Plan: | Ossenwaard 15, Herwen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0299.PV00OSSENWAARD15-VA01 |
Op het perceel Ossenwaard 15 is een woning aanwezig. De initiatiefnemer is voornemens de woning aan de zuidwestzijde uit te breiden in de ter plaatse aanwezige grondwal.
Op basis van het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2008’ (vastgesteld op 18 oktober 2011) is de uitbreiding van de woning niet toegestaan. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) biedt de mogelijkheid voor het bevoegd gezag om, ondanks de strijdigheid met het bestemmingsplan, een omgevingsvergunning te verlenen voor de ontwikkeling. Hierbij wordt als voorwaarde gesteld dat de betreffende activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing toont aan dat het initiatief hieraan voldoet.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar heeft daarom het voornemen om met toepassing van artikel 2.10 in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3, van de Wabo een omgevingsvergunning te verlenen voor onderhavig initiatief.
Het besluitgebied is gelegen aan de Ossewaard 15 in het buitengebied (Ossenwaard) van de gemeente Zevenaar, op 620 m ten noordwesten van de kern Herwen. De Ossenwaard heeft geen doorgaande functie, maar betreft een ontsluitingsweg voor een drietal erven.
Op de navolgende afbeeldingen zijn de globale ligging en begrenzing van het besluitgebied weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het besluitgebied wordt verwezen naar Bijlage 1 bij deze ruimtelijke onderbouwing.
Globale ligging besluitgebied
Globale begrenzing besluitgebied
Voor het besluitgebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied 2008'. Dit bestemmingsplan is op 19 mei 2009 vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Rijnwaarden Op de navolgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan weergegeven. De begrenzing van het besluitgebied is gelegen binnen de rode ovaal.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Buitengebied 2008'
Op grond van het geldende bestemmingsplan geldt ter plaatse van het besluitgebied de bestemming 'Agrarisch gebied'. Hier zijn alleen ter plaatse van de aanduiding 'W' gebouwen en andere bouwwerken, ten behoeve van de agrarische bestemming toegestaan. Aangezien ter plaatse van het besluitgebied geen sprake is van de aanduiding 'W' is een woning niet toegestaan.
De woning waarop de uitbreiding betrekking heeft is in 2011 mogelijke door middel van een afwijking van het bestemmingsplan.
Voor het besluitgebied geldt daarnaast het 'Paraplubestemmingsplan parkeren gemeente Zevenaar'. Dit bestemmingsplan regelt het gemeentelijk parkeerbeleid.
Om de uitbreiding alsnog mogelijk te maken, moet door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar op basis van artikel 2.10 in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3, van de Wabo een omgevingsvergunning worden verleend.
Voorliggende ruimtelijke onderbouwing bestaat uit deze toelichting en een kaart met het besluitgebied. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in Hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie en de toekomstige situatie. In Hoofdstuk 3 volgt de haalbaarheid van het plan. Naast de economische uitvoerbaarheid dient het plan ook op aspecten als beleid, milieu, water, ecologie, archeologie en verkeer en parkeren uitvoerbaar te zijn. Het laatste Hoofdstuk is gewijd aan de afweging ten aanzien van het initiatief en de uiteindelijke conclusie.
In dit hoofdstuk wordt de beoogde ontwikkeling omschreven. Hierbij wordt als eerste ingegaan op de bestaande situatie in het besluitgebied, waarna de beoogde ontwikkeling nader toegelicht wordt.
In het verleden was het perceel waar het besluitgebied deel van uit maakt, in gebruik ten behoeve van een kleinschalig akkerbouwbedrijf. Momenteel is er geen sprake meer van agrarische bedrijvigheid.
Op het perceel zijn twee woningen (Ossenwaard 13 en Ossenwaard 15) aanwezig. Naast de woningen zijn er een aantal bijgebouwen aanwezig. Het besluitgebied waarbinnen de uitbreiding plaats gaat vinden, betreft een deel van een grondwal die verder zal blijven behouden.
Het voornemen bestaat om de bestaande woning aan de zuidwestzijde in de grondwal uit te breiden met circa 47,5 m². De uitbreiding voorziet in een slaapkamer in het souterrain, een wellnessruimte in de kelder en in de uitbreiding van woonkamer van het woonhuis. Op navolgende afbeeldingen is een sfeerimpressie en de toekomstige indeling van het woonhuis weergegeven.
Sfeerimpressie toekomstige situatie
Indeling toekomstige situatie
Voorliggend initiatief betreft het juridisch-planologisch mogelijk maken van de uitbreiding van een woning. Door het vergroten van de woning worden extra ruimtes met verschillende functies (slaapkamer, wellness) toegevoegd en krijgt de woonkamer een meer courante afmeting. Met het initiatief krijgt de woning een upgrade en voldoet het weer voor een lange tijd aan de wensen en eisen van de huidige tijd.
De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit heeft op 11 december 2018 akkoord gegeven aan de beoogde uitbreiding.
Ten behoeve van de planologische procedure moet de uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. Het al dan niet voldoen aan verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuwe ontwikkeling ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. Hierbij moet worden gedacht aan onder meer het ruimtelijke beleid van de hogere overheden en de gemeente zelf, milieuaspecten als geluid, bodem en hinder van bedrijven, water, externe veiligheid, archeologie en economische haalbaarheid. De beoogde ontwikkeling is op deze aspecten getoetst. In dit hoofdstuk is aangegeven wat hiervan de resultaten zijn.
In deze paragraaf wordt een analyse gegeven van het relevante beleidskader. De beleidsnota's die direct of indirect doorwerken in voorliggend bestemmingsplan, worden in deze paragraaf behandeld. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied is het relevante beleid op Europees niveau buiten beschouwing gelaten en op Rijksniveau beperkt gehouden. Per bestuurslaag is een korte samenvatting gegeven van de meest relevante aspecten uit de verschillende beleidsnota's, alsmede de consequenties voor het voorliggende plan.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
(Barro)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bepaalt welke kaderstellende uitspraken van het kabinet bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het gaat onder meer om nationale belangen als Rijksvaarwegen, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en Primaire waterkeringen.
Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten. Dit belang staat beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte binnen een breder kader van een goed systeem van ruimtelijke ordening.
Met de ladder worden eisen gesteld aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De toelichting bij een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien die ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Toetsing rijksbeleid
Voorliggend initiatief ziet toe op het uitbreiden van een woning. Het initiatief wordt niet aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Om die reden is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.
Met het initiatief zijn geen overige nationale belangen gemoeid.
Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie richt zich formeel op de komende tien jaar, maar wil ook een doorkijk bieden aan Gelderland op een langere termijn. Veel maatschappelijke vraagstukken zijn zo complex dat alleen een gezamenlijke inzet succesvol kan zijn. In de omgevingsvisie zijn de opgaven voor Gelderland daarom in nauwe samenwerking met partners uitgedacht. Daarbij kijken de provincie en partners vanuit een integraal en internationaal perspectief naar Gelderland. Met deze bestuurlijke strategie kunnen voor Gelderland toekomstbestendige keuzes gemaakt worden.
De provincie heeft in de Omgevingsvisie twee doelen gedefinieerd. Het zijn doelen die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken.
Om deze doelen in beleid te vertalen, hanteert de provincie drie aandachtsgebieden: Dynamisch, Mooi en Divers Gelderland. Ontwikkelingen in Gelderland wil de provincie benaderen vanuit elk van deze drie perspectieven, die elkaar aanvullen:
Voor het aandachtsgebied Dynamisch Gelderland wordt aangegeven dat de provincie en haar partners samen streven naar een vitaal buitengebied:
De gevolgen van de economische recessie en de vastgoedcrisis zijn ook op het platteland sterk voelbaar. In veel regio's willen gemeenten het wonen, de detailhandel en het werken zo veel mogelijk concentreren in de kernen. Bij deze opgave zouden partijen samen moeten inspelen op nieuwe kansen voor de plattelandseconomie en samen moeten anticiperen op bevolkingsdaling, ontgroening en vergrijzing, en op de discrepantie tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt.
De provincie stelt bij initiatieven voor functieverandering dat deze de aanwezige en te ontwikkelen economie en gebiedskwaliteiten moeten versterken. Dit kunnen initiatieven zijn voor wonen en werken. Bijvoorbeeld bij functieverandering of nieuwe landgoederen. Dat betekent:
Omgevingsverordening
De provincie beschikt over verschillende instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.
Toetsing provinciaal beleid
Voorliggend initiatief ziet toe op het uitbreiden van een bestaande (vergunde) woning en is niet in strijd met provinciale belangen.
Liemerse Woonagenda 2017 – 2027
De wethouders Wonen van de Liemerse gemeenten Duiven, Doesburg, Montferland, Rijnwaarden, Westervoort en Zevenaar hebben samen de Liemerse Woonagenda voor de periode 2017-2027 ondertekend. Op 14 november 2017 heeft Gedeputeerde Staten (GS) de woonagenda Liemers 2017 – 2027 vastgesteld, waarmee de agenda nu ook onderdeel is geworden van het provinciaal beleid.
Nieuwbouw dient bij voorkeur plaats te vinden binnen de bestaande woonkernen. Kleinschalige plannen vormen daarbij het uitgangspunt. Ook wordt ruimte geboden voor maatwerk in de verschillende dorpskernen. De gemeenten willen dat oude woningbouwplannen, die niet van de grond komen, goede nieuwe woningbouwplannen niet in de weg zitten. Bovendien zal extra aandacht worden geschonken aan verduurzaming en vernieuwing van de bestaande woningvoorraad. De regionale woningbouwafspraken zijn tot stand gekomen op basis van recent uitgevoerd onderzoek naar de toekomstige woonbehoeftes in de Liemers en doorvertaald naar de verschillende gemeenten. Daarbij is gewerkt met twee varianten; een basisvariant en een plusvariant. De basisvariant gaat voor de gemeente Rijnwaarden uit van een woningbehoefte van 111 nieuwbouw woningen in de periode 2017 – 2027. In de plusvariant wordt een woningbehoefte voor de gemeente Rijnwaarden verondersteld in de periode 2017 – 2027 van 156 woningen. De toevoeging van woningen (en uitbreiding van de woningvoorraad) is noodzakelijk om de woningvraag als gevolg van de toename van het aantal huishoudens te kunnen faciliteren. Zolang de behoefte in de periode 2017 - 2027 lager is dan de voorraad harde plancapaciteit1 hebben gemeenten op grond van de Liemerse woonagenda de vrijheid om naar eigen inzicht, maar met de uitgangspunten uit het kwalitatieve deel, plannen te ontwikkelen.
Uitgaande van een harde plancapaciteit van circa 311 woningen op 1 januari 2017 in de (voormalige) gemeente Rijnwaarden, betekent dit dat er een overschot is van 200 woningen voor de periode tot 2027. Er is daarmee sprake van een overaanbod van harde plannen.
Onderdeel van de afspraken is om gemeenten met overaanbod ruimte te bieden om onder voorwaarden toch nieuwe plannen te kunnen toevoegen. Om deze gemeenten de mogelijkheid te geven om plannen in procedure te brengen, is het noodzakelijk dat er een relatie komt met het terugbrengen van harde plancapaciteit. Soms gaat het om plannen die al jaren geleden zijn opgesteld, maar niet van de grond komen omdat deze niet worden verkocht. Soms gaat het om locaties die geen voorkeur (meer) hebben, omdat deze niet bijdragen aan de opgave die er zijn in bestaande wijken (waar inbreidings- en transformatielocaties beter aansluiten bij de woningbehoefte van ouderen en jongeren). Door actie te ondernemen en deze plannen binnen afzienbare tijd te schrappen krijgen de gemeenten met overcapaciteit ook de ruimte om goede plannen toe te staan.
Toetsing regionaal beleid
Voorliggend initiatief ziet toe op het uitbreiden van een bestaande (vergunde) woning. De uitbreiding betreft een kleinschalige ontwikkeling waarmee een kwalitatief hoogwaardige woning op de locatie wordt behouden en verbeterd. Het plan is in overeenstemming met het regionale beleid.
Algemeen
Aangezien de voormalige gemeente Rijnwaarden tot 1 januari 2018 een zelfstandige gemeente was en thans deel uit maakt van de gemeente Zevenaar is er voor de voormalige gemeente vooralsnog geen specifiek beleid opgesteld. Derhalve wordt voor een deel uitgegaan van de beleidsstukken van de voormalige gemeente Rijnwaarden.
Beleidsregels voor bestaande burgerwoningen in het buitengebied
De voormalige gemeente Rijnwaarden hanteerde uit oogpunt van eenvoud van handhaving oppervlaktematen voor de oppervlaktes van bestaande burgerwoningen in het buitengebied. Op basis van een inventarisatie van de oppervlakte van de bestaande burgerwoningen in het buitengebied (veelal voormalige boerderijen) is voor de gemeente Rijnwaarden een maximale oppervlaktemaat van 150 m² reëel en hanteerbaar. Tevens mogen burgerwoningen eenmalig met 10% worden uitgebreid. De beoogde uitbreiding past binnen de beleidsregels voor bestaande burgerwoningen in het buitengebied.
Omgevingsvisie Gelders Eiland 2030
De Omgevingsvisie Gelders Eiland 2030 is op 25 april 2017 vastgesteld door de gemeenteraad van Rijnwaarden. De visie geeft geen eindbeeld maar een omschrijving van de kernwaarden en kansen voor het gebied. Initiatieven worden getoetst of ze passen binnen de kernwaarden, of deze versterken. De visie voor het Gelders Eiland moet structuur en samenhang brengen en is gericht op samenwerking. De visie heeft de status van een gemeentelijke structuurvisie. Het is een visie die is opgesteld in geest van de aanstaande Omgevingswet en daarom het label 'Omgevingsvisie' heeft. Bij de uitvoering is de gemeente een belangrijke participant. De gemeente zal haar instrumenten en middelen inzetten teneinde de doelen uit de visie te bereiken. De Omgevingsvisie is een integrale visie met als hoofdthema's duurzaam, leefbaar, mooi en toeristisch. Voor deze thema's zijn in de visie een aantal doelen beschreven waarvan enkele relevante doelen hierna per thema zijn beschreven.
Een duurzaam Gelders eiland
Gesteld wordt dat de gemeente achter loopt op het gebied van duurzaamheid en deze achterstand snel wil inhalen. Er wordt bijvoorbeeld gestuurd op particuliere initiatieven op het gebied van klimaatadaptatie zoals minder verhardingen maar meer groen op particulier terrein.
Een leefbaar Gelders Eiland
In de visie wordt aangegeven dat de inwoners van het Gelders Eiland zich zorgen maken over de leefbaarheid van hun dorpen. Leefbaarheid en vitaliteit van dorpen krijgen in de visie een prominente plaats. Het aantrekkelijke wonen op het Gelders Eiland moet onder de aandacht gebracht worden door een marketingstrategie. De gemeente neemt hierin het voortouw. Bij het aantrekken van nieuwe bewoners moet balans in de samenleving blijven.
Een mooi Gelders Eiland
Het Gelders Eiland is een mooi gevarieerd gebied met een lange geschiedenis. Onderhoud en ontwikkeling van de ruimtelijke omgeving staan in het teken van het versterken en tonen van deze kwaliteiten. De realiteit is echter dat door economische en demografische ontwikkelingen steeds meer plekken leeg (komen) te staan. Dit zet de ruimtelijke kwaliteit van de dorpen en het landschap onder druk. Het resterende programma op het vlak van wonen, bedrijvigheid, recreatie en toerisme, moet worden ingezet op locaties waar dit bijdraagt aan een duurzaam, leefbaar of mooi Gelders Eiland. Tot 2025 wordt gerekend op een groei van het aantal huishoudens en daarmee een behoefte aan nieuwe woningen. De gemeente voert regie op de locatiekeuze en -invulling, zowel ruimtelijk als volkshuisvestelijk. Er zijn echter teveel nieuwbouwwoningen gepland. Op basis van regionale afspraken worden daarom grote bouwplannen, zoals Uuleveld en Ficoterrein, heroverwogen. De doelstelling is om hoofdzakelijk te bouwen in de dorpen waarbij de lokale woonbehoefte centraal staat. Om leegstaand van maatschappelijk vastgoed zoals kerken, monumentale panden of fabrieken tegen te gaan wordt gezocht naar mogelijkheden om deze te vormen naar nieuwe woonvormen. Leegstand en verpaupering kan met een nieuw bouwprogramma worden aangepakt.
Een toeristisch Geldersch eiland
Recreatie en toerisme is voor het Gelders Eiland van groeiend economisch belang. Het gebied heeft veel te bieden. Om de moderne consument te bereiken moeten echter stappen worden gezet. Veel voorzieningen zijn gedateerd. Er wordt met name gestuurd op het bieden van ruimte aan en het verbeteren van de bereikbaarheid van de toeristische voorzieningen. Fietsers, lange afstandswandelaars en ruiters krijgen bijvoorbeeld meer ruimte. Verder verdienen de verbinding met het stedelijk gebied en interessante recreatiegebieden in de omgeving verbetering. Gesteld wordt dat een toeristisch Gelders Eiland vooral een kwestie van (digitaal) communiceren is over wat het gebied nu en in de toekomst te bieden heeft. Ter ondersteuning aan de doelstellingen van de visie is een visiekaart opgesteld met aandachtsgebieden voor onder andere kansen voor de dorpen. Onderhavig plangebied is op de visiekaart niet specifiek aangewezen als aandachtsgebied.
Woonvisie Gelders Eiland 2018
De Woonvisie Gelders Eiland 2018 is op 30 mei 2018 vastgesteld door de gemeenteraad van Zevenaar. De visie bestaat uit een visiedeel en het uitvoeringsprogramma. Minimaal elke 2 jaar wordt gekeken of bijstelling van het uitvoeringsprogramma wenselijk is. Dat doet de gemeente samen met haar partners: Woonstichting Vryleve, de huurderbelangenvereniging, ontwikkelaars, makelaars, zorginstellingen die een fysieke component hebben en inwoners.
In de woonvisie voor het Gelders Eiland wordt aangegeven dat er rekening wordt gehouden met een vergrijzende bevolking en een omslag van groei naar krimp van het aantal huishoudens op het Gelders Eiland tussen 2020 en 2030. De eisen die de gemeente aan woningen stelt, verandert hierdoor. Daarnaast stelt de voortgaande extramuralisering in de zorg nieuwe eisen aan de diversiteit van de woningvoorraad. Door de omslag van groei naar krimp en de beperkte sloop moet de bestaande woningvoorraad grotendeels voorzien in de woningbehoefte.
Op gebied van duurzaamheid, levensloopgeschiktheid en uitstraling zijn investeringen nodig om bestaande woningen aantrekkelijk te houden of te maken. Juist bij het ruime aanbod goedkope woningen is dit belangrijk. De gemeente gaat voor leefbare kernen. Met het woningbouwprogramma wordt hier aan bijgedragen. Het uitgangspunt is om woningen hoofdzakelijk in de kernen te bouwen. Woningbouw wordt als middel gezien tegen leegstand en verpaupering. Ruimte om woningen toe te voegen is beperkt. Woningen die wordt toegevoegd, zijn aanvullend op de bestaande voorraad. Om goede plannen ruimte te kunnen bieden, wordt capaciteit bij plannen die niet aansluiten bij de vraag, geschrapt. Dit gebeurt binnen de regionale afspraken. Eén van de uitgangspunten voor de woningbouwopgave is de nadruk op transformatie. Door de veranderende economie en bevolkingsopbouw verliezen panden in bestaande kernen hun functie. Voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid is transformatie van deze panden naar een nieuwe functie belangrijk. Wonen is hierbij vaak een oplossing. Om die reden wordt voor de realisatie van het woningbouwprogramma ingezet op transformatielocaties.
Toetsing gemeentelijk beleid
Voorliggend initiatief ziet toe op het uitbreiden van een bestaande (vergunde) woning. De uitbreiding betreft een kleinschalige ontwikkeling waarmee een kwalitatief hoogwaardige woning op de locatie wordt behouden en verbeterd. Het plan is in overeenstemming met het gemeentelijk beleid.
Algemeen
In het kader van een ruimtelijk plan moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming.
Toetsing
Uit historisch kaartmateriaal blijkt dat de locatie van de woning tot halverwege de jaren '90 wisselend in gebruik is geweest als weiland, akkerland en siertuin. In 1996 is de woning gerealiseerd. In de genoemde periodes betrof het besluitgebied reeds een grondwal. Uit gegevens afkomstig van het bodemloket2 en van de Provincie Gelderland3 blijkt dat in het historisch bodembestand (HBB) wordt vermeld dat de locatie in het verleden voldoende is onderzocht. Voorliggend initiatief ziet toe op het uitbreiden van een bestaande (vergunde) woning. Aangezien daarmee sprake is van een onverdachte locatie en de oppervlakte van de uitbreiding minder is dan 50 m², hoeft geen verkennend bodemonderzoek uitgevoerd te worden.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van het initiatief.
Algemeen
De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door industrie, onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Daarnaast mogen nieuwe ontwikkelingen omliggende bedrijven niet belemmeren in hun bedrijfsvoering.
Toetsing
Voorliggend initiatief ziet toe op het uitbreiden van een bestaande (vergunde) woning die is gelegen aan een doodlopende weg. Daarmee is sprake van de verandering van een geluidgevoelig object. Op circa 200 meter ten zuidwesten van het besluitgebied is de Polderdijk gelegen waarvoor een 60 km/u regime geldt. Vanwege de kleinschaligheid van de ontwikkeling, de te verwachten verkeersintensiteit op de Polderdijk en de afstand tot deze weg is van deze weg geen geluidhinder te verwachten. Verder is er geen sprake van een gezoneerd industrieterrein of een spoorweg in de directe omgeving.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het initiatief.
Algemeen
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM2,5. Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan worden gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.
Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd, kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht, waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moet worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 øg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.
Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.
Toetsing
In het plangebied worden geen nieuwe gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Volgens de ministeriële regeling NIBM draagt een bouwplan met minder dan 1.500 woningen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Toetsing aan de grenswaarden is derhalve niet noodzakelijk. Uit paragraaf 3.3.10 blijkt dat het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de functieverandering niet toeneemt. Daarmee zal geen significante verslechtering van de luchtkwaliteit optreden. In verband met de kleinschaligheid van het initiatief is er geen sprake van een significante blootstellingsduur. Het initiatief heeft eveneens geen betrekking op een gevoelige bestemming (functie) in het kader van het 'Besluit gevoelige bestemmingen'.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Bepaalde maatschappelijke en bedrijfsmatige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de risico's bij de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten.
De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het Bevi). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, bejaardentehuizen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.
Groepsrisico
Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.
Toetsing
Voorliggend initiatief ziet toe op het uitbreiden van een bestaande (vergunde) woning. Met de uitbreiding neemt het aantal personen in de dag- en nachtperiode in het besluitgebied niet toe. Er is daarmee geen sprake van de realisatie van een nieuw (beperkt) kwetsbaar object. Ter indicatie is navolgend een uitsnede van de risicokaart opgenomen.
Uitsnede risicokaart Nederland (besluitgebied ter plaatse van rode marker)
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder door bedrijven. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van de woning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering.
In deze publicatie is lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaats gevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Voor andere omgevingstypen dan een rustige woonwijk kunnen kleinere richtafstanden worden gehanteerd. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Toetsing
Bedrijvigheid in het besluitgebied
Binnen het besluitgebied worden geen functies gerealiseerd die milieuhinder veroorzaken. De uitbreiding kan worden aangeduid als milieuhindergevoelig.
Bedrijvigheid in de omgeving van het besluitgebied
Naast voorgenoemde toetsing moet onderzocht worden of de functie in het besluitgebied hinder ondervindt van hinderveroorzakende functies in de omgeving van het besluitgebied. In de omgeving van het besluitgebied bevindt zich geen bedrijvigheid anders dan veehouderijen waarvoor het aspect geur van belang is. Het aspect geur wordt beschreven in paragraaf 3.3.6.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen aanwezig zijn voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt in eerste instantie het wettelijk kader bij de beoordeling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft hiervoor geurbelastings- en afstandsnormen in relatie met geurgevoelige objecten in de nabijheid van de (geprojecteerde) veehouderij.
De Wgv heeft betrekking op twee aspecten. Ten eerste speelt de geurbelasting een rol bij de beoordeling of er in het kader van een goede ruimtelijke ordening een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Ten tweede moet bij de belangenafweging voor een zorgvuldige besluitvorming worden nagegaan of een partij niet onevenredig in haar belangen wordt geschaad.
Toetsing
Voorliggend initiatief ziet toe op het uitbreiden van een bestaande (vergunde) woning. De uitbreiding kan worden gezien als een geurgevoelig object. De meest nabij gelegen veehouderij betreft een varkenshouderij aan de Polderdijk 75 op een afstand van 145 meter. Gelet op de kleinschaligheid van het initiatief en de afstand tot dit bedrijf wordt gesteld dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse. Daarnaast wordt gesteld dat het bedrijf niet wordt gehinderd in zijn bedrijfsvoering als gevolg van de uitbreiding.
Conclusie
Het aspect geur vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Beleid
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het besluitgebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. In het Waterbeheerplan 2016-2021 van Waterschap Rijn en IJssel laat het waterschap zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten zij in de samenwerking met haar partners willen leggen. Vanuit die omgevingsverkenning is vervolgens het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor primaire taakgebieden van het waterschap:
Watertoets
Het besluitgebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. Waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel ontwikkeld waarmee met een aantal vragen in beeld te brengen is welke wateraspecten relevant zijn en met welke intensiteit het watertoetsproces doorlopen dient te worden. De vragen zijn gericht op de locatie van de ruimtelijke ontwikkeling en welke veranderingen er mogelijk worden gemaakt.
De intensiteit van het watertoetsproces is afhankelijk van de antwoorden op de vragen. Als erop een categorie 2 vraag een 'ja' is geantwoord, is een uitgebreide watertoets noodzakelijk. Is er op geen van de categorie 2 vragen een 'ja' geantwoord, dan kan een verkorte watertoets doorlopen worden. Als er alleen met 'nee' is geantwoord, dan is het RO-plan waterhuishoudkundig niet van belang en hoeft er geen wateradvies bij het waterschap gevraagd te worden.
Navolgend is de watertoetstabel opgenomen. De relevante waterthema's voor de ontwikkeling worden door middel van de watertoetstabel geselecteerd en vervolgens beschreven (wanneer de toetsvraag met 'ja' is beantwoord).
Thema | Toetsvraag | Relevant | Intensiteit |
Veiligheid | 1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
Nee Nee |
2 2 |
Riolering en Afvalwater- keten |
1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
2 1 1 |
Wateroverlast (oppervlakte- water) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2.500 m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
Nee Nee Nee Nee |
2 1 1 1 |
Oppervlakte- waterkwaliteit |
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? |
Nee |
1 |
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? 4. Beoogt het plan aanleg van drainage? |
Nee Nee Nee Nee |
1 1 1 1 |
Grondwater- kwaliteit |
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? |
Nee |
1 |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
nee Nee |
1 2 |
Volksgezond- heid |
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
1 1 |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
Nee Nee Nee Nee |
2 2 1 1 |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee | 1 |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? |
Nee |
2 |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? |
Nee |
1 |
Algemeen
Voorliggend initiatief ziet toe op het uitbreiden van een bestaande (vergunde) woning. Hierbij vinden geen significante ingrepen in de waterhuishouding plaats. De grondwal heeft geen waterkerende functie. Door het Waterschap Rijn en IJssel is aangegeven dat ze geen waterbelang hebben bij de voorgenomen ingreep. Gelet op voorgaande (en de kleinschaligheid van het initiatief) wordt gesteld dat er geen sprake is van een (significant) effect op de waterhuishouding ter plaatse.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Op basis van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a, van het Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst, hoe er wordt omgegaan met de aspecten archeologie en cultuurhistorie. De bescherming van archeologische waarden is verankerd in de Erfgoedwet. Het belangrijkste doel van deze wet is de bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten.
Toetsing
Archeologie
Volgens de 'Archeologische beleidskaart gemeente Rijnwaarden' is de locatie gelegen in een gebied met een lage verwachting op archeologische resten vanaf het maaiveld. Hiervoor geld dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij geplande bodemingrepen van 5.000 m² of mee en dieper dan 0,3 m -mv. Voorliggend initiatief ziet toe op het uitbreiden van een bestaande (vergunde) woning met minder dan 50 m² waarmee niet aan het criteria wordt voldaan voor wat betreft de verplichting tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek.
Cultuurhistorie
De bestaande woning is, en de uitbreiding zal in de grondwal worden gesitueerd. Landschappelijk gezien is de grondwal waardevol om te behouden. Derhalve is de architectuur van de woning en de uitbreiding hierop aangepast. In het besluitgebied bevinden zich verder geen monumenten of andere cultuurhistorische waarden .
Conclusie
De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet, in het kader van de Wet natuurbescherming, in beeld worden gebracht of er sprake is van invloeden op natuurwaarden en beschermde soorten.
Toetsing
Om een inschatting te kunnen maken van de risico's voor flora en fauna als gevolg van de voorgenomen uitbreiding is in april 2019 door Foreest Groen Consult een 'Risicobeoordeling Flora en fauna' uitgevoerd4. De notitie is als Bijlage 2 opgenomen. Navolgend zijn in het kort de resultaten van de risicobeoordeling beschreven.
Gebiedsbescherming
De locatie ligt niet in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingszone (GO). Het plangebied ligt op 860 meter afstand van Natura 2000 gebied 'Rijntakken omgeving van de Bijlandt' en op 900 meter afstand van Natura 2000 gebied 'Rijntakken (Rijnstrangen)'. Deze beide gebieden zijn zowel aangewezen voor de habitatrichtlijn als voor de vogelrichtlijn. Gezien de afstand tot deze gebieden en de aard en beperkte omvang van de ontwikkeling zijn geen negatieve effecten te verwachten.
Soortenbescherming
Voor wat betreft de huismus wordt geadviseerd om de werkzaamheden aan de dakconstructie buiten de broedperiode (15 augustus - 1 maart) uit te voeren. Verder wordt geadviseerd om in de periode 1 maart - 1 oktober voor eventuele tijdelijke gronddepots maatregelen te treffen in verband met de rugstreeppad. Hiermee worden negatieve effecten op deze soorten voorkomen. Een negatief effect op overige beschermde planten- of diersoorten, zoals steenuil, vleermuis en oeverzwaluw, is niet te verwachten. Een nader onderzoek naar het aspect flora en fauna is daarom niet nodig.
Conclusie
Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Bij ruimtelijke plannen moet worden aangetoond dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor de verkeer- en parkeersituatie ter plaatse.
Toetsing
Verkeer
Voorliggend initiatief ziet toe op het uitbreiden van een bestaande (vergunde) woning. De voorgenomen uitbreiding leidt niet tot een toename van het aantal verkeersbewegingen in de omgeving van het besluitgebied.
Parkeren
Met het initiatief is geen sprake van een ontwikkeling met een extra parkeerbehoefte.
Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Conform artikel 3.1.6 van het Bro dient bij het opstellen van een bestemmingsplan dan wel ruimtelijke onderbouwing onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een project kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Bij het eerste gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is. Bij het tweede gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen.
Economische uitvoerbaarheid
Het plan wordt op particulier initiatief gerealiseerd. De kosten in verband met de realisatie zijn dan ook voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten voor het volgen van de procedure zullen via de gemeentelijke legesverordening aan de initiatiefnemer worden doorberekend. Met de initiatiefnemer is een planschadeovereenkomst gesloten, waarin deze verklaart de volledige mogelijke planschade voor zijn/haar rekening te nemen. Voor de gemeente zijn er geen andere kosten verbonden aan dit plan, waardoor het vaststellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk is. De economische uitvoerbaarheid wordt hiermee geacht te zijn aangetoond.
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Overleg
De initiatiefnemer heeft, voor zover mogelijk, overleg gehad met de gebruikers/eigenaren van de omliggende percelen. Uit dit overleg zijn geen bezwaren met betrekking tot de ontwikkeling naar voren gekomen.
Procedure
Op grond van artikel 3.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is op het verlenen van deze omgevingsvergunning de uitgebreide procedure van toepassing. Dit houdt in dat de 'uniforme openbare voorbereidingsprocedure' (afd. 3.4 Awb) moet worden gevolgd.
De uitgebreide procedure duurt zes maanden en kan worden verlengd met zes weken. Voorafgaand aan de terinzagelegging geeft de gemeente in de Zevenaar Post kennis van het ontwerp. In de kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage liggen, wie in de gelegenheid worden gesteld om zienswijzen naar voren te brengen en op welke wijze dit kan geschieden.
Het ontwerpbesluit van de omgevingsvergunning met de daarop betrekking hebbende stukken heeft van 8 december 2019 tot 4 februari 2020 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen in te dienen op het ontwerpbesluit. Er zijn geen zienswijzen naar voren gebracht.
In voorgaande hoofdstukken is de uitbreiding van een woning in het buitengebied van Zevenaar besproken. In voorliggende ruimtelijke onderbouwing is tevens een toets naar relevante beleids-, milieu- en omgevingsaspecten uitgevoerd. In dit hoofdstuk worden hier de voornaamste conclusies uitgetrokken.
Met het initiatief wordt op het perceel Ossenwaard 15 de uitbreiding van een woning in een grondwal mogelijk gemaakt. De uitbreiding betreft een kleinschalige ontwikkeling waarmee een kwalitatief hoogwaardige woning op de locatie word behouden en verbeterd.
Bovendien blijkt uit de toetsing aan de verschillende milieu- en haalbaarheidsaspecten dat voldaan wordt aan de wet- en regelgeving voor wat betreft de diverse aspecten en er geen nadelige effecten op de bestaande situatie in en in de omgeving van het besluitgebied te verwachten zijn.