direct naar inhoud van 2.5 Provinciaal beleid Gelderland
Plan: Manege Rouwbroekweg 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0301.BP1403Rouwbroekwg2-vs01

2.5 Provinciaal beleid Gelderland

2.5.1 Streekplan Gelderland

Het Streekplan Gelderland "Kansen voor de regio's" geeft de kaders voor het ruimtelijke beleid in de provincie Gelderland op hoofdlijnen weer. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.

Het plan geeft – binnen de kaders van het rijksbeleid – op regionale schaal aan welke waarden en ontwikkelingen bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.

De hoofdlijnen zijn herkenbaar in de "ruimtelijke structuur". Deze "ruimtelijke structuur" bestaat uit de volgende onderdelen.

  • 1. Afbakening van gebieden, die belangrijk zijn voor natuur, waterbeheer, en cultuurhistorie. De kwaliteit van deze gebieden, het "Groen Blauw Raamwerk", moet worden beschermd en verbeterd en verdere verstedelijking van deze gebieden moet aan banden worden gelegd.
  • 2. Afbakening van een "Rood Raamwerk", dat wil zeggen de ruimte voor wonen, werken en voorzieningen in stedelijke netwerken en regionale centra. De belangrijke wegen en spoorlijnen maken hier ook deel van uit.
  • 3. "Het Multifunctioneel gebied". De ontwikkeling van dit gebied wordt onder andere gestalte gegeven door de uitvoering van reconstructieplannen, het accommoderen van nieuwe economische dragers en het inspelen op regionale structuurkenmerken.

Het plangebied ligt in de "EHS verbindingszone" (Groen Blauw Raamwerk). Ter verbinding van EHS-natuur en EHS-verweving worden ecologische verbindingen gerealiseerd. De zones, waar de ecologische verbindingsfunctie wordt versterkt, bestaan uit landbouwgronden en verspreid gelegen kleine natuur- en boselementen, waarbij veelal beken en andere watergangen de as van de ecologische verbindingszone vormen.

Tevens ligt het plangebied in het "Stedelijk netwerk Stedendriehoek" (Rood Raamwerk). Voor het stedelijk netwerk Stedendriehoek geldt de volgende integrale ambitie: het vergroten van de variatie in (nieuwe) woon-, werk- en recreatiemilieus met het gelijktijdig ontwikkelen van nieuwe kwaliteiten in water, natuur, landschap en landbouw.

Op de beleidskaart "ruimtelijke ontwikkeling" is het plangebied aangewezen voor "Groen in en om de stad". Onder "Groen om de stad" verstaat de provincie voor de openluchtrecreatie bedoelde gebieden nabij grotere bevolkingsconcentraties die voornamelijk bestaan uit bos, water en open ruimten. De hoofddoelstelling hiervan is het in stand houden en realiseren van groenvoorzieningen die bijdragen aan het welzijn van de inwoners van de gemeente. Het gaat hierbij om extensieve recreatie waarbij de bestaande omgevingskwaliteit nadrukkelijk een rol speelt.

Bij het vestigen van niet-agrarische bedrijvigheid gaat de voorkeur uit naar hergebruik van vrijgekomen gebouwen in het buitengebied. Bij nevenfuncties op bestaande agrarische bedrijven is het mogelijk om voor agrarische bedrijven in bestemmingsplannen te regelen dat bij recht maximaal 25% van het bebouwd oppervlak tot een maximum van 350 m² van de bedrijfsgebouwen te gebruiken is voor niet-agrarische nevenfuncties. Randvoorwaarde is dat de nevenfunctie qua oppervlak en inkomensvorming ondergeschikt moet blijven aan de hoofdfunctie. Als voorwaarden gelden dat geen aanzienlijke verkeersaantrekkende werking optreedt, dat geen detailhandel plaatsvindt anders dan verkoop van lokaal geproduceerde agrarische producten en dat buitenopslag niet is toegestaan.

Bij de ontwikkeling is sprake van niet-agrarische nevenfuncties van meer dan 350 m2 van de bedrijfsgebouwen. Echter, aangezien de activiteiten worden overgenomen van de buurman die stopt met de activiteiten, vindt er een verevening plaats van de activiteiten. De activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing op de betreffende locatie; er wordt geen extra bebouwing gerealiseerd.

2.5.2 Waterplan Gelderland 2010 - 2015

Het Waterplan Gelderland is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt zoveel mogelijk voortgezet, met enkele beperkte aanpassingen vanwege de Kaderrichtlijn Water (KRW), de komst van de Waterwet en een aantal beleidsontwikkelingen dat zich heeft voorgedaan in de planperiode van WHP3.

Dit Waterplan Gelderland maakt onderdeel uit van een stelsel van plannen voor het waterbeheer in Nederland. Het plan vormt de regionale vertaling van het landelijke waterbeleid van het rijk naar de Gelderse situatie. Het Waterplan Gelderland is vervolgens voor de waterschappen en de gemeenten kaderstellend voor de uitvoering.

Het Waterplan Gelderland bevat de doelen voor het waterbeheer in de provincie, de bijbehorende maatregelen en taakverdeling. Er zijn doelen voor een algemeen basisniveau en doelen voor een aantal specifieke functies van het waterhuishoudkundige systeem zoals natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden.

Voor het plangebied zijn er geen specifieke doelen aangegeven op de kaarten uit het Waterplan.

2.5.3 Reconstructieplan Achterhoek en Liemers

Het reconstructieplan richt zich op de aanpak van problemen op het platteland in verband met functies als (intensieve) landbouw, wonen, werken, recreatie, natuur en landschap. In het plan wordt mede gekeken naar de leefbaarheid en vitaliteit van het platteland. De doelstellingen zijn "het verbeteren van de sociaal economische omstandigheden voor landbouw, recreatie en toerisme, en voor wonen, werken en leefbaarheid (daarbij hoort de vermindering van de veterinaire kwetsbaarheid)" en "creëren van een goede omgevingskwaliteit op het gebied van water, milieu, natuur, landschap en cultuurhistorie".

Een belangrijk onderdeel van het reconstructieplan is de zonering. In het reconstructieplan is de hoofdlijn van het beleid dat de intensieve veehouderij geleidelijk uit het extensiveringsgebied verdwijnt en zich (verder) concentreert in het landbouwontwikkelingsgebied en ontwikkelingslocaties in het verwevingsgebied.

In het reconstructieplan ligt het plangebied in het "extensiveringsgebied". In deze gebieden ligt de nadruk op de functies wonen en natuur. Agrarische bedrijven (en vooral intensieve veehouderijen) worden niet gestimuleerd in deze gebieden.

De voorgenomen ontwikkeling richt zich op nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf. De bestaande agrarische activiteiten blijven behouden, maar voor de toekomst wil het bedrijf meer inkomen verwerven door middel van de nevenfunctie met manege-activiteiten. Dit past binnen het beleid vanuit het reconstructieplan.