Plan: | Industrieweg 101a |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0301.bp02011MarsMNherz-vs01 |
De gemeenteraad van Zutphen heeft op 1 juli 2013 het bestemmingsplan De Mars midden en noord vastgesteld.
Het perceel Industrieweg 101a, kadastraal bekend gemeente Zutphen, sectie K, nummer 1047, ligt in het plangebied van dat bestemmingsplan. Op dit perceel is het bedrijf Daly Plastics B.V. gevestigd.
Gedurende de procedure van het bestemmingsplan De Mars midden en noord was in het ontwerpbestemmingsplan aan het perceel de bestemming Bedrijventerrein toegekend, waarbij bedrijven tot en met milieucategorie 4.2, zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten waren toegestaan. Ook was er een aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - recycling 2' aan het perceel toegekend, inhoudende afvalinzameling en afvalbehandeling en voorbereiding tot recycling, met uitzondering van metaalafval, milieucategorie 4.2, als genoemd in de staat van Bedrijfsactiviteiten behorende bij het bestemmingplan.
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is de maximale milieucategorie van het perceel aangepast in 4.1 en is de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - recycling 2' niet meer in de regels en de verbeelding opgenomen. De activiteiten die via de aanduiding werden geregeld vielen onder de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een specifieke aanduiding werd daardoor niet meer nodig geacht.
Tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan De Mars midden en noord werd tegen deze wijzigingen beroep aangetekend. Op basis van de bij het beroepschrift overlegde stukken bleek, dat de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - recycling 2' wel op Daly Plastics B.V. van toepassing is, met dien verstande dat ook de op- en overslag, het in balen persen, scheiden, sorteren en verkleinen van metalen ten behoeve van de recyclende industrie, milieucategorie 4.2 als genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zonder het gebruik van autoshredders op Daly Plastics B.V. van toepassing is.
Op basis van deze constatering hebben de gemeente en Daly Plastics B.V. in een vaststellingsoverenkomst vastgelegd, dat het bestemmingsplan wordt herzien om de bestaande bedrijfsactiveiten op een juiste wijze te bestemmen. Onderhavig bestemmingsplan omvat deze herziening.
Tevens bleek na vaststelling van het vigerende bestemmingsplan De mars midden en noord een aantal bedrijfsactiviteiten abusievelijk niet opgenomen te zijn in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dat wordt voor het gehele plangebied gerepareerd via een zogenaamd veegplan, dat apart in procedure wordt gebracht. Aangezien onderhavig plan buiten dat veegplan valt, wordt dit in dit bestemmingsplan ook gerepareerd. Dit betekent, dat de Staat van Bedrijfsactiviteiten uit het vigerende bestemmingsplan is overgenomen en daaraan de volgende bedrijfsactiviteiten zijn toegevoegd.
Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
Logies-, maaltijden en drankenverstrekking:
Ligging
Het onderhavige plan betreft een bestemmingsplan voor het perceel Industrieweg 101a, kadastraal bekend gemeente Zutphen, sectie K, nummer 1047. Het perceel ligt op het middendeel van het bedrijventerrein De Mars.
Begrenzing
Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Industrieweg. Aan de oostzijde wordt de grens gevormd door de Hermesweg. De westelijke grens wordt gevormd door de perceelsgrenzen van de percelen Industrieweg 105 en Jutlandsestraat 4. De zuidgrens bestaat uit de noordelijk grenzen van het perceel Hermesweg 21.
Figuur 1: Ligging en begrenzing plangebied
Juridische status plangebied
Het vigerende bestemmingsplan is het bestemmingsplan De Mars midden en noord dat 1 juli 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld en op 26 maart 2014 onherroepelijk is geworden.
Zoals in paragraaf 1.1 is aangegeven stemt de huidige bestemmingsregeling van het perceel Industrieweg 101a niet overeen met de bestaande legale en vergunde situatie. Het bestemmingsplan wordt daarom aangepast. De aanpassing houdt concreet in dat:
De bestaande bestemmingsregeling uit het vigerende bestemmingsplan wordt voor zover relevant voor het plangebied verder ongewijzigd overgenomen.
De bouwmogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan blijven ongewijzigd. De herziening van het bestemmingsplan is erop gericht specifiek het bestaande gebruik door Daly Plastics B.V. zoals hierboven omschreven toe te staan. Gezien de beperkte impact van deze herziening is een beknopte toelichting opgesteld. Het plan voldoet aan het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid, zoals uitgebreid beschreven in het bestemmingsplan De Mars midden en noord. Een apart hoofdstuk waarin op beleid wordt ingegaan is derhalve niet nodig. In hoofdstuk 2 worden de omgevingsaspecten kwalitatief beschouwd. De juridische planbeschrijving is opgenomen in hoofdstuk 3. Afgesloten wordt met een beschrijving van de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan in hoofdstuk 4.
Flora en fauna
Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden (algemene verbodsbepalingen, artikelen 8 t/m 12). Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren (zorgplicht, artikel 2). Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren.
Het plan voorziet niet in nieuwe (bouw)ontwikkelingen, of verwijdering van bestaande bouwing, maar legt de bestaande situatie vast voor het perceel Industrieweg 110a, waarbij het uitsluitend gaat om het toestaan van bestaande bedrijfsactiviteiten, die abusievelijk bij de actualisering van het vigerende plan niet juist waren bestemd. Omdat het plan conserverend van aard is, is schade aan door Flora- en faunawet beschermde soorten niet aan de orde.
Natura 2000
Het bedrijventerrein De Mars grenst aan de uiterwaarden, Natura 2000 gebied en, in het noorden over het Twentekanaal, aan landelijk gebied met eveneens hoge ecologische en natuurlijke waarden. De afstand tot de uiterwaarden bedraagt circa 500 meter. Gezien de kleinschaligheid van de aanpassing, de afstand tot het Natura 2000-gebied en het feit dat het gaat om het bestemmen van een bestaande situatie geldt dat dit bestemmingsplan geen (significant) negatief effect heeft op het Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel. Er is geen sprake van overtreding van verbodsbepalingen uit de Natuurbeschermingswet 1998. Een nadere toetsing is hierdoor niet noodzakelijk.
Ecologische hoofdstructuur
De Ruimtelijke verordening van de provincie Gelderland laat zien dat het plangebied nabij de verweving van de EHS (Ecologische hoofdstructuur) ligt en nabij de verbindingszone. Dit houdt in, dat ter plaatse van die gebieden geen bestemmingen toegestaan zijn, waardoor de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast.
Figuur 2: Uitsnede kaart Provinciale Ruimtelijke verordening Gelderland en legenda
Dit bestemmingsplan ligt buiten de EHS en maakt geen bestemmingen mogelijk die een significant effect op de EHS (kunnen) hebben.
De bodemkwaliteit is in het kader van een bestemmingsplan van belang indien er sprake is van functieveranderingen of een ander gebruik. De bodem moet geschikt zijn voor de functie. Een eventuele verontreiniging dient milieutechnisch opgeruimd of afgeperkt te kunnen worden en dit dient financieel haalbaar te zijn. In dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd. De bodem moet geschikt zijn voor de (toekomstige) functie. Of een bodemverontreiniging gesaneerd moet worden is afhankelijk van de aard en ernst van de verontreiniging en de bestemming/functie van het terrein.
Op De Mars is op een groot aantal plaatsen onderzoek verricht naar mogelijke bodemverontreiniging. In het plangebied zelf bevindt zich een bekende verontreiniging, die is gesaneerd door middel van afdekking. De verontreiniging wordt gemonitord. Aangezien het gaat om bestemmingsplan, dat de bestaande bedrijfsactiviteiten vastlegt, vormt het aspect bodem geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Volgens de Wet milieubeheer is het nodig een planontwikkeling te toetsen aan luchtkwaliteitseisen. Er is sprake van het bestemmen van een bestaande legale situatie. Er is geen sprake van een nieuwe planontwikkeling. Onderzoek naar luchtkwaliteit is niet nodig.
De Mars is volgens de Wet geluidhinder deels een gezoneerd industrieterrein. Rond het industrieterrein is een zone vastgesteld, waarbuiten de gezamenlijke geluidsbelasting niet hoger mag zijn dan 50 dB(A). Om de ontwikkeling van Noorderhaven mogelijk te maken is de geluidszone aangepast door middel van het bestemmingsplan Wijziging geluidzone De Mars. Dit plan is vastgesteld op 25 oktober 2010 en op 30 december 2010 onherroepelijk geworden. Het perceel Industrieweg 101a ligt op het gezoneerde industrieterrein. Op deze gronden zijn derhalve geluidzoneringsplichtige inrichtingen toegestaan. Dit is in het vigerende bestemmingsplan De Mars midden en noord reeds toegestaan. Aangezien het gaat om het bestemmen van bestaande bedrijfsactiviteiten geldt, dat de geluidzone wordt gerespecteerd.
Het toepassen van de systematiek inzake de zonering gaat via een zogenaamde Staat van Bedrijven. Uitgangspunt is de Staat van Bedrijfsactiviteiten en de achterliggende milieuzoneringsystematiek als opgenomen in de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (VNG, 2009).
Onderhavig plan voorziet in de toekenning van een aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - recycling 2', inhoudende een inrichting voor de op- en overslag, het in balen persen, scheiden, sorteren en verkleinen van kunststoffen, metalen en papier/karton ten behoeve van de recyclende industrie, milieucategorie 4.2 als genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten waarbij het gebruik van autoshredders, uitpandige metaalshredders en/of inpandige metaalshredders met een motorisch vermogen van 25 kW of meer, niet is toegestaan.
Hierbij geldt dat dit het vastleggen is van de bestaande situatie. Daarbij wordt opgemerkt dat de afstand tussen het plangebied tot het omliggend (geprojecteerd) woongebied (Noorderhaven) meer dan 600 meter bedraagt. Aangezien de minimale milieuafstand van de toegestane 4.2-activiteiten 300 meter is, wordt geconcludeerd dat de aanpassing van de milieucategorie geen hinder veroorzaakt op de omliggende woningen / woonbestemmingen.
De reparatie aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals beschreven in paragraaf 1.1 heeft geen invloed op de milieuzonering.
Vanwege het naastgelegen bedrijf Primagaz is in het vigerende bestemmingsplan een aanduiding 'veiligheidszone - bevi' opgenomen. Deze contour ligt over het grootste deel van het perceel Industrieweg 101a. De regeling in het vigerende bestemmingsplan zorgt voor voldoende bescherming en wordt overgenomen in onderhavig plan. Aangezien de aanpassing van dit bestemmingsplan het vastleggen van de bestaande situatie betreft, het niet leidt tot vestigingsmogelijkheden van kwetsbare objecten of een toename van personen en de huidige bestemmingsregeling inzake externe veiligheid één op één wordt overgenomen in onderhavig plan vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor dit plan.
Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage ingegaan. Het besluit is aangepast omdat de Europese rechter heeft geoordeeld dat de drempelwaarden voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten onvoldoende recht deden aan de vraag of er sprake is van "aanzienlijke gevolgen voor het milieu". Het besluit is aangepast en de drempelwaarden zijn nu indicatief. Dat betekent dat als een project (ruim) onder de drempelwaarden blijft er wel een toetsing moet worden gedaan. Het bevoegd gezag moet zich er van gewissen dat er daadwerkelijk geen aanzienlijke gevolgen voor het milieu zijn.
Bij de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein met een oppervlakte vanaf 75 ha is er een beoordelingsplicht. De drempelwaarden in het Besluit m.e.r. (kolom 2-'gevallen' in de D-lijst) zijn gebaseerd op algemene kenmerken van een activiteit en een globale aanname dat bij gevallen onder de drempelwaarde geen belangrijke nadelige milieugevolgen zullen optreden. Dat hoeft echter niet altijd het geval te zijn: in bepaalde gevallen kan een activiteit met een kleinere omvang wel degelijk belangrijke nadelige milieugevolgen hebben.
De consequentie van de nieuwe regeling is dat in elk besluit of plan, dat betrekking heeft op activiteiten, die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan m.e.r. Er zal een toets moeten worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
De vormvrije m.e.r.-beoordeling is dus altijd nodig als een besluit of plan wordt voorbereid over activiteiten die voorkomen op de D-lijst.
Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud. Met betrekking tot de inhoud ('wat moet er in de vormvrije m.e.r.-beoordeling worden onderzocht?') moet aandacht worden besteed aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Naar aanleiding van het gestelde in de voorgaande paragraaf zal een toets moeten worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. In dat kader geldt dat het plan conserverend van aard is. Er is enkel sprake van het expliciet en specifiek bestemmen van reeds positief bestemd legaal en vergund gebruik. Het plangebied ligt in een stedelijke omgeving met daaromheen met name wegen, wonen, spoor en bedrijven. Het plangebied ligt nabij een Natura 2000-gebied en de EHS. De conclusie op grond van bovenstaande paragrafen is, dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen zijn en dat wordt voldaan aan de vigerende wet- en regelgeving. Hierbij zijn de criteria van Bijlage III van de Europese m.e.r. richtlijn in acht genomen.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald, dat voor ieder ruimtelijk plan moet worden omschreven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding, de zogenaamde Watertoets. Doel van de watertoets is om de relatie tussen planvorming en de waterhuishouding te versterken. Bestemmingsplannen dienen daartoe te worden getoetst door de waterbeheerder. Daarbij moeten alle gevolgen met betrekking tot water tegen het licht worden gehouden.
Onderhavig plan voorziet in de toekenning van een aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - recycling 2', inhoudende een inrichting voor de op- en overslag, het in balen persen, scheiden, sorteren en verkleinen van kunststoffen, metalen en papier/karton ten behoeve van de recyclende industrie, milieucategorie 4.2 als genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten waarbij het gebruik van autoshredders, uitpandige metaalshredders en/of inpandige metaalshredders met een motorisch vermogen van 25 kW of meer, niet is toegestaan. Dit betreft het vastleggen van de bestaande legale en vergunde situatie en heeft geen effecten op de waterhuishouding. Ook de reparatie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten heeft geen gevolgen voor de waterhuishouding.
Archeologie
In de regels is op basis van de gemeentelijke archeologische waardenkaart een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de archeologische waarden. Hiermee worden de mogelijk aanwezige waarden voldoende beschermd en voldoet het bestemmingsplan aan de archeologische uitgangspunten van de gemeente Zutphen. De dubbelbestemming van het vigerende plan wordt in dit bestemmingsplan overgenomen.
Cultuurhistorie
Zoals uit het vigerende bestemmingsplan volgt zijn er in het plangebied geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Het aspect cultuurhistorie is derhalve geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
De regels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, dat werkelijk noodzakelijk is.
Bij het opstellen van de planregels is rekening gehouden met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo ), die per 1 oktober 2010 in werking is getreden. Deze wet beoogt de samenvoeging van stelsels, zodat een samenhangende beoordeling van activiteiten mogelijk is in één procedure die leidt tot één besluit: de omgevingsvergunning.
De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
In hoofdstuk 1 worden de begrippen verklaard die in de regels worden gebruik. Het betreft begrippen die op meerdere wijze kunnen worden uitgelegd. Door de begrippen te verklaren, kunnen interpretatieverschillen worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.
In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld.
Hoofdstuk 3 bevat de bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen. Hierbij is ter wille van de eenduidigheid van de regeling aangesloten op het vigerende bestemmingsplan De Mars midden en noord.
In hoofdstuk 4 komen het overgangsrecht en de slotregel aan de orde.
In de volgende paragrafen is een toelichting opgenomen van de in de regels opgenomen bestemmingen.
In dit artikel worden de begrippen nader omschreven die gebruikt worden in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.
Artikel 2 Wijze van meten
In dit artikel wordt beschreven op welke wijze de in de regels voorgeschreven maatvoeringen gemeten moeten worden.
De regels in verband met de bestemmingen kennen een min of meer gelijke opbouw en bestaan in ieder geval uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels. Voor een aantal bestemmingen zijn daarbij bijzondere gebruiksregels opgenomen en/of een afwijkingsbevoegdheid. De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin de functies worden benoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan (het gebruik). In een aantal gevallen is een specificering opgenomen van de toegestane functie, die correspondeert met een functieaanduiding op de verbeelding. De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. In dit bestemmingsplan worden de volgende bestemmingen gebruikt:
Het plangebied is voorzien van de bestemming Bedrijventerrein. De toegestane milieucategorieën zijn weergegeven met een aanduiding, waarbij verwezen wordt naar de in de bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten. Verder is gebruik gemaakt van functieaanduidingen, om specifieke functies aan te geven (maatbestemmingen).
Bedrijfsactiviteiten die niet zijn toegestaan zijn:
De bouwregels bepalen waar en wat er mag worden gebouwd. Er moet binnen de bouwvlakken worden gebouwd. Er is een bebouwingspercentage gegeven die het bebouwingsoppervlak aangeeft per bouwperceel. De maximale bouwhoogte is met een aanduiding op de verbeelding aangegeven. In de bouwregels is tevens bepaald dat parkeervoorzieningen in voldoende mate op eigen terrein moeten worden gerealiseerd. Er zijn tevens regels opgenomen die bepalen wanneer hiervan mag worden afgeweken.
Ten aanzien van het toegestane gebruik geldt, dat er onder voorwaarden afgeweken kan worden van die regels. Tot slot is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft het plan te wijzigen in die zin dat risicovolle inrichtingen zijn toegestaan. Daarnaast kan via deze bevoegdheid de mogelijkheid tot het vestigen van geluidszoneringsplichtige inrichtingen worden geschrapt.
Artikel 4 Waarde - Archeologische verwachting 2
De archologische bescherming is geregeld met deze dubbelbestemming. Geregeld is dat bepaalde grondroerende werkzaamheden alleen mogen worden uitgevoerd met een omgevingsvergunning. Wanneer een dergelijke vergunning nodig is, is afhankelijk van de archeologische verwachting of waarde. Er is een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen om de bestemming geheel of gedeeltelijk te verwijderen als op basis van onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
In dit hoofdstuk zijn de aanvullende, algemene regels opgenomen.
Dit artikel bevat de bepaling om te voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot. Het artikel is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening en is daaruit overgenomen.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
Aanvullend zijn in het plan regels gesteld ten aanzien van het gebruik. In dit artikel is een aantal gebruiksmogelijkheden voor het gehele plan uitgesloten (strijdig gebruik).
Artikel 7 Algemene aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – bevi' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare objecten en beperkt kwestbare objecten, vanwege de aanwezigheid van een risicovolle inrichting. Hier zijn regels voor opgesteld. Binnen de aanduiding 'veiligheidszone – bevi' geldt dat er geen kwetsbare objecten en beperkt kwestbare objecten zijn toegestaan, met uitzondering van beperkt kwetsbare bedrijfsgebouwen, niet zelfstandige kantoren en kwetsbare en beperkt-kwetsbare objecten behorend bij de Bevi-inrichting.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel is in aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen nog een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Het gaat hierbij om het onder voorwaarden mogen afwijken van:
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
In de algemene wijzigingsregels is de mogelijkheid opgenomen om via een wijzigingsbevoegdheid geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, mogelijk te maken.
Artikel 10 Algemene procedureregels
Voor het vaststellen van een nadere eis gelden procedureregels, deze zijn in dit artikel opgenomen.
Hierin is opgenomen dat de voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing blijven, behoudens een aantal uitgezonderde onderwerpen.
De tekst uit dit artikel is wettelijk vastgelegd in het Bro en overeenkomstig opgenomen. Het betreft een regeling voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het bestemmingsplan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.
In dit artikel is de slotregel opgenomen.
Bij de aanleiding van het bestemmingsplan is reeds aangegeven, dat het voorliggende bestemmingsplan gericht is op het vastleggen van het huidige gebruik. Een exploitatieplan is derhalve niet nodig.
Het bestemmingsplan brengt als zodanig geen financiële consequenties met zich mee voor de gemeente. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan in voldoende mate aangetoond.
Er wordt gestart met de ter inzage legging van een ontwerpplan. Het plan wordt gedurende 6 weken terinzage gelegd gedurende welke periode een ieder zijn zienswijze kan indienen bij de gemeenteraad. Er wordt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid een inspraakronde te houden op basis van een voorontwerpbestemmingsplan, aangezien het gaat om een beperkte aanpassing op perceelsniveau die dient om het plan in overeenstemming te brengen met de bestaande vergunde situatie.
In het kader van overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro geldt dat er geen belangen worden geraakt van de overlegpartners, zoals:
Er is daarom gekozen om het plan niet aan te bieden voor vooroverleg. De overlegpartners kunnen wel zienwijzen indienen tegen met ontwerpbestemmingsplan.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met bijbehorende stukken vanaf 27 november 2014 tot en met woensdag 7 januari 2015 ter inzage gelegen. Tegen het ontwerpplan zijn geen zienswijzen ingediend.