direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Hoevestraat 7, Zevenaar
Status: ontwerp
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0299.PV00INRITHOEVESTR7-ON01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het voornemen bestaat om ten behoeve van het glastuinbouwbedrijf, gevestigd aan de Hoevestraat 7 in Zevenaar, een nieuwe uitweg te realiseren om de bereikbaarheid van het bedrijf voor vrachtverkeer te verbeteren. De nieuwe uitweg zal nabij de inrit van de bebouwing aan de Hoevestraat 12 worden aangelegd. De bestaande inrit, voorbij de Hoevestraat 10, blijft behouden voor gebruik van de omwonenden behouden maar wordt deze weg afgesloten voor het bedrijfsverkeer. Door de aanleg van een geschikte uitweg worden ruimtelijke kansen gebruikt en kan de verkeersveiligheid voor de buurt gewaarborgd worden. De aanleg en het gebruik van de nieuwe uitweg is op basis van het geldende bestemmingsplan niet toegestaan.

De gemeente Zevenaar heeft aangegeven onder voorwaarden medewerking te willen verlenen aan het initiatief. Eén van deze voorwaarden is het leveren van een goede ruimtelijke onderbouwing die ingaat op de verantwoording en haalbaarheid van de gewenste ontwikkeling alsmede de noodzakelijke onderzoeken bevat. Voorliggend document vormt deze goede ruimtelijke onderbouwing en toont de haalbaarheid van het initiatief aan. Ten grondslag aan deze ruimtelijke onderbouwing ligt het bepaalde zoals vermeld in artikel 2.12, lid 1, sub a onder 3 van de Wabo.

1.2 Besluitgebied

Het besluitgebied, gelegen aan de Hoevestraat 7 in het buitengebied van Zevenaar, staat kadastraal bekend als nummers 25, 47, 276, 264, 273 en 277, sectie N. Het besluitgebied wordt begrensd door omliggende woonpercelen en bedrijfsbebouwing. Ten noordoosten van het besluitgebied bevindt zich op een afstand van 2,7 km de snelweg A12 en op een afstand van 350 meter is de Rhijnspoorlijn (Emmerik - Arnhem) gelegen.

Op de navolgende afbeeldingen zijn de globale ligging en begrenzing van het besluitgebied weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het besluitgebied wordt verwezen naar Bijlage 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV00INRITHOEVESTR7-ON01_0001.jpg"

Figuur 1 Globale ligging besluitgebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV00INRITHOEVESTR7-ON01_0002.jpg"

Figuur 2 Globale begrenzing besluitgebied

1.3 Geldende planologische regeling

Voor de gronden in het besluitgebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Zevenaar Noord 2018' dat op 10 juni 2020 is vastgesteld door de raad van de gemeente Zevenaar.

Op grond van het vigerende bestemmingsplan heeft het besluitgebied de bestemming 'Agrarisch'. Ter plaatse van het besluitgebied geldt tevens de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelmatige verwachting'. Op basis van de geldende juridisch-planologische regeling mag een nieuwe uitweg niet worden aangelegd.

Op de navolgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan weergegeven. Het besluitgebied is hierop met een rode omkadering weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV00INRITHOEVESTR7-ON01_0003.jpg"

Figuur 3 Uitsnede geldend bestemmingsplan

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding vormt samen met de regels het juridische bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord.

De toelichting bestaat uit vijf hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in Hoofdstuk 2 een beschrijving van de bestaande situatie en de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van het ruimtelijke beleidskader van de verschillende overheden waaraan het plan moet voldoen. Hoofdstuk 4 bevat de milieu- en omgevingsaspecten van het plan. Het laatste hoofdstuk (Hoofdstuk 5) is gewijd aan de concluderende afweging ten aanzien van de ontwikkeling.

Hoofdstuk 2 Gebieds- en planbeschrijving

2.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt de beoogde ontwikkeling omschreven. Hierbij wordt als eerste ingegaan op de bestaande situatie in het besluitgebied, waarna de beoogde ontwikkeling nader toegelicht wordt.

2.2 Bestaande situatie

In de bestaande situatie zijn in het noordelijke deel van en rondom het besluitgebied bomen en struiken aanwezig. Het zuidelijke deel van het besluitgebied wordt gebruikt voor opslag van materiaal en werktuigen ten behoeve van de uitoefening van het glastuinbouwbedrijf. In de bestaande situatie is het glastuinbouwbedrijf bereikbaar via de Hoevestraat nabij huisnummer 10. Deze weg beschikt ten opzichte van de grootte van de voertuigen niet over voldoende capaciteiten voor de omvang van het huidige gebruik. Als gevolg daarvan kan de verkeersveiligheid en een goede bereikbaarheid niet meer gewaarborgd worden. Tevens gebeurt het parkeren ongestructureerd langs de bestaande inrit en op het terrein.

De volgende afbeelding geeft een impressie van het besluitgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV00INRITHOEVESTR7-ON01_0004.jpg"

Bomen in het noordelijke deel van het besluitgebied

2.3 Toekomstige situatie

De nieuwe uitweg

In de toekomstige situatie wordt er een nieuwe uitweg aangelegd die in L-vorm van de noordzijde van het besluitgebied richting het zuiden en vervolgens voor een klein deel richting het oosten verloopt. De nieuwe uitweg sluit aan op de Hoevestraat en loopt ten oosten van een bestaande inrit van de woningen aan de Hoevestraat 12A en 12B. Bij de aansluiting op de Hoevestraat is de nieuwe uitweg elf meter breed en versmalt in de verder verloop tot een breedte van doorgaans vijf meter. Qua materiaal wordt gekozen voor betonklinkers bij de aansluiting op de Hoevestraat en stelconplaten voor de nieuwe uitweg. Om de bestaande ontsluitingsweg van het glastuinbouwbedrijf te ontlasten wordt de tot in het heden gebruikte weg gesloten voor vrachtwagens en landbouwverkeer.

Groen

Ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing van de nieuwe uitweg worden de groenstructuren binnen en rondom het besluitgebied aangepast. Om de uitweg te kunnen aanleggen worden in het noordelijke deel bomen gekapt en beplanting verwijderd. De bestaande beplanting zoals hagen rondom het zuidelijke deel van het besluitgebied blijven behouden. Aangezien binnen het besluitgebied een herplantingsplicht geldt, worden bomen en hagen rondom de nieuwe uitweg herplant. Tussen de inrit van huisnummer 12A en 12B en de nieuwe uitweg wordt een groenstrook aangelegd. Deze groenstrook bestaat vooral uit nieuw aan te planten bomen waardoor tussen de verharding van beide uitwegen een afstand van 5 meter ontstaat. Aan de oostzijde van de nieuwe uitweg worden essen of elzen herplant. Tevens wordt een haag van groenblijvende soorten, te denken aan laurier, geplant om het jaar rond een goed woon- en leefklimaat voor de nabij gelegen woningen te kunnen waarborgen. Deze haag zal doorlopen tot buiten het besluitgebied, voorlangs de keerwanden van de werktuige. Langs de opslag snippers worden bomen geplant.

Parkeren

Ook wordt er in de toekomstige situatie aandacht besteed aan het herstructureren van de parkeerplaatsen in en rondom het besluitgebied. Om parkeeroverlast te voorkomen zijn gestructureerd parkeerplaatsen in en rondom het besluitgebied opgenomen. De parkeerplaatsen worden aangelegd met open beton/grasstenen en zijn afgebakend met groen.

De inrichtingstekening van de toekomstige situatie en de detailaansluiting zijn opgenomen in de navolgende afbeeldingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV00INRITHOEVESTR7-ON01_0005.jpg"

Inrichtingstekening toekomstige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV00INRITHOEVESTR7-ON01_0006.jpg"

Detailaansluiting van de nieuwe uitweg

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Onderdeel van de Omgevingswet is een visie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Met de NOVI neemt het Rijk het voortouw voor een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Nederland. De NOVI richt zich op de volgende vier prioriteiten die onderling veel met elkaar te maken hebben en gevolgen hebben voor het inrichten van de fysieke leefomgeving:

  • Ruimte maken voor de klimaatverandering en energietransitie;
  • De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  • Steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  • Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

In de NOVI staan de keuzes op nationaal niveau, maar in veel gevallen ligt de verantwoordelijkheid bij gemeenten en/of provincies. Op basis van drie uitgangspunten helpt de NOVI bij het wegen van belangen en het maken van keuzes:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • Afwentelen wordt voorkomen.

De nationale belangen zijn geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het gaat bijvoorbeeld om rijksvaarwegen, defensie, ecologische hoofdstructuur, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en primaire waterkeringen.

Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten. Dit belang staat beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte binnen een breder kader van een goed systeem van ruimtelijke ordening.

Met de ladder worden eisen gesteld aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De toelichting bij een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien die ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Toetsing rijksbeleid

Wat onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan is in het Bro opgenomen. Een stedelijke ontwikkeling is volgens het besluit 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet dan worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in het beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd. In voorliggend plan wordt een nieuwe uitweg mogelijk gemaakt. Uit jurisprudentie blijkt dat de aanleg van een weg niet wordt aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Om die reden is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.

Met de ontwikkeling zijn geen overige nationale belangen gemoeid.

3.2 Provinciaal beleid

Gaaf Gelderland

Op 19 december 2018 is de omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland' vastgesteld. In deze visie beschrijft de provincie welke richting de provincie op wil op het gebied van energie, klimaat, water, voedsel en ook hoe de provincie de omgeving wil inrichten.

Om samen een Gaaf Gelderland te bereiken, legt de provincie bij het uitvoeren van haar taken de focus op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van zeven ambities geeft de provincie hier richting aan:

  • energietransitie;
  • klimaatadaptatie;
  • circulaire economie;
  • biodiversiteit;
  • bereikbaarheid;
  • economisch vestigingsklimaat;
  • woon- en leefklimaat.

Voor dit initiatief is de ambitie 'bereikbaarheid' van toepassing. Bereikbaarheid is een kritische succesfactor voor een verbonden samenleving en een krachtige, duurzame Gelderse economie. Mensen willen snel en veilig op hun werk kunnen komen, elkaar kunnen ontmoeten, ervaringen kunnen delen, de vele Gelderse evenementen kunnen bezoeken, grenzen kunnen verleggen. Een sterk netwerk zorgt daarvoor. Het is de taak van de provincie om te zorgen voor de veiligheid en vlotte doorstroming op dit netwerk. Het verkeer en (openbaar) vervoer moet schoner, gezonder en duurzamer. Fossiele brandstoffen raken op en maken plaats voor duurzame energiebronnen, zoals elektrische auto's en waterstofvoertuigen. Hetzelfde geldt voor het beheer en onderhoud van de wegen. Dit gebeurt zo schoon en duurzaam mogelijk; iets wat de provincie als voorwaarde ook aan hun partners meegeeft. Er liggen tal van kansen op het terrein van duurzame mobiliteit: vervoers- en goederensystemen slimmer verbinden, meer oplaadpunten voor elektrische auto's en duurzame tankpunten, stimuleren van fietsgebruik, experimenten met nieuwe duurzame vormen van vervoer, snel internet als alternatief voor fysieke mobiliteit.

Omgevingsverordening

De provincie beschikt over verschillende instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.

Toetsing

Zoals ook beschreven in paragraaf 1.1 van deze ruimtelijke onderbouwing, draagt de aanleg van een nieuwe uitweg bij aan het verbeteren van de bereikbaarheid van het glastuinbouwbedrijf. De uitbouw van de huidige weg is niet wenselijk. In de Omgevingsverordening zijn geen onderwerpen opgenomen die relevant zijn voor het voorliggende initiatief. Het initiatief is niet in strijd met provinciale belangen.

Conclusie

De ontwikkeling is in overeenstemming met de uitgangspunten van het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Zevenaar

In februari 2013 heeft de gemeenteraad de aangepaste Structuurvisie "Samen kijken naar de toekomst 2012-2030" vastgesteld. De visie is opgesteld als kader voor het ruimtelijk beleid tot het jaar 2030 en betreft het gehele grondgebied van Zevenaar. In de structuurvisie wordt ingezet op een vijftal hoofdopgaven:

  • Versterken van de identiteit van Zevenaar met aandacht voor de diversiteit in landschappen, kernen en functies
  • Voldoende plek voor stedelijke ontwikkelingen tot 2030
  • Behoud van kwalitatief goede woon- en werkgebieden en goede voorzieningen
  • Tegengaan van versnippering van de leefomgeving inclusief het leefbaar houden van de kernen
  • Nadrukkelijker inzetten op duurzame ontwikkelingen

De opgaven worden benaderd vanuit de drie kernwaarden: 'verbinden', 'diversiteit' en 'kwaliteit'. Deze kernwaarden vormen de rode draad van waaruit de gemeente Zevenaar de komende jaren werkt.

Voor voorliggend initiatief is het onderdeel 'Mobiliteit en Infrastructuur' van toepassing.

Mobiliteit en Infrastructuur

Een goed toegankelijke, duurzame en veilige infrastructuur is van groot belang voor het goed kunnen wonen, werken en recreëren in Zevenaar. In 2030 kent Zevenaar een samenhangend en robuust verkeer- en vervoersysteem, dat bijdraagt aan een bereikbare gemeente en dat de ruimtelijke en economische kansen en kwaliteiten benut en creëert, binnen de grenzen die vanuit de leefbaarheid en veiligheid worden gesteld

Toetsing gemeentelijk beleid

Het voornemen bestaat om een nieuwe uitweg aan te leggen ten behoeve van het verbeteren van de bereikbaarheid van het glastuinbouwbedrijf. De aanleg van de nieuwe uitweg heeft positieve gevolgen voor de toegankelijkheid van het bedrijf en de veiligheid in en rondom het besluitgebied en van het vrachtverkeer. Met dit initiatief worden ruimtelijke kansen benut.

De ontwikkeling is hiermee in overeenstemming met het gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt getoetst in hoeverre deze ontwikkeling haalbaar is in het kader van milieu- en omgevingsaspecten.

4.1 Bodem

Algemeen

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet aangetoond worden dat de bodem- en grondwaterkwaliteit ter plaatse van het besluitgebied geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

Toetsing

De beoogde ontwikkeling vindt plaats op agrarisch grondgebied dat als 'onverdacht' kan worden bestempeld wat betreft bodemkwaliteit. In dit plan vindt een aanleg van een nieuwe uitweg plaats. Op grond van de beschikbare informatie wordt ter plaatse geen ernstige bodemverontreiniging verwacht. Aangenomen mag worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de toekomstige functie. Daarom acht de gemeente het - in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning - niet noodzakelijk om een bodemonderzoek uit te voeren. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van het initiatief. Omdat de nieuwe uitweg niet wordt gezien als 'verblijfsruimte', zal naar alle waarschijnlijkheid op grond van de Woningwet/Bouwverordening ook geen verplichting voor het uitvoeren van bodemonderzoek gelden.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit initiatief.

4.2 Geluid

Algemeen

De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door industrie, onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en gezoneerde industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.

Toetsing

Met dit initiatief wordt een nieuwe uitweg mogelijk gemaakt ten behoeve van de bereikbaarheid van het glastuinbouwbedrijf. Formeel wordt er dus geen geluidgevoelig object mogelijk gemaakt. Wel moet er in het kader van een goede ruimtelijke ordening beoordeeld worden of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse.

De nieuwe uitweg wordt ingericht als een 30 km/u weg. Voor wegen met een 30 km/u regime geldt geen onderzoekszone op basis van de Wet geluidhinder. Om die reden is akoestisch onderzoek niet noodzakelijk.

Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit initiatief.

4.3 Luchtkwaliteit

Algemeen

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM2,5. Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan worden gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd, kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht, waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moet worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 µg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.

Toetsing

Voorliggende ontwikkeling voorziet in de aanleg van een nieuwe uitweg. De bestaande weg langs Hoevestraat 10 blijft behouden maar wordt afgesloten voor bedrijfsverkeer. De ontwikkeling zorgt niet voor een toename van het aantal verkeersbewegingen. Hiermee kan een nadere toetsing aan het aspect luchtkwaliteit achterwege blijven.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit initiatief.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

Algemeen

Indien door middel van een plan nieuwe, gevoelige functies of milieuhinderveroorzakende functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat een goed leefmilieu binnen en buiten het besluitgebied mogelijk is. Anderzijds mogen omliggende bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast door de realisatie van nieuwe gevoelige functies.

Wat betreft de aanbevolen richtafstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies is de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als leidraad voor milieuzonering gebruikt. In de VNG-publicatie zijn richtafstanden voor diverse omgevings- en gebiedstypen opgenomen. Het gaat onder andere om de volgende omgevings- en gebiedstypen: 'rustige woonwijk', 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'. In een rustige woonwijk en een rustig buitengebied komen vrijwel geen andere functies dan de woonfunctie voor. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een dergelijk gebied komen direct naast woningen andere functies voor, zoals winkels, maatschappelijke voorzieningen, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Voor gemengde gebieden kunnen de aanbevolen richtafstanden met één stap worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf de grens van de locatie van de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van nieuwe of bestaande gevoelige functies.

Toetsing

Met de aanleg van een nieuwe uitweg wordt geen nieuwe milieuhindergevoelige of hinderveroorzakende functie mogelijk gemaakt. En verder toetsing aan dit aspect kan daarom achterwege blijven.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit initiatief.

4.5 Externe veiligheid

Algemeen

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) gehanteerd.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.

Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen en Regeling externe veiligheid inrichtingen (Bevi en Revi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

Circulaire effectafstanden LPG-tankstations

In de circulaire is de effectbenadering uitgewerkt voor LPG-tankstations. Het bevoegd gezag wordt verzocht om rekening te houden met een effectafstand van 60 meter tot (beperkt) kwetsbare objecten. Dit wil zeggen dat deze afstand in beginsel aangehouden moet worden, maar dat gemotiveerd afwijken is toegestaan door het treffen van veiligheidsmaatregelen. Daarnaast wordt verzocht om rekening te houden met een effectafstand van 160 meter tot zeer kwetsbare objecten. Naast de circulaire blijft ook de toetsing aan het Bevi noodzakelijk.

Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)

Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt en basisnet), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb en Revb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.

Toetsing

Onderhavig initiatief heeft betrekking op de aanleg van een nieuwe uitweg. Er wordt daarmee niet voorzien in de realisatie van een kwetsbaar object of een risicovolle inrichting. In de huidige situatie worden over de weg geen gevaarlijke stoffen vervoerd en in de toekomstige sitautie zal dat eveneens niet het geval zijn. Verdere toetsing aan het aspect externe veiligheid kan daarom achterwege worden gelaten.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit initiatief.

4.6 Water

Beleid

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het besluitgebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. In het Waterbeheerplan 2016-2021 van Waterschap Rijn en IJssel laat het waterschap zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten zij in de samenwerking met haar partners willen leggen. Vanuit die omgevingsverkenning is vervolgens het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor primaire taakgebieden van het waterschap:

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water.
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water.
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water.
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.
  • Zorgen voor goede randvoorwaarden voor beroepsvaart op de Oude IJssel: Vaarwegbeheer.

Watertoets

Het besluitgebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Rijn en IJssel. Voor het doorlopen van de watertoets gebruikt dit waterschap de website www.dewatertoets.nl. Het waterschap kijkt, op basis van de antwoorden die op de website worden ingevuld, of bij de ruimtelijke ontwikkeling voldoende rekening is gehouden met de waterhuishouding ter plaatse en geeft een wateradvies.


Op basis van de ingevulde digitale watertoets wordt door het waterschap geconcludeerd dat de ontwikkeling waterschapsbelangen raakt. Hiervoor wordt de normale procedure in gang gezet. De watertoets is bijgevoegd als Bijlage 2.

Het hemelwater dat op de nieuwe uitweg valt, vloeit rechtstreeks af naar de groenstrook en bermen waar het ter plaatse kan infiltreren in de bodem.

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

Algemeen

Op basis van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a, van het Bro moet in een toelichting van een bestemmingsplan bij ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst, hoe er wordt omgegaan met de aspecten archeologie en cultuurhistorie. De bescherming van archeologische waarden is verankerd in de Erfgoedwet. Het belangrijkste doel van deze wet is de bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten. Ergoedwet artikel 5.10, Archeologische toevalsvondst, houdt in dat als men toevallig een vondst doet waarvan vermoed kan worden dat het een archeologische vondst betreft, deze zo spoedig mogelijk gemeld moet worden. Degene die de vondst heeft gedaan is verplicht om de vondst gedurende 6 maanden ter beschikking te stellen voor wetenschappelijk onderzoek.

Toetsing

Archeologie

Ter plaatse van het besluitgebied geldt geen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelmatige verwachting'. Voor deze archeologische verwachting geldt dat bij bodemingrepen groter dan 500m² en dieper dan 0,5 m een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd. Hierbij kan het noodzakelijk zijn om archeologisch onderzoek uit te voeren. Aangezien de bodemingrepen groter zijn dan 500 m² maar alleen 0,3 m diep, kan hiermee een nadere toetsing aan het aspect archeologie achterwege blijven.

Cultuurhistorie

De gemeente Zevenaar heeft een 'Cultuurhistorische waardenkaart Zevenaar-Rijnwaarden' vastgesteld. Op deze kaart wordt geen melding gemaakt van cultuurhistorische objecten, elementen, structuren of andere cultuurhistorisch relevante zaken in het besluitgebied.

Conclusie

Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit initiatief.

4.8 Ecologie

Algemeen

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet, in het kader van de Wet natuurbescherming, in beeld worden gebracht of er sprake is van invloeden op natuurwaarden en beschermde soorten.

Toetsing

Door Axent Groen is in mei 2022 een quickscan bosbeheer uitgevoerd die als Bijlage 3 is bijgevoegd. De conclusie uit dit onderzoek worden hierna behandeld.

Tijdens de quickscan zijn geen waarnemingen gedaan van beschermde dier- en plantensoorten.

Gebiedbescherming

Natura-2000

Het projectgebied ligt buiten de Natura 2000-gebieden. Aangezien het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied op circa 1,2 kilometer afstand ligt zijn negatieve effecten als oppervlakteverlies, versnippering, verontreiniging, verdroging, optische verstoring en verstoring door trilling, geluid en mechanische effecten uitgesloten. Door het gebruik van werk-tuigen kunnen er wel indirecte gevolgen zijn door stikstofdepositie vanuit de lucht. Omdat het Natura 2000-gebied 'Rijntakken' op minder dan 10 km afstand van het besluitgebied ligt vindt er mogelijk stikstofdepositie plaats op stikstofgevoelige habitattypen van dit Natura 2000-gebieden. De tijdelijke emissie in de realisatiefase is vanaf 1 juli 2021 echter vrijgesteld volgens de Wijzigingswet Wet natuurbescherming en Omgevingswet (stikstofreductie en natuurverbetering) en kan daardoor vanaf 1 juli 2021 zonder vergunning plaatsvinden (Rijksoverheid, 2021). De vrijstelling heeft echter geen betrekking op de gebruiksfase, maar de aanleg van de nieuwe uitweg resulteert na de ingreep niet in een toename van het aantal verkeersbewegingen. Er zal daarom geen toename van stikstofdepositie plaatsvinden in de gebruiksfase. Een AERIUS-berekening kan om die reden achterwege worden gelaten.

Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone

Het besluitgebied ligt op circa 1,2 kilometer ten noorden van het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO). Gezien de ligging buiten deze gebieden worden de kernkwaliteiten en ontwikkelingsdoelen van het GNN en de GO bij de werkzaamheden niet aangetast.

Houtopstanden 

Aangezien binnen het besluitgebied een herplantingsplicht geldt, worden bomen en hagen rondom de nieuwe uitweg herplant. Tussen de inrit van huisnummer 12A en 12B en de nieuwe uitweg wordt een groenstrook aangelegd. Deze groenstrook bestaat vooral uit nieuw aan te planten bomen. Aan de oostzijde van de nieuwe uitweg worden essen of elzen herplant. Tevens wordt een haag van groenblijvende soorten, zoals bijvoorbeel laurier, geplant om het jaar rond een goed woon- en leefklimaat voor de nabij gelegen woningen te kunnen waarborgen. De nieuw aangeplante bomen en hagen vormen een nieuw houtopstand. Met de keus van soorten wordt aandacht geven aan een goede landschappelijke inpassing en voldoende compensatie.

Conclusie

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit initiatief.

4.9 Verkeer en parkeren

Algemeen

Bij ruimtelijke plannen moet worden aangetoond dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor de verkeer- en parkeersituatie ter plaatse.

Verkeer

Voorliggende ontwikkeling voorziet in de aanleg van een nieuwe uitweg. De bestaande weg langs Hoevestraat 10 blijft behouden maar wordt afgesloten voor vracht- en landbouwverkeer. Omdat de bedrijfsactiviteiten ongewijzigd blijven, zorgt de voorgenomen ontwikkeling niet voor een toename van het aantal verkeersbewegingen. Hiermee kan een nadere toetsing aan het aspect verkeer achterwege blijven.

Parkeren

Met de aanleg van de nieuwe uitweg worden geen functies toegevoegd die een toename van de parkeerbehoefte met zich meebrengen. Hiermee kan een nadere toetsing aan het aspect parkeren achterwege blijven. Wel wordt er met de realisatie van de nieuwe uitweg ook ervoor gezorgd dat in de toekomstige situatie het parkeren gestructureerd plaats vindt in de daar voor bestemde parkeervakken. Ook wordt langs de nieuwe inrit een parkeerverbod ingesteld om parkeeroverlast te voorkomen.

Conclusie

De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit initiatief.

4.10 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende project wordt gerealiseerd op particulier initiatief. De kosten die gepaard gaan met de aanvraag van de omgevingsvergunning en de kosten voor ontwikkeling en inrichting van het besluitgebied zijn voor rekening van de initiatiefnemer.

Door middel van een anterieure overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer is vastgelegd dat de gemeentelijke kosten, die verband houden met de ruimtelijke procedure en mogelijke planschade, op de initiatiefnemer worden verhaald. Het vaststellen van een exploitatieplan is daarmee niet noodzakelijk.

4.11 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het advies op de conceptaanvraag is als voorwaarde opgenomen dat de initiatiefnemer verantwoordelijk is voor het creëren van dragvlak in de omgeving, het nodige overleg en de communicatie. De initiatiefnemer heeft in vorm van een informatiebijeenkomst invulling gegeven aan het inlichten en verzamelen van reacties van de omwonenden. Tijdens het informatiebijeenkomst werd het voornemen toegelicht en werd iedereen de mogelijkheid gegeven om te reageren. Daarnaast werden door belanghebbenden gewenste aandachtspunten geformuleerd die betrekking hebben tot de inpassing en aanleg van de nieuwe weg.

De initiatiefnemer zegt toe aandacht te schenken aan de geformuleerde aandachtspunten en verder overleg te voeren met de belanghebbenden in de buurt.

Geconcludeerd wordt dat de buurt een positieve houding heeft ten opzichte van het voorgestelde initiatief mits er voldoende rekening wordt gehouden met de geformuleerde aandachtspunten van de belanghebbenden.

Hoofdstuk 5 Conclusie

In voorgaande hoofdstukken is het voornemen om een nieuwe uitweg aan te leggen besproken. In voorliggende ruimtelijke onderbouwing is tevens een toets naar relevante beleids-, milieu- en omgevingsaspecten uitgevoerd. In dit hoofdstuk worden hier de voornaamste conclusies uitgetrokken.

Met het initiatief wordt de aanleg van een nieuwe uitweg mogelijk gemaakt met als doel de bereikbaarheid van het aan de Hoevestraat 7 gelegen glastuinbouwbedrijf te verbeteren en de verkeersveiligheid te waarborgen. Het initiatief betreft een kleinschalige ontwikkeling op agrarisch grond. Om de ontwikkeling mogelijk te maken worden bomen gekapt en hagen verwijderd. Voor beiden geldt een herplantingsplicht. De bestaande toegangsweg blijft behouden maar wordt afgesloten voor vracht- en landbouwverkeer.

Uit de toetsing aan de verschillende milieu- en haalbaarheidsaspecten blijkt dat voldaan wordt aan de wet- en regelgeving voor wat betreft de diverse aspecten en er geen nadelige effecten op de bestaande situatie in en in de omgeving van het besluitgebied te verwachten zijn. Ook zijn er geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat voor de omgeving te verwachten. Er is daarom sprake van een goede ruimtelijke ordening.