4 kilometer aan weerszijde van de spoorbaan Zutphen - Deventer. Over deze spoorlijn worden toxische stoffen getransporteerd. Voor het spoor geldt een gebied van 200 meter aan weerszijde waarvoor uitgebreid moet worden ingegaan op alle risico’s volgens artikel 8 van het besluit transportroutes externe veiligheid. Buiten dit gebied hoeft alleen te worden ingegaan op de mogelijkheid tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp, en de mogelijkheid voor personen om zich in veiligheid te brengen in het geval van een calamiteit. In dit geval ligt het plangebied op meer dan 200 meter van het spoor verwijderd. De afstand tot het spoor bedraagt ongeveer 580 meter.

Bestrijdbaarheid

Bij een calamiteit, waarbij toxische vloeistoffen of gassen (kunnen) vrijkomen, zal de brandweer inzetten op het beperken of voorkomen van effecten. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.

Mogelijkheden tot zelfredzaamheid

Bij een calamiteit, waarbij toxische vloeistoffen of gassen vrijkomen, is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij dat incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NL-alert. Bij het genoemde incidentscenario is het advies om te schuilen in een gebouw en de ramen, deuren en ventilatieopeningen te sluiten. Er zijn voldoende mogelijkheden om dit advies tijdig op te volgen.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect externe veiligheid.

4.2 Water

De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:

  • de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om de waterbeheerder vroegtijdig in de planvorming te betrekken, en
  • de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om in hun plan verantwoording af te leggen over de manier waarop omgegaan is met de inbreng van de waterbeheerder. Dit laatste gebeurt doorgaans in de waterparagraaf bij het betreffende plan.

Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan. Gezien de beperkte omvang van het plan en de aard van de wijziging (aangepast functiepalet) wordt hieronder volstaan met het Waterplan van de gemeente Zutphen.

Waterplan Zutphen

Het gemeentelijke waterbeleid is vastgelegd in het Waterplan Zutphen, Visie op water, voor nú en later, opgesteld door de gemeente Zutphen, het Waterschap Rijn en IJssel en het Waterschap Veluwe. Het waterplan formuleert de streefbeelden en aandachtsthema's voor het waterbeheer en oplossingen voor aanwezige knelpunten. Voor stedelijke watergangen in de gemeente zijn vier verschillende streefbeelden opgesteld: basiswater, gebruikswater, kijkwater en natuurwater. Bij elk streefbeeld horen eisen voor de waterkwaliteit en de inrichting. Zo staat bij 'kijkwater' de visuele beleving van de watergang in kwestie centraal. Het water ziet er aantrekkelijk uit en is goed bereikbaar. Beelden, bruggen en andere kunstwerken kunnen de belevingswaarde versterken.

Vanaf 2016 wordt het waterbeleid geregeld in het "Afvalwaterketenplan Lochem-WRIJ-Zutphen 2016-2020".

Planspecifiek

Ten behoeve van de watertoets is onderhavig plan getoetst aan de elf thema's die het Waterschap Rijn en IJssel van belang acht ten behoeve van het waarborgen van een gunstige waterhuishoudkundige situatie nu en in de toekomst. Het resultaat van deze toets volgt hieronder.

Thema   Toelichting   Relevant  
Veiligheid   1. Ligt in of nabij het plangebied primaire of secundaire waterkeringen?
2. Ligt in of nabij het plangebied een kade?  
Nee

Nee  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is er toename van het afvalwater (DWA)?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3.Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van WRIJ?  
Nee
Nee

Nee  
Wateroverlast   1. Is er sprake van toename van verhard oppervlak?
2. Is er sprake van afkoppelen van verhard oppervlak?
3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden?  
Nee
Nee

Nee  
Grondwateroverlast   1. In het plangebied is sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond.
2. Het plangebied bevindt zich in de invloedzone van Rijn en IJssel.
3. Is in het plangebied sprake van kwel?
4. Beoogt het plan het dempen van slootjes of andere wateren?  
Nee

Nee

Nee
Nee  
Watervoorziening   1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van drinkwateronttrekking?   Nee  
Volksgezondheid   1. Bevinden zich overstorten van het rioolstelsel in of nabij het plangebied?
2. Nieuwe functies die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's hebben?  
Nee

Nee  
Oppervlaktewaterkwaliteit   1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd?
2. Ligt het plangebied nabij een Hen of Sed water of Strategisch actiegebied  
Nee

Nee  
Verdroging   1. Het plangebied bevindt zich in een hydrologisch gebied voor natte natuur.   Nee  
Natte natuur   1.In of nabij het plangebied bevindt zich het GNN.
2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?  
Nee

Nee  
Inrichting en beheer   1. In of nabij het plangebied bevinden zich wateren die in beheer zijn bij het waterschap.
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Nee

Nee  
Cultuurhistorie   1. Er zijn cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig.   Nee  

Uit de tabel blijkt dat er geen thema's van belang zijn. Het plangebied is gelegen in de binnenstad van Zutphen. Het plangebied is in de huidige situatie geheel verhard. Het pand is aangesloten op het gemeentelijk rioleringssysteem. In voorliggend initiatief is enkel sprake van een verandering in het gebruik. Er is geen sprake van nieuwbouw of toename aan bebouwing/verhard oppervlak. De afvoer van hemel- en afvalwater blijft gelijk aan de die in de huidige situatie. De waterhuishoudkundige gevolgen voor onderhavig plan zijn hierdoor zeer beperkt of helemaal niet aanwezig. Een specifiek waterhuishoudkundig onderzoek is om deze reden niet noodzakelijk.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect water.

4.3 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

Het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de EHS) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het NNN is de verantwoordelijkheid van de verschillende provincies. In het NNN liggen:

  • bestaande natuurgebieden, waaronder de 20 Nationale Parken;
  • gebieden waar nieuwe natuur aangelegd wordt;
  • landbouwgebieden, beheerd volgens agrarisch natuurbeheer;
  • ruim 6 miljoen hectare grote wateren: meren, rivieren, de kustzone van de Noordzee en de Waddenzee;
  • alle Natura2000-gebieden.

De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:

  • Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden);
  • beschermde Natuurmonumenten;
  • wetlands.


Soortenbescherming

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van EZ (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.

Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.

Planspecifiek

De locatie is gelegen buiten Natura2000-gebieden, het GNN en de GO. In voorliggend initiatief is enkel sprake van een verandering in het gebruik. Er is geen sprake van sloop of nieuwbouw van bebouwing.

Gezien de aard en omvang van het initiatief en de nieuwe functies in relatie tot de bestaande toegestane functies en de ruime afstand waarop beschermde natuurgebieden zijn gelegen zal geen sprake zijn van effecten op beschermde natuurgebieden in de omgeving en beschermde soorten ter plaatse van het plangebied.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect ecologie.

4.4 Verkeer

Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur en de parkeervoorzieningen.

Planspecifiek

Het pand is gelegen in een rustige straat (éénrichtingsverkeer en max 30 km/h) in de binnenstad van Zutphen. Mogelijkheden tot parkeren zijn in deze straat niet aanwezig. Gebruikers en bezoekers van het pand komen met de fiets, lopend of parkeren de auto op de daarvoor aanwezige algemene parkeerplaatsen in de binnenstad. Het aantal verkeersbewegingen in de Bornhovestraat is beperkt. In Huize Borro zijn in de bestaande situatie in op basis van het geldend bestemmingsplan diverse maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Qua aantallen verkeersbewegingen kan worden gesteld dat geen sprake zal zijn van een significante verkeerstoename ten opzichte van hetgeen mogelijk is op basis van het geldend bestemmingsplan. De aantallen gebruikers/bezoekers van het pand zal met de nieuwe functionele invulling van het pand niet wezenlijk verschillen ten opzichte van de huidige toegestane functies.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect verkeer.

4.5 Cultuurhistorie en archeologie

In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.

Cultuurhistorie

Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Gepleit wordt voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie in structuurvisies, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De aandacht voor cultuurhistorie is ook wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 3.1.6 onder 2 van dit Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden.

Archeologie

Het groeiende besef dat de toenemende ruimtelijke ontwikkelingen - en de bodemingrepen die daarmee gepaard gaan - op termijn het bodemarchief vernietigen, heeft in 1992 geleid tot de Conventie van Valletta (Verdrag van Malta). In dit Europese verdrag is vastgelegd dat het archeologisch erfgoed dat zich in de bodem bevindt beter beschermd moet worden. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd.

In Nederland is het verdrag van Malta geïmplementeerd met de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Deze wet is op 1 september 2007 van kracht geworden. Door middel van de Wamz is de omgang met het bodemarchief verankerd in onder andere de Monumentenwet 1988 en de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op basis hiervan zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat, waar nodig, die waarden veilig gesteld kunnen worden en / of het initiatief aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente en dit moet bij vaststelling van bestemmingsplannen (en andere ruimtelijke besluiten) meegenomen worden.

Planspecifiek

Cultuurhistorie

Huize Borro

Huize Borro is gebouwd in 1343 in opdracht van een rijke kanunnik van het kapittel van de Sint Walburgiskerk, genaamd Borro. In 1320 bepaalde Borro dat zijn huis en erf ten dienste zouden moeten staan aan de verzorging van arme bejaarde inwoners. Na zijn dood ging de stichting zonder hem verder. In 1611 werd hier het oude mannen- en vrouwenhuis opgericht met beperkte ruimte voor verpleging van zieken. In de loop der tijd breidde het complex zich langzaam uit door aankoop en schenkingen.

Het huis en hof hebben al die tijd, tot 1962 ten dienst gestaan van bejaarden. Vanaf 1969 kwam het huis en de hof leeg te staan en waren er plannen voor afbraak. Sloop werd echter voorkomen en Huize Borro werd in 1978 gerestaureerd. De overige panden op de hof werden tevens gerenoveerd tot 47 appartementen. Huize Borro is een rijksmonument en bestaat uit drie verdiepingen.

In voorliggend initiatief is enkel sprake van een verandering in het gebruik. Er is geen sprake van sloop of nieuwbouw van bebouwing. Dat is, gezien de monumentale beschermde status ook niet gewenst. De cultuurhistorische en maatschappelijke betekenis van het pand hebben ertoe geleid dat er specifieke gebruiksmogelijkheden voor het pand zijn opgesteld. Deze komen tot uitdrukking in de gebruiksbepalingen van het pand en zijn een belangrijke pijler in de nieuwe juridische regeling. Daarmee wordt de cultuurhistorische waarde van Huize Borro beschermd.

Oude Bornhof

De ruimtelijke opzet en uitstraling van het Oude Bornhof staat niet ter discussie. Dit blijft geborgd via de Monumentenwet 1988, beschermd stadgezicht en welstand. Met name de inrichting van het hof vraagt aandacht en het (tijdelijk) gebruik van deze ruimte door de omringende functies. Het geldende bestemmingsplan voor het hof is gericht op de bestaande situatie en niet op eventueel tijdelijk gebruik. Voor het hof zelf is een nieuw kader opgesteld dat richting geeft aan tijdelijke gebruiksmogelijkheden van het hof door de omringende functies. Het cultuurhistorisch behoud en respect voor de Oude Bornhof is hierbij het uitgangspunt.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect cultuurhistorie.

Archeologie

In voorliggend initiatief is enkel sprake van een verandering in het gebruik. Er is geen sprake van sloop of nieuwbouw van bebouwing. Er is derhalve geen sprake van grondroeringen waarbij sprake kan zijn van aantasting van archeologische waarden. Een nader archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect archeologie.

4.6 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Planspecifiek

De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Voor de realisatie van het plan hoeft de gemeente geen investering te doen. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges. Eventuele extra gemeentelijke kosten worden gedekt door de exploitatieovereenkomst.

Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

5.2 Verbeelding

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).

5.3 Planregels

De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt Hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen behandeld.

Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde.

Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:

  • Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
  • Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).

5.4 Wijze van bestemmen

De historische en maatschappelijke betekenis van het pand voor de stad en met name het voorkomen van leegstand vragen om een maatwerkbestemming. Specifiek richt deze zich op het verder afbakenen van de gebruiksmogelijkheden en een regeling die de historische, maatschappelijke waarde beschermd. De vertaling hiervan vindt plaats in de vorm van de bestemming 'Gemengd - Huize Borro' in combinatie met de dubbelbestemmingen 'Waarde - Beschermd Stadsgezicht' en 'Waarde - Maatschappelijk'. Het maatwerk bestaat uit een specifieke functielijst, waarbij dat gebruik slechts wordt toegestaan na toetsing aan de voorwaarden zoals opgenomen in de dubbelbestemming 'Waarde - Maatschappelijk'. Deze voorwaarden zijn afkomstig uit de "Leidraad maatschappelijk concept" (zie bijlage 2 van de toelichting).

Eén daarvan betreft een specifieke uitwerking van de wijze waarop de toegestane functies binnen de bestemming 'Gemengd' gecombineerd worden met componenten van een maatschappelijke bestemming. Verplichte component is de sociale functie: het bieden van een ruimte en activiteiten gericht op 'ontmoeting', bijvoorbeeld in de vorm van een koffiekamer. Aanvullende componenten zijn educatief, cultureel-religieus-spiritueel en/of medisch (in de vorm van begeleiding en ondersteuning) van aard. Ingediende plannen bevatten in ieder geval de verplichte sociale component, naar keuze gecombineerd met één of meerdere aanvullende componenten.

Ter bescherming van de archeologische waarden in de bodem is over de bestemmingen 'Verkeer' en 'Tuin' de dubbelbestemming 'Waarde - Hoog Bekende Archeologische Waarde' met bijbehorende beschermende regeling opgenomen.

De bestemmingen 'Verkeer' en 'Tuin' zijn overgenomen uit het geldend bestemmingsplan. Met een aanduiding is aangegeven waar binnen de bestemming 'Verkeer' een terras is toegelaten.

Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Verslag artikel 3.1.1 Bro overleg

Dit bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk overleg niet toegezonden aan de provincie omdat geen sprake is van een bovenlokaal belang. Er is immers enkel sprake van een verandering in het functioneel gebruik. Samen met het Waterschap Rijn en IJssel zijn de aan de orde zijnde waterhuishoudkundige aspecten behandeld, zie paragraaf 4.2. Over de gewenste situatie bestaat overeenstemming.

6.3 Verslag zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 30 maart 2017 voor een ieder gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn er geen zienswijzen tegen het plan ingediend.