direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Schellenkrans ong. (nabij 61) in Zevenaar
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0299.PV01SCHELLENKR-VA01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voorliggend initiatief heeft betrekking op de realisatie van twee vrijstaande, levensloopbestendige woningen in de tuin van de woning aan de Schellenkrans 61 in Zevenaar.

Het besluitgebied valt onder de werking van het bestemmingsplan 'Woongebied Kom Zevenaar' en heeft hierin de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen'. Er is geen bouwvlak aanwezig. Binnen de bestemming 'Tuin' is wonen niet toegestaan, waardoor het initiatief in strijd is met het vigerende bestemmingsplan. Op basis van het geldende bestemmingsplan is het initiatief daarom niet mogelijk.

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) biedt echter de mogelijkheid voor het bevoegd gezag om, ondanks de strijdigheid met het bestemmingsplan, toch een omgevingsvergunning te verlenen voor het initiatief. Hierbij wordt als voorwaarde gesteld dat de betreffende activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Deze ruimtelijke onderbouwing toont aan dat het initiatief hieraan voldoet.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar heeft het voornemen om een omgevingsvergunning te verlenen voor de realisatie van de twee woningen.

1.2 Besluitgebied

Het besluitgebied is gelegen aan de Schellenkrans binnen de bebouwde kom van Zevenaar. Het besluitgebied wordt aan de oost,- zuid- en westkant omgeven door woningen. Aan de noordkant wordt het besluitgebied begrensd door de tuin van de woning aan de Schellenkrans 61 met iets noordelijker de N810 (Arnhemseweg).

Op de navolgende afbeeldingen zijn globaal de ligging en begrenzing van het besluitgebied met een rode stippellijn weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het besluitgebied wordt verwezen naar Bijlage 1 bij deze ruimtelijke onderbouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV01SCHELLENKR-VA01_0001.png"

Globale ligging besluitgebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV01SCHELLENKR-VA01_0002.png"

Globale ligging besluitgebied op luchtfoto

1.3 Geldend bestemmingsplan

Voor het besluitgebied gelden de bestemmingsplannen 'Woongebied Kom Zevenaar', vastgesteld door de raad van de gemeente Zevenaar op 24 juli 2008 en het bestemmingsplan 'Archeologie', vastgesteld op 7 april 2010. Op de navolgende afbeelding is een uitsnede van de plankaart van het geldende bestemmingsplan weergegeven. Het besluitgebied is daarop met een rode stippellijn weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV01SCHELLENKR-VA01_0003.png"

Uitsnede geldend bestemmingsplan

Op grond van het geldend bestemmingsplan zijn aan de gronden in het besluitgebied de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen' toegekend. Volgens de regels behorende bij de bestemming 'Tuin' zijn ter plaatse van de bestemming 'Tuin' bijgebouwen in de vorm van tuinhuisjes, hobbykasjes en soortgelijk gebouwen, erkers, ingangpartijen en een droogstand en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Ter plaatse van de bestemming 'Wonen' zijn woningen, aan-, uit- en bijgebouwen, en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals erf- of perceelafscheidingen, overkappingen, pergola's, vlaggen- en andere masten, schotel- en andere antennes, speeltoestellen en tuinmeubilair toegestaan.

Voor de gronden binnen het besluitgebied geldt tevens het 'Paraplubestemmingsplan parkeren gemeente Zevenaar'. Dit bestemmingsplan regelt de borging van het parkeerbeleid van de gemeente Zevenaar.

Tevens geldt voor de gronden binnen het besluitgebied het 'Paraplubestemmingsplan Wonen'. Dit bestemmingsplan regelt hoe gronden met de bestemming 'Wonen' gebruikt mogen worden. Dit in verband met onzelfstandige kamerverhuur aan arbeidsmigranten.

Het bouwen van woningen en het aanleggen van een erf is op basis van het geldende bestemmingsplan niet toegestaan. De woningen zullen deels buiten de bestemming 'Wonen' vallen. Tevens is er geen bouwvlak opgenomen ter plaatse van de ontwikkeling. Om de ontwikkeling alsnog mogelijk te maken heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar op basis van artikel 2.10 in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3, van de Wabo, besloten een omgevingsvergunning te verlenen voor het initiatief.

1.4 Leeswijzer

Deze ruimtelijke onderbouwing is opgebouwd uit zes hoofdstukken. In het volgende hoofdstuk (Hoofdstuk 2) is de bestaande en toekomstige situatie beschreven. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van het ruimtelijke beleidskader. In Hoofdstuk 4 komt de haalbaarheid van het initiatief aan de orde. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten, waaronder milieu en archeologie, wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom voorliggend initiatief kan worden uitgevoerd. In Hoofdstuk 5 wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid besproken. Het laatste hoofdstuk (Hoofdstuk 6) is gewijd aan de concluderende afweging ten aanzien van het initiatief.

Hoofdstuk 2 Het project

2.1 Bestaande situatie

Het besluitgebied betreft een perceel achter het huidige pand aan de Schellenkrans 61 te Zevenaar. Het perceel wordt momenteel gebruikt als tuin. De locatie bestaat uit grasland met een leegstaande schuur en een beukenhaag. Naast de westelijke grens bevindt zich een kleine bosschage. De rest van het besluitgebied wordt begrenst door de resterende tuin en het bijbehorende woonerf. Centraal in het besluitgebied staat een leegstaande schuur met dakplaten als dakbedekking.

Onderstaande afbeeldingen tonen een impressie van de huidige situatie in het besluitgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV01SCHELLENKR-VA01_0004.png"

Huidige situatie besluitgebied

2.2 Toekomstige situatie

De functiewijziging voorziet in het mogelijk maken van twee vrijstaande, levensloopbestendige woningen binnen de bebouwde kom van Zevenaar. Onderstaande afbeelding toont een impressie van de situering van de toekomstige woningen aan de Schellenkrans.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV01SCHELLENKR-VA01_0005.png"

Situatietekening toekomstige situatie

De woningen zullen drie bouwlagen bestaan, waarvan de bovenste twee bouwlagen zich onder een kap bevinden. De goothoogte van de woningen zal op maximaal 3,5 meter komen te liggen. De bouwhoogte bedraagt maximaal 9 meter. De bouwhoogte van de aan-, uit- en bijgebouwen bedraagt maximaal 3,5 meter.

De woningen worden levensloopbestendig uitgevoerd. Tevens zullen de woningen duurzaam en gasloos worden uitgevoerd. Beide woningen krijgen een grote oprit waar voldoende ruimte is om de parkeerbehoefte op te vangen. Tot slot passen de nieuwe, vrijstaande woningen goed in het straatbeeld van de Schellenkrans. Ter hoogte van de nieuwe woningen bevinden zich voornamelijk vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen.

Onderstaande afbeeldingen tonen een impressie van de toekomstige woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV01SCHELLENKR-VA01_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV01SCHELLENKR-VA01_0007.png"

Impressie woningen

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleid

In dit hoofdstuk wordt een analyse gegeven van de relevante beleidskaders. De beleidsnota's die direct of indirect doorwerken in voorliggende ruimtelijke onderbouwing, worden in dit hoofdstuk behandeld. Per bestuurslaag is een korte samenvatting gegeven van de meest relevante aspecten uit de verschillende beleidsnota's, alsmede de consequenties voor voorliggend initiatief.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Onderdeel van de Omgevingswet is een visie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Met de NOVI neemt het Rijk het voortouw voor een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Nederland. De NOVI richt zich op de volgende vier prioriteiten die onderling veel met elkaar te maken hebben en gevolgen hebben voor het inrichten van de fysieke leefomgeving:

  • Ruimte maken voor de klimaatverandering en energietransitie;
  • De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  • Steden en regio's sterker en gezonder maken;
  • Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

In de NOVI staan de keuzes op nationaal niveau, maar in veel gevallen ligt de verantwoordelijkheid bij gemeenten en/of provincies. Op basis van drie uitgangspunten helpt de NOVI bij het wegen van belangen en het maken van keuzes:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • Afwentelen wordt voorkomen.

De nationale belangen zijn geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het gaat bijvoorbeeld om rijksvaarwegen, defensie, ecologische hoofdstructuur, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, electriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en primaire waterkeringen. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten. Dit belang staat beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte binnen een breder kader van een goed systeem van ruimtelijke ordening.

Met de ladder worden eisen gesteld aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De toelichting bij een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien die ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Wat onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan is in het Bro opgenomen. Een stedelijke ontwikkeling is volgens het besluit 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Voorliggend initiatief zou kunnen worden aangemerkt als een woningbouwlocatie. Deze term is echter niet gedefinieerd in het Bro. Uit jurisprudentie (zie bijvoorbeeld uitspraak ABRvS201501297/1/R4) blijkt dat woningbouwplannen met elf woningen niet hoeven te worden aangemerkt als woningbouwlocatie, maar grotere woningbouwplannen wel.

3.1.3 Toetsing Rijksbeleid

Het voorgenomen initiatief is niet in strijd met de prioriteiten uit de NOVI en er zijn geen overige nationale belangen mee gemoeid. Het initiatief voorziet in de realisatie van twee woningen. In de huidige situatie zijn er geen woningen aanwezig. Ten opzichte van de vigerende planologische situatie neemt het aantal woningen in het besluitgebied daardoor toe met twee woningen. Het initiatief wordt daarmee niet aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de ladder kan daardoor achterwege blijven. Het initiatief voldoet daarmee aan het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

Op 19 december 2018 is de omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland' vastgesteld. In deze visie beschrijft de provincie welke richting de provincie op wil op het gebied van energie, klimaat, water, voedsel en ook hoe de provincie de omgeving wil inrichten.

Om samen een Gaaf Gelderland te bereiken, legt de provincie bij het uitvoeren van haar taken de focus op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van zeven ambities geeft de provincie hier richting aan:

  • energietransitie;
  • klimaatadaptatie;
  • circulaire economie;
  • biodiversiteit;
  • bereikbaarheid;
  • economisch vestigingsklimaat;
  • woon- en leefklimaat.

Voor deze ruimtelijke onderbouwing zijn de ambities voor het 'woon- en leefklimaat' en 'klimaatadaptatie' van toepassing. De provincie streeft naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen, en naar een op de toekomst toegerust beschermend klimaatbeleid. Zo wordt Gelderland versterkt, nu en in de toekomst.

Woon- en leefklimaat

Om Gelderland voor mensen en bedrijven aantrekkelijk te houden, is de kwaliteit van de leefomgeving van groot belang. Bovendien draagt een goede kwaliteit van de leefomgeving bij aan gezondheid. Goed bereikbare voorzieningen, aansprekende evenementen, unieke cultuurhistorie, inspirerende culturele voorzieningen, een mooie natuur; het is allemaal van belang. Ook goed wonen hoort daarbij. Gelderland heeft op woongebied een bijzondere positie met uiteenlopende woonkwaliteiten, zowel stedelijke als landelijke. De Gelderse streken hebben ieder hun eigen aard, waar mensen zich thuis en verbonden met elkaar voelen. In onze groeiende Gelderse steden komen veel activiteiten samen. Tegelijkertijd wordt geïnvesteerd in een vitaal platteland, juist als daar krimp plaatsvindt. Om het landschap open, groen en het voorzieningenniveau op peil te houden en leegstand te voorkomen, is bouwen binnen bestaand stedelijk gebied het vertrekpunt. De provincie geeft de voorkeur aan het benutten van bestaande gebouwen en gaat voor concentraties van bebouwing. Pas als er geen andere goede mogelijkheden zijn, kan worden uitgebreid aan de randen van de steden of dorpen.

Klimaatadaptatie

Het klimaat verandert merkbaar. Hoosbuien, stijgende temperaturen, extreme hitte, langdurige droogte, de uitdroging van land- en tuinbouwgronden, bodemdaling, bosbranden en toenemende overstromingsrisico’s. Het veranderend klimaat gaat aan niemand voorbij en raakt alle facetten van onze omgeving. Zoals de Gelderse natuur – met haar vele grote en kleinere rivieren en rijkdom aan dier- en plantsoorten. Maar ook onze eigen gezondheid en veiligheid. De provincie wil hierop voorbereid zijn. De provincie zet daarom vooral en eerst in op het tegengaan van de risico’s en gevaren van de klimaatverandering. Dit heeft prioriteit: dat wij in 2050 in Gelderland optimaal beschermd zijn en kunnen meebewegen met het veranderend klimaat. Overtollig water moet dan zonder problemen kunnen worden opgevangen, wegstromen en in de bodem kunnen zakken en verdroging van land- en tuinbouwgebieden en bossen moet worden tegengaan. De provincie werkt hier vooral aan vanuit haar betrokkenheid bij waterveiligheid, waterkwaliteit, bodem en natuur en houdt daarbij rekening met de variatie van de Gelderse streken. In tijden van overvloed wordt het water opgevangen en voor langere tijd vast gehouden in de beken. En: de provincie zorgt voor voldoende schoon en gezond grond- en oppervlaktewater voor de Gelderse natuur en land- en tuinbouw. En: voldoende schoon en gezond drinkwater voor mens en dier.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De provincie beschikt over verschillende instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De Omgevingsverordening is op 19 december 2018 door de Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld en in werking getreden op 1 maart 2019. Nadien is de verordening een aantal keren op onderdelen geactualiseerd. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.

Ten aanzien van voorliggend initiatief zijn de regels van 'wonen' en 'klimaatadaptatie' relevant.

Wonen, instructieregel bestemmingsplan doorwerking regionale woonagenda (art. 2.2)

In de verordening wordt aangegeven dat nieuwe woningen alleen mogelijk zijn als die ontwikkeling past binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda. Als een ontwikkeling niet past binnen de vigerende regionale woonagenda, kan een bestemmingsplan vooruitlopend op de eerstvolgende actualisatie van de regionale woonagenda nieuwe woningen toch mogelijk maken onder de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking;
  • b. de ontwikkeling past binnen het meest recente provinciale beleid;
  • c. er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden over deze ontwikkeling, en
  • d. Gedeputeerde Staten stemmen in met deze ontwikkeling.

Instructieregel klimaatadaptie (art. 2.65b)

De provinciale omgevingsverordening die op 1 februari 2022 van kracht is geworden bevat de instructieregel klimaatadaptie (2.65b). Voor zover een bestemmingsplan een nieuwe activiteit of ontwikkeling mogelijk maakt, moet op basis van deze instructieregel de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving bevatten van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de risico's van klimaatverandering te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt. In die beschrijving moeten in ieder geval de volgende aspecten worden betrokken: waterveiligheid, wateroverlast, droogte en hitte. Voor de beschrijving kan gebruik worden gemaakt van de opgestelde klimaatatlas.

3.2.3 Koersnotitie 'Ruimte voor goed wonen'

In 2018 heeft Gedeputeerde Staten (GS) de koersnotitie ‘Ruimte voor goed wonen’ opgesteld. In de koersnotitie staan de woonbehoeften per Gelderse woonregio, maatwerk en flexibele plannen centraal. De woonpartners in de regio maken afspraken in regionale woonagenda’s. Bijvoorbeeld over verduurzaming van bestaande woningen en aantallen nieuwbouwwoningen. De provincie ondersteunt het proces van het maken en het uitvoeren van de regionale woonagenda's. De kennis van gemeenten over de lokale woningmarkt en vertaling naar de regionale opgave vormen het vertrekpunt. De regionale woonagenda’s vormen de basis voor de samenwerking. De provincie beoordeelt voor vaststelling of de agenda wat betreft inhoud aansluit bij de woonopgave van de regio en de koers “Ruimte voor goed wonen”.

De ambitie van de provincie is een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Om dit te behouden en te bereiken en als antwoord op de uitdagingen die de provincie ziet, stellen ze drie uitgangspunten centraal: een duurzaam, economisch krachtig en een verbonden Gelderland. Deze uitgangspunten vormen de rode draad van het beleid en het handelen van de provincie. Voor de woonopgaven betekent dit concreet:

  • Duurzaam: Duurzaamheid is een belangrijk thema dat iedereen raakt. Alle ruim 1 miljoen woningen die in 2040 in Gelderland nodig zijn, moeten ongeacht leeftijd duurzaam zijn. Alleen dan lukt het om onze gezamenlijke duurzaamheidsambitie te halen. De inrichting van wijken en locatiekeuze spelen daarbij een belangrijk rol. Binnenstedelijke ruimte benutten is het vertrekpunt. We moeten zorgvuldig omgaan met ons groen, zowel in als buiten stad of dorp.
  • Economisch krachtig: Een goed vestigingsklimaat gaat verder dan een goede locatie voor bedrijven. Het vereist ook een goede woonomgeving met voldoende passende woningen. Aansluitend bij de behoefte van de mensen. Dit versterkt de aantrekkingskracht van Gelderland. Om hier te komen wonen en voor bedrijven om zich hier te vestigen.
  • Blijvend verbonden: Een woonomgeving waar mensen zich mee verbonden voelen is een omgeving die goed bereikbaar is en goede (culturele) voorzieningen heeft. En met buurten en mensen waarmee je je verbonden voelt. Aandacht voor het levensloopbestendig maken van woningen draagt bij aan een blijvende verbondenheid met woning en omgeving.

De koers met bovengenoemde uitgangspunten vormt het (handelings)perspectief, waarbinnen de provincie de continu veranderende uitdagingen op de woningmarkt aan kan en wil gaan. Het dient als richtinggevend vertrekpunt voor het gesprek met partners, niet als ‘wet en regel’.

3.2.4 Actieplan Wonen 2020-2025

Met het Actieplan Wonen wil de provincie de komende vijf jaar de bouw van circa 45.000 woningen versnellen. Hiervoor zetten ze € 30 miljoen in. Dit aantal woningen is onderdeel van de 80.000 nieuwe woningen die in Gelderland tot 2030 gerealiseerd moeten worden. Met het actieplan wil de provincie een bijdrage leveren aan de uitvoering van de bouwopgave. Drie doelen staan in het actieplan centraal:

  • 1. versnelling van de woningbouw (sneller);
  • 2. meer betaalbare woningen (betaalbaar);
  • 3. meer flexibele woonvormen (flexibel).

Met 14 acties wil de provincie 45.000 woningen opleveren in verschillende prijsklassen, waarvan 9.500 door de provincie gesubsidieerde betaalbare woningen en 2.000 flexibele woningen.

3.2.5 Toetsing provinciaal beleid

Bouwen binnen stedelijk gebied is het vertrekpunt. De provincie geeft de voorkeur aan het benutten van bestaande gebouwen en gaat voor concentraties van bebouwing. De locatie voor de realisatie van de twee woningen is een inbreidingslocatie. Het initiatief zorgt ervoor dat een lege plek in het bestaand stedelijk gebied wordt opgevuld. Met de inrichting wordt tevens rekening gehouden met klimaatadaptatie, meer hierover in paragraaf 4.6 Het initiatief is hiermee in overeenstemming met de Omgevingsvisie.

Getoetst is aan de geconsolideerde Omgevingsverordening van 1 februari 2022. Met de realisatie van de twee wordt voorzien in een actuele behoefte aan woningen. Het initiatief past binnen de uitgangspunten van de 'Woondeal regio Arnhem - Nijmegen' en de 'Liemerse Woonagenda 2020-2025' (meer hierover in paragraaf 3.3).

Op basis van de klimaatatlas gemeente Zevenaar is in beeld gebracht welke risico's zich kunnen voordoen in het besluitgebied als gevolg van klimaatverandering.

  • Wateroverlast. Op de kaarten is te zien dat het besluitgebied, op basis van het model, zeer gevoelig is voor water- overlast als gevolg van extreme neerslag. Op basis van de maaiveldhoogte van het besluitgebied, dat lager is gelegen dan de omgeving, is ook de verwachting dat hemelwater het besluitgebied kan instromen. Dit is echter op basis van de huidige, onbebouwde situatie. In de nieuwe situatie wordt hier rekening mee gehouden. Daarnaast wordt er in paragraaf 4.6 uitgebreid ingegaan op het aspect water en hoe om te gaan met eventuele wateroverlast.
  • Hittestress. Uit de kaartbeelden die horen bij het onderdeel hittestress is op te maken dat de temperatuur in het besluitgebied warmer zal zijn op warme dagen. Dit is naar waarschijnlijkheid gebaseerd op de huidige, onbebouwde situatie. De geplande nieuwbouwwoningen zijn goed geïsoleerd conform de huidige normen. Daarmee zijn de woningen ook minder gevoelig voor opwarming wat relevant is voor warmte in de nachtelijke periode.
  • Droogte. De bijbehorende kaartbeelden laten wat betreft grondwaterstanden en droogtegevoeligheid in 2050 geen verandering zien ten opzichte van de huidige situatie. Daarmee is en blijft in het besluitgebied sprake van lagere grondwaterstanden en van grotere droogtegevoeligheid. Door het hemelwater binnen het besluitgebied te bergen en te laten infiltreren blijft het hemelwater ook in het gebied zelf zoals dat in feite in de huidige situatie ook zo is. In het besluitgebied zijn geen waterpartijen en beken aanwezig die stil kunnen komen te staan of droog kunnen vallen. Daarmee is geen sprake van een risico voor de volksgezondheid. Op basis van voorgaande wordt geconcludeerd dat in voorliggend plan voldoende wordt ingezet op het voorkomen of beperken van mogelijke risico's door droogte als gevolg van klimaatverandering.
  • Overstroming. Zevenaar ligt tussen de Nederrijn en de IJssel. Indien een dijk van de IJssel of Nederrijn bezwijkt, zal Duiven bijna volledig onder water te komen staan. De bijbehorende kaartbeelden tonen dat er ter plaatse van het besluitgebied geen droge verdiepingen zullen zijn bij overstromingen. Dit is echter gebaseerd op de huidige, onbebouwde situatie. De bijbehorende kaartbeelden laten zien dat er een 'kleine kans' bestaat dat het besluitgebied zal overstromen. Dit betekent dat er een kans van 1/300 tot 1/3.000 bestaat dat het besluitgebied zal overstromen. Deze kansen gelden voor de hele gemeente Zevenaar en vormen daarmee geen belemmering voor de ontwikkeling.

Er hoeven geen specifieke maatregelen te worden getroffen. De voorgenomen ontwikkeling sluit aan bij de provinciale Omgevingsvisie en de regels op het gebied van 'wonen' en 'klimaatadaptatie'. De ontwikkeling is daarmee in overeenstemming met het provinciaal beleid.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Woondeal 2.0 regio Arnhem - Nijmegen

In 2020 zijn gemeenten binnen de Groene Metropoolregio, provincie Gelderland en Rijk een langjarig partnerschap aangegaan voor een beter werkende woningmarkt. Aanleiding was de constatering dat de regio in de top 3 van regio’s met het hoogste woningtekort stond, de woonopgaven bovengemiddeld zijn en de uitvoering onder druk staat. Het regionale woningbehoefteonderzoek herbevestigt dat de woonopgave het lokale niveau overstijgt; versterkte samenwerking tussen regio(gemeenten), Provincie en Rijk is nodig ten behoeve van een passende bijdrage van iedere gemeente aan deze opgave.

Het partnerschap is vastgelegd in de woondeal uit 2020. Marktpartijen en woningcorporaties hebben hun ondersteuning hierbij uitgesproken. Daarmee is een constructieve samenwerking van de grond gekomen die heeft gezorgd voor gezamenlijke focus en commitment van alle partijen. Om gezamenlijk verder te werken aan de gestelde ambities actualiseren en concretiseren de betrokken partijen de bestaande afspraken.

De woondeal moet de basis zijn om de komende jaren de noodzakelijke extra inzet te kunnen garanderen. Deze inzet bestaat onder andere uit het leveren van extra capaciteit en expertise, het beschikbaar stellen van subsidieregelingen, en het doen van ondersteunende investeringen voor de brede ruimtelijke investeringen die nodig zijn om de groei van de regio in goede banen te leiden. Een woondeal, met de organisatie die daarbij hoort, is randvoorwaardelijk voor deze extra inzet.

De urgentie voor het oplossen van de woningnood, realisatie van betaalbare, circulaire en conceptuele woningen, werken aan leefbare wijken en huisvesting van aandachtsgroepen wordt breed gedeeld. Concrete resultaten zijn: een functionerende woningmarktmonitor, uitbreiding van plancapaciteit, toevoeging van nieuwe locaties en gebieden, ombuiging naar meer betaalbare programma's, een circulaire impactladder, extra handen en expertise via flexpools en aanjagers.

Met de geactualiseerde Woondeal onderkennen partijen de bovengemiddeld grote woonopgave, continueren de samenwerking uit 2020 en geven het partnerschap verder vorm. Bovendien zorgen ze hiermee voor continuïteit en zekerheid richting marktpartijen en woningcorporaties.

Partijen hebben het streven om 33.000 woningen van 2022 tot en met 2030 toe te voegen; dit betekent een ophoging van de realisatie van nu 3.300 woningen per jaar naar zo’n 3.700 woningen per jaar. Momenteel telt de regio tot en met 2030 een voldoende omvangrijke harde en zachte planvoorraad. Op grond hiervan is het realiseren van 33.000 woningen tot en met 2030 haalbaar. Het vraagt een blijvende intensieve samenwerking van Rijk, provincie en gemeenten, samen met corporaties en marktpartijen.

3.3.2 Liemerse Woonagenda 2020-2025

Op 13 oktober 2020 is door de Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland de Liemerse Woonagenda 2020-2025 vastgesteld, waarmee de agenda onderdeel is van het provinciaal beleid. Met dit document wil de regio de gezamenlijke koers vastleggen over hoe er lokaal voor wordt gezorgd dat er ruimte wordt gegeven aan kwalitatief goede woningbouwplannen.

De regionale woningbouwafspraken zijn tot stand gekomen op basis van recentelijk uitgevoerd onderzoek naar de toekomstige woonbehoeftes in de Liemers en is doorvertaald naar de verschillende gemeenten. Waar men vijf jaar geleden nog bezig was met de aanstaande krimp en het terugbrengen van de nieuwbouw aantallen, voorziet men nu dat er hard aan de slag gegaan moet worden met extra locaties om in de groeiende woningbehoefte te voorzien. Op basis van het Woningmarktonderzoek 2019 Arnhem Nijmegen is in beeld gebracht wat de belangrijkste opgaven zijn in de komende jaren. De opgaven voor de Liemerse Woningmarkt zijn:

  • 1. Groeiende woningbehoefte;
  • 2. Ruimte voor nieuwe woningbouwlocaties;
  • 3. Behoefte aan betaalbaar wonen;
  • 4. Kleine uitbreidingsvraag sociale huur;
  • 5. Aan de slag met de versnelling van de woningbouw in de Liemers.

Groeiende woningbehoefte

In de nieuwe woningbehoefte prognoses is er geen sprake meer van een krimp in de Liemers. De prognoses uit 2019 laat tenminste tot 2040 een huishoudensgroei zien. Voor die groeiende vraag van huishoudens zullen nieuwe woningen gebouwd moeten worden. De groei is het grootst in de komende vijf jaar (ongeveer 500 woningen per jaar). Vanaf 2025 ligt deze op ongeveer 300 per jaar en na 2030 is vooralsnog een beperkte groei van 50 woningen per jaar voorzien.

Ruimte voor nieuwe woningbouwlocaties

De woningvraag in de Liemers concentreert zich in de kernen langs de A12. Er is dan ook voor gekozen om in de kernen langs de A12 en de spoorlijn, Westervoort, Duiven, Zevenaar en Didam de bouwopgave in de komende jaren te concentreren.

Behoefte aan betaalbaar wonen

Ten opzichte van 2017 ligt het accent nu sterk op de oplopende woningtekorten en de betaalbaarheid van woningen voor midden inkomensgroepen. Volgens het woningbehoefte onderzoek zou tot 2025 bijna de helft van het woningbouwprogramma moeten bestaan uit betaalbare koopwoningen (hierbij wordt een bovengrens van € 250.000,- gehanteerd). Daarnaast geeft het onderzoek aan dat er vanuit de middeninkomens ook behoefte is aan vrije sector huurwoningen in de middenhuur (hiervoor wordt € 850,- als bovengrens gehanteerd). De gemeente moet daarom bij nieuwbouwprojecten sturen op de te realiseren prijsklassen en het aandeel sociale huurwoningen.

Kleine uitbreidingsvraag sociale huur

De sociale huursector wordt (door Rijksregels) ingezet voor de laagste inkomensgroepen. Afhankelijk van de economische ontwikkelingen is er in de Liemers volgens het woningbehoefteonderzoek een beperkte uitbreidingsbehoefte Bij nieuwe ontwikkelingen ligt er een opgave in het toevoegen van woningen in het midden- en dure segment om meer ruimte te bieden voor doorstroming.

Aan de slag met de versnelling van de woningbouw in de Liemers

Om voor de komende 10 jaar voldoende plancapaciteit beschikbaar te hebben zijn extra locaties nodig. Naast nieuwe transformatielocaties (vrijkomende scholen, sportvelden, kerken etc.) is daarvoor ook een beperkt aantal nieuwe uitleglocaties nodig. De groei wordt op een groene manier gerealiseerd. Daarbij gaat om de woningen én de woonomgeving om te zorgen voor toekomstbestendige nieuwbouwwijken. Bij de uitleglocaties sturen we dan ook op kwaliteit: duurzaam, klimaat adaptieve woonomgevingen, circulair bouwen en een goede overgang naar het open Liemerse landschap. Dit aansluitend op de ambities uit de Woondeal. Samen met het Rijk, de provincie, woningcorporaties en marktpartijen maakt de regio Liemers in de Woondeal Arnhem-Nijmegen actief werk van de versnelling.

Op basis van bovenstaande opgaven worden de volgende zes uitgangspunten van de Liemerse Woonagenda gehanteerd:

  • 1. De regio legt de prioriteit bij inbreiding en vullen dat aanbod aan met uitleglocaties;
  • 2. De regio zet in op verduurzaming en vernieuwing van de woningvoorraad;
  • 3. De regio stuurt op de 'groene' kwaliteit van nieuwbouw;
  • 4. Ruimte voor goede woningbouwplannen: maatwerk per kern voor aanvullend woningaanbod;
  • 5. Ruimte voor goede woningbouwplannen: opgave in betaalbare woningbouw;
  • 6. Woningbouwopgave en versnelling.

Met de Liemerse Woonagenda wordt sterker ingezet op bouwen naar behoefte (zowel kwalitatief als kwantitatief) en is men afgestapt van harde afspraken over het aantal te bouwen woningen.

3.3.3 Toetsing regionaal beleid

Het initiatief betreft de realisatie van twee vrijstaande woningen op een inbreidingslocatie in Zevenaar. Uit de Woondeal 2.0 blijkt dat voor de gemeente Zevenaar een woningbouwopgave van 1.520 woningen geldt tot en met 2030. Om dit aantal te realiseren bestaat een harde plancapaciteit van 775 woningen. Dit betekent dat de behoefte aan het mogelijk maken van nieuwe woningen groot is en er meer dan voldoende vraag is om nieuwe harde plancapaciteit toe te voegen.

Tevens blijkt uit de Liemerse Woonagenda dat er een groeiende vraag blijft naar nieuwe woningen, omdat het aantal inwoners zal blijven toenemen. De landelijke trend laat daarbij zien dat er steeds meer behoefte is aan levensloopbestendige woningen. De nieuwe woningen worden dan ook levensloopbestendig uitgevoerd. Gezien er ter hoogte van de nieuwe woningen voornamelijk vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen staan, passen de twee nieuwe, vrijstaande woningen goed in het straatbeeld van de Schellenkrans.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie gemeente Zevenaar 2030

Op 20 februari 2013 heeft de gemeenteraad van Zevenaar de Structuurvisie gemeente Zevenaar 2030 vastgesteld. De opgave voor de toekomst in deze visie is het behoud en versterken van al het goede en kansen grijpen voor vernieuwing. Daarbij wordt uitgegaan van de kernopgaven: Verbinden, Diversiteit en Kwaliteit. Om aan deze opgaves te werken, wordt de toekomst van de gemeente bekeken aan de hand van diverse thema's. Binnen deze thema's worden trends bekeken en doelen gesteld om het gewenste toekomstbeeld te krijgen.

De thema's zijn:

  • Wonen
  • Werken
  • Voorzieningen
  • Mobiliteit en infrastructuur
  • Recreatie en toerisme
  • Cultuurhistorisch erfgoed
  • Milieu
  • Landschap

In het algemeen richt de gemeente zich (vanuit regionaal perspectief) met de structuurvisie op het '(ruimtelijk) faciliteren van welvaart en welzijn in Zevenaar en het bevorderen van (ruimtelijke) kwaliteit als onderdeel van de leefkwaliteit van Zevenaar'. Tijdens het structuurvisieproces is onderzocht wat daarvoor wenselijk, noodzakelijk en ook daadwerkelijk mogelijk is. Het gaat hierbij om onderwerpen op allerlei terreinen, zoals wonen, zorg, welzijn, voorzieningen en werken, maar ook over recreatie, natuur, cultuurhistorie en infrastructuur. In de structuurvisie wordt ingezet op een vijftal hoofdopgaven:

  • Versterken van de identiteit van Zevenaar met aandacht voor de diversiteit in landschappen, kernen en functies;
  • Voldoende plek voor stedelijke ontwikkelingen tot 2030;
  • Behoud van kwalitatief goede woon- en werkgebieden en goede voorzieningen;
  • Tegengaan van versnippering van de leefomgeving inclusief het leefbaar houden van de kernen;
  • Nadrukkelijker inzetten op duurzame ontwikkelingen.

De opgaven worden benaderd vanuit de drie kernwaarden: 'verbinden', 'diversiteit' en 'kwaliteit'. Deze kernwaarden vormen de rode draad van waaruit de gemeente Zevenaar de komende jaren werkt.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de structuurvisie weer, waarbij het besluitgebied blauw is omcirkelt. Hierop is het besluitgebied weergegeven als 'wonen kernen bestaand' en 'ruimtelijke opgave'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV01SCHELLENKR-VA01_0008.png"

Uitsnede structuurvisie (besluitgebied blauw omcirkelt)

3.4.2 Uitsnede structuurvisie (besluitgebied blauw omcirkelt)

Op 16 december 2015 heeft de gemeenteraad de 'Woonvisie Gemeente Zevenaar 2015-2025' vastgesteld. Deze woonvisie uit 2015 is geschreven om in te spelen op de toekomstige ontwikkelingen rondom het thema wonen. Aan de hand van de woningmarktanalyse van Arrivé en de samenwerking tussen overheid en burger is er een drietal opgaves naar voren gekomen om op de huidige trends in te spelen:

  • Het aantrekkelijk houden van de bestaande woningvoorraad.
  • Het verbeteren van de positie van doelgroepen met een kwetsbare positie;
  • Bewaken dat de woningbouw aansluit bij de behoefte om de potentiële groei maximaal op te vangen én tegelijkertijd het voorkomen van overaanbod.

Bij de invulling van deze drie opgaven komt ook gemeentelijk beleid en ambitie rondom duurzaamheid, wonen en zorg, leefbaarheid en het ruimtelijk beleid aan bod. De gemeente hecht veel waarde aan een duurzame ontwikkeling van de gebouwde omgeving en een goede toekomstkwaliteit van het woningaanbod. Woningen moeten enigszins passend zijn voor hun eigen levensloop (duurzaam) en anderzijds geschikt zijn voor veranderingen in de levensloop van mensen (toekomstbestendig). Er wordt ook gewaakt voor overaanbod. De voorkeur ligt daarom bij de bestaande bebouwing en niet bij nieuwbouw. Hiermee wordt er voor gezorgd dat het woningaanbod niet groter wordt maar wel passender voor de huidige vraag. Voor de corporatiewoningen wordt ingezet op het energiezuiniger maken van huurwoningen met een streefwaarde van energielabel B. De corporaties investeren in vernieuwing van de oudste delen van de voorraad en voor de zwakste complexen staat ook de optie voor sloop en nieuwbouw open.

3.4.3 Toetsing gemeentelijk beleid

De structuurvisie doet geen specifieke uitspraken die voor onderhavige ontwikkeling van belang zijn. Voorliggend initiatief voorziet in de realisatie van kwalitatieve woningen die een bijdrage leveren aan het lokale woningaanbod en aansluiten op de bestaande bebouwingsopzet in maat, schaal en uitstraling van de omgeving. Gesteld kan worden dat het beleid uit de structuurvisie het initiatief niet in de weg staat. De woningen worden levensloopbestendig uitgevoerd. Tevens zullen de woningen duurzaam en gasloos worden uitgevoerd, waarmee wordt aangesloten op de ambitie rondom duurzaamheid en wonen uit de woonvisie.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt getoetst in hoeverre deze ontwikkeling haalbaar is in het kader van milieu- en omgevingsaspecten.

4.1 Bodem

Algemeen

In het kader van een bestemmingsplanprocedure moet zijn aangetoond dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

Toetsing

Door Montferland Milieu is in mei 2023 een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als Bijlage 2 bijgevoegd. De conclusies uit de onderzoeken worden hierna kort behandeld.

Uit het uitgevoerde bodemonderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

  • In de zintuiglijk schone bovengrond is een licht verhoogd gehalten aan cadmium, kobalt, nikkel en zink aangetoond.
  • In de zintuiglijk met puin- en baksteenhoudende bovengrond is een licht verhoogd gehalten aan zink en PAK aangetoond.
  • In de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aangetoond.
  • Het licht verhoogde gehalten aan barium in het grondwater wordt toegeschreven aan een natuurlijke oorsprong.
  • Uit de onderzoeksresultaten kan geconcludeerd worden dat er op de locatie geen ernstige bodem- of grondwaterverontreinigingen aanwezig zijn. De vastgestelde waarden overschrijden enkel de achtergrond- en/ of streefwaarde, wat duidt op enkel lichte (natuurlijke) verontreinigingen.
  • De tevoren gestelde hypothese ‘De nieuwbouw kan op basis van het vooronderzoek als niet-verdacht worden beschouwd’ dient formeel gezien te worden verworpen. De verhogingen in de grond en in het grondwater zijn echter gering en kunnen als niet significant beschouwd worden.
  • Bij het verkennend asbestonderzoek (druppelzone) zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. In zowel de grove als in de fijne fractie van de bodem is geen asbest aangetroffen.
  • De tevoren gestelde hypothese “De onverharde afwateringszone kan op basis van het vooronderzoek als verdacht worden beschouwd” dient te worden verworpen.
  • Uit milieukundig oogpunt is er naar onze mening geen bezwaar tegen de voorgenomen nieuwbouwplannen, aangezien de vastgestelde verontreinigingen geen risico's voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.2 Geluid

Algemeen

De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door industrie, onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.

Toetsing

Voor de ontwikkeling is door Buro Ontwerp & Omgeving in mei 2023 een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als Bijlage 3 bijgevoegd. Hieronder worden de conclusies uit dit onderzoek kort behandeld.

Selectie van geluidsbronnen

In de omgeving van de nieuwe woningen bevinden zich wegen. Gezoneerde industrieterreinen en spoorlijnen zijn in de nabijheid van de nieuwe woningen niet aanwezig. Akoestisch onderzoek naar gezoneerde industrieterreinen en spoorlijnen is dan ook niet nodig.

Ten noordoosten van de nieuwe woningen ligt de Arnhemseweg (N810). Ter hoogte van de ontwikkeling ligt de Arnhemseweg binnen de bebouwde kom en heeft de twee rijstroken. De zone van de Arnhemseweg bedraagt 250 meter op basis van de Wgh. De ontwikkeling ligt dan ook in de zone van Arnhemseweg.

De woningen liggen aan de Schellenkrans. Deze weg heeft een 30 km/uur-regime. Formeel geldt voor deze weg volgens de Wgh geen onderzoeksplicht, omdat de maximaal toegestane snelheid 30 km/uur bedraagt. De verkeersintensiteit op de Schellenkrans is dusdanig dat een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet kan worden uitgesloten. Daarom is in het kader van een goede ruimtelijke ordening toch akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de Schellenkrans.

De nieuwe woningen liggen 700 meter ten westen de geplande doortrekking van de A15. Het Tracébesluit van de ViA15 (doortrekking van de A15 en verbreding van de A12) is vastgesteld en ligt op dit moment voor bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Omdat het gaat om een vastgesteld besluit is het project ViA15 in voorliggend verkeerskundig onderzoek meegenomen als uitgangspunt voor het beleid en de prognoses / intensiteiten voor de toekomst, hoewel er momenteel geen juridische grondslag is voor de realisatie van het project ViA15. Als de doortrekking van de A15 wordt gerealiseerd, dan gaat de A15 bestaan uit 4 rijstroken. Na de realisatie van de doortrekking van de A15 bedraagt de zone van A15 400 meter. Ook in deze toekomstige situatie liggen de woningen buiten de geluidzones van de A15. Akoestisch onderzoek naar de geluideffecten van de A15 op de nieuwe woningen is derhalve niet nodig. Verkeersintensiteiten op de Arnhemseweg zullen toenemen op het moment dat de A15 wordt gerealiseerd. Deze eventueel verhoogde intensiteiten zijn reeds meegenomen in het onderzoek.

Resultaten

De hoogste geluidsbelasting afkomstig van de Arnhemseweg (N810) bedraagt 53 dB, inclusief aftrek op grond van artikel 110g Wgh. Bij de nieuwe woningen wordt de ambitiewaarde van 48 dB uit het gemeentelijke geluidsbeleid overschreden, echter aan de bovenwaarde van 58 uit het gemeentelijke geluidsbeleid wordt voldaan. Tevens wordt voldaan aan de hoogst toelaatbare geluidsbelasting van 63 dB uit de Wgh.

De hoogste geluidsbelasting afkomstig van de Schellenkrans bedraagt 49 dB, inclusief aftrek op grond van artikel 110g Wgh. Bij de nieuwe woningen wordt de ambitiewaarde van 48 dB uit het gemeentelijke geluidsbeleid overschreden, echter aan de bovenwaarde van 58 uit het gemeentelijke geluidsbeleid wordt voldaan. Tevens wordt voldaan aan de hoogst toelaatbare geluidsbelasting van 63 dB uit de Wgh.

Aangezien bij de nieuwe woningen wordt voldaan aan de hoogst toelaatbare geluidsbelasting uit de Wgh is de realisatie van de woningen vanuit akoestisch oogpunt zonder meer mogelijk. De geluidsbelastingen liggen binnen de geluidsnormen uit de Wgh. Op grond van de Wgh zijn de optredende geluidsbelastingen dan ook acceptabel.

Daarnaast moet er nog worden gekeken naar de cumulatieve geluidsbelasting. De cumulatieve geluidsbelasting is van belang voor de berekening van de vereiste gevelisolatie. Volgens het Bouwbesluit 2012 moet een akoestische binnenwaarde van 33 dB bij wegverkeerslawaai worden gegarandeerd. De hoogste cumulatieve geluidsbelastingen (LCUM) is 57 dB. Volgens artikel 3.2 van het Bouwbesluit 2012 bezit een standaard gevelconstructie een minimale geluidsisolatie van 20 dB. Echter door de hogere eisen voor de thermische isolatie voor nieuwe woningen is ook de geluidsisolatie van nieuwe woningen verbeterd. Bij nieuwe woningen is een gevelisolatie van 24 dB zonder extra geluidsisolatie goed mogelijk, wanneer er is gekozen voor goed geluidsgeïsoleerde ventilatievoorzieningen. Naar verwachting wordt de binnenwaarde van 33 dB in de nieuwe woning gehaald zonder dat er aanvullende geluidsisolerende maatregelen worden getroffen.

Verlening hogere grenswaarden

Het doel van de Wgh is geluidhinder te voorkomen. De Arnhemseweg (N810) en de Schellenkrans zorgen voor een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde, daarom is onderzoek noodzakelijk naar doeltreffende geluidsreducerende maatregelen. Wanneer de geluidsbelasting niet terug te brengen is tot de voorkeursgrenswaarde, dan kan een hogere waarde ten gevolge van de Arnhemseweg (N810) worden verleend door de gemeente. De ontwikkeling bestaat uit de ontwikkeling van twee woningen, hierdoor heeft de ontwikkeling beperkte omvang. Door deze beperkte omvang is de financiële ruimte om geluidsreducerende maatregelen te nemen in het bron- en overdrachtsgebied beperkt. Op basis van het gemeentelijke geluidbeleid en de Wgh kan de gemeente Zevenaar een hogere waarde verlenen.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat er vanuit het aspect geluid, na verlening van hogere waarden, geen belemmeringen bestaan ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling in het besluitgebied.

4.3 Luchtkwaliteit

Algemeen

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM2,5. Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan worden gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM10  wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd, kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht, waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moet worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 µg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.

Toetsing

Volgens de ministeriële regeling NIBM draagt een bouwplan met minder dan 1.500 woningen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Toetsing aan de grenswaarden is derhalve niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de lokale luchtkwaliteit onderzocht, zodat onacceptabele gezondheidsrisico's kunnen worden uitgesloten. Hiertoe is het Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit (CIMLK) uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van de rijksoverheid geraadpleegd. Het CIMLK geeft inzicht in de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10 en PM2,5) in het besluitgebied tussen 2021 en 2030. Het CIMLK maakt duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2021 en 2030 in het besluitgebied onder de grenswaarden liggen die op Europees niveau zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.    

In het besluitgebied worden geen gevoelige functies beoogd zoals bedoeld in het 'Besluit gevoelige bestemmingen'. Toetsing aan de grenswaarden is daarom niet noodzakelijk.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan. 

4.4 Externe veiligheid

Algemeen

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) gehanteerd.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.

Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen en Regeling externe veiligheid inrichtingen (Bevi en Revi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

Circulaire effectafstanden LPG-tankstations

In de circulaire is de effectbenadering uitgewerkt voor LPG-tankstations. Het bevoegd gezag wordt verzocht om rekening te houden met een effectafstand van 60 meter tot (beperkt) kwetsbare objecten. Dit wil zeggen dat deze afstand in beginsel aangehouden moet worden, maar dat gemotiveerd afwijken is toegestaan door het treffen van veiligheidsmaatregelen. Daarnaast wordt verzocht om rekening te houden met een effectafstand van 160 meter tot zeer kwetsbare objecten. Naast de circulaire blijft ook de toetsing aan het Bevi noodzakelijk.

 

Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)

Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt en basisnet), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb en Revb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.

Toetsing

Ten behoeve van de toetsing is de risicokaart geraadpleegd, waarvan een fragment in onderstaande afbeelding is weergegeven. Onderhavige ontwikkeling heeft betrekking op de realistaie van woningen binnen bestaand stedelijk gebied. Met de ontwikkeling is sprake van nieuwe kwetsbare objecten. Het besluitgebied is groen omkaderd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV01SCHELLENKR-VA01_0009.jpg"

Uitsnede risicokaart

Stationaire bronnen

In de nabijheid van het besluitgebied bevinden zich twee LPG-stations. Een LPG-station bestaat uit een LPG-afleverinstallatie, een vulpunt en een reservoir. De afstand van het PR10-6-contour bedraagt 15 meter voor de LPG afleverinstallatie, 25 meter voor het vulpunt en 25 meter voor het reservoir. Het besluitgebied bevindt zich ruim buiten de PR10-6-contour, op circa 1.600 meter van het dichtstbijzijnde PR10-6-contour.

De nieuw te bouwen woningen zullen worden aangemerkt als kwetsbaar object. Voor deze objecten geldt dat deze minimaal 60 meter van het LPG-station moeten staan, mits er geen veiligheidsmaatregelen zijn genomen. De nieuw te bouwen woningen zullen op circa 1.600 meter van het LPG-station gesitueerd worden. De nieuw te bouwen woningen bevinden zich ruim buiten 60 meter van het LPG-station.

Mobiele risico bronnen

Ten westen van het besluitgebied liggen op een afstand van circa 890 meter een drietal buisleidingen. De buisleidingen liggen op ruime afstand van het besluitgebied. Het besluitgebied ligt buiten het invloedsgebied van het groepsrisico voor voorgenoemde leidingen. Een nadere beoordeling van het groepsrisico is daarom niet noodzakelijk.

Ten noorden van het besluitgebied, op circa 1.150 meter, ligt de rijksweg A12. Over deze weg worden gevaarlijke stoffen vervoerd volgens de Regeling Basisnet. Het besluitgebied ligt binnen het invloedsgebied van de A12 (= 4.000 m). Daarnaast is het besluitgebied gelegen binnen het invloedsgebied van de Betuweroute (= 4.000 m), waarbij hoge aantallen giftige vloeistoffen en giftige gassen getransporteerd worden, zodat ten aanzien van deze risicobronnen een verantwoording van het groepsrisico opgesteld dient te worden. Tot slot is het besluitgebied gelegen binnen het invloedsgebied van de toekomstige rijksweg A15. Gelet op de afstand (circa 1.150 m t.o.v. de rijksweg A12, circa 850 m t.o.v. de rijksweg A15 en circa 1.350 m t.o.v. de Betuweroute) kan in het kader van een goede ruimtelijke ontwikkeling volstaan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Beperkte verantwoording groepsrisico

Uit toetsing aan de signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het ruimtelijk besluit betrekking heeft op het mogelijk maken van kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van toxische stoffen over de Betuweroute en de rijksweg A12 en A15 en geheel buiten de 200 meter van de transportroute. Op basis van het Bevt dient voor een ruimtelijk besluit buiten de 200 meter vanaf de transportroute ingegaan te worden op:

  • De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg, spoorweg of dat binnenwater;
  • De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op die weg, spoorweg of dat binnenwater een ramp voordoet. Dit is alleen van toepassing op nog niet aanwezige (beperkt) kwetsbare objecten.

Daarnaast stelt het Bevt dat de Veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld moet worden om advies uit te brengen over de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Uit de notitie 'VGR voor standaard externe veiligheidssituaties' blijkt dat wanneer een ruimtelijk besluit buiten de 200 meter zone van een transportroute ligt en het besluit geen objecten toestaat voor verminderd zelfredzame personen, er sprake is van een standaard externe veiligheidssituatie. Voor deze situaties wordt de onderstaande verantwoording van het groepsrisico gehanteerd.

Beperkte verantwoording groepsrisico

Het plan ligt in het invloedsgebied groepsrisico van de Betuweroute, de snelweg A12 en de toekomstige snelweg A15. Conform vigerende wetgeving moet de gemeente hierdoor het groepsrisico verantwoorden. Meer specifiek gaat het om de wettelijke verplichting op grond van Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) artikel 7 en 9 vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze transportroutes. De gemeente heeft bij het invullen van de verantwoordingsplicht een grote mate van beoordelingsvrijheid. Ten aanzien van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid heeft de veiligheidsregio adviesrecht. Het advies van de VGGM is bijgevoegd als Bijlage 4.

Bestrijdbaarheid

Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om de effecten ten gevolge van het incident te beperken. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden dicht bij de bron. De mate van bestrijdbaarheid wordt vooral bepaald door de veiligheidsvoorzieningen en het aantal aanwezigen dicht bij de risicobron. De VGGM is hiervoor voor advies gevraagd. Uit het advies is naar voren gekomen dat de VGGM geen aanleiding ziet om aanvullend te adviseren ten aanzien van de bestrijdbaarheid. De mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.

Zelfredzaamheid

Met de term 'zelfredzaamheid' wordt bedoeld: Het vermogen om jezelf en/of anderen in veiligheid te brengen bij (een dreiging van) een gevaarlijke situatie. Bij het bepalen van de mate van zelfredzaamheid spelen onder andere de fysieke gesteldheid en zelfstandigheid van de aanwezigen, de alarmeringsmogelijkheden en vluchtmogelijkheden een rol.

Het advies van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden geeft het volgende aan:

  • De realisatie van het plan leidt tot een (beperkte) toename van het aantal aanwezigen. Het is aannemelijk dat zij zichzelf bij een dreigend incident in veiligheid kunnen brengen, mits geïnformeerd en tijdig gewaarschuwd. Het plan ligt in incidentenscenario toxisch wolk. De kans op dergelijk incident is klein.
  • Wel adviseert de VGGM aandacht te hebben voor risicocommunicatie met bijbehorende handelingsperspectief. Goede risicocommunicatie draagt bij aan de mate van zelfredzaamheid na het plaatsvinden van een incident.

Ten aanzien van de risicocommunicatie is er NL-Alert. Hiermee zijn mensen binnen een bepaald gebied gericht te informeren door het sturen van een bericht naar mobiele telefoons. Verder is het plan te ontvluchten via Pinksterbloem en Heideanjer. Gezien het plan alleen gelegen is binnen het scenario toxische wolk is het geadviseerde handelingsperspectief waarschijnlijk binnenshuis schuilen. De gemeente acht het dan ook niet noodzakelijk om verdere maatregelen te treffen om de zelfredzaamheid te verbeteren. Daarnaast zijn de geadviseerde maatregelen van de VGGM niet ruimtelijk relevant.

Conclusie

Het plan ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van een inrichting, buisleiding en transportroute met een extern veiligheidsrisico. Dit vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.

Ten aanzien van het groepsrisico ligt het plan in het invloedsgebied van de Betuweroute, de snelweg A12 en de toekomstige snelweg A15. Op basis van de beperkte verantwoording groepsrisico (zie hierboven) kan worden geconcludeerd dat het ruimtelijke initiatief geen significant effect heeft op het groepsrisico en op de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Daarmee is het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de realisatie van het plan.

4.5 Bedrijven- en milieuzonering

Algemeen

Indien door middel van een plan nieuwe, gevoelige functies of milieuhinderveroorzakende functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat een goed leefmilieu binnen en buiten het besluitgebied mogelijk is. Anderzijds mogen omliggende bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast door de realisatie van nieuwe gevoelige functies.

Wat betreft de aanbevolen richtafstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies is de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als leidraad voor milieuzonering gebruikt. In de VNG-publicatie zijn richtafstanden voor diverse omgevings- en gebiedstypen opgenomen. Het gaat onder andere om de volgende omgevings- en gebiedstypen: 'rustige woonwijk', 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'. In een rustige woonwijk en een rustig buitengebied komen vrijwel geen andere functies dan de woonfunctie voor. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een dergelijk gebied komen direct naast woningen andere functies voor, zoals winkels, maatschappelijke voorzieningen, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Voor gemengde gebieden kunnen de aanbevolen richtafstanden met één stap worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf de grens van de locatie van de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van nieuwe of bestaande gevoelige functies.

Toetsing

Het besluitgebied en haar omgeving maakt, gezien de aanwezige en toekomstige functies, deel uit van een 'rustige woonwijk'.

Hinderveroorzakende functies in het besluitgebied

Binnen het besluitgebied worden geen functies gerealiseerd die milieuhinder veroorzaken. De nieuwe woningen kunnen worden aangemerkt als milieuhindergevoelig.

Hinderveroorzakende functies in de omgeving van het besluitgebied

Naast voorgenoemde toetsing moet onderzocht worden of de functies in het besluitgebied hinder ondervinden van hinderveroorzakende functies in de omgeving van het besluitgebied. In de directe omgeving van het besluitgebied liggen geen functies die eventueel hinder kunnen veroorzaken op de nieuwe woningen. Op enige afstand van het besluitgebied (meer dan 100 meter) ligt een atletiekbaan, een kinderboerderij en een begraafplaats.

De navolgende tabel laat zien hoe de functies kunnen worden gecategoriseerd op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Daarnaast geeft de tabel de minimaal aanbevolen richtafstanden (in meters) aan voor deze functies:

Functie   Geur   Stof   Geluid   Gevaar   Grootste afstand   Werkelijke afstand  
1. Veldsportcomplex (met verlichting)   0   0   50   0   30   circa 100 m  
2. Kinderboerderijen   30   10   30   0   30   circa 310 m  
3. Begraafplaats   0   0   10   0   10   circa 240 m  

Het besluitgebied valt buiten de richtafstanden van alle bovengenoemde functies. Er kan dan ook geconcludeerd worden dat de woningen goed ingepast kunnen worden in een gebied met overwegend woningen. Hiermee is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen aanwezig zijn voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.

4.6 Water

Beleid

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het besluitgebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel.

In het Waterbeheerprogramma 2022-2027 van Waterschap Rijn en IJssel staat beschreven wat de doelen zijn voor de komende zes jaar in de Achterhoek en Liemers en hoe het waterschap deze wil halen. Naast het uitvoeren van kerntaken zijn het aanpassen van de leefomgeving aan de gevolgen van klimaatverandering en waterveiligheid de grootste prioriteiten. Ook een schone leefomgeving en de circulaire economie en energietransitie staan hoog op de agenda.

Voor het waterbeheerprogramma zijn de werkzaamheden van het waterschap weergegeven in vier thema's.

Klimaatrobuust gebied

De ambitie is om richting 2050 wendbaar invulling te geven aan het beheer, het onderhoud en de inrichting van het regionaal watersysteem. Dit wordt gedaan in combinatie met aanpassingen in gebruik en inrichting van de omgeving, zodat jaarrond een optimale balans tussen te nat en te droog wordt bereikt en tegelijkertijd inwoners, bedrijven en medeoverheden voldoende weerbaar zijn tegen de onvermijdelijke gevolgen van extreem weer.

Veilig gebied

De bescherming tegen hoog water is een randvoorwaarde om veilig te kunnen wonen en werken in ons gebied. Het waterschap zorgt voor veilige dijken, nu en in de toekomst. Dat wordt gedaan door dagelijks beheer van de keringen en door continu inzicht in de keringen. Het beheer wordt op een duurzame wijze uitgevoerd en er wordt gewerkt aan behoud en verhoging van de biodiversiteit van de dijken. De ambitie is dat de keringen van het waterschap in 2050 voldoen aan de nieuwe normen voor waterveiligheid, en dat daarbij wendbaar ingespeeld wordt op ontwikkelingen.

Circulaire Economie en Energietransitie

Het waterschap wil bij het uitvoeren van haar primaire taak zoveel mogelijk bijdragen aan het beperken van klimaatverandering. Daarbij wil zij in 2050 onderdeel zijn van een 100% circulaire economie waarin de taken klimaatneutraal worden uitgevoerd.

Gezonde leefomgeving

Het waterschap zorgt voor een schoon en gezond watersysteem voor de mensen en de natuur in het gebied. Het waterschap streeft ernaar dat het water in de leefomgeving geschikt is voor verschillende maatschappelijke functies en dat het geen risico's oplevert voor ecologisch functioneren en biodiversiteit en natuurwaarden daarbinnen en -buiten bevordert.

Situatie besluitgebied

Door Buro Ontwerp & Omgeving is in mei 2023 een quickscan water uitgevoerd voor het besluitgebied. Het onderzoek is als Bijlage 5 bijgevoegd. De conclusies uit het onderzoek worden hierna kort behandeld.

Uit de analyse blijkt dat:

  • De bodem binnen het besluitgebied tot 3,1 m-mv uit zwak zandige klei bestaat;
  • Onder deze kleilaag matig fijn, zwak siltig zand aanwezig is tot de boordiepte van 3,2 m-mv;
  • De kleilaag niet geschikt wordt geacht voor infiltratie;
  • Het maaiveld grotendeels gelegen is op een hoogte van circa 10 m + NAP;
  • De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) binnen het besluitgebied ingeschat wordt op circa 0,8 m-mv (circa 9,2 m +NAP);
  • Op basis van het beleid van de waterschap en de gemeente circa 74 m3 water geborgen dient te worden;
  • Middels de realisatie van de woningen rekening gehouden dient te worden met een DWA van circa 0,006 m3 per dag.

Conclusies en aanbevelingen

Gezien de resultaten van onderhavige analyse worden er met de voorgenomen ontwikkelingen binnen het besluitgebied geen negatieve gevolgen verwacht voor de waterhuishouding ter plaatse. Het aspect water vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling.

De uiteindelijke wijze van berging dient afgestemd te worden met de gemeente en het waterschap. Het hemelwatersysteem dient in een latere fase verder gedimensioneerd en civieltechnisch uitgewerkt te worden.

Op basis van onderhavige analyse kan geen specifieke uitspraak gedaan worden over de infiltratiecapaciteit van het besluitgebied. Voor de kleilaag wordt er vanuit gegaan dat deze niet geschikt is voor infiltratie. Indien het voornemen bestaat hemelwater te infiltreren in de diepere zandlagen wordt geadviseerd onderzoek te verrichten naar deze zandlaag (dikte en doorlatendheid).

Gezien het terrein lager ligt dan de omgeving en om de benodigde ontwateringsdiepte te behalen wordt aanbevolen het terrein op te hogen. Tevens wordt aanbevolen wordt om het vloerpeil circa 20 tot 30 cm hoger te realiseren dan de Schellenkrans. Hiermee wordt voorkomen dat water de woning binnenstroomt als er bij heftige buien water-op-straat staat.

Digitale watertoets

Het besluitgebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Rijn en IJssel. Voor het doorlopen van de watertoets gebruikt dit waterschap de website www.dewatertoets.nl. Het waterschap kijkt, op basis van de antwoorden die op de website worden ingevuld, of bij de ruimtelijke ontwikkeling voldoende rekening is gehouden met de waterhuishouding ter plaatse en geeft een wateradvies.

Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het initiatief relevant zijn. Voor dit initiatief is op 20 april 2023 de digitale watertoets doorlopen. Deze is als Bijlage 6 bijgevoegd. Ten aanzien van wateradvies geldt er voor het initiatief een normale procedure.

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van het voorgenomen initiatief.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

Algemeen

Op basis van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a, van het Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst, hoe er wordt omgegaan met de aspecten archeologie en cultuurhistorie. De bescherming van archeologische waarden is verankerd in de Erfgoedwet. Het belangrijkste doel van deze wet is de bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten.

Toetsing

Archeologie

Het besluitgebied ligt volgens het bestemmingsplan 'Archeologie' in een zone met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' met een gebiedsaanduiding 'specifieke vorm van waarde - lage archeologische verwachting'. Archeologisch onderzoek is noodzakelijk bij bodemingrepen groter dan 2.500 m2 en dieper dan 50 cm-mv.

De totale oppervlakte van de twee woningen zal minder dan 2.500 m2 beslaan. Om deze reden is het niet noodzakelijk een archeologisch onderzoek uit te voeren.

Cultuurhistorie

De gemeente Zevenaar heeft een 'Cultuurhistorische waardenkaart Zevenaar-Rijnwaarden' vastgesteld. Op deze kaart wordt geen melding gemaakt van cultuurhistorische objecten, elementen, structuren of andere cultuurhistorisch relevante zaken in het besluitgebied.

Conclusie

Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.

4.8 Ecologie

Algemeen

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet, in het kader van de Wet natuurbescherming, in beeld worden gebracht of er sprake is van invloeden op natuurwaarden en beschermde soorten.

Toetsing

Quickscan natuurtoets

Door Buro Ontwerp & Omgeving is in mei 2023 een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd. Dit onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 7.

Gebiedsbescherming

Het besluitgebied is niet gelegen binnen de grenzen van een gebied dat is aangewezen als Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied bevindt zich op circa 2,9 kilometer ten zuiden van het plangebied en betreft de Rijntakken. Andere Natura 2000-gebieden op minder dan 10 km afstand zijn de in Nederland gelegen Veluwe (ca. 8,4) en de in Duitsland gelegen 'VSG Unterer Niederrhein' (ca. 6 km), 'Rhein-Fischschutzzonen zwischen Emmerich und Bad Honnef' (ca. 8,3 km) en 'NSG Salmorth, nur Teilfläche' (ca. 8,5 km).

Gezien het type werkzaamheden en de ligging van het besluitgebied ten opzichte van de Natura 2000-gebieden zijn er geen negatieve effecten als oppervlakteverlies, versnippering, verontreiniging, verdroging, optische verstoring en verstoring door trilling, geluid en mechanische effecten. Door het gebruik van werktuigen kunnen er wel indirecte gevolgen zijn door stikstofdepositie vanuit de lucht. Omdat Natura 2000-gebieden op minder dan 10 km afstand van het besluitgebied liggen vindt er mogelijk stikstofdepositie plaats op stikstofgevoelige habitattypen van deze gebieden. Om eventuele effecten van de stikstofuitstoot op nabijgelegen Natura 2000-gebieden inzichtelijk te maken is een AERIUS-berekening uitgevoerd.

Het besluitgebied ligt op circa 1.500 meter afstand van het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en circa 2.800 meter van de Groene Ontwikkelingszone (GO). Gezien de ligging buiten deze gebieden worden de kernkwaliteiten en ontwikkelingsdoelen van het GNN en de GO bij de werkzaamheden niet aangetast.

Soortenbescherming

Naar aanleiding van de quickscan kan worden geconcludeerd dat er geen negatieve effecten zullen zijn op strikt beschermde plant- en diersoorten. Er zijn geen vaste rust- en verblijfplaatsen van strikt beschermde soorten geconstateerd. Er is daarom geen nader ecologisch onderzoek nodig en de werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd zonder een ontheffing van de Wet natuurbescherming.

Het kan zijn dat algemene diersoorten tijdens de werkzaamheden in het besluitgebied voorkomen. Hierbij moet de algemene zorgplicht in acht worden genomen (artikel 1.11 Wnb). Handelingen die nadelige effecten hebben moeten worden voorkomen. Indien dit niet mogelijk is moeten maatregelen worden genomen om negatieve effecten te voorkomen.

Effectbeoordeling stikstofdepositie

Door Witjes Milieuadvies is in april 2023 een 'Effectbeoordeling Stikstofdepositie' uitgevoerd, die is bijgevoegd als Bijlage 8.

Uit de AERIUS-berekening blijkt dat er geen stikstofdepositie groter dan 0,00 mol/ha/jaar plaatsvindt in de gebruiksfase. Er is dus geen significante toename als gevolg van voorliggend project. Er is ook voor de aanlegfase een AERIUS-berekening uitgevoerd. Ook in de aanlegfase blijkt dat er geen depositie groter dan 0,00 mol/ha/jaar plaatsvindt.

Met betrekking tot stikstofdepositie kan worden opgemerkt dat er geen significante effecten zijn op Natura 2000-gebieden en dat er geen passende beoordeling nodig is.

Conclusie

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.

4.9 Verkeer en parkeren

Algemeen

Bij ruimtelijke plannen moet worden aangetoond dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor de verkeer- en parkeersituatie ter plaatse.

Toetsing

Verkeer

De realisatie van de twee woningen in het besluitgebied zorgt voor een verkeersaantrekkende werking.

Voor wat betreft het te verwachten aantal verkeersbewegingen per woning is uitgegaan van de CROW-publicatie uit 2018 'Toekomstbestendig parkeren'. Uitgaande van 2 keer 'Koop, huis, vrijstaand', met de verstedelijkingsgraad 'Matig stedelijk' en het gebiedstype 'Rest bebouwde kom' is het aantal verkeersbewegingen gemiddeld 8,2 per woning per dag. Dit betekent dat met de realisatie van de ontwikkeling in totaal 16,4 verkeersbewegingen per dag tot stand komen.

De woningen worden ontsloten op de Schellenkrans. De Schellenkrans is voor de woonwijk een belangrijke doorgaande weg. Deze straat heeft dan ook voldoende capaciteit om de zeer beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen op te vangen.

Parkeren

Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt bepaald door de aard en omvang van de activiteit waarin het plan voorziet.

Om de parkeerbehoefte te bepalen, is gebruik gemaakt van de regels behorende bij het 'Paraplubestemmingsplan parkeren gemeente Zevenaar'. Bij de berekening van de parkeerbehoefte is uitgegaan van twee woningen in de categorie 'Koop, vrijstaand' in 'Rest bebouwde kom'. Hiervoor wordt een parkeernorm van 2,2 parkeerplaatsen per woning gehanteerd.

Beide woningen krijgen een zeer ruimte oprit. De opritten zijn circa 14 meter diep en 8 meter breed. Hier is meer dan voldoende ruimte om de vereiste 2,2 parkeerplaatsen per woning te realiseren. De afbeelding 'Situatietekening toekomstige situatie' in paragraaf 2.2 laat zien dat er minimaal drie parkeerplaatsen per woning op eigen terrein worden gerealiseerd. Hiermee voldoet het initiatief aan de parkeernormen zoals gesteld in de regels behorende bij het 'Paraplubestemmingsplan parkeren gemeente Zevenaar'.

Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.

4.10 Kabels en leidingen

Algemeen

Bij ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van ondergrondse planologisch relevante kabels en leidingen.

Toetsing

In het besluitgebied zijn geen kabels en leidingen gelegen, die een juridisch- planologische bescherming genieten. Het besluitgebied valt niet samen met een zakelijk rechtstrook of een toetsingszone van een leiding, lijn of straalverbinding - gemeten uit het hart van een kabel, leiding of verbinding.

Om de overige kabels en leidingen in het besluitgebied te inventariseren wordt voor de werkzaamheden een zogenaamde KLIC-melding verricht. Aan de hand van deze KLIC -melding wordt met de betreffende kabels- en leidingenbeheerders afspraken gemaakt voor eventuele aanpassingen mocht dat nodig blijken.

Conclusie

Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

In voorgaande hoofdstukken is de realisatie van twee woningen in de tuin van de Schellenkrans 61 in Zevenaar besproken. In voorliggende ruimtelijke onderbouwing is een toets naar de relevante beleids-, milieu- en omgevingsaspecten uitgevoerd. In dit hoofdstuk wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Bij het eerste gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het initiatief samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een bestemmingsplan of omgevingsvergunning voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is. Bij het tweede gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen.

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende initiatief betreft een particulier initiatief op particuliere grond. Met het initiatief zijn geen kosten voor de gemeente gemoeid, anders dan kosten die op basis van de gemeentelijke legesverordening in rekening zullen worden gebracht. Het initiatief betreft geen ontwikkeling waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan noodzakelijk is. De financiële uitvoerbaarheid wordt daarmee geacht te zijn aangetoond.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Met de direct omwonenden is het initiatief voor de nieuwbouw van twee vrijstaande, levensloopbestendige woningen besproken.

Op 30 mei 2023 is het plan besproken met de bewoners van Schellenkrans 56 en 58 en op 31 mei 2023 is het plan besproken met de bewoners van Schellenkrans 54 en 60. De tekening met de aanzichten, plattegronden en doorsneden evenals de situatietekening zijn aan de directe buren verstrekt.

De bewoners gaven aan het te waarderen dat de plannen vooraf met hun zijn besproken. In het algemeen kan gesteld worden dat de bewoners waardering hebben voor het plan. Ze gaven daarbij wel aan het jammer dat hun uitzicht veranderd. In de bouwmassa heeft de architect hier zoveel mogelijk rekening mee gehouden door de woningen met een kap vorm te geven welke direct na de begane grond begint, op maximaal 3,5 meter. In het midden gebied van het plan is de bouwmassa bewust laag gehouden om daarmee de bouwmassa zoveel mogelijk te beperken. Tot slot wordt qua materialisering en kleurstelling aansluiting gezocht bij de bestaande omliggende bebouwing.

Hiermee is de maatschappelijke uitvoerbaarheid aangetoond.

Hoofdstuk 6 Conclusie

In voorgaande hoofdstukken is de realisatie van twee vrijstaande woningen in Zevenaar besproken. In voorliggende ruimtelijke onderbouwing is een toets naar relevante beleids-, milieu- en omgevingsaspecten uitgevoerd. In dit hoofdstuk worden hier de voornaamste conclusies uitgetrokken.

Voorliggend initiatief voorziet in de realisatie van twee vrijstaande woningen in de tuin van de woning aan de Schellenkrans 61 in Zevenaar. De bestaande schuur zal worden gesloopt en worden vervangen door nieuwbouw woningen. De woningen worden duurzaam, gasloos en levensloopbestendig uitgevoerd. Beide woningen krijgen een grote oprit waar voldoende ruimte is om de parkeerbehoefte op te vangen. Tot slot passen de nieuwe, vrijstaande woningen goed in het straatbeeld van de Schellenkrans. Ter hoogte van de nieuwe woningen bevinden zich voornamelijk vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen.

Voorliggend initiatief voorziet in de realisatie van kwalitatieve woningen die een bijdrage leveren aan het lokale woningaanbod en aansluiten op de bestaande bebouwingsopzet in maat, schaal en uitstraling van de omgeving. Bovendien blijkt uit de toetsing aan de verschillende milieu- en haalbaarheidsaspecten dat er voldaan wordt aan de wet- en regelgeving voor wat betreft de diverse aspecten en er geen nadelige effecten op de bestaande situatie in en in de omgeving van het besluitgebied te verwachten zijn.