direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Mars midden en noord (veegplan)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0301.bp0212MMNveegplan-vs01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Onderhavig plan betreft een partiële herziening van het vigerende bestemmingsplan De Mars midden en noord waarbij naast een aantal reparaties tevens vigerende bestemmingsplannen en een inpassingsplan integraal worden overgenomen zonder dat deze inhoudelijk wijzigen. De onderdelen die met dit bestemmingsplan inhoudelijk wijzigen ten opzichte van de vigerende regelingen zijn gearceerd weergegeven.

1.1 Aanleiding voor partiële herziening

De gemeenteraad van Zutphen heeft op 1 juli 2013 het bestemmingsplan De Mars midden en noord vastgesteld. Na de vaststelling is gebleken, dat het bestemmingsplan op een aantal onderdelen dient te worden gerepareerd.

Ten eerste is het plandeel Pollaan 48 door een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRS) vernietigd, waardoor voor dat perceel het oude bestemmingsplan Mercuriusweg 1986 weer vigerend is. Dat bestemmingsplan is niet in overeenstemming met de bestaande situatie. Ten tweede bleek een aantal bedrijfsactiviteiten niet helemaal juist bestemd te zijn. Tot slot is er een aantal andere bestemmingsplannen rond en na de vaststelling van het plan De Mars midden en noord in werking getreden, waardoor de ruimtelijke regelgeving voor bedrijventerrein De Mars versnipperd raakt.

Er is voor gekozen om de benodigde aanpassingen naar aanleiding van de beroepszaak, de beoogde reparaties en het integraal verwerken van recente vigerende plannen via een partiële herziening van het bestemmingsplan De Mars midden en noord te regelen.

We verwerken de aanpassingen (reparaties en aanpassing naar aanleiding van de uitspraak van ABRS) integraal in de regels en op de verbeelding van het op 26 maart 2014 onherroepelijk geworden bestemmingsplan De Mars midden en noord, zodat er één set regels en één verbeelding ontstaat voor het gehele bedrijventerrein in plaats van meerdere kleine deelplannen of lastig leesbare aanvullingen op de vigerende regelingen.

In de toelichting wordt in dit hoofdstuk beschreven, wat de partiële herziening inhoudt, zodat duidelijk wordt gemaakt wat de wijzigingen zijn ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. De wijzingen in de planregels zijn met een arcering herkenbaar, de aanpassingen aan de verbeelding laten we in dit hoofdstuk in aparte figuren zien.

Hoofdstuk 2 tot en met 6 zijn ongewijzigd overgenomen uit het vigerende plan De Mars midden en noord. De onderzoeken die als bijlagen bij de toelichting van het vigerende plan zaten hebben gediend tot onderbouwing van het vigerende plan en zijn niet meer opgenomen in dit plan.

1.1.1 Partiële herziening door beroepszaak

Tegen het vaststellingsbesluit van 1 juli 2013 is door twee appelanten beroep ingesteld. Op 26 maart 2014 heeft de ABRS een uitspraak gedaan over het bestemmingsplan De Mars midden en noord (ECLI:NL:RVS:2014:1079).

Als gevolg van de uitspraak is het besluit van de gemeenteraad van Zutphen van 1 juli 2013 voor zover het betreft het plandeel met de bestemming 'Bedrijventerrein' en de aanduiding 'kantoor' betreffende het perceel Pollaan 48 vernietigd. Als gevolg van deze uitspraak geldt het oude plan Mercuriusweg 1986 nog steeds voor deze locatie. Het bestaande gebruik is strijdig met dat bestemmingsplan. Om de bestaande situatie te legaliseren dient een nieuw bestemmingsplan te worden vastgesteld, waarbij de uitspraak van ABRS als uitgangspunt dient.

Het onderdeel van het beroep, dat is geslaagd, richtte zich tegen de vaststelling van het plan voor zover het betreft de gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' en de aanduiding 'kantoor' betreffende het perceel Pollaan 48. Volgens appelant waren de in de planregels opgenomen oppervlaktematen voor het gebruik van het gebouw voor kantoor- en dienstverleningsdoeleinden niet overeenkomstig de feitelijke situatie en de gebruiksmogelijkheden van het gebouw. Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder k, van de planregels waren de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens bestemd voor zelfstandige kantoren tot een maximum van 2.400 m2 en dienstverlening tot een maximum van 1.300 m2. Deze oppervlaktematen komen niet overeen met de feitelijke situatie. Uit de stukken is gebleken dat het gebouw een vloeroppervlakte heeft van 4.240 m2.

De uitspraak van de ABRS leidt tot de volgende aanpassing aan het plan: In artikel 5, lid 1 onder k, van de planregels zijn de aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' tevens bestemd voor zelfstandige kantoren en dienstverlening tot een maximum van in totaal 4.240 m2 vloeroppervlak.

Nb. De reden dat een en ander nu in artikel 5 is geregeld is, omdat in dit veegplan een nieuw artikel is opgenomen, namelijk artikel 3. Hierdoor zijn alle andere artikelen vernummerd.

1.1.2 Reparaties

  • 1. Toestaan hoveniersbedrijven

Op het bedrijventerrein is op het perceel Jutlandsestraat 9 een hoveniersbedrijf gevestigd. Hoveniersbedrijven zijn in het vigerende plan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten abusievelijk niet opgenomen. In dit bestemmingsplan worden daarom conform de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering (2009) aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten de volgende bedrijfsactiviteiten toegevoegd:

Dienstverlening t.b.v. de landbouw:

  • plantsoendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m2 , milieucategorie 3.1 (SBI-1993: 14.3)
  • plantsoendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m2, milieucategorie 2 (SBI-1993: 14.4)

De aanpassing is gearceerd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1).

  • 2. Overige horecavoorzieningen, bestemming Gemengd

In de bestemming 'Gemengd' wordt in de bouwregels verwezen naar 'overige horecavoorzieningen'. Dit begrip dient te worden verduidelijkt.

De bestemming Gemengd in het bestemmingsplan De Mars midden en noord is een vertaling naar de RO Standaarden 2012 van de bestemming Toeristisch-Recreatieve doeleinden uit het (vorige) bestemmingsplan Family Mall. In dat bestemmingsplan waren net als in het het vigerende plan horecavoorzieningen verbonden aan de toeristisch-recreatieve doeleinden toegestaan. Een horecabedrijf was in het bestemmingsplan Family Mall gedefinieerd als een beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte die blijkens zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor snackbar, café, restaurant, hotel en/of dancing. Deze definitie is in het vigerende plan één op één overgenomen. In de beschrijving in hoofdlijnen van het bestemmingsplan Family Mall was een hotel met bijbehorende functies toegestaan met een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 5.000 m2. Daarnaast waren ondersteunende functies toegestaan. Deze zijn in het vigerende overgenomen en vertaald als 'overige horecavoorzieningen' waaronder moet worden verstaan: een beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte die blijkens zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor snackbar, café, restaurant, en/of dancing.

Op basis daarvan is in dit bestemmingsplan lid 6.2.2 sub i als volgt aangepast:

'de bedrijfsvloeroppervlakte van overige horecabedrijven mag niet meer bedragen dan 6.500 m2, waarbij onder overige horecabedrijven wordt verstaan hetgeen is beschreven in lid 1.42, met uitzondering van een hotel'.

In lid 1.42 is de omschrijving van het begrip 'horecavoorziening', dat in het vigerende plan is opgenomen, ongewijzigd gehandhaafd. De term 'horecavoorziening' is echter aangepast in 'horecabedrijf'.

  • 3. Toestaan catering bedrijven

In het vigerende bestemmingsplan zijn abusievelijk cateringbedrijven niet opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. In dit bestemmingsplan worden daarom conform de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering (2009) aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten de volgende bedrijfsactiviteit toegevoegd:

Logies-, maaltijden en drankenverstrekking:

  • Cateringbedrijven, milieucategorie 2 (SBI-1993: 5552).

De aanpassing is weergegeven in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1).

  • 4. Perifeer detailhandelsbedrijf

In het vigerende bestemmingsplan De Mars midden en noord is in lid 4.6, sub c een afwijkingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het toestaan van perifere detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel perifeer 2', mits aan een aantal genoemde voorwaarden wordt voldaan.

In lid 4.6, sub c onder 1 is echter abusievelijk de term 'grootschalige detailhandel' opgenomen. Die wordt met dit plan vervangen door 'perifeer detailhandelsbedrijf'. Vanwege het toegevoegde artikel 3 is dit lid in onderhavig doorgenummerd als lid 5.6, sub d onder 1.

  • 5. Ondersteunende horeca

Ondersteunende horecavoorzieningen zijn niet geregeld in het vigerende bestemmingsplan, terwijl dit bij Eijerkamp aan de Gerritsenweg 11 wel is toegestaan. Hier heeft de gemeente vergunning voor verleend.

Aan lid 5.1 (was in vigerende plan lid 4.1) is daarom als sub aa toegevoegd dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - ondersteunende horeca' (sh-oh) tevens ondersteunende horeca is toegestaan met een maximum vloeroppervlak van 560 m2, overeenkomstig het huidige vergunde gebruik. Het vervolgdeel van het lid is doorgenummerd. De aanduiding is toegekend aan het perceel Gerritsenweg 11, zie onderstaand figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0301.bp0212MMNveegplan-vs01_0001.png"

In de begrippen is het begrip 'ondersteunende horeca' aangepast in die zin dat toegevoegd is dat de openingstijden van de horeca-activiteiten gelijk zijn aan de openingstijden van de hoofdactiviteit. Lid 1.51 luidt daardoor nu als volgt:

"gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair is gericht op het verstrekken van consumptieve goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit. Deze consumptieve gelegenheid richt zich op het verstrekken van kleine eetwaren voor directe consumptie ter plaatse met daarnaast het afzonderlijk verstrekken van dranken voor directe consumptie ter plaatse. De openingstijden van de horeca-activiteiten zijn gelijk aan de openingstijden van de hoofdactiviteit. Horecagelegenheden bij sportkantines en clubhuizen vallen hier niet onder".

  • 6. Leiding - Gas

Uit de meest recente gegevens van de Gasunie blijkt dat de dubbelbestemming Leiding - Gas voor wat betreft de tracées van de gasleidingen aan de Oostzeestraat/Sontstraat en Industrieweg / Pollaan voor een klein gedeelte niet conform de meest recente situatie zijn opgenomen. Dit wordt aangepast. Het gaat hierbij niet om aanleg van nieuwe aardgastransportleidingen. De bestemming blijft inhoudelijk onveranderd; het betreft een aanpassing van de verbeelding aan de werkelijke ligging van de leidingen. Daarnaast wordt de bestemming Leiding - Gas geschrapt voor de gasleidingen die niet meer in gebruik zijn. In onderstaande figuur zijn de leidingen die in gebruik zijn in rood aangegeven. In bruin met een aquablauw kruis erdoor) zijn de leidingen die buiten bedrijf zijn weergegeven. Deze worden voor zover liggend binnen het plangebied verwijderd van de plankaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0301.bp0212MMNveegplan-vs01_0002.png"

Figuur: Ligging bestaande gasleidingen en leidingen die buiten bedrijf zijn.

Tevens geldt dat de Gasunie binnen het plangebied het bestaande gasleidingnetwerk op een tweetal locaties aan zal passen. De eerste aanpassing betreft de vervanging van een bestaand afsluiterschema en leidingen ter plaatse van de Sontstraat. De tweede aanpassing vindt plaats aan de Coenensparkstraat ter hoogte van het gasontvangstation, gelegen op het bedrijfsperceel van Liander. Het huidige schema met bijbehorende leidingen wordt enkele meters verplaatst. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen besloten om medewerking te verlenen aan de ontwikkeling door middels een omgevingsvergunning (art. 2.12, eerste lid, sub a, onder 3 Wabo) af te wijken van het geldend bestemmingsplan. Dit besluit is verwerkt in dit veegplan.

  • 7. Perceel Industrieweg 101a

Gedurende de procedure van het bestemmingsplan De Mars midden en noord was in het ontwerpbestemmingsplan aan het perceel de bestemming Bedrijventerrein toegekend, waarbij bedrijven tot en met milieucategorie 4.2, zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten waren toegestaan. Ook was er een aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - recycling 2' aan het perceel toegekend, inhoudende afvalinzameling en afvalbehandeling en voorbereiding tot recycling, met uitzondering van metaalafval, milieucategorie 4.2, als genoemd in de staat van Bedrijfsactiviteiten behorende bij het bestemmingplan.

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is de maximale milieucategorie van het perceel aangepast in 4.1 en is de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - recycling 2' niet meer in de regels en de verbeelding opgenomen. De activiteiten die via de aanduiding werden geregeld vielen onder de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een specifieke aanduiding werd daardoor niet meer nodig geacht.

Tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan De Mars midden en noord werd tegen deze wijzigingen beroep aangetekend. Op basis van de bij het beroepschrift overlegde stukken bleek, dat de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - recycling 2' wel op Daly Plastics B.V. van toepassing is, met dien verstande dat ook de op- en overslag, het in balen persen, scheiden, sorteren en verkleinen van metalen ten behoeve van de recyclende industrie, milieucategorie 4.2 als genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zonder het gebruik van autoshredders op Daly Plastics B.V. van toepassing is.

Op basis van deze constatering hebben de gemeente en Daly Plastics B.V. in een vaststellingsoverenkomst vastgelegd, dat het bestemmingsplan wordt herzien om de bestaande bedrijfsactiveiten op een juiste wijze te bestemmen. Conform de vaststellingsovereenkomst wordt deze herziening met een separaat plan geregeld. Het perceel Industrieweg 101a is daarom uit dit bestemmingsplan verwijderd, zie onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0301.bp0212MMNveegplan-vs01_0003.png"

Dreef 2

Op het perceel Dreef 2 was abusievelijk de regeling voor Pollaan 48 gekoppeld, waarbij kantoren en dienstverlening was toegestaan met een maximum aan m2, terwijl ter plaatse conform het bestemmingsplan Dreef 2002 daar tevens zelfstandige kantoren moesten worden toegestaan. Dit is in onderhavog plan hersteld.

1.1.3 Verwerken vigerende plannen

Om versnippering van de ruimtelijke plannen voor het bedrijventerrein De Mars midden en noord te voorkomen worden de volgende onherroepelijke plannen integraal opgenomen in onderhavig bestemmingsplan. Deze regels zijn inhoudelijk

Wijzigingsplan Gasleiding Oostzeestraat.

Het wijzigingsplan Gasleiding Oostzeestraat is 25 februari 2014 door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld (Identificatienummer wijzigingsplan: NL.IMRO.0301.wp0201GLOostzeestr-vs01). De ligging van dit plangebied is in onderstaande figuur weergegeven (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl). Deze gronden hebben de vigerende bestemming 'Leiding - Gas'. De bestemming Leiding - Gas van het wijzigingsplan is hetzelfde als in het vigerende bestemmingsplan De Mars midden en noord. Het opnemen in onderhavig plan kan derhalve plaatsvinden door de dubbelbestemming Leiding - Gas aan de verbeelding toe te voegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0301.bp0212MMNveegplan-vs01_0004.png"

De wijze waarop dit plan is opgenomen is weergegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0301.bp0212MMNveegplan-vs01_0005.png"

Bestemmingsplan Tankstation Brand Oil, rondweg N348

Voor de realisatie van het tankstation aan de Oostzeestraat (Brand Oil) heeft de gemeenteraad op 17 juni 2013 het bestemmingsplan Tankstation Brand Oil, rondweg N348 vastgesteld (identificatienummer: NL.IMRO.0301.bp0210Tankstation-vs01. In de figuur hieronder is de verbeelding van dat plan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0301.bp0212MMNveegplan-vs01_0006.png"

Dit plan wordt integraal overgenomen in onderhavig veegplan. Dat is gedaan door de bestemming 'Bedrijf' uit het vigerende plan Tankstation Brand Oil, rondweg N348 integraal over te nemen in dit plan als artikel 3. Daarbij is de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg - 2' gebruikt in plaats van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' uit het vigerende bestemmingsplan Tankstation Brand Oil, rondweg N348, omdat die aanduiding reeds in gebruik was binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' van het bestemmingsplan De Mars midden en noord. In de algemene aanduidingsregels is als lid 26.4 de vigerende regeling ten aanzien van de 'veiligheidszone - lpg' van het Tankstation Brand Oil overgenomen. Dit is via een aparte regeling gedaan, omdat de vigerende regeling afwijkt van de regeling uit het plan De Mars midden en noord. De artikelen uit het vigerende plan zijn waar relevant doorgenummerd. Daarnaast is conform verleende omgevingsvergunning opgenomen, dat horeca als nevenfunctie is toegestaan. De veiligheidszone - lpg was in het vigerende plan deels opgenomen, omdat de rest van de zone buiten dat plangebied viel. Die zone is in onderhavig plan volledig verwerkt, zie onderstaande figuur:

afbeelding "i_NL.IMRO.0301.bp0212MMNveegplan-vs01_0007.png"

Provinciaal Inpassingsplan Rondweg N348 Zutphen - Eefde

Het provinciale inpassingsplan is op 2 juni 2010 door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld. Na uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 januari 2011 is het inpassingsplan onherroepelijk van kracht geworden. Provinciale Staten hebben 2 juni 2010 bij vaststelling van het bestemmingsplan inzake de Rondweg besloten de gemeenteraad van Lochem en de gemeenteraad van Zutphen uit te sluiten van de bevoegdheid tot het vaststellen van een bestemmingsplan voor de in het inpassingsplan betrokken gronden gedurende de periode van 3 jaar na het onherroepelijk worden van het inpassingsplan Rondweg N348 Zutphen-Eefde. De gemeente mocht dus geen bestemmingsplan vaststellen voor die gronden tot 19 januari 2014. Het plangebied van het Inpassingsplan was daarom buiten het vigerende bestemmingsplan De Mars midden en noord gelaten, maar kan nu integraal worden overgenomen in dit veegplan.

Het inpassingsplan is derhalve in dit veegplan verwerkt, voor zover de gronden zijn gelegen binnen de plangrenzen van het bestemmingsplan De Mars midden en noord.

afbeelding "i_NL.IMRO.0301.bp0212MMNveegplan-vs01_0008.png"

Het PIP (provinciaal inpassingsplan) kent de volgende (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, welke van belang zijn voor De Mars midden en noord:

  • Verkeer - Wegverkeer, met waar relevant de aanduidingen 'brug' en 'waterberging': De inhoud van de bestemming Verkeer - Wegverkeer komt inhoudelijk grotendeels overeen met de bestemming Verkeer uit het bestemmingsplan De Mars midden en noord. Het verschil is dat binnen het plan De Mars midden en noord in de verkeersbestemming ook wandelpaden zijn toegestaan. Daarnaast wordt in de regels van het PIP verwezen naar een lengteprofiel die als bijlage bij de regels zit, maar dat niet is opgenomen in het digitale bestemmingsplan. Daarnaast zijn de bouwregels anders geredigeerd. Om te voorkomen dat met het overnemen van de huidige regeling van het bestemmingsplan De Mars midden en noord belangen van de verkeersbestemming uit het PIP onbedoeld worden aangetast, is de bestemming Verkeer - Wegverkeer integraal overgenomen in dit plan in artikel 11 'Verkeer - Wegverkeer'. De aanduidingen brug en waterberging zijn ook overgegenomen op de verbeelding.
  • Water - Kanaal: De inhoud van de bestemming Water - Kanaal komt inhoudelijk grotendeels overeen met de bestemming Water uit het bestemmingsplan De Mars midden en noord. Het verschil is dat binnen het plan De Mars midden en noord in de waterbestemming meer functies zijn toegestaan, zoals watergangen en waterlopen met bijbehorende voorzieningen en extensieve recreatie. Daarnaast wijken ook de bouwregels af. Om te voorkomen, dat met het overnemen van de huidige regeling van het bestemmingsplan De Mars midden en noord belangen van de waterbestemming uit het PIP onbedoeld worden aangetast, is de bestemming Water - Kanaal integraal overgenomen in dit plan in artikel 13. De aanduiding brug is ook overgegenomen op de verbeelding.
  • Leiding - Hoogspanningsverbinding: de regeling uit het PIP is hetzelfde als die in het bestemmingsplan De Mars midden en noord.
  • Leiding - Riool: de bestemming Leiding - Riool in het PIP is grotendeel hetzelfde al de bestemming leiding - Riool is het bestemmingsplan De Mars midden en noord. Alleen de bescherming van het plan De Mars midden en noord biedt extra bescherming. De bestemming van Leiding - Riool uit het vigerende plan wordt daarom ook van toepassing op de relevante gronden uit het PIP.
  • Waterstaat - Waterkering: de bestemming Waterstaat - Waterkering uit het PIP komt exact overeen met de bestemming Waterstaat - Waterkering uit het bestemmingsplan De Mars midden en noord.
  • Waterstaat - Waterstaatskundige functie: Deze bestemming wijkt af van die in het bestemmingsplan De Mars midden en noord. Daarom is de regeling uit het PIP integraal overgenomen in dit bestemmingsplanonder de naam 'Waterstaat - Waterstaatskundige functie - 2 '. Bij het redigeren is afstemming gezocht met de RO Standaarden 2012 en de Wabo. Dit heeft niet geleid tot inhoudelijk aanpassingen, wel aan de te hanteren termen. Zo is de term ontheffing aangepast in afwijking.

De wijze waarop het PIP in onderhavig bestemmingsplan is verwerkt is weergegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0301.bp0212MMNveegplan-vs01_0009.png"

1.2 Ligging, begrenzing en juridische status van het plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan bedrijventerrein De Mars midden en noord (veegplan) wordt aan de zuidzijde begrensd door het terrein Noorderhaven, aan de oostzijde door de spoorlijn Arnhem-Deventer, aan de noordzijde door het Twentekanaal en de locatie Fort de Pol en tot slot aan de westzijde door de uiterwaarden en havens. Het bedrijventerrein is in totaal circa 165 hectare groot.

Momenteel gelden in het plangebied onderstaande ruimtelijke plannen:

Naam Vastgesteld Goedkeuring

De Mars midden en noord 01-07-2013

Mercuriusweg 1986 22-12-1986 12-06-1987

Provinciaal inpassingsplan Rondweg 02-06-2010
N348 Zutphen-Eefde

Wijzigingsplan Gasleiding Oostzeestraat 31-1-2011

Oostzeestraat 3b te Zutphen 31-1-2011

Tot slot geldt, dat er voor aanpassingen aan het gasnetwerk ter plaatse van de Sontstraat en de Coenensparkstraat het college van burgemeester en wethouders besloten heeft om medewerking te verlenen aan de ontwikkeling, door met een omgevingsvergunning (art. 2.12, eerste lid, sub a, onder 3 Wabo) af te wijken van het geldend bestemmingsplan.

Plangrenzen

Het voorontwerp bestemmingsplan De Mars midden en noord omvatte naast het bedrijventerrein ook de uiterwaarden, de havens en een deel van de IJssel. Uit de inspraakreacties en overlegreacties bleek, dat een deel van de reacties betrekking hadden op het bedrijventerrein en een deel op de havens en de uiterwaarden. De inspraakreacties en overlegreacties op de havens hadden met name betrekking op de (gewenste) bestemming van aanwezige woonschepen en de historische schepen in de Houthaven die worden bewoond.

De complexiteit van deze reacties naar aanleiding van bewoning en ligging van (woon)schepen heeft ertoe geleid, dat ervoor is gekozen het bestemmingsplan op te knippen in twee delen. Enerzijds wordt er een bestemmingsplan gemaakt voor het landdeel, i.c. de gronden die het bedrijventerrein en een deel van de uiterwaarden, de IJssel en het Twentekanaal omvatten en anderzijds een bestemmingsplan voor het waterdeel, dat de havens (Industriehaven, Marshaven en Houthaven) en een deel van de uiterwaarden en de IJssel omvat.

De reden voor deze knip is dat de complexiteit van de reacties met betrekking tot het waterdeel effect kon hebben op de planning van het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein, waardoor het plan mogelijk niet voor 1 juli 2013 kon worden vastgesteld. De Wet ruimtelijke ordening stelt dat het plan voor die datum moest zijn vastgesteld.

Het onderhavige plan betreft dus het bestemmingsplan voor het landdeel. Hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan beschrijft wel het gehele voormalige bestemmingsplangebied, zoals in het voorontwerp was opgenomen, omdat dit daardoor een goed inzicht biedt in het bedrijventerrein en zijn directe omgeving.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de huidige en toekomstige situatie. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de ontwikkeling getoetst aan het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten zoals natuur, milieu, archeologie en water beschouwd. De juridische planbeschrijving is opgenomen in hoofdstuk 5. Afgesloten wordt met een beschrijving van de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan (hoofdstuk 6).

Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving

2.1 Ontstaansgeschiedenis en huidig gebruik

Voor de ontwikkeling en het ontstaan van het bedrijventerrein De Mars zijn twee momenten van belang. In de eerste plaats de aanleg van de spoorverbinding Arnhem – Deventer in 1864 en in de tweede plaats het van kracht worden van de Vestingwet, waarin het opheffen van onder meer de vestingstad Zutphen werd geregeld. Hierna kon de ontwikkeling van het bedrijventerrein daadwerkelijk plaatsvinden met de aanleg van Noorderhaven in de jaren ’80 van de 19e eeuw. De uitbreidingen vonden eerst plaats rond de haven en hierna richting het noorden.

De IJssel aan de westzijde en het spoor aan de oostzijde hebben altijd als begrenzing gefungeerd. Sinds de aanleg van het Twentekanaal vormt deze aan de noordzijde een begrenzing. Hierdoor is een harde begrenzing op afstand van het woongebied ontstaan. Dit met uitzondering van de woningen op de Mars zelf.

De begrenzing heeft ervoor gezorgd, dat een grote variatie aan bedrijven zich ter plaatse heeft gevestigd. Het bedrijventerrein biedt in haar huidige vorm werkgelegenheid aan circa 6.000 werknemers.

Type bedrijven

De Mars richt zich met name op de zwaardere en milieugerelateerde bedrijvigheid, zoals metaalverwerking, productie, recycling en logistiek. Een andere omvangrijke en groeiende tak van bedrijvigheid vormt de leisure en woongerelateerde retail. Rond het bedrijf Eijerkamp hebben zich in de loop der jaren flink wat gerelateerde bedrijven gevestigd met regionale en landelijke bekendheid. Inmiddels is op De Mars een flinke cluster publieksgerichte detailhandel ontstaan.

Wonen

In de jaren '30 is op De Mars een woonwijk gerealiseerd. Deze woonwijk, het Marswegkwartier, met ongeveer 190 sociale woningen lag voor lange tijd aan de rand van de stad aan een langgerekt stuk langs de IJssel. In de loop van de tijd is de woonwijk voor driekwart omsloten door het bedrijventerrein met overigens nog steeds de mooie verbinding met de IJssel. De woningen, alle sociale huurwoningen, bieden ruimte aan zo'n zeshonderd inwoners. In de Houthaven zijn historische schepen gelegen, waarop tevens wordt gewoond.

Herontwikkeling

Het besef van herontwikkeling kwam doordat duidelijk werd, dat de inrichting en invulling van het gebied niet optimaal is. Ter plaatse is geen duidelijke zonering en zijn verschillende functies en bedrijven naast elkaar gevestigd. Daarnaast is de autobereikbaarheid afgenomen en is het belang van het spoor en water minder geworden.

De ideeën van herontwikkeling zijn ontstaan in de jaren '80 van de vorige eeuw en zijn in de loop der jaren niet zozeer veranderd, maar wel verfijnd. De zuidzone van De Mars wordt herontwikkeld naar binnenstedelijk woongebied, de openbare en bebouwde ruimte wordt verbeterd, de woonfunctie op de Achtermars zal worden beëindigd en leegstaande panden moeten nieuw leven worden ingeblazen. Het moet een duurzaam bedrijventerrein worden met per deelgebied een passende milieukwaliteit. De bereikbaarheid wordt aangepakt door de aanleg van de verlegde N348. Op het terrein zijn in het noorden eveneens drie windturbines geplaatst, welke zorgen voor duurzame energie.

Het bedrijventerrein biedt door de ligging veel kansen en unieke mogelijkheden. Het terrein grenst aan de IJssel en ligt eveneens dichtbij de binnenstad van Zutphen en het spoorknooppunt.

2.2 Toekomstig gebruik

De plannen voor het bedrijventerrein De Mars zijn uitgewerkt in het masterplan De Mars en vervolgens in een gebiedsvisie. Deze worden in paragraaf 2.2.1 en 2.2.2 toegelicht.

2.2.1 Masterplan De Mars

Het masterplan is op 27 september 2004 door de gemeenteraad van Zutphen vastgesteld. Het masterplan De Mars heeft geleid tot het gebiedsplan De Mars. In het masterplan De Mars is aangegeven welke toekomstige ontwikkelingen haalbaar en wenselijk zijn in de komende 10 à 15 jaar.

De revitalisering van het bedrijfsterrein leidt tot een beter vestigingsklimaat voor de huidige bedrijven en een grotere aantrekkelijkheid van het terrein voor nieuwe bedrijven. In het masterplan is beschreven, dat in het noordelijk deel van het bedrijventerrein wordt ingezet op vestiging van industrie in de zwaardere milieucategorieën. In het middengebied wordt een overgangsgebied gevormd, dat plaats moet bieden aan lichtere categorieën bedrijven en de inrichting moet verbeterd worden. In het zuidelijk deel (Noorderhaven) zijn onder andere woningen voorzien (binnenstedelijk karakter). Dat zuidelijke deel is geen onderdeel van dit bestemmingsplan.

2.2.2 (concept)Gebiedsvisie

Het masterplan is op het gebied van stedenbouw uitgewerkt in de Gebiedsvisie (2007). De belangrijkste opgave van dit gebiedsplan is de verborgen potenties zichtbaar maken en te bundelen in een realiseerbaar ruimtelijk plan. In de gebiedsvisie zijn zes uitgangspunten geformuleerd:

  • 1. Centrumontwikkeling. Gebalanceerde en duurzame ontwikkeling en groei van een Gelderse stad met een uitstekend cultureel en commercieel voorzieningenniveau voor de stadsbewoners en de omliggende regio's. Benutten van de unieke kwaliteit van de IJssel en de historische binnenstad. Koesteren, voortbouwen op en waar mogelijk terugbrengen oude stadspatronen of havens.
  • 2. Wonen en volkshuisvesting. Ruimte voor sociale en vrije sector woningen in het centrum, bij bestaande centrumstedelijke voorzieningen en een ov-knooppunt. Realiseren aanvullende commerciële en niet-commerciële voorzieningen. De nieuwe vormen van leisure en retail schakelen en verbinden met de historische binnenstad.
  • 3. Economie. Centrumontwikkeling en -versterking. Ruimte voor industrie, bedrijvigheid, toerisme en recreatie. Toename van werkgelegenheid zonder uitbreiding van stedelijk gebied. De toeristische en recreatieve parels langs de IJssel zichtbaar maken en integreren met de stedelijke structuur.
  • 4. Milieu. Zoneren gebied. Vestigen van bedrijvigheid op milieukundig meer geëigende plekken. Sanering vervuilde locaties. Omgaan met afvalstromen. Treffen van bronmaatregelen aan industrie en spoor. Opruimen van ongebruikte spoorlijnen.
  • 5. Verkeer en vervoer. Goede geleiding van lokale en regionale vervoersstromen en zorgen voor economische en centrumontwikkeling rond een ov-knooppunt. Benutten waterwegen voor economische functies. Leveren van infrastructuur en het stimuleren van alternatieve vormen van vervoer.
  • 6. Duurzaamheid. Herontwikkelen bestaand stedelijk gebied. Combineren van energiestromen en werken aan energieneutrale economische groei. Treffen van besparende maatregelen ten aanzien van ruimte, water, energie en benutte grondstoffen. Ruimte bieden aan bedrijvigheid gericht op duurzaamheid en uitbouwen van het windmolenpark.
2.2.3 Resultaat

Noordzone

Het midden en noorden van de Mars blijft bedrijventerrein. Momenteel wordt er ruimte voor zware en milieugerelateerde industrie ontwikkeld op de locatie Fort de Pol. Deze locatie valt buiten dit bestemmingsplan. Hiervoor wordt een aparte planologische procedure gevoerd. Het gebied rond de Industriehaven wordt geïntensiveerd en de vrijgekomen ruimte wordt benut voor arbeidsintensieve industrie. In totaal levert dit een aantal hectare nieuw bedrijventerrein op. De huidige bedrijven worden ingepast en krijgen een maatbestemming wanneer deze afwijken van het toekomstig, beoogde gebruik.

Middenzone

In de middenzone vindt waar mogelijk herverkaveling plaats en een herinrichting van de openbare ruimte. De herverkaveling leidt tot intensivering en de herinrichting van de openbare ruimte tot een ander aanzien. De ruimte rond de jachthaven komt na het verdwijnen van de Achtermars vrij voor bedrijvigheid. Tussen het zuidelijk binnenstedelijk gebied en de middenzone bevinden zich perifere detailhandelsvestigingen. Het gaat hier voornamelijk om bedrijven die alles wat met wonen te maken heeft aanbieden. De Family Mall bevat daarnaast een fitnesscentrum, kinderspeelparadijs, een restaurant, kantoren en een bioscoop. Deze functies blijven gehandhaafd.

Midi

Aan de loskade is een cafetaria aanwezig die positief wordt bestemd. Daarbij is tevens een beperkt terras toegestaan. In het kader van die positieve bestemming is een externe veiligheidsonderzoek uitgevoerd, waaruit volgt dat de bestemming mogelijk is. Vanuit andere omgevingsaspecten is er geen belemmering.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 22 november 2011 is onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) aangenomen. De SVIR is op 14 maart 2012 in werking getreden. De SVIR geeft een totaalbeeld van het huidig ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR kent een realisatieparagraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten.

Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk richt zich met de Structuurvisie op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur. Daarbij horen ook waterveiligheid en milieukwaliteit, evenals de bescherming van het werelderfgoed.

Een opsomming van de 13 nationale belangen:

  • 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren (nationaal belang 1);
  • 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie (nationaal belang 2);
  • 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen (nationaal belang 3);
  • 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond (nationaal belang 4);
  • 5. Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen (nationaal belang 5);
  • 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem (nationaal belang 6);
  • 7. Het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen (nationaal belang 7);
  • 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s (nationaal belang 8);
  • 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling (nationaal belang 9);
  • 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten (nationaal belang 10);
  • 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten (nationaal belang 11);
  • 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten (nationaal belang 12);
  • 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten (nationaal belang 13).

Voor Oost-Nederland, welke regio bestaat uit de provincies Overijssel en Gelderland, gelden de volgende opgaven van nationaal belang:

  • a. Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (wegen, spoorwegen en vaarwegen) die door Oost-Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de Mainports Rotterdam en Schiphol. Hiervoor wordt onder meer een MIRT-onderzoek naar het goederenvervoer over spoor op de lange termijn uitgevoerd, evenals het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer;
  • b. Versterking van de primaire waterkeringen (hoogwaterbeschermingsprogramma) en het samen met decentrale overheden uitvoeren van het gebiedsgerichte deelprogramma Rivieren van het Deltaprogramma ten behoeve van het formuleren van een integrale strategie voor het rivierengebied. In Oost-Nederland gaat het deelprogramma Rivieren over de Waal, Neder-Rijn, Lek, IJssel en IJssel-Vechtdelta;
  • c. Het samenwerken met decentrale overheden in de generieke deelprogramma’s Veiligheid, Zoet water en Nieuwbouw en Herstructurering van het Deltaprogramma;
  • d. Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000-gebieden (zoals de Veluwe);
  • e. Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet en het buisleidingennetwerk.

Voor het plangebied zijn de belangen onder b en d van belang. De EHS en het uitloopgebied langs de IJssel krijgen een overeenkomstige bestemming.

Het bestemmingsplan De Mars is niet in strijd met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de hierin opgenomen nationale belangen.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) regelt de doorwerking van nationale belangen op ruimtelijk gebied in gemeentelijke bestemmingsplannen door het stellen van de juridische kaders. Het Barro is ook wel bekend als de AMvB Ruimte. Het besluit is per 17 december 2011 grotendeels in werking getreden en per 1 oktober 2012 gewijzigd.

In het huidige Barro zijn opgenomen:

  • Het Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Militaire terreinen en -objecten;
  • De Wadden;
  • De kust (inclusief primaire kering);
  • De grote rivieren;
  • De Werelderfgoederen.

In de wijziging van het Barro van 2012 zijn de volgende onderwerpen toegevoegd:

  • Reserveringen uitbreidingen weg en spoor;
  • Veiligheid vaarwegen;
  • Het netwerk voor elektriciteitsvoorziening;
  • De buitendijkse uitbreidingsruimte in het IJsselmeer;
  • Bescherming van de (overige) primaire waterkeringen;
  • Reservering voor rivierverruiming Maas;
  • De Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

In hoofstuk 2.4 "Grote Rivieren" van het Barro is het beleid ten aanzien van het rivierbed verwoord. Het Barro staat in het (stroomvoerende) rivierbed alleen ontwikkelingen onder voorwaarden toe. In voorliggend plan zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien in het (stroomvoerende) rivierbed. Het hiervoor aangegeven beleid is derhalve geen belemmering voor het plan. Het plan leidt niet tot een aantasting van de functie van de IJssel en zijn rivierbed. Op grond van het gewijzigde Barro is aan de primaire waterkering die in het plangebied is gelegen langs de uiterwaarden en het Twentekanaal de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering toegekend en een aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' opgenomen ter bescherming van de beschermingszone langs die primaire watergang. Het rivierbed heeft de dubbelbestemming Waterstaat - waterstaatkundige functie gekregen. Bovendien is voor de vaarweg de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg opgenomen'.

3.1.3 Nationaal waterbeleid

Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding en volgt de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 op. In het plan worden de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid beschreven. Het Nationaal Waterplan heeft voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie in de zin van de Wet ruimtelijke ordening en is opgesteld op basis van de Waterwet die op 22 december 2009 in werking is getreden.

Het Nationaal Waterplan is opgesteld voor de planperiode 2009-2015 en formuleert een antwoord op ontwikkelingen op het gebied van klimaat, demografie en economie en investeert in duurzaam waterbeheer. Bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water zijn onderdelen van het Nationaal waterplan.

Voor zover relevant wordt de regionale gebiedsontwikkeling van de IJsselsprong bij Zutphen (twee dijkverleggingen en een buitendijkse geul) als potentiële ontwikkeling voor een robuuste oplossing voor de lange termijn beschouwd. De maatregelen die genomen moeten worden om de (grote) rivieren meer ruimte te geven zijn uitgewerkt in de Planologische Kernbeslissing (PKB) Ruimte voor de Rivier.

Planologische Kernbeslissing (PKB) Ruimte voor de Rivier

De maatregelen om rivieren meer ruimte te geven zijn door het Rijk vastgelegd in de PKB Ruimte voor de Rivier. Deze PKB is op 26 januari 2007 van kracht geworden.

Uiterlijk in 2015 moet het Nederlandse rivierengebied beter beschermd zijn tegen hoogwater. De PKB kent 3 doelen:

  • in 2015 kan een afvoer van 16.000 kubieke meter water per seconde veilig door de Rijntakken stromen;
  • de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied verbetert door de maatregelen die hiervoor worden genomen
  • er wordt extra ruimte gereserveerd voor de hogere waterstanden die onder invloed van de klimaatveranderingen worden verwacht.

In de PKB Ruimte voor de Rivier heeft het Rijk eveneens opgenomen welke maatregelen genomen zouden moeten worden om de doelen te bereiken. Voor de IJssel geldt dat slechts 3 uiterwaarden kunnen worden verdiept, omdat anders de schade voor de natuur te groot is. Daarom worden op een aantal plaatsen de dijken verlegd om het water meer ruimte te geven. Bij hoogwater kan het water door deze geul stromen. Concreet houdt dit de realisatie van hoogwatergeulen bij Zutphen, Deventer en Kampen in en dijkverlegging bij Noorddiep.

Van belang is dat het plangebied van de Mars niet binnen de reservering van de hoogwatergeul is gelegen en hierdoor niet in strijd is met de PKB Ruimte voor de Rivier.

Beleidslijn grote rivieren

Door het project Ruimte voor de Rivier krijgen rivieren meer ruimte, rivieren worden verbreed, uiterwaarden uitgegraven en dijken verplaatst. Vanzelfspreken hebben deze maatregelen invloed op het gebruik van de gebieden langs de rivieren. Gebieden die bestemd zijn om onder water te lopen bij hoog water, kunnen niet zomaar bebouwd worden. Soms kunnen gebieden worden gebruikt voor recreatie. Soms mogen bestaande gebouwen in deze gebieden niet worden uitgebreid. Deze gevolgen zijn uitgewerkt in de Beleidslijn grote rivieren; de Beleidslijn is vastgesteld op 4 juli 2006. De bestemming van gebieden langs grote rivieren zijn vastgelegd in de Beleidsregels grote rivieren. De Beleidslijn grote rivieren bestaat uit twee onderdelen; de beleidsbrief van februari 2006 en de beleidsregels zoals gepubliceerd in de Staatscourant op 12 juli 2006. De atlas met detailkaarten maakt onderdeel uit van de beleidsregels en is met een verwijzing opgenomen in de Staatscourant. Op deze detailkaarten is het toepassingsgebied van de beleidslijn aangegeven met daarbij de differentiatie van gebieden naar stroomvoerend en bergend regime.

De Beleidslijn grote rivieren heeft 2 doelstellingen:

  • de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het gebied rond de rivier behouden;
  • ontwikkelingen tegengaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst onmogelijk maken.

Voor de Hollandse IJssel en de Afgedamde Maas geldt dat deze, gezien de ligging achter waterkeringen, geen belangrijke rol in de afvoer van het hoofdrivierensysteem spelen. Wanneer de stormvloedkeringen sluiten zijn de rivieren wel van belang voor de berging van overtollig rivierwater.

Uit het onderstaande kaartbeeld in afbeelding 3.1 is af te leiden dat een deel van het plangebied is gelegen binnen het stroomvoerend regime zoals bepaald in de beleidslijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0301.bp0212MMNveegplan-vs01_0010.jpg"

Afbeelding 3.1: uitsnede kaart 89, Beleidslijn grote rivieren

In de kamerbrief van 21 november 2011 (IJsselanalyse) heeft staatssecrearis Atsma aangegeven dat de IJsselanalyse aangeeft, dat de acht PKB-maatregelen langs de IJssel onderling samenhangen en alle acht nodig zijn om de vereiste waterstanddaling te bereiken. Vier maatregelen zitten al in de uitvoeringsfase. Voor de andere vier wil hij graag zo spoedig mogelijk een projectbeslissing nemen, maar dat daarbij extra stuur staat op soberheid en op behoud van landbouwgrond langs de IJssel.

De voorgenomen veranderingen op het bedrijventerrein De Mars hebben geen invloed op de stroomfunctie van de rivier de IJssel. De IJssel en het TWentekanaal, voor zover deze binnen het plangebied zijn gelegen, hebben de bestemming 'Water' gekregen. Het rivierbed van de IJssel heeft een dubbelbestemming Waterstaat - waterstaatkundige functie.

3.1.4 Waterwet

In hoofdstuk 6 van de Waterwet is bepaald dat voor het verrichten van handelingen in een watersysteem een vergunning benodigd is, tenzij daarvoor vrijstelling is verleend bij of krachtens algemene maatregel van bestuur. Zo is het op grond van artikel 6.2 verboden stoffen in te brengen in een oppervlaktelichaam. Daarnaast stelt artikel 6.5 dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voor rijkswateren, waaronder de IJssel kan worden bepaald dat het verboden is om zonder vergunning gebruik te maken van een waterstaatswerk of een daartoe behorende beschermingszone door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover werkzaamheden te verrichten, werken te maken of te behouden, dan wel vaste substanties of voorwerpen te storten, te plaatsen of neer te leggen, of deze te laten staan of liggen. Deze regels hebben een zelfstandige werking en kunnen derhalve aanvullend aan dit bestemmingsplan nadere eisen stellen aan gebruik of bebouwing.

3.1.5 Ladder duurzame verstedelijking

Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 in artikel 3.6.1 ook de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. De wijziging van artikel 3.1.6 Bro is van toepassing op alle ruimtelijke besluiten die door overheden worden genomen, omdat zorgvuldige benutting van ruimte de grondslag moet zijn van alle ruimtelijke besluiten. Gevraagd wordt om standaard en gemotiveerd de volgende stappen te zetten (“de treden van de ladder”) wanneer een nieuwe ontwikkeling of nieuwe ontwikkelingen om ruimtelijke inpassing vragen.

  • 1. Beoordeling door betrokken overheden of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag voor bedrijven- en haventerreinen, kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties en andere stedelijke voorzieningen. Naast de kwantitatieve beoordeling (aantal hectares of aantallen woningen) gaat het ook om kwalitatieve vraag (bijvoorbeeld een bedrijventerrein waar zware milieuhinder mogelijk is of een specifiek woonmilieu) op regionale schaal;
  • 2. Indien de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, beoordeling door betrokken overheden of deze binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten;
  • 3. Indien herstructurering of transformatie van bestaand bebouwd gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om in de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, beoordeling door betrokken overheden of deze vraag op locaties kan worden ontwikkeld die passend (multimodaal) ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Dit betekent voor de gemeente dat de noodzaak voor en mogelijkheden om binnen dan wel buiten bestaand bebouwd gebied in een nieuwe ontwikkeling te voorzien met hun voor- en nadelen tegen elkaar moeten worden afgewogen.

Stap 1: Onderhavig bestemmingsplan is in hoofdzaak een conserverend bestemmingsplan. Het voorziet daarnaast in een transformatie van een bestaand woongebied (Het Marswegkwartier) naar een beperkte uitbreiding van het bedrijventerrein voor bedrijven in de milieucategorie 1 tot en met 3.2. Dit compenseert het veries aan bedrijventerrein door de herontwikkeling van het bedrijventerrein Noorderhaven, gelegen direct ten zuiden van onderhavig plangebied. Het leidt derhalve netto niet tot een uitbreiding van bedrijfsgronden.

Stappen 2 en 3: Aangezien het gaat om een project binnen bestaand bebouwd gebied zijn deze stappen niet aan de relevant.

Geconcludeerd wordt dat het plan zowel kwantitatief als kwalitatief past en er sprake is van een duurzame verstedelijking. Het Bro vormt geen belemmering voor de vaststelling van het plan.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Streekplan Gelderland 2005

Het streekplan Gelderland 2005 is in september 2005 in werking getreden. Sindsdien zijn een aantal herzieningen en uitwerkingen opgesteld. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. In het streekplan is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd. In het streekplan wordt het grondgebied van Gelderland grofweg verdeelt in drie soorten gebieden:

Het rode raamwerk
Hier moet vooral de verstedelijking van Gelderland plaatsvinden. Het gaat om de zogeheten stedelijke netwerken:

Stadsregio Arnhem-Nijmegen

  • 1. de Stedendriehoek Apeldoorn-Zutphen-Deventer;
  • 2. Wageningen-Ede-Rhenen-Veenendaal;
  • 3. de regionale centra Tiel, Doetinchem en Harderwijk.

Het groen-blauwe raamwerk
In het groen-blauwe raamwerk geeft de provincie alle ruimte aan natuur. Verstedelijking is hier niet toegestaan, tenzij er een groot belang in het geding is. Dan moeten er wel compensatiemaatregelen worden getroffen. Het groene raamwerk omvat onder meer de Veluwe, de grote rivieren en grote delen van de nationale landschappen in de Achterhoek, het Rivierenland en de Gelderse Poort.

Het multifunctionele gebied
Het staat gemeenten vrij zelf het ruimtelijk beleid voor multifunctionele gebieden te bepalen. Wel wil de provincie dat gemeenten rekening houden met waardevolle landschappen in deze gebieden.

Zutphen valt op basis van het streekplan binnen het stedelijk netwerk Stedendriehoek, dat binnen het rode raamwerk ligt. Vergelijk voor een uitsnede van de huidige ruimtelijke structuur van Zutphen afbeelding 3.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0301.bp0212MMNveegplan-vs01_0011.jpg"

Afbeelding 3.2: uitsnede ruimtelijke structuur Zutphen, Streekplan Gelderland 2005, met bijbehorende legenda

Nieuwe verstedelijking moet met name plaatsvinden binnen bestaand bebouwd gebied. De Mars is aangewezen als bestaand bebouwd gebied. Toekomstige ontwikkelingen zijn weergeven in afbeelding 3.3.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0301.bp0212MMNveegplan-vs01_0012.jpg"

Afbeelding 3.3: uitsnede ontwikkelingskaart Zutphen, Streekplan Gelderland 2005, met bijbehorende legenda

Voor De Mars geldt dat een windturbinepark als ontwikkelingsactie is opgenomen en daarnaast een regionaal bedrijventerrein en de functieverandering van de regionale weg.

Het bedrijventerrein De Mars wordt als belangrijk project binnen het stedelijk netwerk genoemd: revitaliseren en uitbreiden bedrijventerrein De Mars Zutphen, gekoppeld aan een nieuwe ontsluiting, met een inrichtingsopgave voor 29 ha bedrijventerrein. Ook qua bereikbaarheid wordt De Mars genoemd. In de planperiode (volgens het PVVP-2) komen de volgende projecten aan de orde: doorstromingsmaatregelen op de N348 (omlegging Eefde-west / Polbeek, nieuwe ontsluiting van het bedrijventerrein De Mars). Tot slot wordt gesteld, dat ruimte voor zware en milieugerelateerde bedrijvigheid schaars is. De Mars is één van de weinige gebieden waar met intensivering veel extra economische ruimte is te winnen voor zware industrie en milieugerelateerde bedrijvigheid. Provincie Gelderland en het rijk hechten dan ook grote waarde aan de revitalisering van het bedrijventerrein en stimuleren dit actief. De Mars maakt onderdeel uit van het nationale actieplan bedrijventerreinen.

Dit bestemmingsplan beantwoordt aan deze opgaven. De plannen voor het bedrijventerrein De Mars zijn in overeenstemming met de provinciale structuurvisie en dragen bij aan de verwezenlijking van enkele belangrijke beleidsdoelstellingen uit deze visie.

3.2.2 Ruimtelijke verordening Gelderland

De Ruimtelijke verordening Gelderland is door Provinciale Staten vastgesteld in december 2010 en de geldt sinds maart 2011. De Ruimtelijke verordening Gelderland voorziet in de provinciale belangen die met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, dat regels worden gesteld omtrent de inhoud en toelichting van bestemmingsplannen.

De Ruimtelijke verordening Gelderland bevat regels ten aanzien van zes deelonderwerpen:

  • 1. verstedelijking;
  • 2. recreatie;
  • 3. glastuinbouw;
  • 4. water;
  • 5. EHS (ecologische hoofdstructuur);
  • 6. landschap.

Voor het bedrijventerrein De Mars zijn de onderwerpen 'verstedelijking' en 'EHS' van belang.

Verstedelijking

Het bedrijventerrein De Mars is aangewezen als 'bestaand bebouwd gebied'. Er is nieuwe bebouwing toegestaan binnen het bestaand bebouwd gebied. Voor het bedrijventerrein De Mars is bepaald, dat voor wat betreft detailhandel nieuwe mogelijkheden geen afbreuk mogen doen aan de bestaande detailhandelsvestigingen. Grootschalige detailhandelvoorzieningen mogen alleen binnenstedelijk of perifeer toegestaan worden. Dit bestemmingsplan maakt detailhandel in volumineuze goederen mogelijk op een deel van De Mars. Dit deel is tegen het spoor gelegen en valt hierdoor binnen het perifere gebied van Zutphen. Bestaande rechten mogen worden gehandhaafd, hierin voorziet dit bestemmingsplan. Grootschalige detailhandel wordt slechts op een deel van het terrein alleen toegestaan via een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid.

EHS

De Ruimtelijke verordening laat zien dat het plangebied deels in de verweving van de EHS (Ecologische hoofdstructuur) ligt en deels in de verbindingszone. Dit houdt in, dat ter plaatse geen bestemmingen toegestaan zijn, waardoor de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0301.bp0212MMNveegplan-vs01_0013.jpg"

Afbeelding 3.4: uitsnede kaart Provinciale Ruimtelijke verordening Gelderland en legenda

Dit bestemmingsplan maakt geen bestemmingen mogelijk die een significant effect op de EHS (kunnen) hebben. Dit gebied heeft de bestemming 'Groen' of 'Water' gekregen.

Het specifieke beleid ten aanzien van bedrijventerreinen is opgenomen in de Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties en wordt in paragraaf 3.2.3 besproken. De Ruimtelijke verordening Gelderland stelt verder geen voorwaarden aan bedrijventerreinen.

Aan de voorwaarden ten aanzien van de Ecologische hoofdstructuur en detailhandel wordt in dit bestemmingsplan voldaan. Het plan is in overeenstemming met de Ruimtelijke verordening Gelderland.

3.2.3 Structuurvisie bedrijventerreinen en Werklocaties

De Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties is op 30 juni 2010 door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld. Dit is een aanpassing van het beleid voor bedrijventerreinen van het in 2005 vastgestelde streekplan Gelderland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0301.bp0212MMNveegplan-vs01_0014.png"

Afbeelding 3.5: uitsnede van de kaart van de structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties, inclusief bijbehorende legenda

Afbeelding 3.5 laat zien dat het bedrijventerrein De Mars is bestemd als 'Intergemeentelijk en lokale bedrijventerreinen binnen het bundelingsgebied' en als 'bestaand bebouwd gebied'. De structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties is een aanpassing van het structuurvisiebeleid als gevolg van de volgende ontwikkelingen:

  • toekomstprognoses wijzen erop, dat na 2020 de vraag naar bedrijventerreinen sterk zal afnemen. Op termijn (vanaf 2025) treedt zelfs krimp op;
  • maatschappelijk is er weerstand tegen de verrommeling van het landschap ontstaan. Dit vertaalt zich in de vraag naar meer regie van de provincie op het (her)ontwikkelen van de juiste kwaliteit bedrijventerrein op de juiste plek.

Dit bestemmingsplan voorziet in een herverkaveling en herontwikkeling van het bedrijventerrein De Mars. Hierdoor wordt optimaal gebruik gemaakt van de aanwezige ruimte en kan de vraag naar bedrijfskavels opgelost worden. Door de optimalering van De Mars wordt voldaan aan het beleidsuitgangspunt 'voldoende ruimte voor bedrijvigheid'. De provincie Gelderland stelt hierbij, dat extra aandacht besteed dient te worden aan kwalitatieve aspecten, zoals een goede ruimtelijke inpassing, een zorgvuldige vormgeving en een zo laag mogelijke milieubelasting.

3.2.4 N348

De provincie Gelderland heeft het project 'N348' opgestart. Dit project omvat drie maatregelen:

  • 1. de omlegging om Polbeek;
  • 2. de noordelijke ontsluiting van het bedrijventerrein De Mars;
  • 3. de omlegging om Eefde.

Het project is gericht op het verbeteren van de doorstroming van het regionale verkeer, de verbetering van de bereikbaarheid van De Mars en de verbetering van de leefbaarheid van het woongebied in Noord-Zutphen en de kom Eefde.

Om dit te realiseren heeft de provincie Gelderland een provinciaal inpassingsplan vastgesteld. De gronden die binnen het plangebied van het Inpassingsplan liggen zijn niet opgenomen in onderhavig bestemmingsplan.

3.3 Regionaal beleid

Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030

Zutphen maakt deel uit van De Stedendriehoek, welke bestaat uit de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Deventer (Overijssel), Epe, Lochem, Voorst en Zutphen.

In de Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 wordt het ruimtelijk beleid voor de lange termijn (tot 2030) beschreven. In de Regionale Structuurvisie Stedendriehoek zijn vijf thema's te onderscheiden. Voor zover deze van belang zijn voor het bedrijventerrein De Mars zijn deze hieronder verder uitgewerkt:

  • 1. water, natuur en landschap:
    • a. realisatie van de wateropgaven door het verruimen van de grote weteringen en kleinschalige waterretentie op laaggelegen plekken in de Stedendriehoek, en waar nodig aanwijzing van waterbergingsgebieden ten oosten van de IJssel;
    • b. ruimte voor de rivier,die gevonden moet worden door inzet van structurele maatregelen die duurzame veiligheid en ruimtelijke kwaliteit kunnen verenigen;een nevengeul nabij de Worp in Deventer (in combinatie met het vergraven van de Keizers- en Stobbenwaarden) en een bypass rond de Hoven in Zutphen;
  • 2. openbaar vervoer en weginfrastructuur:
    • a. verbeteren van de doorstroming en leefbaarheid van de dorpen langs het gehele traject van de N348 in combinatie met de omlegging Eefde West en afgestemd op een structurele oplossing voor de N348 op de middellange termijn,waarbij ook de N345 en de N786 worden betrokken;
  • 3. werken: kantoren, bedrijven, land- en glastuinbouw:
    • a. menging van nieuwe kantoren in woon- en stationsomgevingen binnen het stedelijk gebied, naast enkele zichtlocaties aan de stedelijke invalswegen;
    • b. intensief en meervoudig ruimtegebruik op de bestaande bedrijventerreinen: Zuidwestpoort Apeldoorn, Bergweide Deventer en Zutphen de Mars;

Op de structuurvisiekaart is De Mars aangewezen als 'bedrijventerrein' en deels als 'zoekgebied bedrijventerrein'. Dit bestemmingsplan voorziet in de gewenste inbreiding en intensief en meervoudig ruimtegebruik. De bestaande woningen (Achtermars) in het plangebied worden geamoveerd en maken hiermee plaats voor nieuwe bedrijven.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Detailhandel

Het toestaan van detailhandel buiten de binnenstad mag geen uitholling voor de binnenstad betekenen. Het gemeentelijk vestigingsbeleid 'Kansen voor grootschalige en perifere detailhandel' uit 2008 geeft de ontwikkelingsrichting voor De Mars aan.

Op bedrijventerrein De Mars zijn momenteel twee PDV-locaties, namelijk de ‘woonboulevard’ en Polplein. De perifere detailhandel (PDV) richt zich op de verkoop van brand- en explosiegevaarlijke stoffen en volumineuze artikelen, zoals ABC-goederen (auto’s, boten, caravans), tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting. De grootschalige detailhandel (GDV) kenmerkt zich door grote vloeroppervlakten met een minimum omvang van 1.500 m2. Voor perifere en volumineuze detailhandelsvestigingen is De Mars de locatie voor clustering. De PDV-vestigingen dienen te worden geconcentreerd rond Eijerkamp, de Family Mall en Polplein.

Polplein

Door de afstand tussen het Polplein en de binnenstad is er nauwelijks samenhang tussen deze twee locaties. Om versnippering in het voorzieningenaanbod te voorkomen, is het uitgangspunt om de huidige situatie van het Polplein te handhaven, namelijk PDV.

Marshart: woonboulevard-Family Mall

Het gebied rondom de woonboulevard en Family Mall biedt mogelijkheden voor grootschalige ontwikkelingen die niet passen in de kleinschalige binnenstad. Het is niet de bedoeling, dat er een binnenstedelijk klimaat ontstaat, maar een stadsdeel met grootschalige detailhandel- en leisure functies complementair aan de binnenstad. Dergelijke functies vereisen een goede bereikbaarheid met de auto.

Dit bestemmingsplan neemt de vigerende mogelijkheden qua detailhandel over. Dit houdt in de bedrijven aan het Polplein een overeenkomstige bestemming krijgen en de mogelijkheden qua grootschalige detailhandel verder alleen (via een afwijkingsmogelijkheid) rond het Marshart zijn toegestaan. In de afwijkingsmogelijkheid zijn de voorwaarden voor afwijking opgenomen, hierin is onder meer een branchebeperking opgenomen. De branches mode en kleding, schoenen, lederwaren, warenhuizen en persoonlijke verzorging zijn van vestiging uitgesloten. Deze horen primair thuis in de binnenstad. Dit komt uit het beleid van de gemeente Zutphen, dat als doel heeft de binnenstad niet te ontwrichten. Voor de toegestane branches dient via een distributie planologisch onderzoek aangetoond te worden dat er voldoende ruimte voor de beoogde grootschalige detailhandel aanwezig is.

3.4.2 Ontwikkelingsvisie Zutphen 2020

De ontwikkelingsvisie Zutphen 2020 geeft de gemeentelijke ambities tot 2020 weer en is in april 2001 opgesteld. In de ontwikkelingsvisie wordt de vraag naar bedrijventerreinen voor de gemeente Zutphen geraamd op 85 hectare tot 2020.

De woningbouwopgave en de economische opgave voor de Mars staan hierin opgenomen. De Mars midden en noord is aangegeven als bestaand bedrijventerrein. Verder is aangegeven dan voor het bedrijventerrein de Mars wordt onderzocht wat de mogelijkheden zijn voor watergebonden bedrijvigheid en als overslaglocatie nabij het Twentekanaal (Fort de Pol). Deze overslaglocatie valt buiten het bestemmingsplangebied.

3.4.3 Verkeerscirculatieplan

Het Verkeerscirculatieplan Zutphen (uit 1996) is geactualiseerd en geëvalueerd. Op 16 juni 2008 is het uitvoeringsplan Verkeerscirculatieplan Zutphen vastgesteld. De doelstellingen voor dit uitvoeringsplan zijn op 13 september 2006 door de gemeenteraad van Zutphen vastgesteld (‘Doelstelling Uitvoeringsplan VCP 2006, 13 september 2006). De doelstellingen zijn geformuleerd voor de volgende thema’s:

  • hoofdwegennet;
  • fietsers en voetgangers;
  • openbaar vervoer;
  • bedrijventerreinen en goederenvervoer;
  • parkeren;
  • verkeersveiligheid;
  • milieu (luchtkwaliteit en geluid) en leefbaarheid.

Voor het opstellen van het uitvoeringsplan zijn de hoofddoelstellingen gehanteerd, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 13 september 2006:

  • 1. Het gemeentelijk verkeersbeleid draagt bij aan het verbeteren van de kwaliteit en de leefbaarheid van de gemeente als plaats voor wonen, werken, ondernemen en recreëren.
  • 2. Verkeer dat geen herkomst en geen bestemming heeft in de gemeente Zutphen (inclusief Warnsveld) wordt afgewikkeld over wegen buiten de bebouwde kom. Indien het niet anders kan, wordt doorgaand verkeer over het gemeentelijk hoofdwegennet afgewikkeld. Verkeer dat de stad uitgaat, moet ook zo snel mogelijk via de hoofdwegenstructuur de stad kunnen verlaten.
  • 3. Op het hoofdwegennet staat de doorstroming van het gemotoriseerde verkeer centraal met als randvoorwaarden een goede oversteekbaarheid, verkeersveiligheid, doorstroming van het openbaar vervoer en nooddiensten, een directe verbinding naar de bedrijventerreinen en het beperken van de milieuoverlast voor bewoners.
  • 4. Buiten de hoofdwegen (de verblijfsgebieden inclusief de binnenstad) wordt prioriteit gegeven aan het hoofdnet fiets (veilig en comfortabel) en het openbaar vervoer, met als randvoorwaarden een goede bereikbaarheid voor bestemmingsverkeer (waaronder hulpdiensten) en een goede bereikbaarheid van de parkeervoorzieningen.
  • 5. De verblijfsgebieden zijn verkeersluw en verkeersveilig en hebben geen doorgaand verkeer. In de binnenstad staan de verblijfsfunctie en het monumentale karakter centraal. Het autoverkeer wordt zo direct mogelijk naar de parkeervoorzieningen geleid.
  • 6. Het uitvoeringsplan dient te bestaan uit een evenwichtig pakket van maatregelen dat recht doet aan de belangen van alle vervoerswijzen, het economisch functioneren, de veiligheid, het milieu en de leefbaarheid en de monumentale kwaliteit van de binnenstad. De fasering vindt zodanig plaats dat na het gereed komen van ieder project sprake is van een verbetering en er niet tijdelijk knelpunten ontstaan.

De omlegging van de N348 is een van de maatregelen die aan deze hoofddoelstellingen bij moet dragen. Voor de Mars is in het Verkeerscirculatieplan (2008) verder aangegeven dat in combinatie met de revitalisering van De Mars het verleggen van de centrumring ook de mogelijkheid biedt om de relatie van De Mars met de binnenstad en andersom structureel te versterken.

Daarnaast is het vrachtverkeer van en naar de Mars een aandachtspunt. Het vrachtverkeer dient zo veel mogelijk gebruik te maken van de regionale verbindingen en de hoofdwegen van categorie I. De eerste (voorziene) structurele verbetering wordt gerealiseerd door de aanleg van de omlegging OM Polbeek met aansluitend een nieuwe brug over het Twentekanaal en de verbetering van de Pollaan. Dit valt buiten dit bestemmingsplan. In het bestemmingsplan is alleen de hoofdstructuur een verkeersbestemming gegeven. Secundaire wegen zijn toegestaan binnen de bedrijfsbestemming. Tot slot is een uitbreiding van de kwaliteit van de fietsvoorzieningen gewenst in verband met de ontwikkeling naar een meer multifunctioneel gebied. In alle bestemmingen in dit bestemmingsplan zijn fietspaden toegestaan.

3.4.4 Groenstructuurplan

Voor het bedrijventerrein zijn verschillende visies vastgesteld. Zo kennen we het Masterplan, het Structuurplan en het Gebiedsplan. Deze plannen gaan mede in op de beoogde groenstructuur van De Mars. Deze plannen vormden input voor de Groenatlas Zutphen, die 17 december 2012 is vastgesteld. In deze Groenatlas is ook het Groenstructuurplan zoals hieronder beschreven verwerkt.

Door de wijze waarop De Mars is ontwikkelend / gegroeid is de aanleg van groen veelal achterwege gebleven. Nadere bestudering leert dat er in veel gevallen geen ruimte is voor groen binnen de wegprofielen, waar ook nog dikwijls sprake is van aanwezige kabels en leidingen. Ook staan de bedrijfsgebouwen vaak dicht langs de weg. Dit onderkennende heeft de gemeente een Groenstructuurplan opgesteld, waarin naar reële oplossingen wordt gezocht om groen een meer structurele plek te geven op het bedrijventerrein.

De bijzondere kwaliteiten van De Mars vormen de basis voor het Groenstructuurplan. Daarnaast zijn de nog op stapel staande plannen meegenomen in de planvorming. Het plan is opgebouwd uit vijf lagen:

  • 1. zoneren van sferen;
  • 2. groene entrees;
  • 3. betekenisvolle randen;
  • 4. groenblauw netwerk;
  • 5. groene parels.

Iedere laag representeert een kans om de samenhang, de herkenbaarheid en de duurzaamheid van de groenstructuur te versterken.

Ad 1: Zonering van sferen 

Het verschil tussen de drie deelgebieden (noorderhaven, De Mars Midden en De Mars Noord) zal worden bepaald door het beeld dat de verschillende groenelementen meekrijgen. Uitgangspunt voor de groentypen is gebiedseigen beplanting. In dit plan zijn verschillende sferen op hoofdlijnen beschreven. Deze vormen het uitgangspunt voor de inrichting van de openbare ruimte. Ook de particuliere terreinen kunnen aan dit beeld bijdragen. Het is de taak van de gemeente om bedrijven hier bewust van te maken, ze te stimuleren. Zoals een passende inrichting in aansluiting op het openbaar gebied, het beperken van hekwerken en compact bouwen waardoor forsere eenheden groen kunnen worden gecreëerd.

Ad 2: Groene entrees

Het Groenstructuurplan zet in op het differentiëren van de toegangen. De plannen kunnen binnen de eigen kaders verder worden uitgewerkt. Net als in de Groenatlas worden de overgangen van landelijk naar stedelijk gebied (N348), van buitenwijk naar kern (Industrieweg, Coenensparkstraat) en de spoorverbindingen naar de stad gemarkeerd door een bijzonder vormgegeven punt. In de uitwerking van het groenstructuurplan zal nog de nodige aandacht moeten worden besteed aan de afronding van de Coenensparkstraat en het eventueel verbijzonderen van de Kostverlorenroute.

Ad 3: Betekenisvolle randen

De maatregelen die nodig zijn voor het ontwikkelen van de randen zijn het behouden en ontwikkelen van groene randen, te weten de uiterwaarden, de omgeving van het kanaal en een strook langs het spoor.

Ad 4: Groenblauw netwerk

Het groenblauwe netwerk vormt de basis voor een samenhangende groenstructuur op De Mars. Tevens vormen ze de verbinding tussen het bedrijventerrein en de groene randen. Hier ligt een grote kans. De eerste stap is het toegankelijk maken van het netwerk. Daarvoor is overleg nodig met het waterschap en de aangrenzende bedrijven. Voorbeelden van maatregelen tot het toegankelijk maken van het netwerk zijn het verwijderen van hekwerken en het aanleggen van wandelpaadjes. Door de verschillende partijen bij de realisatie te betrekken neemt de betekenis van het groen toe. Vervolgens gaat het om het aanvullen van de ontbrekende schakels waardoor een aaneengesloten groenstructuur ontstaat, zoals tussen de IJsseldijk, de speeltuin ten noorden van de Achtermars en de groenblauwe lijn langs de Jutlandsestraat. Dit kunnen zowel visuele als fysieke verbindingen zijn. Ook moet er een plan worden gemaakt op welke wijze, binnen de (her)ontwikkeling van de Achtermars en Noorderhaven, het netwerk kan worden uitgebreid.

Ad 5: Groene parels

Het merendeel van de parels is afhankelijk van particulier initiatief. De gemeente kan dit faciliteren en stimuleren. Bijvoorbeeld door bij te dragen in de aanleg van het groen of door het op te nemen in het beheer, maar ook door een eenvoudig, helder en soepel vergunningsbeleid voor tijdelijke invullingen van braakliggende terreinen te hanteren. Om te voorkomen dat alles van andere partijen afhankelijk is, zal de gemeente zelf ook op strategische plekken in de openbare ruimte parels moeten realiseren.

Afstemming

Het Groenstructuurplan is laagsgewijs opgebouwd: van grote lijnen in de openbare ruimte naar kleinschalige, private initiatieven. Het plan vraagt om afstemming met overheden als de provincie en het waterschap, maar ook met private partijen. Door eerst in strategische plekken te investeren, is de kans groot dat daarna de rest volgt.

Verankering in het beleid

Het Groenstructuurplan dient als input voor de te actualiseren bestemmingsplannen en zal als bijlage van de toelichting worden opgenomen. Verder is het Groenstructuurplan geïntegreerd in De Groenatlas Zutphen. Een goede verankering in het beleid en een integrale afstemming met andere projecten en initiatieven, zoals de plannen voor een verbinding tussen Eijerkamp en de jachthaven, moeten de huidige kwaliteiten van het groen en water op De Mars waarborgen en de kansen benutten om deze te versterken.

Doorwerking in bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is niet het geschikte instrument om de aanleg van groen te verplichten. Het bestemmingsplan biedt de wel mogelijkheid groen te realiseren en waar nodig te beschermen.

Ten aanzien van de lagen "zonering van sferen", "groene entrees" en "groene parels" geldt dat met name in de openbare ruimte en door particuliere initiatieven de neergelegde ambititie moet worden bereikt. Het bestemmingsplan houdt daar rekening mee door binnen alle bestemmingen de aanleg van groenvoorzieningen toe te staan. Hiermee kunnen initiatieven altijd worden uitgevoerd binnen de kaders van het bestemmingsplan; het plan vormt daarvoor geen belemmering.

Ten aanzien van de "betekenisvolle randen geldt" het volgende. Voor de groenstrook langs het Twentekanaal geldt dat deze gronden de bestemming Groen hebben gekregen. In de gronden zijn geen gebouwen toegestaan. De uiterwaarden zijn in het bestemingsplan "De Mars uiterwaarden en havens" bestemd als Natuur en Water. Binnen deze bestemmingen is extensieve recreatie mogelijk. De strook langs het spoor ligt buiten dit bestemmingsplan.

De in de laag "het groenblauwe netwerk" neergelegde ambititie kan worden beschermd via het bestemmingsplan. Het beoogde groenblauwe netwerk is gebaseerd op de aanwezige groenblauwe structuur die in het plangebied aanwezig zijn. Daar waar de groenblauwe structuur is voorzien op openbare gronden is het verwijderen van groenvoorziengen gekoppeld aan een omgevingsvergunning, die alleen wordt verleend als de groenblauwe structuur niet onevenredig wordt aangetast.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

De bodemkwaliteit is in het kader van een bestemmingsplan van belang indien er sprake is van functieveranderingen of een ander gebruik. De bodem moet geschikt zijn voor de functie. Een eventuele verontreiniging dient milieutechnisch opgeruimd of afgeperkt te kunnen worden en dit dient financieel haalbaar te zijn. In dit bestemmingsplan wordt grotendeels de bestaande situatie vastgelegd. Dit bestemmingsplan voorziet bovendien in het toevoegen van bedrijfsfuncties op de locatie waar voorheen woningen gesitueerd waren. De bodem moet geschikt zijn voor de (toekomstige) functie. Of een bodemverontreiniging gesaneerd moet worden is afhankelijk van de aard en ernst van de verontreiniging en de bestemming/functie van het terrein.

Op De Mars is op een groot aantal plaatsen onderzoek verricht naar mogelijke bodemverontreiniging. In het plangebied zelf bevindt zich een aantal verontreinigingen. Aangezien het om een conserverend bestemmingsplan gaat heeft dit geen invloed op het plan. Op de locatie van de woningen aan de Achtermars worden geen verontreinigingen verwacht, aangezien dit gebied enkel als woongebied heeft gediend. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.1.2 Luchtkwaliteit

Volgens de Wet milieubeheer is het nodig een planontwikkeling te toetsen aan luchtkwaliteitseisen. Alleen projecten die 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Een project draagt niet in betekende mate bij aan de luchtverontreiniging wanneer aannemelijk is (door berekening of motivering) dat de 3% grens niet wordt overschreden. Deze grens is 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 en NO2. De 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen, waaronder kantoorlocaties: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak bij één ontsluitingsweg, 200.000 m2 bruto vloeroppervlak bij twee ontsluitingswegen.

Voor het gehele bedrijventerrein De Mars is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd door DGMR (Rapport Herontwikkeling De Mars, nummer M.2007.5537.02.R001, 24 maart 2011). Dit rapport en de aanvulling zijn als bijlage 1 toegevoegd.

Het rapport concludeert qua luchtverontreiniging geen enkele overschrijding van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit. Daarnaast is het bestemmingsplan voor het onderhavige deel van De Mars conserverend van aard, met uitzondering van het woongebied de Achtermars, dat een bedrijventerreinbestemming krijgt. De gevolgen van deze nieuwe bestemming op het nabijgelegen Natura-2000 gebied is onderzocht in een zogenaamde voortoets. Dit is nader beschreven in paragraaf 4.4.

4.1.3 Geluid

De Mars is volgens de Wet geluidhinder deels een gezoneerd industrieterrein. Rond het industrieterrein is een zone vastgesteld waarbuiten de geluidsbelasting door de gezamenlijke bedrijven niet hoger mag zijn dan 50 dB(A). Om Noorderhaven mogelijk te maken is de geluidszone aangepast door middel van het bestemmingsplan Wijziging geluidzone De Mars. Dit plan is vastgesteld op 25 oktober 2010 en op 30 december 2010 onherroepelijk geworden. De ontwikkeling van Noorderhaven gaat niet ten koste van de mogelijkheden voor de op De Mars aanwezige bedrijven.

Beleidsregel hogere geluidswaarden

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 17 juli 2007 de beleidsregel voor hogere geluidswaarden vastgesteld. Het doel van deze beleidsregel het geven van éénduidig beleid voor aanvragen hogere geluidswaarden. De wettelijke regeling, het beleid van de gemeente Zutphen en de te doorlopen procedure zijn in de beleidsregel uiteengezet. Bij een procedure in het kader van het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan (dan wel bij een omgevingsvergunning) moet een akoestisch onderzoek uitgevoerd worden, gericht op het treffen van maatregelen om de in de beleidsregel opgenomen voorkeursgrenswaarden voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen te halen. Wanneer toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de verwachte geluidsbelasting van de gevel van de betrokken woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen tot de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, onvoldoende doeltreffend zal zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeers- of vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, zal een hogere geluidsbelasting worden vastgesteld van maximaal de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen zoals in de beleidsregel is vastgelegd. Het college van burgemeester en wethouders maken slechts onder de genoemde voorwaarden gebruik van deze hogere geluidsbelasting.

Voor een aantal woningen in en buiten het plangebied is in het kader van het hiervoor genoemde bestemmingsplan Wijziging geluidzone De Mars een hogere grenswaarde verleend, hierdoor is verdere bedrijfsontwikkeling mogelijk gemaakt en zijn de woningen tegen een te hoog geluidsniveau beschermd.

Zonebeheerplan

In 2010 heeft de gemeente Zutphen de geluidszone op het bedrijventerrein De Mars aangepast, een deel van het terrein is gedezoneerd. Met de geluidszone zijn de maximaal toelaatbare geluidsniveaus op de zonebewakingspunten (grenswaarden) verankerd. In het zonebeheerplan (12 juli 2011) vastgesteld op 26 juli 2011 geeft de gemeente Zutphen aan hoe zij ervoor zorg wil dragen dat de grenswaarden, die met de zonering zijn vastgesteld, niet overschreden worden. Met dit plan wordt voorkomen dat het industrieterrein ‘op slot’ komt te zitten of dat een onaanvaardbare geluidssituatie ontstaat, omdat de grenswaarden overschreden worden.

Beleidsnota bedrijven en geluid

De Beleidsnota bedrijven en geluid (12 juli 2011) dat is vastgesteld op 26 juli 2011, geldt voor het gebied waar de dezonering plaats heeft gevonden. In de beleidsnota is opgenomen hoe omgegaan moet worden met het aspect 'geluid' in dit gebied. De beleidsregel bevat de volgende doelstellingen die met toepassing van deze nota worden bereikt:

  • Ruimte voor bedrijfsactiviteiten bieden (en behouden);
  • Bescherming van huidige en toekomstige woningen en andere geluidsgevoelige objecten.

Het beleid is richtinggevend voor de milieuvergunningverlening alsmede het stellen van maatwerkvoorschriften voor het onderdeel industrielawaai voor bedrijven op dit deel van De Mars en heeft betrekking op vergunningplichtige inrichtingen en op inrichtingen die vallen onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. Voor beide situaties wordt hier geduid op de toetsing bij vergunningverlening, toekomstige actualisatie dan wel kennisgevingen op basis van de Wabo. Vergunningvoorschriften (Wabo) dan wel maatwerkvoorschriften (Activiteitenbesluit) ondersteunen de realisatie van het beleid.

In de Beleidsnota zijn gebiedsgerichte streef- en grenswaarden opgenomen en wordt onderscheid gemaakt tussen bestaande en nieuwe situaties. Zowel het zonebeheerplan als de Beleidsnota bedrijven en geluid dienen als afwegingskader voor het verlenen van omgevingsvergunningen en de acceptatie van meldingen.

Onderzoek

Op 25 september 2009 is een akoestisch onderzoek afgerond (DGMR, 25 september 2009, nummer M.2008.033209R001-006), dit onderzoek zag toe op de aanpassing van de grens van het industrieterrein en de aanpassing van de zonegrens aan de zuidzijde van De Mars. De onderzoeksresultaten zijn hieronder vermeld.

Ter plaatse van woningen die in de nieuwe zone zijn komen te liggen is geen sprake van een overschrijding van de maximale ontheffingswaarde uit de Wet geluidhinder; wel van de voorkeurswaarde. Voor deze woningen is een hogere waarde voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting vastgesteld. De geluidsbelasting vanwege bedrijven die buiten het bedrijventerrein komen te liggen ter plaatse van de (bedrijfs-) woningen bedraagt niet meer dan 60dB(A). Het binnenniveau van maximaal 35dB(A) moet worden gewaarborgd. Hieruit volgt dat geluid, na het verlenen van de hogere waarde, geen belemmering vormde voor het verleggen van de zone en ook niet voor dit bestemmingsplan. De geluidzone van het industrieterrein wordt voor zover gelegen binnen het plangebied in regels van het bestemmingsplan beschermd via een aanduiding 'geluidzone - industrie'.

Het plan voorziet niet in de nieuwbouw van (bedrijfs)woningen of de aanleg van nieuwe wegen, waardoor in dat kader de Wet geluidhinder niet van toepassing is. Het plan laat wel binnen de bedrijfsbestemming direct de aanleg van nieuwe en aanpassing van bestaande wegen toe. Hierbij geldt als voorwaarde dat voldaan moet worden aan de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder of een vastgestelde hogere waarde. Indien bestaande wegen worden aangepast mag er geen sprake zijn van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Het aspect geluid vormt daarmee geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.1.4 Bedrijven en milieuzonering

Een goede ruimtelijke ontwikkeling streeft naar het bevorderen van een duurzame ruimtelijke kwaliteit in een dynamische samenleving. Een goede ruimtelijke ordening houdt ook in het voorkomen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009) een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. De publicatie geeft adviesafstanden die gemotiveerd kunnen worden toegepast bij ruimtelijke ordening.

De richtafstanden zoals in de genoemde VNG-publicatie vermeld gelden ten opzichte van een rustige woonwijk en kunnen zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat met 1 afstandsstap worden verlaagd indien er sprake is van het omgevingstype gemengd gebied. In onderstaande tabel zijn de milieucategorieën met bijbehorende richtafstanden aangegeven die gelden ten opzichte van een rustige woonomgeving:

afbeelding "i_NL.IMRO.0301.bp0212MMNveegplan-vs01_0015.png"

Dit bestemmingsplan voorziet in een heldere zonering in toegestane milieucategorieën. Zware industrie wordt voorzien in het noordelijk deel, lichtere milieucategorieën in het middendeel. Tussen het zuidelijk deel van De Mars, waar ook woningen zijn voorzien, en het middendeel vormt de Family Mall en perifere detailhandelsvestigingen een buffer. De buffer maakt onderdeel uit van de middenzone. De huidige woningen op het bedrijventerrein aan de Achtermars verdwijnen en maken plaats voor bedrijven. Dit houdt in, dat met deze woningen qua zonering geen rekening hoeft te worden gehouden. Om de beoogde woonfunctie in het zuiden van De Mars (Noorderhaven) mogelijk te maken is gekozen voor een inwaartse zonering voor dit plangebied. Dit houdt in, dat dichtbij de toekomstige woningen in Noorderhaven op de bedrijfsgronden in het onderhavige plangebied een lagere milieucategorie is toegestaan en deze oploopt richting het noorden. Bestaande bedrijven hebben een specifieke aanduiding gekregen, wanneer deze niet passen binnen de nieuwe zonering. Hierdoor passen ze binnen de bestemming en wordt voorkomen, dat de hinder op de omgeving verder toeneemt.

Het toepassen van de systematiek inzake de zonering gaat via een zogenaamde Staat van Bedrijven. Uitgangspunt is de Staat van Bedrijfsactiviteiten en de achterliggende milieuzoneringsystematiek als opgenomen in de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering. Andere functies, zoals agrarische bedrijven, zelfstandige kantoren, horeca, detailhandel, sport- en recreatiebedrijven en maatschappelijke voorzieningen, worden in beginsel niet in algemene zin direct toegelaten. Als dergelijke functies op bepaalde plekken toch gewenst zijn, worden die in een maatbestemming vastgelegd.

Bepaalde typen bedrijven zijn ook om andere redenen van directe toelating uitgesloten, zoals:

  • a. Bevi-bedrijven en vuurwerkbedrijven waar meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk en/of professioneel vuurwerk wordt opgeslagen, kunnen alleen via een wijzigingsbevoegheid worden toegelaten, waarbij een specifieke afweging van de externe veiligheidrisico's plaatsvindt. Indien een beoogde Bevi-of vuurwerkinrichting niet voldoet aan de criteria die aan de wijzigingsbevoegdheid zullen worden verbonden is toelating alleen mogelijk via een buitenplanse omgevingsvergunning of een wijziging van het bestemmingsplan met een volledige ruimtelijke onderbouwing en afweging van belangen. NB: Bevi- en vuurwerkbedrijven staan wel op de Staat van Bedrijfsactiviteiten. De indirecte toelating wordt via de bestemmingsplanregels geregeld.
  • b. MER(beoordelings)plichtige activiteiten zijn van directe toelating uitgesloten, vanwege de verplichting om anders eerst een planMER-procedure voor het bestemmingsplan uit te voeren.

Er is een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid om bedrijfsactiviteiten toe te staan die niet zijn toegelaten, maar die qua aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de wel toegelaten activiteiten. Dit geldt voor bedrijfsactiviteiten die niet zijn genoemd en voor activiteiten die in een (maximaal 2 afstandstappen) hogere milieucategorie vallen dan rechtstreeks toegestaan.

4.1.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen. Vanuit de landelijke wetgeving op het gebied van de externe veiligheid gelden richt- en grenswaarden voor het plaatsgebonden risico. Daarnaast moet invulling worden gegeven aan de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico.

In en rondom het plangebied zijn diverse risicobronnen gelegen:

  • a. Primagaz ;
  • b. LPG-tankstation Mercuriusweg 17;
  • c. LPG tankstation Oostzeestraat (nieuwvestiging, ruimtelijk plan in procedure);
  • d. Transport gevaarlijke stoffen over het spoor;
  • e. Transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen;
  • f. Transport gevaarlijke stoffen over de N348 en verbindingsroute;
  • g. Transport gevaarlijke stoffen over het Twentekanaal en de IJssel;
  • h. Windturbines aan de Letlandsestraat;
  • i. Reomas, Loskade 1.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze risicobronnen, de wijze waarop aan de wetgeving wordt voldaan en de impact op het bestemmingsplan wordt verwezen naar het onderzoek 'Externe veiligheidsonderzoek Bestemmingsplan Bedrijventerrein De Mars midden en noord, Zutphen (projectnr. 120871 - 245754, revisie 04, 16 april 2013, Oranjewoud/SAVE). Dit rapport is bij de gemeente beschikbaar. De informatie uit dat rapport presenteert tevens de wijze waarop invulling is gegeven aan de verantwoordingsplicht. De verantwoording is in deze paragraaf samengevat en aangevuld.

In de omgang met de externe veiligheid is speciale aandacht uitgegaan naar de juiste ruimtelijke balans tussen het aanwezige Bevi bedrijf Primagaz en de omgeving.

De resultaten van het onderzoek naar het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van de bronnen in en rond de Mars midden en noord staan in onderstaand overzicht.

Transportroutes (spoor, weg, water)

Plaatsgebonden risico

  • er bestaat bij deze bronnen geen PR 10-6 contour.

Groepsrisico

  • groepsrisico van alle transportroutes ligt onder de oriëntatiewaarde;
  • omdat het nieuwe bestemmingsplan geen hogere personendichtheden toestaat ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan rond deze bronnen, is ook geen sprake van toename van het groepsrisico;
  • groepsrisicoverantwoording is niet verplicht, omdat geen sprake is van toename van het groepsrisico of overschrijding van de oriëntatiewaarde. Ten aanzien van het spoor geldt het volgende. Rekening houdend met alle voorgenomen ontwikkelingen, neemt het groepsrisico toe tot juist boven de oriëntatiewaarde. Een deel van deze ontwikkelingen is echter nog niet geconcretiseerd en/of in bestemmingsplannen vastgelegd. Dit bestemmingsplan staat geen nieuwe bouwmogelijkheden toe ten opzichte van de huidige bestemmingsplannen en dit plan leidt derhalve niet tot een toename van het groepsrisico of een overschrijding van de oriëntatiewaarde. De overschrijding van de oriëntatiewaarde wordt veroorzaakt door een bouwvlak, dat buiten het bestemmingsplan ligt; dit bouwvlak staat bekend als "bouwvlak 10". In de berekening die is uitgevoerd is uitgegaan van een mogelijke toekomstige ontwikkeling met een maximale invulling van dit bouwvlak, met 1.800 personen. Dit bouwvlak is nog niet bestemd. Bij de toekomstige bestemming van dit bouwvlak zal op dat moment een zodanige invulling worden gekozen, dat de oriëntatiewaarde niet zal worden overschreden. Daarom is besloten dat deze overschrijding niet hoeft te worden verantwoord.

Hoge druk aardgastransportleiding

Plaatsgebonden risico

  • op basis van het standaardrekenpakket bestaat er bij deze bron op één plaats een PR 10-6 contour, te weten bij de Pollaan. De Gasunie heeft laten weten hiervoor risicoreducerende maatregelen te treffen wanneer de kwetsbare objecten gerealiseerd worden.
  • In verband met de nabijheid van windturbines is er door Kema een aanvullende berekening uitgevoerd, waaruit is gebleken dat er ook op een aantal andere plaatsen een PR 10-6 contour is. Binnen deze contouren worden naast kwetsbare tevens beperkt kwetsbare objecten uitgesloten, met uitzondering van bedrijfsgebouwen en niet-zelfstandige kantoren.

Groepsrisico

  • groepsrisico is kleiner dan 0,1 x de oriëntatiewaarde;
  • een eenvoudige verantwoording van het groepsrisico is noodzakelijk.

Risicovolle inrichtingen (Primagaz, LPG tankstation, Reomas)

Plaatsgebonden risico

  • de PR 10-6 contouren van Primagaz en het LPG tankstation liggen buiten de inrichtingsgrens, die van Reomas ligt binnen de eigen inrichtingsgrenzen;
  • binnen de PR 10-6 contouren van Primagaz en het LPG tankstation worden naast kwetsbare tevens beperkt kwetsbare objecten uitgesloten, met uitzondering van bedrijfsgebouwen en niet-zelfstandige kantoren.

Groepsrisico

  • het groepsrisico vanwege Primagaz ligt boven de oriëntatiewaarde;
  • omdat het nieuwe bestemmingsplan geen hogere personendichtheden mogelijk maakt, en door uitsluiting kwetsbare objecten ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan eerder in afname personendichtheden voorziet, is er planologisch geen sprake van toename van het groepsrisico, maar sprake van een afname;
  • groepsrisicoverantwoording is voor Primagaz, LPG tankstations verplicht omdat binnen het invloedsgebied een ruimtelijk besluit genomen wordt.

Windturbines

Plaatsgebonden risico

  • Een PR 10-6 contour van 136 meter waarbinnen naast kwetsbare tevens beperkt kwetsbare objecten zijn uitgesloten, met uitzondering van bedrijfsgebouwen en niet-zelfstandige kantoren;
  • Een PR 10-5 contour van 39 meter waarbinnen geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan.

Ruimtelijke maatregelen

  • Uitsluiten kwetsbare objecten en bepaalde beperkt kwetsbare objecten.

Rond Primagaz is een Bevi zone vastgelegd en rond de LPG tankstations een PR 10-6 contour. Binnen deze contouren is de komst van nieuwe kwetsbare objecten (conform het Bevi) uitgesloten. Tevens is binnen de PR 10-6 contour met uitzondering van bedrijfsgebouwen en niet-zelfstandige kantoren, de vestiging van beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan. Bovengenoemde maatregelen leiden planologisch tot een verlaging van de personendichtheid ten opzichte van de situatie onder het vorige bestemmingsplan regime.

  • De vestiging van nieuwe risicovolle activiteiten niet direct toestaan.

Maatregelen zelfredzaamheid

  • Het uitsluiten van functies bestemd voor groepen verminderd zelfredzame personen binnen de Bevi-zone rond Primagaz en de PR 10- 6 contouren rond LPG tankstations en hoge druk aardgastransportleiding

Verantwoording groepsrisico

LPG-tankstation

Het berekende groepsrisico bij het LPG-tankstation is relatief hoog, ongeveer op de oriëntatiewaarde. In de vergunning van het LPG-tankstation is evenwel vastgelegd, dat het vullen van het tankreservoir uitsluitend in de nachtperiode mag plaatsvinden. Dit heeft een sterk groepsrisicoreducerend effect, omdat in de praktijk in die periode er niet of nauwelijks mensen aanwezig zijn op het bedrijventerrein. Daarnaast wordt er in dit deel van Nederland in het algemeen gereden met tankwagens die zijn voorzien van een hittewerende coating. Ook dat heeft een sterk risicoreducerend effect.

Door deze maatregelen zal het werkelijke groepsrisico ruimschoots onder de oriëntatiewaarde liggen, waardoor in samenhang met de andere maatregelen als hiervoor genoemd, er sprake is van een verantwoord groepsrisico.

Primagaz

Het groepsrisico in de actuele situatie, met de huidige bevolking, is ongeveer 1,7 ten opzichte van de oriëntatiewaarde (1,7*OW). Die waarde wordt derhalve beperkt overschreden. In de parallel aan dit bestemmingsplan lopende procedure voor een nieuwe omgevingsvergunning is gebleken, dat dit risico redelijkerwijs niet met bronmaatregelen is te beperken.

Uitgaande van de maximale planologische mogelijkheden die dit plan biedt, kan het groepsrisico ondanks de hiervoor genoemde maatregelen oplopen tot 40*OW. Dit is een relatief hoog groepsrisico.

In het ontwerpbestemmingsplan is er voor gekozen deze planologische mogelijkheden weg te nemen en de huidige situatie vast te leggen, middels een maximaal toegestane personendichtheid in het invloedgebied rondom Primagaz. Dit levert beperkingen op voor de omgeving. Er is een planschade risico onderzoek uitgevoerd. Het risico op planschade door de beperking in personendichtheid is erg hoog.

Dit plan heeft betrekking op actualisatie van het vigerende planologisch kader, met een grotendeels conserverend karakter. Er worden geen grote nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Gelet hierop en gezien de beperkte ontwikkelingen in de afgelopen decennia, ligt het niet in de rede dat er in deze planperiode wel gebruik gemaakt zal worden van de planologische mogelijkheden die het plan biedt. Het oplopen van het groepsrisico tot 40*OW binnen deze planperiode is dan ook niet waarschijnlijk. De beperking van de personen-dichtheden zoals opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan voegt daarom zo beschouwd niet veel toe, terwijl de kosten, gezien het planschaderisico, zeer hoog op kunnen lopen. Wellicht zijn er nog andere manieren om in de planregels te borgen dat het groepsrisico niet oploopt, dan wel dat op een zodanige manier te doen dat dit niet leidt tot planschade. Op dit moment heeft echter het vaststellen van het bestemmingsplan prioriteit, gezien de datum van 1 juli 2013 waarop het bestemmingsplan moet zijn vastgesteld.

Het actuele groepsrisico, op basis van de huidige bevolking, is verantwoord, zo blijkt ook uit de binnenkort vast te stellen omgevingsvergunning voor Primagaz. Met deze actualisatie van het bestemmingsplan wordt de veiligheidssituatie verbeterd ten opzichte van het vigerende planologische kader. Niettemin kan het groepsrisico door ruimtelijke ontwikkelingen binnen het invloedgebied van Primagaz, oplopen tot 40*OW. Dit is zonder aanvullende maatregelen niet verantwoord. Daarom zal in een vervolgfase in de loop van 2013, in het kader van de vaststelling van de Veiligheidsvisie voor de gemeente Zutphen, worden bezien of, en zo ja op welke wijze, een verantwoord groepsrisico verder in het bestemmingsplan kan worden geborgd. Mocht onverwacht door concrete ruimtelijke ontwikkelingen en een toename van de personendichtheid in het invloedgebied, het groepsrisico vanwege Primagaz oplopen, dan zullen in overleg met de regionale brandweer zo nodig maatregelen worden getroffen met betrekking tot de calamiteitenbestrijding en hulpverlening, zodat ondanks de overschrijding van de oriëntatiewaarde het groepsrisico verantwoord is.

Advies regionale brandweer

Op 26 februari 2013 heeft de Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland (VNOG) advies uitgebracht op het ontwerpbestemmingsplan.

Samengevat adviseert de VNOG om:

  • 1. De maximale bebouwingspercentages van variant 2, die planologisch leiden tot een groepsrisico dat kleiner is dan 2*OW, in het bestemmingsplan vast te leggen.
  • 2. In de gebieden die niet binnen het bereik van een WAS-paal vallen proefondervindelijk vast te stellen of de WAS-palen hoorbaar zijn. Het plangebied valt grotendeels, maar niet helemaal binnen het bereik van WAS-palen.
  • 3. Bij de toekomstige realisatie van (beperkt) kwetsbare objecten extra aandacht te genereren (zelfredzaamheid, risicocommunicatie) voor het betreffende object.
  • 4. Bij de toekomstige Wabo-aanvragen het brandweercluster IJsselstreek te betrekken.

Reactie:

Ad 1: Het vastleggen van de bebouwingspercentages leidt tot een zeer hoog planschaderisico. Het actuele groepsrisico ligt onder 2*OW en het ligt niet in de verwachting dat het groepsrisico op korte termijn toe zal nemen. Als hier voor vermeld zal in een vervolgfase in de loop van 2013 zal, in het kader van de vaststelling van de Veiligheidsvisie voor de gemeente Zutphen, worden bezien of, en zo ja op welke wijze, een verantwoord groepsrisico verder in het bestemmingsplan kan worden geborgd. Mocht onverwacht door concrete ruimtelijke ontwikkelingen en een toename van de personendichtheid in het invloedgebied, het groepsrisico vanwege Primagaz oplopen, dan zullen in overleg met de regionale brandweer zo nodig maatregelen worden getroffen met betrekking tot de calamiteitenbestrijding en hulpverlening, zodat ondanks de overschrijding van de oriëntatiewaarde het groepsrisico verantwoord is.

Ad 2: Risicocommunicatie, inclusief het gebruik en de reikwijdte van de WAS-palen, is onderdeel van de Veiligheidsvisie van de gemeente Zutphen, die binnenkort wordt vastgesteld. Zonodig zullen maatregelen worden getroffen om gebieden waar zich wel mensen begeven, binnen het bereik van een WAS-paal te brengen, zo ook in dit plangebied.

Ad 3. Het gaat naar wij aannemen met name om kwetsbare objecten binnen het invloedgebied van risicobronnen en beperkt kwetsbare objecten binnen de P 10-6 contour, en niet om alle beperkt kwetsbare objecten in het plangebied. Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om onder meer ten aanzien van externe veiligheid nadere eisen te stellen. De brandweer wordt betrokken bij toekomstige bouwaanvragen en kan adviseren over maatregelen ter bevordering van de zelfredzaamheid en over risicocommunicatie. Zonodig wordt dit advies vastgelegd in een nadere eis.

Ad 4: Zie ad 3.

Conclusie

Met het vaststellen van het plan heeft de gemeenteraad verantwoord, dat het groepsrisico en de daaruit voortvloeiende consequenties voor de zelfredzaamheid en hulpverlening, maatschappelijk aanvaardbaar zijn. Wel zal in een vervolgfase in de loop van 2013, in het kader van de vaststelling van de Veiligheidsvisie voor de gemeente Zutphen, worden bezien of, en zo ja op welke wijze, een verantwoord groepsrisico verder in het bestemmingsplan kan worden geborgd. Mocht onverwacht door concrete ruimtelijke ontwikkelingen en een toename van de personendichtheid in het invloedgebied, het groepsrisico vanwege Primagaz oplopen, dan zullen in overleg met de regionale brandweer zo nodig maatregelen worden getroffen met betrekking tot de calamiteitenbestrijding en hulpverlening, zodat ondanks de overschrijding van de oriëntatiewaarde het groepsrisico verantwoord is.

Geconcludeerd wordt, dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de haalbaarheid van voorliggend plan.

4.1.6 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Inleiding

Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage ingegaan. Het besluit is aangepast omdat de Europese rechter heeft geoordeeld dat de drempelwaarden voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten onvoldoende recht deden aan de vraag of er sprake is van "aanzienlijke gevolgen voor het milieu". Het besluit is aangepast en de drempelwaarden zijn nu indicatief. Dat betekent dat als een project (ruim) onder de drempelwaarden blijft er wel een toetsing moet worden gedaan. Het bevoegd gezag moet zich er van gewissen dat er daadwerkelijk geen aanzienlijke gevolgen voor het milieu zijn.

Bij de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein met een oppervlakte vanaf 75 ha is er een beoordelingsplicht. De drempelwaarden in het Besluit m.e.r. (kolom 2-'gevallen' in de D-lijst) zijn gebaseerd op algemene kenmerken van een activiteit en een globale aanname dat bij gevallen onder de drempelwaarde geen belangrijke nadelige milieugevolgen zullen optreden. Dat hoeft echter niet altijd het geval te zijn: in bepaalde gevallen kan een activiteit met een kleinere omvang wel degelijk belangrijke nadelige milieugevolgen hebben.

De consequentie van de nieuwe regeling is dat in elk besluit of plan, dat betrekking heeft op activiteiten, die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan m.e.r. Er zal een toets moeten worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is dus altijd nodig als een besluit of plan wordt voorbereid over activiteiten die voorkomen op de D-lijst.

Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud. Met betrekking tot de inhoud ('wat moet er in de vormvrije m.e.r.-beoordeling worden onderzocht?') moet aandacht worden besteed aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Naar aanleiding van het gestelde in de voorgaande paragraaf zal een toets moeten worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. In dat kader geldt dat het plan grotendeels conserverend van aard is. De toets gebeurt aan de hand van de volgende aspecten:

Bodem : De regeling, die nu is opgenomen is afgestemd op die van de vigerende plannen. Er zal dan ook geen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.

Luchtkwaliteit: Voor het gehele bedrijventerrein De Mars is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd door DGMR (Rapport Herontwikkeling De Mars, nummer M.2007.5537.02.R001, 24 maart 2011), zie paragraaf 4.1.2. Het rapport concludeert qua luchtverontreiniging geen enkele overschrijding van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit.

Geluid : De (spoor)wegen binnen en nabij het plangebied zijn al bestaand. Binnen het plangebied zijn er geen mogelijkheden om binnen de zone langs deze (spoor))wegen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen te realiseren. Daarnaast worden de bestaande (spoor)wegen ook niet gewijzigd. Er zijn voor wat betreft het bestemmingsplan dan ook geen gevolgen.

Milieuhinder: Een bestemmingsplan voor een bedrijventerrein en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zo ver met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.

Door voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Door een heldere inwaartse zonering wordt de milieusituatie voldoende beschermd. Daarnaast is een deel van het terrein een gezoneerd industrieterrein. De bestaande geluidzone is overgenomen in dit bestemmingsplan, waardoor de omgeving voldoende is beschermd.

Ecologie : In paragraaf 4.4 wordt aangegeven dat de voorschriften uit de Flora- en faunawet niet worden overtreden. Ook geldt dat er geen effecten worden verwacht op de in de omgeving gelegen Natura 2000-gebieden.

De plaats van het bedrijventerrein (ligging ten opzichte van gevoelige gebieden)

Het plangebied ligt in een stedelijke omgeving met daaromheen met name wegen, wonen, spoor en bedrijven. Het plangebied ligt nabij een Natura 2000-gebied. De conclusie op grond van bovenstaande paragrafen is, dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen worden verwacht. Hierbij zijn de criteria van Bijlage III van de Europese m.e.r. richtlijn in acht genomen.

Conclusie

De conclusie is dat de voorgenomen ontwikkeling (een planologische actualisering van een bestaand bedrijventerrein) geen belangrijke nadelige milieugevolgen zal hebben en dat ruimschoots wordt voldaan aan de vigerende wet- en regelgeving. Dit geldt, zoals verwoord in de voortoets, ook voor de wijzigingsbevoegheid voor de aanleg van een ondergrondse gasleiding. Gezien de afwezigheid van de noodzaak tot nader onderzoek van de verschillende milieuaspecten is een m.e.r.-beoordeling dan ook niet nodig.

4.2 Waterparagraaf

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald, dat voor ieder ruimtelijk plan moet worden omschreven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding, de zogenaamde Watertoets. Doel van de watertoets is om de relatie tussen planvorming en de waterhuishouding te versterken. Bouwplannen dienen daartoe te worden getoetst door de waterbeheerder. Daarbij moeten alle gevolgen met betrekking tot water tegen het licht worden gehouden. In onderstaande paragrafen worden de waterhuishoudkundige aspecten in het kader van de beoogde herontwikkeling en inbreiding van het bedrijventerrein De Mars behandeld.

Beleid

Nationaal Bestuursakkoord Water

In 2003 sloten Rijk , Interprovinciaal Overleg, Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). Dit akkoord is te beschouwen als het bestuurlijke antwoord op het rapport WB21. In het akkoord zijn maatregelen afgesproken met als doel het watersysteem in 2015 'op orde' te hebben. In het bestuursakkoord zijn taakstellende afspraken opgenomen over veiligheid en wateroverlast. Ook is een impuls gegeven aan het gebruik van de watertoets. De watertoets zorgt voor een vroegtijdige afstemming tussen ruimtelijke plannen en de waterhuishouding. In 2011 is een nieuw akkoord afgesloten door de koepels. De essentie van dit nieuwe akkoord is een doelmatig beheer en meer samenwerking tussen beheerders in de waterketen en kostenbesparingen door grotere efficiëntie en effectiviteit.

In deze paragraaf is beschreven wat de gevolgen voor de waterhuishouding zijn en hoe water is vastgelegd in dit bestemmingsplan. Hiermee wordt voldaan aan de eisen het NBW uit 2003.

Kaderrichtlijn Water

Door de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft Nederland een resultaatsverplichting voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit èn ecologie van grond- en oppervlaktewatersystemen. Voor grote wateren of watersystemen, de zogenaamde KRW-waterlichamen, zijn hiertoe doelen opgesteld. De (bindende) maatregelen om de doelen te bereiken zijn vastgelegd in de stroomgebiedsplannen. Voor de overige wateren geldt minimaal het stand-still principe. Waterbeheerders mogen hiervoor zelf aanvullende doelen opstellen.

Masterplan De Mars

Water en retentie: In het verleden hebben allerlei lozingen plaatsgevonden op de watergangen op De Mars. Op dit moment is alleen de overstort vanuit de riolering nog een aandachtspunt. Op de nieuw te ontwikkelen delen van De Mars worden vuilwatersystemen en hemelwatersystemen van elkaar gescheiden. Zowel nieuwe als bestaande bedrijven worden aangemoedigd vuil- en hemelwatersystemen te scheiden. Op de te revitaliseren delen van De Mars wordt bij vernieuwing van het riool en herinrichting van de openbare ruimte een verbeterd, gescheiden rioolstelsel geïnstalleerd. De opvang en het vasthouden van regenwater wordt gestimuleerd. Het aanleggen van sedumdaken en de lokale opvang van regenwater voor hergebruik zijn hiervan voorbeelden. Op 1 januari 2008 is de Wet gemeentelijke watertaken van kracht geworden. In deze nieuwe wet zijn de zorgplicht voor het vasthouden en afvoeren van regenwater en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht vastgelegd. Het verbeterd gescheiden stelsel is aangelegd, maar functioneert momenteel nog grotendeels als gemengd stelsel. Op termijn moeten de mogelijkheden onderzocht worden om de verantwoordelijkheid voor bedrijven en particulieren voor de gescheiden aanlevering van afvalwater en regenwater bij de bedrijven en particulieren te leggen. De Mars voorziet in waterberging voor het eigen gebied. Bij de aanleg van de N348 is een retentiegebied gerealiseerd. Dit retentiegebied dient als overloopgebied dat volloopt bij stijgend water in de Mars. Een aantal bedrijven op De Mars heeft grote hoeveelheden water nodig, andere bedrijven hebben te maken met (warm) restwater. Ook de ruimtelijke inrichting kan de uitwisseling van bijproducten van het hoofdproductieproces stimuleren.

Proces

De eerdere (concept) waterparagraaf is door het waterschap beoordeeld. Naar aanleiding van de reactie van het waterschap en de wijziging van het Barro per 1 oktober 2012 zijn onderstaande aanpassingen doorgevoerd:

  • de primaire waterkering langs het Twentekanaal en de uiterwaarden is als dubbelbestemming (artikel 21 opgenomen, de bijbehorende beschermingszone is aangeduid als 'vrijwaringszone -dijk' (lid 26.8)
  • de rioolpersleidingen van het waterschap zijn op de kaart met een dubbelbestemming Leiding - Riool opgenomen (artikel 16).
  • de relevante aspecten zijn aan de hand van de watertoetstabel getoetst en beschreven.

In welke mate de verschillende aspecten zoals genoemd in de handreiking watertoets deel III zijn genomen van toepassing zijn op het plangebeid staat uitgewerkt in de onderstaande watertoetstabel zoals wordt gehanteerd door waterschap Rijn en IJssel.

Aspect   Relevant   Toelichting  
Veiligheid
 
Ja   Langs zowel de IJssel als het Twentekanaal ligt een primaire waterkering. De primaire waterkering is als dubbelfunctie opgenomen in het bestemmingsplan.  
Riolering
 
Ja   Binnen het plangebied liggen enkele rioolpersleidingen. De persleidingen zijn op de plankaart opgenomen als dubbelbestemming.  
Wateroverlast
 
Nee   De Mars voorziet in waterberging voor het eigen gebied. Bij de aanleg van de N348 is een retentiegebied gerealiseerd. Dit retentiegebied dient als overloopgebied dat volloopt bij stijgend water in de Mars.
De opvang en het vasthouden van regenwater wordt gestimuleerd. Het aanleggen van sedumdaken en de locale opvang van regenwater voor hergebruik zijn hiervan voorbeelden.  
Oppervlaktewater
kwaliteit  
Nee   In het verleden hebben allerlei lozingen plaatsgevonden op de watergangen op De Mars. Op dit moment is alleen de overstort vanuit de riolering nog een aandachtspunt. Op de nieuw te ontwikkelen delen van De Mars worden vuilwatersystemen en hemelwatersystemen van elkaar gescheiden. Zowel nieuwe als bestaande bedrijven worden aangemoedigd vuil- en hemelwatersystemen te scheiden. Op de te revitaliseren delen van De Mars wordt bij vernieuwing van het riool en herinrichting van de openbare ruimte een verbeterd, gescheiden rioolstelsel geïnstalleerd.  
Overlast grondwater   Nee   In het plangebied wordt voor zover bekend geen grondwateroverlast ervaren.  
Grondwaterkwaliteit

 
Nee   De ontwikkeling voert geen hemelwater af naar de bodem. Tijdens de bouw wordt rekening gehouden met het bouwstoffenbesluit. Vervuiling door uitloging of anderszins verontreinigende stoffen wordt voorkomen.  
Inrichting en
Beheer  
Nee   Langs de watergangen in het plangebied is een onderhoudspad aanwezig. Zowel de primaire watergang als de primaire waterkering worden door het waterschap beheerd en onderhouden. De watergangen worden niet aangepast ten behoeve van het bestemmingsplan.  
Volksgezondheid
 
Nee   De watergangen in het plangebied hebben een afvoerende (en deels bergende) functie. De inrichting van het plangebied (industrieterrein) maakt dat er geen spelende kinderen langs de watergangen zijn. Kans op verdrinkingsgevaar of stankoverlast als gevolg van stilstaand water is daarom niet aanwezig.  
Natte Natuur
 
Nee   In of in de nabijheid van het projectgebied is geen natte natuur aanwezig. Het plangebied biedt geen mogelijkheden om natte natuur te versterken.  
Verdroging/Kwel   Nee   In het projectgebied speelt geen verdroging van natuurgebieden.  
Recreatie   Nee   De watergangen in het plangebied hebben geen recreatieve functie. De inrichting van het plangebied (industrieterrein) biedt geen aanleiding dat dit in de toekomst veranderd.  
Landschap en
cultuurhistorie  
Nee   In het plangebied bevinden zich geen aan water gerelateerde landschapselementen of cultuurhistorische objecten.  
Watervoorziening   Ja   Een aantal bedrijven op De Mars heeft grote hoeveelheden water nodig, andere bedrijven hebben te maken met (warm) restwater. In het kader van parkmanagement wordt naar samenwerking tussen bedrijven met waterbehoeften en wateroverschotten gestreefd.  

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is op 1 september 2007 de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) in werking getreden. Deze nieuwe wet maakt deel uit van de (gewijzigde) Monumentenwet. De kern van de WAMZ is, dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De WAMZ verplicht gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden. Naast het inventariseren van de te verwachten archeologische waarde, zal het bestemmingsplan uiteindelijk, indien nodig (en mogelijk), een bescherming moeten bieden voor waardevolle gebieden. Dit kan bijvoorbeeld met een omgevingsvergunning (voorheen: aanlegvergunning).

De gemeente heeft een Archeologische Waardenkaart (2012) vastgesteld. Hierin is het volgende van belang:

  • archeologie wordt meegenomen in nieuwe bestemmingsplannen;
  • ten behoeve van het verlenen van een omgevingsvergunning wordt getoetst op archeologische waarde.

De gemeentelijke beleidskeuzes zijn weergegeven op de gemeentelijke Archeologische Waardekaart, waardoor voor iedereen duidelijk wordt waar en op welke manier rekening moet worden gehouden met archeologie. In afbeelding 4.1 is een uitsnede van de kaart weergegeven, waarop aangegeven is welke archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0301.bp0212MMNveegplan-vs01_0016.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0301.bp0212MMNveegplan-vs01_0017.png"

Afbeelding 4.1: uitsnede Archeologische Waardenkaart Zutphen, 2012

Het bestemmingsplangebied ligt landschappelijk gezien op de oude IJsselbedding en de oude vestingswerken. Het grootste deel heeft, vanwege de recente bebouwing, een lage archeologische verwachting of is verstoord. Een deel in het noorden van plangebied kent een hoge archeologische verwachting.

In de regels zijn op basis van de gemeentelijke archeologische waardenkaart 4 dubbelbestemmingen opgenomen ter bescherming van de archeologsche waarden. Hiermee worden de mogelijk aanwezige waarden voldoende beschermd. Hiermee voldoet het bestemmingsplan aan de archeologische uitgangspunten van de gemeente Zutphen.

Cultuurhistorie

Ten aanzien van cultuurhistorische waarde geldt dat uit de provinciale kaarten historische geografie, waardering aardkundige kwaliteiten en historische stedenbouw uit het streekplan aan het plangebied geen cultuurhistorische waarde is toegekend. De gemeente onderscheidt in het plangebied een aantal cultuurhistorische objecten, die vanuit hun cultuurhistorische waarde bescherming behoeven. Het gaat om de volgende bouwwerken die van belang zijn voor de gemeente Zutphen vanwege hun stedenbouwkundige bijdrage aan de locaal-topografische situatie, vanwege hun architectuurhistorische waarde en/of vanwege de cultuurhistorische waarde als voorbeeld van bedrijfsbebouwing, dan wel object zijnde, uit de pioniersfase van De Mars als bedrijfs- en industriegebied:

Infrastructuur – havens

  • 1. Houthaven – steiger met kraan

Bedrijfsgebouwen

  • 2. Dreef 2
  • 3. Industrieweg 99
  • 4. Marsweg 202 / hoek Industrieweg 110 - loods
  • 5. Marsweg 111 - 115
  • 6. Mercuriusweg 12
  • 7. Mercuriusweg 14 / hoek Industrieweg
  • 8. Oostzeestraat 2
  • 9. Pollaan 23 – kantoor firma Spieker en Elferink
  • 10. Pollaan 45
  • 11. Zweedsestraat 2
  • 12. Zweedsestraat 3

Deze cultuurhistorische bouwwerken, afgebeeld in onderstaande figuur, worden in het bestemmingsplan via een omgevingsvergunning voor het slopen beschermd. De nummers in de figuur corresponderen overigens niet met die in bovenstaande lijstje.

afbeelding "i_NL.IMRO.0301.bp0212MMNveegplan-vs01_0018.png"

4.4 Natuur

Wettelijke kader

De bescherming van bijzondere soorten is opgenomen in de Flora- en faunawet. Deze wet omvat ook de bescherming van Habitatrichtlijnsoorten buiten de aangewezen speciale beschermingszones welke zijn vermeld in bijlage IV. Deze bescherming geldt overal in Nederland, ook in de beschermde gebieden. De soortbescherming kent geen externe werking. Projecten worden getoetst aan de directe invloed op beschermde waarden binnen de grenzen van het projectgebied.

In het kader van de Flora- en faunawet wordt een groot scala aan dier- en plantensoorten beschermd. Volgens de Flora- en faunawet mogen beschermde dier- en plantensoorten niet worden verwond, gevangen, opzettelijk worden verontrust of gedood. Voortplantingsplaatsen of vaste rust- en verblijfplaatsen (bijvoorbeeld van uilen, roofvogels, vleermuizen) mogen niet worden beschadigd, vernield of verstoord. Beschermde planten mogen op geen enkele wijze van hun groeiplaatsen worden verwijderd of vernield. Alle beschermde Nederlandse soorten zijn opgenomen in 3 tabellen. Soorten uit tabel 1, zijn licht beschermd, soorten uit tabel 3 zijn strikt beschermd.

Sinds 23 februari 2005 is het Vrijstellingbesluit bij artikel 75 Flora- en faunawet van kracht. Voor de algemene soorten van tabel 1 geldt sindsdien een vrijstelling voor artikelen 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld, mits de zorgplicht in acht wordt genomen. Bij verstoring of negatieve effecten op flora en fauna die op tabel 2 of 3 staan vermeld is een ontheffingsprocedure noodzakelijk. Daarnaast is afhankelijk van de soort en beschermingsregime aanvullende maatregelen noodzakelijk.

De bebouwing van De Mars grenst aan de uiterwaarden, Natura 2000 gebied en, in het noorden over het Twentekanaal, aan landelijk gebied met eveneens hoge ecologische en natuurlijke waarden.

Het noorden van de Mars leent zich door de bestaande waterstructuur, de mogelijkheden van aanleg van retentie en een relatief lage ligging goed voor berging van water. Wel ontbreekt tussen dit en het zuidelijke deel een goede verbinding. In overleg met het Waterschap en het ministerie van Verkeer en Waterstaat wordt verder gewerkt aan de uitwerking van het waterstructuur en rioleringsplan voor het gebied.

Flora en fauna

In 2008 heeft Arcadis voor het bedrijventerrein De Mars een risicoscan voor het aspect natuur uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn gepresenteerd in het rapport 'Risicoscan natuur De Mars Zutphen' (2 december 2008). De conclusies en aanbevelingen in het rapport zijn van toepassing op het gehele bedrijventerrein:

  • er zijn enkele locaties met beschermde vaatplanten;
  • er dient buiten het broedseizoen gewerkt te worden;
  • mogelijk vaste verblijfplaatsen van vogels;
  • mogelijk verstoring van overwinterende vogels;
  • bij sloop van gebouwen op vleermuizen en steenmarter letten (onderzoek);
  • wanneer er in water wordt gewerkt amfbieën en vissen onderzoeken;
  • eventuele laagtes kunnen ook geschikt zijn voor amfibieën.

De aanbevelingen zijn:

  • beschermde vaatplanten ontzien of verplaatsen;
  • buiten broedseizoen starten met werkzaamheden;
  • altijd één kant op werken bij slopen of bouwrijp maken werkterrein;
  • breedte paden zo minimaal mogelijk
  • mogelijk gebruik maken van ontheffing Flora- en faunawet tijdelijke natuur (i.o.m. DLG).

De adviezen en maatregelen zijn op inrichtingsniveau en zijn relevant wanneer bestaande bedrijven willen uitbreiden of verbouwen of wanneer braakliggende terrein worden ontwikkeld. In dat geval dienen de genoemde maatregelen getroffen te worden. Dit zijn uitvoeringsgerichte maatregelen en kunnen niet worden vastgelegd in het bestemmingsplan.

Natura 2000

Ten aanzien van de herontwikkeling van de woningen in de Achtermars tot bedrijventerrrein zijn de effecten ervan op het Natura-2000 gebied Uiterwaaren IJssel in beeld gebracht. De conclusies voor het plangebied in het rapport zijn door Oranjewoud beoordeeld door middel van een voortoets. Het resultaat van deze voortoets (Voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, Advisering bestemmingsplannen bedrijventerrein De Mars, Zutphen, projectnr. 245754, rev01, 30 november 2012) luidt als volgt.

De oprichting van de nieuw toegestane bedrijvigheid wordt gerealiseerd in de bestaande omgeving van De Mars. Het gebied kenmerkt zich op dit moment reeds door de aanwezigheid van bedrijvigheid met een hoge mate aan menselijke activiteiten. In de uiterwaarden aan de kant van bedrijventerrein De Mars komen op dit moment geen beschermde biotopen in de haven of langs de randen voor. Als gevolg van de ontwikkelingen verandert het karakter van het gebied niet. De bestemmingswijziging is voorzien binnen het bestaande industrieterrein De Mars en vindt plaats buiten het Natura-2000 gebied Uiterwaarden IJssel. Verlies van oppervlakte van habitattypen als gevolg van de bebouwing is daarom niet aan de orde. De bebouwing sluit ook geen migratieroutes af en past binnen het bestaande industriegebied. De beperkte omvang van de ontwikkelingen ten opzichte van het totale industriegebied rechtvaardigt de conclusie dat de totale (geluids)belasting en de totale hoeveelheid stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied niet zullen toenemen.

De realisatie van de bedrijvigheid zal tijdelijk een hogere mate van verstoring met zich meebrengen. Het grootste deel van de bij de bouwwerkzaamheden gemaakte geluiden zullen niet opvallen tussen de gangbare geluiden die in het industriegebied reeds voorkomen. Het schijnsel van bouwlampen en eventuele trillingen door heiwerkzaamheden leiden niet tot extra verstoring van de in het gebied aangetoonde watervogels, aangezien deze effecten beperkt blijven tot de directe omgeving. De aan te leggen gasleiding wordt onder het Natura 2000-gebied doorgeboord. Er vinden dus geen werkzaamheden plaats in het gebied zelf, maar alleen in het weiland westelijk van het Natura 2000-gebied en op het bedrijventerrein De Mars. De werkzaamheden worden uitgevoerd buiten het broedseizoen en voor het stormseizoen. Dat wil zeggen tussen eind augustus en 1 oktober. Negatieve effecten als gevolg van de aanleg van de gasleiding zijn daarom uit te sluiten.

De voorgenomen activiteiten hebben een permanent karakter, maar vinden plaats binnen een bestaand bedrijventerrein. De voorgenomen activiteiten hebben ons inziens geen (significant) negatief effect op het nabijgelegen Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel. Wij concluderen dan ook dat er geen overtreding van verbodsbepalingen uit de Natuurbeschermingswet plaats vinden, er dan ook geen nadere toetsing noodzakelijk is.

4.5 Verkeer en infrastructuur

Ontsluiting

De Mars is op dit moment op drie plaatsen toegankelijk voor auto’s en fietsers en op vier voor voetgangers. De noordelijke onderdoorgang is geschikt voor alle soorten verkeer. De zuidelijk daarvan gelegen overweg eveneens, maar deze spoorwegovergang is gemiddeld 24 minuten per uur gesloten en de zuidelijke doorgang is bij hoogwater gesloten. Voor het creëren van een goed vestigingsklimaat voor de bewoners en gebruikers van De Mars is een verbetering van de toegankelijkheid noodzakelijk en een voorwaarde voor de transformatie van Noorderhaven tot centrumstedelijk woongebied.

In het masterplan voor De Mars is ingezet op een verbetering van de noordelijke ontsluiting en er zijn concrete plannen voor onderdoorgangen. De omleiding van de N348 is een eerste grote verbetering van de bereikbaarheid van De Mars. Voor De Mars is een optimale doorstroming vanaf deze ontsluiting in noord- en middenzone, en naar de PDV een belangrijk uitgangspunt. De herontwikkeling tot binnenstedelijk gebied van het zuidelijk deel maakt het noodzakelijk de toegankelijkheid van dat deel voor personenverkeer te verbeteren.

Momenteel wordt door de gemeente ingezet op ontwikkeling en realisatie van twee onderdoorgangen, één tussen het tankstation en het stationsplein voor alle verkeer en één andere onderdoorgang alleen voor fietsers en voetgangers. Hiervoor worden aparte bestemmingsplannen in procedure gebracht.

In verband met duurzaam-veilig is het gewenst voor die wegen die hun huidige functie ook in de toekomst behouden te komen tot een herprofilering waarbij wegprofielen, gebruik en snelheid op elkaar zijn afgestemd en waarbij de fysieke inrichting het rijgedrag zo beïnvloedt dat een veiliger situatie ontstaat. Bij de herinrichting van straten en wegen moet in het bijzonder aandacht besteed worden aan het langzame verkeer.

Parkeren

Parkeren moet op of onder het eigen terrein gebeuren. In de planregels zijn hieromtrent regels opgenomen. Dit uitgangspunt geldt eveneens voor alle bij de bedrijfsvoering behorende verkeersbewegingen, zoals laden en lossen. Voor bestaande gebieden moet middels herinrichting en waar nodig herverkaveling, gestreefd worden naar verbetering van de huidige situatie waarbij het parkeren afwisselend op eigen terrein dan wel in de openbare ruimte plaatsvindt.

Ten aanzien van de Family Mall geldt het volgende. In het kader van het bestemmingsplan Family Mall is destijds onderzoek gedaan naar de parkeersituatie. Hieruit volgde, dat in de drukste periode van de Family Mall (zaterdagavond) er voor bezoekers behoefte was aan 611 parkeerplaatsen. Daarnaast waren er naar verwachting 60 parkeerplaatsen nodig voor personeelsleden. Vervolgens diende bij grote concentraties parkeerplaatsen minimaal 5% restcapaciteit aanwezig te zijn om parkeerplaatszoekend verkeer te voorkomen. Het totaal aantal parkeerplaatsen om aan de maximale parkeerbehoefte te kunnen voldoen kwam hiermee op 705 ((611 + 60) * 1,05). De Family Mall Zutphen B.V. stelde echter dat voornoemde maximale parkeerbehoefte naar onderen kan worden bijgesteld. De reden hiervoor was dat men stelt dat in de praktijk de gecumuleerde maximale parkeerbehoefte van 611 parkeerplaatsen niet zou voorkomen, temeer omdat verwacht werd dat een deel van de Family Mall bezoekers meerdere onderdelen zou bezoeken. Op grond hiervan kon de maximale parkeerbehoefte worden gesteld op 512 parkeerplaatsen (70% (gebaseerd op ervaringscijfers) van (611 + 60) * 1,05). De genoemde 60 pp voor werknemers paste overigens ruimschoots binnen de parkeernormstelling voor B-locaties.

Tussen de berekende 705 parkeerplaatsen en de 512 parkeerplaatsen bestaat een verschil van circa 190 parkeerplaatsen. Deze eventuele piekbehoefte treedt zaterdagavond op wanneer de woonboulevard gesloten is, waardoor het gebruik van de parkeercapaciteit op het terrein van de woonboulevard mogelijk is. Op bijzondere dagen werd op basis van parkeeronderzoek en de parkeercapaciteit van de woonboulevard verwacht dat een overloop van maximaal 100 voertuigen op zou treden van het parkeerterrein van Woonboulevard Eijerkamp naar omliggende parkeerterreinen. Aangezien de topdrukte van Woonboulevard Eijerkamp op zon- of feestdagen zal optreden en bij de Family Mall deze dagen circa 50% bezetting kent werd uitgegaan van wederzijdse benutting van de parkeercapaciteit. Alhoewel de combinatie van beide voorzieningen kan leiden tot een langere parkeerduur/bezoekduur werd niet verwacht dat dit zou leiden tot parkeerproblemen bij een wederzijdse benutting van de parkeercapaciteit. In de voor de Family Mall benodigde parkeercapaciteit is derhalve als volgt voorzien:

  • op eigen terrein: ca. 300 pp
  • op aangrenzend terrein: ca. 120 pp
  • gebruik van parkeercapaciteit bij GAMOG: ca. 90 pp

Totaal: ca. 510 pp.

In nieuwe situatie wordt bij de toetsing of voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd aangesloten bij de kencijfers van het CROW.

4.6 Kabels en leidingen

In het plangebied ligt een aantal kabels en leidingen waarmee rekening gehouden dient te worden. Op de planologisch relevante leidingen is ingegaan in paragraaf 4.1.5.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

De regels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, dat werkelijk noodzakelijk is.

Bij het opstellen van de planregels is rekening gehouden met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo ), die per 1 oktober 2010 in werking is getreden. Deze wet beoogt de samenvoeging van stelsels, zodat een samenhangende beoordeling van activiteiten mogelijk is in één procedure die leidt tot één besluit: de omgevingsvergunning.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels.

In hoofdstuk 1 worden de begrippen verklaard die in de regels worden gebruik. Het betreft begrippen die op meerdere wijze kunnen worden uitgelegd. Door de begrippen te verklaren, kunnen interpretatieverschillen worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld.

Hoofdstuk 3 bevat de bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.

In hoofdstuk 4 komen het overgangsrecht en de slotregel aan de orde.

5.1 Artikelsgewijze toelichting

In de volgende paragrafen is een toelichting opgenomen van de in de regels opgenomen bestemmingen.

5.1.1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen nader omschreven die gebruikt worden in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel wordt beschreven op welke wijze de in de regels voorgeschreven maatvoeringen gemeten moeten worden.

5.1.2 Bestemmingsregels

De regels in verband met de bestemmingen kennen een min of meer gelijke opbouw en bestaan in ieder geval uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels. Voor een aantal bestemmingen zijn daarbij bijzondere gebruiksregels opgenomen en/of een afwijkingsbevoegdheid. De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin de functies worden benoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan (het gebruik). In een aantal gevallen is een specificering opgenomen van de toegestane functie, die correspondeert met een functieaanduiding op de verbeelding. De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. De artikelen 3, 11, 13 en 23  zijn één op één overgenomen uit het bestemmingsplan 'Tankstation Brand Oil, rondweg N348' en het PIP 'Rondweg N348 Zutphen - Eefde'. De uitleg voor deze bestemmingen is te lezen in paragraaf 1.1.3. De overige bestemmingen worden hieronder toegelicht:

Artikel 4 Bedrijf - Gasontvangstation

Deze bestemming is opgenomen voor de twee gasontvangstations van de Gasunie. De bestemming maakt de aanleg en instandhouding van een gasontvangstation met bijbehorende leidingen mogelijk. Deze gasontvangstations en bijbehorende leidingen worden vervolgens beschermd middels een dubbelbestemming Leiding - Gas (artikel 14).

Artikel 5 Bedrijventerrein

Het bedrijventerrein de Mars is over het algemeen voorzien van de bestemming Bedrijventerrein. De toegestane milieucategorieën zijn weergegeven met een aanduiding, waarbij verwezen wordt naar de in de bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten. Verder is gebruik gemaakt van functieaanduidingen, om specifieke functies, zoals perifere detailhandel en kantoren aan te geven (maatbestemmingen). Deze maatbestemmingen zijn enerzijds toegekend omdat de milieucategorie van het betreffende bedrijf niet past in de beoogde milieuzonering van het bedrijventerrein en het bedrijf toch aanwezig is, of omdat de betreffende bedrijfsactiviteit niet is genoemd in de bijbehorende Staat van bedrijfsactiviteiten, maar op de betreffende plek wel is toegestaan.

Op een beperkt aantal percelen zijn ook zogenaamde creatieve bedrijven toegestaan. Deze gronden zijn van een aanduiding voorzien waarbij creatieve bedrijven zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten Creatieve bedrijven zijn toegestaan, waarbij de bedrijven tevens moeten passen binnen de omschrijving, zoals opgenomen in lid 1.29.

Daarnaast is geregeld, dat bedrijven, voor zover zij legaal en met een geldige vergunning aanwezig zijn, maar niet zijn genoemd in de bestemmingsomschrijving ook zijn toegestaan. Dit geldt bijvoorbeeld voor kantooractiviteiten aan de Industrieweg 83/85 en de periodieke verkoop en opslag van consumentenvuurwerk aan de Pollaan 50k (voorheen EuropaTuin), 50n (Welkoop) en op Dreef 18c, waarvoor vergunning is verleend.

Geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn alleen toegestaan waar dat is aangeduid. Dit zijn de gronden van het gezoneerde industrieterrein. Bij het geluidgezoneerde deel van het bedrijventerrein hoort een geluidzone, die via een aanduiding 'geluidzone - industrie' is geregeld (lid 26.1).

Het terrein kent vier inrichtingen waarbij externe veiligheidsaspecten een rol spelen, te weten Primagaz, het LPG-tankstation, Reomas en Brand Oil. Het terrein van Primagaz heeft een aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - LPG station', waarmee een groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen, milieucategorie 4.2 is toegestaan. Het LPG-tankstation is aangeduid met 'verkooppunt motorbrandstoffen met LPG'. De activiteiten van Primagaz en de omgeving zijn vervolgens beschermd via de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' (zie lid 26.2). Het LPG-tankstation aan de Mercuriusweg kent een 'veiligheidszone - lpg' (zie lid 26.3). Voor het bedrijf Reomas aan de Loskade, een kunststofverwerkend bedrijf met een opslag van gevaarlijke stoffen van meer dan 10 ton in de zin van PGS 15, geldt dat op de betreffende gronden opslag van gevaarlijke stoffen van meer dan 10 ton, zijnde een risicovolle inrichting is toegestaan, waarbij is bepaald dat de bijbehorende PR 10-6 contour binnen de eigen perceelsgrenzen moet blijven. De regeling voor het bedrijf Brand Oil is toegelicht in paragraaf 1.1.3.

Perifere detailhandel is alleen rechtstreeks toegestaan op de gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'detailhandel perifeer 1'. Ten aanzien van detailhandel geldt verder dat ondergeschikte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten, waarbij deze bedrijfsactiviteiten als hoofdfunctie behouden blijven, is toegestaan. Deze detailhandel wordt als ondergeschikt beschouwd, indien de omzet ervan maximaal 15 procent van de totaal omzet bedraagt en indien maximaal 15% van de bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 100 m2 wordt gebruikt.

Bedrijfsactiviteiten die niet zijn toegestaan zijn:

  • a. risicovolle inrichtingen, tenzij nadrukkelijk in de regels toegestaan. Andere risicovolle inrchtingen dan Primagaz, het bestaande LPG tankstation en Reomas zijn dus niet rechtstreeks toegestaan, wel is er een wijzigingsbevoegdheid om onder voorwaarden nieuwe risicovolle activiteiten toe te laten;
  • b. detailhandel, behoudens webwinkels en detailhandel die nadrukkelijk in de regels is toegestaan;
  • c. grootschalige detailhandel;
  • d. horecabedrijven, tenzij nadrukkelijk in de regels toegestaan;
  • e. vuurwerkbedrijven, tenzij nadrukkelijk in de regels toegestaan;
  • f. activiteiten die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r. die m.e.r-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn;
  • g. zelfstandige kantoren, tenzij nadrukkelijk in de regels toegestaan.

De bouwregels bepalen waar en wat er mag worden gebouwd. Er moet binnen de bouwvlakken worden gebouwd. Er is een bebouwingspercentage gegeven die het bebouwingsoppervlak aangeeft per bouwperceel. De maximale bouwhoogte is met een aanduiding op de verbeelding aangegeven. In de bouwregels is tevens bepaald dat parkeervoorzieningen in voldoende mate op eigen terrein moeten worden gerealiseerd. Er zijn tevens regels opgenomen die bepalen wanneer hiervan mag worden afgeweken.

Ten aanzien van de windturbines geldt dat er een veiligheidszone is opgenomen ter bescherming van de omgeving van die turbines.

Ten aanzien van het toegestane gebruik geldt, dat er onder voorwaarden afgeweken kan worden van die regels. Zo is onder voorwaarden met een omgevingsvergunning grootschalige detailhandel toegestaan, waar de aanduiding 'detailhandel grootschalig' is opgenomen. Voor gronden met de aanduiding 'detailhandel perifeer 2' is via een omgevingsvergunning ook onder voorwaarden perifere detailhandel toegestaan.

Een aantal panden hebben de aanduiding karakteristiek gekregen. Dit zijn cultuurhistorisch waardevolle gebouwen. Sloop van deze gebouwen mag alleen via een omgevingsvergunning, waarbij aan bepaalde voorwaarden moet zijn voldaan.

Tot slot is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft het plan te wijzigen in die zin dat risicovolle inrichtingen zijn toegestaan. Daarnaast kan via deze bevoegdheid de mogelijkheid tot het vestigen van geluidszoneringsplichtige inrichtingen worden geschrapt.

Artikel 6 Gemengd

Aan de zuidkant van bedrijventerrein, ter plaatse van de Family Mall, zijn diverse bedrijven gevestigd. Deze specifieke functies zijn binnen de bestemming Gemengd toegestaan. Op deze gronden zijn bedrijven toegestaan tot en met milieucategorie 2, zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Daarnaast zijn er recreatie-inrichtingen, horecabedrijven, detailhandel, tentoonstellingsruimte, kantoren en een bioscoop toegestaan. In de bouwregels is voor verschillende functies een maximum aan bedrijfsvloeroppervlak opgenomen, conform het vigerende bestemmingsplan. Ook binnen deze bestemming geldt dat parkeervoorzieningen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, waarbij afgeweken kan worden als de noodzakelijke parkeervoorzieningen op eigen terrein in onvoldoende mate kunnen worden gerealiseerd en op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien en de situering van de parkeerplaatsen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.

Artikel 7 Groen

De bestemming Groen is gebruikt voor de groenstrook langs het Twentekanaal. Op de gronden zijn tevens watergangen, fiets-, wandel- en toegangspaden toegestaan en straatmeubilair en nutsvoorzieningen. De bouwmogelijkheden zijn beperkt. Opgemerkt wordt dat binnen de andere bestemmingen ook groenvoorzieningen zijn toegestaan.

Artikel 8 Natuur

De gronden gelegen binnen het Natura 2000-gebied hebben de bestemming natuur gekregen en dienen ter behoud en versterking van de instandhoudinsgdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. Daar waar op de plankaart aangeduid is teven een hondenvereniging en een paardenstal toegestaan, met bijbehorende (bestaande) gebouwen. De paardenstal is puur voor het (hobbymatig) stallen van paarden; een manege of een paardenhouderij zijn daar niet mogelijk. Ter bescherming van de natuurwaarden is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen die regelt, dat bepaalde werken alleen zijn toegestaan als daarvoor een omgevingsvergunning is verleend. Het gaat daarbij om werken als egaliseren en ophogen, rooien van bomen of andere opgaande beplanting. De vergunning wordt alleen verleend indien de landschapswaarden en instandhoudinsgdoelstellingen van het Natura 2000-gebied niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 9 Verkeer

Deze bestemming geldt voor wegen, straten en voet - en fietspaden ten behoeve van de afwikkeling van doorgaand verkeer. Daarnaast zijn binnen deze bestemming onder meer parkeer- en groenvoorzieningen toegestaan. Op grond van het Groenstructuurplan is aan het deel van deze gronden dat onderdeel is van de groenblauwe structuur de aanduiding 'groen' toegekend. Ter plaatse van die aanduiding is het verboden zonder omgevingsvergunning groenvoorzieningen te verwijderen als de groenblauwe structuur zoals in het Groenstructuurplan (bijlage 3) is weergegeven onevenredig wordt aangetast.

Artikel 10 Verkeer - Spoor

Het bestaande spoor met bijbehorende gronden en bouwwerken is in deze bestemming vervat. De bestaande gebruiks- en bouwmogelijkheden zijn overgenomen.

Artikel 12 Water

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor open water, waar recreatie- en beroepsvaart is toegestaan, en waterhuishoudkundige doelstellingen. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van bovenstaande doeleinden. Net als bij de bestemming Verkeer is op grond van het Groenstructuurplan aan het deel van deze gronden dat onderdeel is van de groenblauwe structuur de aanduiding 'groen' toegekend. Ter plaatse van die aanduiding is het verboden zonder omgevingsvergunning groenvoorzieningen te verwijderen als de groenblauwe structuur zoals in het Groenstructuurplan (bijlage 3) is weergegeven onevenredig wordt aangetast.

Artikel 14 Leiding - Gas

De gasleidingen en de gronden 4 meter aan weerszijden van de leiding hebben een dubbelbestemming Leiding - Gas gekregen. Deze dubbelbestemming bepaalt dat in eerste instantie alleen gebouwd mag worden ten behoeve van deze bestemming. Via een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken en kan gebouwd worden ten behoeve van de bestemming(en) indien de veiligheid van de leiding niet wordt geschaad en vooraf advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 15 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Voor de hoogspanningsleiding geldt een dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding. Deze dubbelbestemming bepaalt dat in eerste instantie alleen gebouwd mag worden ten behoeve van deze bestemming. Via een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken en kan gebouwd worden ten behoeve van de bestemming(en) indien de veiligheid van de leiding niet wordt geschaad en vooraf advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 16 Leiding - Riool

Ter bescherming van de persleidingen naar de RWZI is een dubbelbestemming opgenomen. Deze dubbelbestemming bepaalt dat er in eerste instantie bouwwerken, geen gebouwen zijnde gebouwd mogen worden ten behoeve van deze dubbelbestemming. Via een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken en kan gebouwd worden ten behoeve van de bestemming(en) indien het doelmatig functioneren van de leiding niet onevenredig wordt aangetast en vooraf advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 17 Waarde - Archeologie 1, Artikel 18 Waarde - Archeologie 2, Artikel 19 Waarde - Archeologische verwachting 1 en Artikel 20 Waarde - Archeologische verwachting 2

De archeologische waarden en de verwachtingswaarden zijn als dubbelbestemming opgenomen. Geregeld is dat bepaalde grondroerende werkzaamheden alleen mogen worden uitgevoerd met een omgevingsvergunning. Wanneer een dergelijke vergunning nodig is, is afhankelijk van de archeologische verwachting of waarde. Er is een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen om de bestemming geheel of gedeeltelijk te verwijderen als op basis van onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 21 Waterstaat - Waterkering

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de bescherming van de primaire waterkering. Bouwen conform de basisbestemming is alleen toegestaan onder de voorwaarden zoals in de dubbelbestemming genoemd.

Artikel 22 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

Binnen deze bestemming is het rivierbed opgenomen ter bescherming van de waterstaatkundige functie ervan. Er mag alleen worden gebouwd als de belangen van de waterstaatsdoeleinden in acht worden genomen.

5.1.3 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn de aanvullende, algemene regels opgenomen.

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

Dit artikel bevat de bepaling om te voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot. Het artikel is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening en is daaruit overgenomen.

Artikel 25 Algemene gebruiksregels

Aanvullend zijn in het plan regels gesteld ten aanzien van het gebruik. In dit artikel is een aantal gebruiksmogelijkheden voor het gehele plan uitgesloten (strijdig gebruik).

Artikel 26 Algemene aanduidingsregels 

  • In de geluidzone vanwege het industrieterrein aangeduid met een 'geluidzone - industrielawaai' geldt een beperking. Binnen deze zone zijn aanvullende regelingen van kracht voor het bebouwen dan wel het gebruik van de gronden voor wat betreft geluidgevoelige functies.
  • Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – bevi' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare objecten en beperkt kwestbare objecten, vanwege de aanwezigheid van een risicovolle inrichting. Hier zijn regels voor opgesteld. Binnen de aanduiding 'veiligheidszone – bevi' geldt dat er geen kwetsbare objecten en beperkt kwestbare objecten zijn toegestaan, met uitzondering van beperkt kwetsbare bedrijfsgebouwen, niet zelfstandige kantoren en kwetsbare en beperkt-kwetsbare objecten behorend bij de Bevi-inrichting.
  • De op de plankaart voor 'veiligheidszone - lpg' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een verkooppunt voor motorbrandstoffen met LPG. Op deze gronden mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, met uitzondering van beperkt kwetsbare bedrijfsgebouwen, niet zelfstandige kantoren en kwetsbare en beperkt-kwetsbare objecten behorend bij het verkooppunt.
  • Vanwege de windturines zijn de aanduiding 'veiligheidszone - windturbine 1' en 'veiligheidszone - windturbine 2' opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - windturbine 1' mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken gen gebouw zijnde worden gebouwd ten behoeve van de windturbine. Via een binneplanse afwijking kunnen in deze zone zogenaamde 'niet relevante objecten'worden toegestaan. Wat hieronder wordt verstaan is in de regels gedefinieerd in lid 1.47. Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - windturbine 2' mogen geen gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van kwetsbare objecten worden gebouwd.
  • Vanwege de aardgastransportleiding is een aanduiding 'Veiligheidszone - leiding' opgenomen voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico. Binnen deze aanduiding zijn geen kwetsbare objecten toegestaan.
  • Op de plankaart is een aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' opgenomen. Deze aanduiding beschermd het belang van de primaire waterkering in het plangebied en omvat de door het waterschap aangegeven vrije ruimte en beschermingszone langs de waterkering.
  • De vaarweg wordt beschermd met een aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg'.

Artikel 27 Algemene afwijkingsregels 

In dit artikel is in aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen nog een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Het gaat hierbij om het onder voorwaarden mogen afwijken van:

  • de in het plan genoemde oppervlakte- en inhoudsmaten, bebouwingspercentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10%;
  • van de bouwgrenzen;
  • de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken en zend-, ontvang- en/of sirenemasten tot maximaal 40 m;
  • de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot maximaal 10 m.

Artikel 28 Algemene wijzigingsregels

In de algemene wijzigingsregels is ten eerste de mogelijkheid opgenomen om via een wijzigingsbevoegdheid geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, mogelijk te maken.

Ten tweede is bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn aan de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied - 2' de bestemming Leiding - Gas' toe te kennen, mits voldaan wordt in het betreffende lid genoemde voorwaarden.

Artikel 29 Algemene procedureregels

Voor het vaststellen van een nadere eis gelden procedureregels, deze zijn in dit artikel opgenomen.

Artikel 30 Overige regels

Hierin is opgenomen de voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens een aantal uitgezonderde onderwerpen.

5.1.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 31 Overgangsrecht 

De tekst uit dit artikel is wettelijk vastgelegd in het Bro en overeenkomstig opgenomen. Het betreft een regeling voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het bestemmingsplan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.

Artikel 32 Slotregel

In dit artikel is de slotregel opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting van een bestemmingsplan inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Indien er sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, moeten deze kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient bij voorkeur te worden vastgelegd in privaatrechtelijke (anterieure) overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.

Zoals in hoofdstuk 1 reeds is aangegeven, is het voorliggende bestemmingsplan ten eerste gericht op het verwerken van de consequentie van de uitspraak van de ABRS inzake het bestemmingsplan De Mars midden en noord waardoor het plandeel Pollaan 48 werd vernietigd. Ten tweede bleek een aantal bedrijven / bedrijfsactiviteiten niet helemaal juist bestemd te zijn. Tot slot is er een aantal andere bestemmingsplannen rond en na de vaststelling van het plan De Mars midden en noord in werking getreden, waardoor de ruimtelijke regelgeving voor bedrijventerrein De Mars versnipperd raakt.

In dit kader geldt dat er dus al een ruimtelijke procedure is doorlopen voor de aanpassingen die dit veegplan regelt. De economische uitvoerbaarheid van de reeds doorlopen ruimtelijke procedures is derhalve waar relevant al voorzien in die procedures.

Het bestemmingsplan brengt als zodanig geen financiële consequenties met zich mee voor de gemeente. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan in voldoende mate aangetoond.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraakprocedure

Aangezien het gaat om een reparatie naar aanleiding van een uitspraak van de ABRS, kleine aanpassingen aan een vigerend bestemmingsplan om omissies te herstellen met een zeer beperkte impact en het overnemen van actuele vigerende bestemmingsplannen / inpassingsplan is ervoor gekozen geen inspraakprocedure te volgen. Gestart wordt met een ontwerpbestemmingsplan, waartegen een ieder zijn zienswijze kan indienen. De zienswijzen kunnen zich richten op de onderdelen die inhoudelijk gewijzigd zijn. Deze zijn gearceerd in de tekst aangegeven en toegelicht in hoofdstuk 1.

6.2.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Op grond van de motivatie als weergegeven in paragraaf 6.2.1 is er ook geen overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro gevoerd. De overlegpartners worden op de hoogte gebracht van de terinzagelegging van het onterpbestemmingsplan, waartegen zij indien nodig een zienswijze kenbaar kunnen maken..

6.2.3 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met bijbehorende stukken vanaf 25 juni 2015 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Tegen het ontwerpplan zijn geen zienswijzen ingediend. Er is een aantal ambtshalve wijzigingen in het plan aangebracht. Deze zijn hieronder beschreven.

  • de dubbelbestemming Leiding - Gas is aangepast aan de meest recente gegevens van de Gasunie
  • de figuren 'hartlijn leiding - gas', 'hartlijn leiding - hoogspanningverbinding' en hartlijn leiding - riool' zijn van de verbeelding verwijderd, omdat deze juridisch geen betekenis hadden.