Plan: | Huize Borro |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0301.bp0506HuizeBorro-vs01 |
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 bestemmingsplan:
het bestemmingsplan Huize Borro met identificatienummer NL.IMRO.0301.bp0506HuizeBorro-vs01 van de gemeente Zutphen.
1.2 plan:
het bestemmingsplan "Huize Borro" van de gemeente Zutphen.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aanvullende componenten:
sociale componenten welke de volgende invullingen kunnen betreffen:
1.6 aanwijzing beschermd stadsgezicht Zutphen:
de aanwijzing ingevolge de Monumentenwet van de binnenstad van Zutphen tot beschermd stadsgezicht, d.d. 16 december 1986;
1.7 ambachtelijk/verzorgend bedrijf:
1.8 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.9 architectonische waarde:
de authentieke kenmerken in de uiterlijke verschijningsvorm van bouwwerken welke eigen zijn aan een bepaalde kunsthistorische stijlperiode of een bouwvorm, welke karakteristiek is aan gebouwen uit een bepaalde streek, waarbij in hoofdzaak gelet wordt op onder meer de uitwendige hoofdvorm van een gebouw, bepaald door grondoppervlak, goothoogte, dakhelling, nokrichting en -hoogte en de gevelindeling;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bedrijf:
elke onderneming of gedeelte van een onderneming, welke een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en als zodanig gericht is op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten; organisatorisch zelfstandige eenheden als hier bedoeld, welke door of vanwege de overheid worden geleid, worden voor de toepassing van deze voorschriften eveneens als bedrijf aangemerkt;
1.12 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten, zulks met inbegrip van dienstverlening en kantoren, maar met uitzondering van winkels;
1.13 bedrijfs- of dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor een persoon en diens gezin, wiens huisvesting daar in verband met de bestemming noodzakelijk is;
1.14 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale horizontale vloeroppervlakte van bedrijfsruimten, kantoorruimten of detailhandelsruimten, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
1.15 bestaand (in relatie tot bebouwing):
bebouwing aanwezig ten tijde van de in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening bedoelde ter inzage legging van het (ontwerp) bestemmingsplan;
1.16 bestaand (in relatie tot gebruik):
gebruik dat bestaat ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
1.17 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.18 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.19 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.20 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.21 bouwlaag:
de eerste bouwlaag of een verdieping (boven eerste bouwlaag gelegen bouwlagen) van een gebouw; hieronder wordt niet begrepen:
1.22 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.23 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.24 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.25 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.26 bijgebouw:
een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat door zijn plaatsing en indeling uitsluitend geschikt is als berg- of werkruimte, dan wel als stallingsruimte voor voertuigen;
1.27 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld, dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.28 cultuur en ontspanning;
voorzieningen in de vorm van museum, kunst en expositie;
1.29 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.30 dienstverlenend bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan of ten gerieve van het publiek, zoals een bank (baliefunctie), een reisbureau, kapsalon, wasserette, sportschool en fitnesscentrum;
1.31 erf
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, de bestemming ingevolge het bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;
1.32 erfbebouwing:
functioneel met een hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en door zijn ligging, constructie en afmetingen daaraan ondergeschikt, op de grond staande gebouwen of ander overdekte bouwwerken buiten een bouwvlak;
1.33 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.34 gevelwandkaart
als bijlage bij de regels opgenomen "gevelwandkaart";
1.35 hoofdgebouw:
gebouw dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.36 horecabedrijf:
een bedrijf of instelling waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik
ter plaatse worden verstrekt doe ter plekke zijn bereid; de toegestane horecacategorieën zijn opgenomen in de bij deze regels behorende Lijst van horeca-activiteiten (Bijlage 1);
1.37 kantoor:
een bedrijf voor het verrichten van administratieve en daarmede gelijk te stellen werkzaamheden;
1.38 kappenkaart:
als bijlage bij de regels opgenomen "kappenkaart";
1.39 kelder:
het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat onder het (straat)peil is gelegen;
1.40 maatschappelijke voorzieningen:
sociale, educatieve, medische, onderwijs-, levensbeschouwelijke en recreatieve voorzieningen, overheidsvoorzieningen, kinderopvang;
1.41 monument:
alle vervaardigde zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde en die krachtens het bepaalde in de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke monumentenverordening zijn aangewezen tot beschermd monument;
1.42 monumentencommissie:
een commissie op het gebied van de monumentenzorg zoals bedoeld in artikel 15 van de Monumentenwet 1988;
1.43 peil:
1.44 praktijkruimte:
een beroepsmatige of bedrijfsmatige werkruimte welke wordt gebruikt voor de uitoefening van beroepen zoals medische, paramedische en administratieve, juridische, ontwerptechnische, sociaalwetenschappelijke, alsmede daarmee gelijk te stellen beroepen;
1.45 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.46 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar aard en omvang vergelijkbaar activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
1.47 sportvoorzieningen:
voorzieningen in de vorm van activiteiten voor lichaam en geest zoals yoga en meditatie;
1.48 verplichte sociaal component:
ruimte en activiteiten gericht op het bieden van een ontmoetingsplek. Zaalverhuur is hierop aanvullend;
1.49 voorgevelrooilijn:
een naar de weg of het openbaar gebied gekeerde bouwgrens; bij percelen op de hoek van straten/paden geldt dat langs beide straten/paden een voorgevelrooilijn is gelegen;
1.50 woning / woningeenheid:
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouding.
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o.):
binnenwerks, met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte wordt gemeten van de bouwlagen ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten.
De voor 'Gemengd - Huize Borro' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende erven en bouwwerken.
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.1 en een woonfunctie toe te staan, mits is aangetoond dat:
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken.
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
Gronden mogen overeenkomstig de opgenomen bestemmingsomschrijving in lid 4.1 uitsluitend gebruikt worden in overeenstemming met hetgeen voor zonering en beeldkwaliteit bepaald is in Bijlage 4 Zonering en uitgangspunten beeldkwaliteit.
In afwijking van 4.3.1 mag de zonering en beeldkwaliteit op een andere wijze plaatsvinden. Hiervoor dient ter goedkeuring een nieuw inrichtingsplan aan burgemeester en wethouders te worden overlegd waarin dezelfde uitgangspunten worden gehanteerd als in Bijlage 4 Zonering en uitgangspunten beeldkwaliteit.
Het verbod, als bedoeld in 4.4.1 is niet van toepassing indien de werken of werkzaamheden:
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn met inachtneming van het gestelde in 5.3.1 bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken.
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
Gronden mogen overeenkomstig de opgenomen bestemmingsomschrijving in 5.1 uitsluitend gebruikt worden in overeenstemming met hetgeen voor zonering en beeldkwaliteit bepaald is in Bijlage 4 Zonering en uitgangspunten beeldkwaliteit.
In afwijking van 5.3.1 mag de zonering en beeldkwaliteit op een andere wijze plaatsvinden. Hiervoor dient ter goedkeuring een nieuw inrichtingsplan aan burgemeester en wethouders te worden overlegd waarin dezelfde uitgangspunten worden gehanteerd als in Bijlage 4 Zonering en uitgangspunten beeldkwaliteit.
De voor 'Waarde – Hoog Bekende Archeologische Waarde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.
Ten aanzien van het oprichten van nieuwe bebouwing gelden de volgende regels:
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in artikel 6.2.1 onder a wint het bevoegd gezag advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 6.2.1 onder b sub 1 tot en met 4 dienen te worden gesteld.
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
Het bepaalde in artikel 6.2.1 onder a is niet van toepassing indien:
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 6.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.5.1 is nodig voor:
Ten aanzien van de in artikel 6.5.1 genoemde omgevingsvergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.5.1 voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning, waaronder:
Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.5.1 wint het bevoegd gezag advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Waarde – Hoog Bekende Archeologische Waarde', indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken ter instandhouding van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
Het is verboden binnen de bestemming 'Waarde - Beschermd Stadsgezicht' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod, als bedoeld in lid 7.5.1 onder a. is niet van toepassing indien de werken of werkzaamheden:
Burgemeester en wethouders verlenen de in lid 7.5.1 onder a. bedoelde omgevingsvergunning niet, indien door de in dat lid genoemde werken en werkzaamheden de stedenbouwkundige waarden of de schoonheid en het karakter van het beschermd stadsgezicht worden aangetast.
De voor 'Waarde - Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de maatschappelijke waarden van Huize Borro.
Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Maatschappelijk' geldt dat het verboden is om de bedoelde gronden te gebruiken, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen.
De vergunning als bedoeld in artikel 8.2.1 wordt verleend, indien is gebleken dat naar oordeel van burgemeester en wethouders wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Indien wordt gebouwd onder peil, dient waterdicht gebouwd te worden.
Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van:
Een in lid 12.1 genoemde afwijking kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Huize Borro'.