direct naar inhoud van 2.2 Toekomstige situatie
vastgesteld
NL.IMRO.0299.POV00DOESBWEG22A-VA01

2.2 Toekomstige situatie

2.2.1 Ruimtelijke structuur

De initiatiefnemer is voornemens op de planlocatie een nieuwe melkveestal, een mestsilo en een sleufsilo te realiseren. Ten behoeve van de bouw van de nieuwe melkveestal zullen een schuur, een melkveestal en een loods worden gesloopt. Voor het oprichten van de mestsilo zal het bestaande mestbassin worden gesloopt. Er is dus sprake van zowel sloop als nieuwe bebouwing.

De initiatiefnemer is voornemens het bedrijf uit te breiden met 81 melkkoeien en 74 stuks jongvee. Totaal zullen dus 200 melkkoeien en 140 stuks jongvee gehouden gaan worden. Hierbij is het wenselijk een groot deel van de reeds gehouden melkkoeien, alsmede de melkkoeien waarmee wordt uitgebreid, in de nieuwe melkveestal op een emissie-arm systeem te gaan huisvesten. Slechts 30 van de huidige melkkoeien zullen op de huidige wijze opnieuw worden gehuisvest. Het jongvee zal in de jongveestallen worden gehuisvest.

In de gewenste situatie zal het volgende aan bebouwing en/of verharding worden opgericht:

Bebouwing
--------------------------------------
Melkveestal: 2.600 m2
Mestsilo: 620 m2
Sleufsilo: 150 m2
--------------------------------------
Erfverharding: 400 m2
--------------------------------------
Totaal: 3.770 m2
--------------------------------------

Daarnaast zal het volgende aan bebouwing worden gesloopt:

Bebouwing:
-------------------------------------
Loods: 200 m2
Schuur: 80 m2
Melkveestal: 320 m2
Mestbassin: 900 m2
--------------------------------------
Totaal: 1.500 m2
--------------------------------------

De toename in verhard oppervlak bedraagt dus 2.270 m2.

In de volgende figuren is de te slopen bebouwing en de gewenste situatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.POV00DOESBWEG22A-VA01_0005.jpg"
Te slopen bebouwing.
Bron: Bing Maps (Microsoft); DLV Bouw, Milieu en Techniek B.V.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.POV00DOESBWEG22A-VA01_0006.jpg"

Gewenste situatie.
Bron: DLV Bouw, Milieu en Techniek B.V.; Wopereis Staalbouw B.V.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.POV00DOESBWEG22A-VA01_0007.jpg"

Luchtfoto met gewenste situatie (inclusief huidig en gewenst bouwvlak).
Bron: Google; DLV Bouw, Milieu en Techniek BV.

Het huidige bouwvlak is niet groot genoeg om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken. Hierdoor is het wenselijk het bouwvlak te vergroten naar 1,49 hectare. Het daadwerkelijk vergroten van het bouwvlak zal plaatsvinden bij de eerstvolgende algehele herziening op het bestemmingsplan "Buitengebied 2000 Zevenaar". Het is vanuit het vigerend bestemmingsplan niet mogelijk de stal buiten het bouwvlak te bouwen. Om dit mogelijk te maken zal een omgevingsvergunning worden aangevraagd voor het handelen in strijd met de regels uit het bestemmingsplan (een projectomgevingsvergunning).

De gemeente Zevenaar heeft als antwoord op het eerder ingediende principeverzoek ten behoeve van dit plan door middel van een brief (datum 15 juni 2012) aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan de plannen van de initiatiefnemer, mits de ontwikkeling geen nadelige gevolgen heeft op de ruimtelijke, milieutechnische en landschappelijke aspecten. In dit plan wordt verder aangetoond of sprake is van eventuele nadelige gevolgen op de genoemde aspecten. Voor de brief van de gemeente met daarin het antwoord op het principeverzoek wordt verwezen naar bijlage 1 van dit plan.

2.2.2 Landschappelijke inpassing

Bij nieuwe ontwikkelingen is het van belang dat de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving niet verloren gaat of, als mogelijk, juist wordt versterkt. Tevens is vanuit het ruimtelijke beleid een goede landschappelijke inpassing een vereiste. Om te onderzoeken of de ontwikkeling mogelijk kan bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving is door een landschapsdeskundige een tekening opgesteld waarop is aangegeven hoe de voorgenomen ontwikkeling landschappelijk zal worden ingepast. Deze tekening is in de volgende figuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.POV00DOESBWEG22A-VA01_0008.jpg"
Tekening landschappelijke inpassing.
Bron: DLV Bouw, Milieu en Techniek BV.

Om aan te tonen dat de voorgenomen ontwikkeling op een goede manier landschappelijk wordt ingepast is een landschappelijk inrichtingsplan opgesteld. In dit inrichtingsplan is beschreven op welke manier de voorgenomen ontwikkeling landschappelijk wordt ingepast en welke soort beplanting daarvoor wordt toegepast. De uitgangspunten uit dit inrichtingsplan zijn als volgt:

"In onderhavig geval zal beplanting worden verwijderd. Uitgangspunt is dat het aantal m2 dat wordt gekapt ook weer wordt aangeplant.

Aan de hand van het welstandsadvies is gekozen voor een clustering van groen aan het begin en eind van de stal. Hierbij wordt gekozen voor een lichte L-vorm aan de voorzijde, welke de perceelsgrens zal volgen.

Er is gekozen voor een landschappelijke haag, niet strak geschoren, met een uiteindelijke hoogte van 3 meter. Hierbij is gekozen voor een jonge aanplant. Hierin zal een mengsel worden aangeplant van meidoorn, zwarte els en veldesdoorn. Tussen de haag zal op regelmatige afstand een boom worden aangeplant, zijnde een populier, es of veldesdoorn.

In totaal zal ongeveer 350 m2 worden gekapt. Na realisatie van het landschappelijk inrichtingsplan zal ook weer 350 m2 aan groen worden aangeplant."

Hiermee wordt voldaan aan de eisen die de gemeente heeft gesteld ten aanzien van landschappelijke inpassing.

Voor het gehele inrichtingsplan wordt verwezen naar bijlage 2 van dit plan.