direct naar inhoud van Artikel 10 Tuin
Plan: Warnsveld Kom Zuid 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0301.52bp1300WKomZuid-vs01

Artikel 10 Tuin

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels

Bij het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals vermeld in lid 10.1, gelden de aanduidingen op de verbeelding. Tevens moet worden voldaan aan de volgende regels:

10.2.1 Gebouwen

Uitsluitend mogen uitbouwen in de vorm van erkers bij de hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen worden gebouwd, mits:

  • a. de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
  • b. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde, gronden minimaal 2,5 m bedraagt;
  • c. voor zover de erker wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
  • d. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met maximaal 0,25 m.

10.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen

Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports toegelaten met een goot- en bouwhoogte van respectievelijk maximaal 2,5 m en 4,5 m.

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt voor:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 2 m;
  • c. overige bouwwerken maximaal 2 m.

10.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 10.2 voor het bouwen van aan- of uitbouwen, bijgebouwen en/of overkappingen behorend bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, mits de bouwhoogte maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw, verminderd met minimaal 2 m bedraagt, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.
  • b. De omgevingsvergunning om af te wijken als bedoeld in lid 10.3, sub a, kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. in voldoende mate wordt voorzien in parkeergelegenheid;
    • 3. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
    • 4. en geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat.