direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Boerenerfkavels
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0299.HZ02BOERERFKAVELS-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Zevenaar ontwikkelt ten oosten van het centrum, in het gebied globaal gelegen tussen de Betuweroute, de spoorlijn Zevenaar-Winterswijk en de snelweg A12, het project Groot Holthuizen (woningbouw) en 7Poort (bedrijventerrein). Dit project heeft een programma van 1500 woningen en een bedrijventerrein van ruim 90 hectare. In het najaar van 2008 is met de bouw gestart voor zowel het woongebied als voor het bedrijventerrein. De publiekrechtelijke procedures zijn doorlopen en het globale bestemmingsplan is onherroepelijk. Een aantal uitwerkingsplannen zijn eveneens vastgesteld en onherroepelijk geworden.

Binnen het project Groot Holthuizen zijn enkele 'boerenerfkavels' gelegen. De bedoeling van deze boerenerfkavels is, dat er meerdere woningen gerealiseerd kunnen worden op een perceel waar vroeger een boerenbedrijf was gevestigd. De bestemming laat op dit moment echter alleen de bestaande woningen toe. Met een wijzigingsbevoegdheid kunnen maximaal drie woningen per wijzigingsgebied worden toegestaan. De ambitie is om op deze boerenerfkavels meer woningen te realiseren dan de wijzigingsbevoegheid toestaat. Hiertoe dient derhalve een nieuw bestemmingsplan opgesteld te worden.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied is met een rode contour in figuur 1.1 weergegeven en bestaat uit drie deelgebieden, te weten:

  • Schooneveld (links), gelegen aan Sleeg 13;
  • Packebiershoff (rechts) gelegen aan Sleeg 15;

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.HZ02BOERERFKAVELS-VA01_0001.png"

Figuur 1.1: Globale ligging en begrenzing Boerenerfkavels

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Voor de twee ontwikkelingslocaties geldt momenteel het bestemmingsplan 'Groot Holthuizen en Hengelder II', vastgesteld op 27 juni 2007 door de gemeenteraad van Zevenaar. Het plan is op 20 oktober 2007 door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland goedgekeurd en op 25 november 2008 onherroepelijk geworden.

Binnen dit bestemmingsplan geldt voor de twee locaties de enkelbestemming 'Wonen' en de gebiedsaanduiding 'wijzigingsbevoegdheid'. Daarnaast ligt over een klein gedeelte van de locaties Schooneveld (1) en Packebiershoff (2) de aanduiding 'milieuzone'. Dit betreft de geurcontour van een veehouderij ten zuiden van de locaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.HZ02BOERERFKAVELS-VA01_0002.png"

Figuur 1.2: Uitsnede vigerend bestemmingsplan met ontwikkelingslocaties Schooneveld (1), en Packebiershoff (2)

Voor de bestemming 'Wonen' geldt, dat per bestemmingsvlak (per locatie) het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan 'Groot Holthuizen en Hengelder II'. De wijzigingsbevoegdheid die op de locaties ligt stelt het bevoegd gezag in de gelegenheid om het plan te wijzigen ten behoeve van het toestaan van maximaal drie woningen per kavel. In de planregels is bepaald dat ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone' de bestemming niet eerder mag worden uitgewerkt dan nadat is voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Wet geurhinder en veehouderij. Feitelijk geldt deze aanduiding niet voor de betreffende gronden, omdat deze aanduiding geldt voor de gronden met een uit te werken woonbestemming. Wel moet in het kader van dit bestemmingsplan rekening worden gehouden met deze geurcontour om het betreffende agrarisch bedrijf niet te belemmeren in de bedrijfsvoering.

Daarnaast geldt voor de gronden deels het bestemmingsplan Archeologie. In dit bestemmingsplan kent locatie Schooneveld een hoge archeologische verwachting, en Packebiershoff deels een hoge en deels een middelhoge verwachting.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0299.HZ02BOERERFKAVELS-VA01_0003.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0299.HZ02BOERERFKAVELS-VA01_0004.png"

Figuur 1.3: Schooneveld en Packebiershoff hoge archeologische verwachting (links), middelhoge verwachting (rechts)

Vanwege de archeologische verwachting is in het vigerende bestemmingsplan een dubbelbestemming Waarde - Archeologie aan de gronden toegekend. Bij de hoge verwachting geldt een archeologische onderzoeksplicht bij bodemingrepen groter dan 200 m² en dieper dan 0,5 meter, bij een middelmatige archeologische verwachting voor bodemingrepen groter dan 500 m² en dieper dan 0,5 meter en bij een lage archeologische verwachting voor bodemingrepen groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,5 meter.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en plankaart c.q. verbeelding. De verbeelding vormt samen met de regels het juridisch bindende gedeelte van het plan. Daarop wordt een toelichting gegeven. In de onderhavige toelichting worden de uitgangspunten voor het bestemmingsplan ‘Boerenerfkavels’ weergegeven. Hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande en beoogde situatie. In hoofdstuk 3 wordt getoetst aan het ruimtelijk en wettelijk beleid dat op de beoogde ontwikkeling van toepassing is. De milieu- en duurzaamheidaspecten worden behandeld in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt de juridische vorm van het bestemmingsplan beschreven. De economische uitvoerbaarheid komt in hoofdstuk 6 aan de orde en tot slot wordt in hoofdstuk 7 de maatschappelijke toetsing en overleg behandeld.

Hoofdstuk 2 Bestaande en toekomstige situatie

2.1 Bestaande situatie

De twee locaties die in dit bestemmingsplan centraal staan, zijn de percelen Sleeg 13 (Schooneveld) en Sleeg 15 (Packebiershoff) in Zevenaar. De locaties maken onderdeel uit van de nieuwe wijk Groot Holthuizen, die momenteel volop in ontwikkeling is. Groot Holthuizen is ingedeeld in vier buurtschappen met ieder hun eigen karakter: De Tol, De Bem, De Stede (voorheen: Studentenplaats) en De Holtkamp. De eerste twee buurtschappen en De Stede Noordwest zijn volop in ontwikkeling. De Stede Oost en De Stede Zuid worden op korte termijn opgestart.

Binnen iedere afzonderlijke locatie is een burgerwoning met bijbehorende bijgebouwen aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.HZ02BOERERFKAVELS-VA01_0005.png"

Figuur 2.1: Luchtfoto met de twee ontwikkelingslocaties

2.2 Toekomstige situatie

De twee ontwikkelingslocaties worden ontsloten via de noordkant. Ze maken onderdeel uit van het nieuwe woongebied Groot Holthuizen (zie figuur 2.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.HZ02BOERERFKAVELS-VA01_0006.png"

Figuur 2.2: Woongebied Groot Holthuizen (globaal)

Deze nieuwe woonwijk voorziet voor een belangrijk deel in de lokale woonbehoefte, maar heeft daarbij ook een belangrijke regionale functie. Binnen de stedenbouwkundig opzet van de nieuwe woonwijk vormt de Sleeg de grens tussen enerzijds het Groene Mozaïk ten zuiden van de Sleeg en anderszijds het nieuwe woongebied ten noorden van de Sleeg. Hierbij is bewust gekozen om geen nieuwe woningbouw ten zuiden van de Sleeg toe te staan en dit gebied als 'park' in te richten en alle nieuwe woningbouw ten noorden van de Sleeg plaats te laten vinden. In dit kader past ook onderhavige ontwikkeling.

De twee ontwikkelingslocaties liggen ten noorden van de Sleeg. Het voornemen is om binnen deze twee 'boerenerfkavels' meerdere woningen op te richten. Het vigerende bestemmingsplan staat maximaal het aantal bestaande woningen toe en via een wijzigingsbevoegdheid maximaal drie per kavel. Het plan is om op de kavel Schooneveld zeven woningen, op de kavel Packebiershoff vier woningen op te richten.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

Het beleid van de gemeente Zevenaar vormt het kader waarbinnen de functionele en ruimtelijke ontwikkelingen worden vastgesteld. De ruimtelijke ontwikkelingsplannen van rijk, provincie en regio vormen randvoorwaarden voor het gemeentelijke beleid. Voor zover relevant voor dit bestemmingsplan worden in de volgende paragrafen het algemene rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid toegelicht. Het themaspecifieke beleid op het gebied van bodem, archeologie en cultuurhistorie, water, ecologie, flora en fauna, milieuhinder, geluidhinder, verkeer, luchtkwaliteit, externe veiligheid en eventuele overige omgevingsaspecten worden beschreven in hoofdstuk 4.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Wel zijn er dertien nationale belangen opgenomen in de SVIR, die nader zijn uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, dat een bindende werking heeft bij het opstellen van bestemmingsplannen.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Barro zijn de nationale belangen opgenomen, die een juridische borging vereisen in provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen. in het Barro zijn de volgende nationale belangen vastgelegd:

  • rijksvaarwegen;
  • project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • kustfundament;
  • grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • defensie;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Het Barro kent geen specifieke regels voor het plangebied.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de plantoelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. De zogenaamde ladder voor duurzame verstedelijking is sinds 1 oktober 2012 opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en stelt eisen aan bestemmingsplannen met het oog op een zorgvuldige afweging, transparante besluitvorming en een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder voor duurzame verstedelijking heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en overprogrammering op regionaal niveau te voorkomen. Per 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd met als doel om de ladder te vereenvoudigen en de onderzoekslasten te verminderen waarbij de effectiviteit van het instrument behouden blijft. Met deze wijzigingen is niet beoogd het doel van de regeling te wijzigen. De nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking bevat geen treden meer. De treden 1 en 2 zijn samengevoegd en trede 3 is geschrapt. Een deel van de omvangrijke rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak met betrekking tot de ladder blijft ook na 1 juli 2017 van belang. De hoofdlijnen van die rechtspraak zijn door de Afdeling Bestuursrechtspraak in een overzichtsuitspraak (28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724) opgenomen. Deze overzichtsuitspraak is bedoeld om de rechtspraktijk houvast te bieden bij de toepassing van de ladder.

Artikel 3.1.6 tweede lid van het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening bepaalt, dat de toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Ook wanneer er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening worden gemotiveerd of de mogelijk gemaakte ontwikkeling voorziet in een behoefte.

Eerst wordt beoordeeld of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In de vigerende bestemmingsplannen zijn de gronden bestemd als Wonen, waarbij alleen de bestaande woning is toegestaan. Op de gronden zijn voor locatie Schooneveld zes nieuwe woningen beoogd en voor locatie Packebiershoff drie (op elke locatie is al één woning aanwezig). Gelet op het geringe aantal woningen dat in het plan mogelijk wordt gemaakt kunnen deze locaties niet als een woningbouwlocatie als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro worden aangemerkt (zie uitspraak ABRvS, 16 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2921). De in het plan voorziene ontwikkelingen kunnen gelet op het voorgaande niet worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing is.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt de behoefte desondanks onderbouwd aan de hand van de ladder.

Behoefte

In de Regionale Woonagenda 2017-2027 zijn afspraken gemaakt over de woningbouwaantallen per gemeente in de Liemers voor de periode tot 2027. Op basis van de regionale afspraken over de woningbouw mag de gemeente Zevenaar van 2017 tot 2027 circa 110 nieuwe woningen per jaar bouwen. Het college van B&W van gemeente Zevenaar geeft zelf aan dat dit aantal woningen binnen bestaande plancapaciteit gerealiseerd kan worden, maar dat dit niet, per definitie, leidt tot woningbouw die aansluit bij de behoeftes. Om die reden wordt de harde plancapaciteit teruggedrongen en komt er ruimte voor gewenste initiatieven. Voor De Stede inclusief de Boerenerfkavels is rekening gehouden met de bouw van nog 254 woningen. Voor een nadere beschrijving van het gemeentelijk woonbeleid wordt verwezen naar paragaraaf 3.3.2

Binnen bestaand stedelijk gebied

Onder bestaand stedelijk gebied wordt verstaan: een stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel en horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. Op basis van deze definitie worden de locaties Schooneveld en Packebiershoff als bestaand stedelijk gebied beschouwd. Deze conclusie volgt ook uit de beschrijving van het bestaand stedelijk gebied in de Omgevingsvisie van de provincie Gelderland. De gehele stad Zevenaar met alle woonwijken en de stadsranden wordt gerekend tot de stedelijke agglomeratie en tot stedelijk gebied. Dit houdt in, dat ook alle uitbreidingswijken van Zevenaar in principe ruimte bieden voor uitbreiding van verstedelijking op basis van de ladder. Dat gaat in Zevenaar concreet over de locaties BAT-terrein en Groot Holthuizen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.HZ02BOERERFKAVELS-VA01_0007.png"

Figuur 3.1: Uitsnede uit de kaart "Steden en omgeving" van de Omgevingsvisie Gelderland. Zevenaar ligt in de stedelijke agglomeratie tussen twee Europese corridors

Het plan omvat de herontwikkeling van bestaand stedelijk gebied en voorziet in een behoefte en voldoet daarmee aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

Op 9 juli 2014 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Voor de toets aan de omgevingsvisie is gebruik gemaakt van de geconsolideerde versie van 1 januari 2018.

In de Omgevingsvisie 'Gelderland anders' zijn twee hoofddoelen benoemd: een duurzame economische structuur en het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving. Naast de Omgevingsvisie is een Omgevingsverordening opgesteld, waarin de beleidsuitgangspunten uit de Omgevingsvisie zijn vertaald in concrete regels die van toepassing zijn op gemeentelijke bestemmingsplannen. De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, met als hoofdthema's:

  • Divers Gelderland - regionale verschillen en regionale identiteit;
  • Dynamisch Gelderland - ambities op ruimtelijk-economisch vlak, waaronder wonen, werken en mobiliteit;
  • Mooi Gelderland - bescherming en ontwikkeling van Gelderse kwaliteiten als cultuurhistorie, natuur, water en ondergrond.

De Omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie Gelderland in de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. In de Omgevingsvisie wordt het accent gelegd op de stedelijke netwerken als economische kerngebieden van Gelderland. In samenhang met de sterke steden zijn de landschappelijke ligging en de vitaliteit van de dorpen in de regio van groot belang. Bij ruimtelijke initiatieven is de uitdaging de match te maken tussen de kwaliteiten van het betreffende initiatief en de kwaliteiten van de plek of het gebied waar het initiatief speelt. Als leidend principe en afwegingskader hanteert de provincie de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik, in samenhang met de rijksladder voor duurzame verstedelijking. Dit houdt in dat in bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling moet worden aangegeven hoe met de ladder is omgegaan (aantonen van de behoefte, afwegen van de mogelijkheden in bestaand stedelijk gebied, motiveren bereikbaarheid).

De regionale afspraken over wonen en werken blijven het uitgangspunt voor nieuwe ontwikkelingen. De provincie streeft ernaar om vraag en aanbod op de woningmarkt met elkaar in balans te brengen, onder andere door een verandering van aanbodgestuurd bouwen in vraaggestuurd bouwen. Voor woningbouw geldt dat de woningen dienen te passen in het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma voor de regio respectievelijk het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Regionaal Programma Wonen.

Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik

Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe bebouwing staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. De ladder vervangt het beleid van de woningbouwcontour en zoekzones zoals opgenomen in het Streekplan 2005. Met de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik worden een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Als juridische basis wordt de ladder voor duurzame verstedelijking gebruikt, die het Rijk heeft vastgelegd in het Bro. In ieder bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling dienen gemeenten volgens de rijksladder aan de hand van drie stappen de locatiekeuze te motiveren. Deze rijksladder is van provinciaal belang. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro, heeft de provincie de ladder niet nogmaals opgenomen in de provinciale Omgevingsverordening. In paragraaf 3.1.3 is gemotiveerd, dat het plan past binnen de ladder voor duurzame verstedelijking. Op grond van de nieuwe rijksladder hoeft niet meer te worden beoordeeld of er sprake is van een passende ontsluiting. In de provinciale ladder nog wel. Echter, aangezien de behoefte wordt opgevangen in bestaand stedelijk gebied is dat voor dit plan niet aan de orde.

Kaart

Op basis van de kaart behorend bij de Omgevingsvisie zijn de volgende onderwerpen relevant voor het projectgebied:

  • Windenergie: de locaties liggen in een gebied waar windturbines zijn uitgesloten wegens wettelijke beperkingen. Voor dit onderdeel zijn er geen beperkingen voor de voorgenomen ontwikkeling.
  • Glastuinbouw: de locaties zijn gelegen in een gebied dat is aangewezen als 'glastuinbouw in overige gebieden'. Hier zijn beperkte mogelijkheden voor glastuinbouw. Bij de voorgenomen ontwikkeling is geen sprake van glastuinbouw. Daarom zijn er geen beperkingen waarmee rekening moet worden gehouden in verband met glastuinbouw.
  • Logistieke sector: het plangebied ligt op gronden die zijn aangewezen als 'Europese corridors en achterlandverbindingen- weg en spoor (toelichtend)'. De provincie wil de juiste voorwaarden scheppen, zodat de logistieke bedrijvigheid in Gelderland de ruimte krijgt om zich optimaal te ontwikkelen. Gelderland heeft een strategische ligging ten opzichte van de zeehavens in het Westen en het Europese achterland in het Oosten. Gelderland heeft een aantal belangrijke (Europese) vervoerassen zoals de A15, de Waal en de Betuweroute. Deze bieden kansen voor een sterke duurzame logistieke toekomst in Gelderland, zeker gezien de groeiprognoses van het goederenvervoer. De provincie zet primair in op die regio's waar de kansen voor een sterk logistiek vestigingsklimaat het grootst zijn: de Stadsregio Arnhem Nijmegen en Rivierenland. In het bijzonder zet de provincie in op een goed toegerust multimodaal vervoernetwerk door het ontwikkelen van de corridor tussen Rotterdam en het Europese achterland, het versterken van de waterinfrastructuur en het benutten van de Betuweroute ('Achterlandagenda'). De maatregelen van de provincie zijn hierbij: voorzien in een goed toegerust multimodaal vervoersnetwerk, logistiek als economische sector op duurzame wijze versterken en samenwerking en kruisbestuivingen stimuleren tussen de vele partners in het Gelderse logistieke netwerk. Deze ambitie heeft geen gevolgen voor onderhavig bestemmingsplan.
  • Landbouw: de locatie Packebiershoff ligt op gronden aanduid als Plussenbeleid. Voor deze gronden heeft de provincie als doel de randvoorwaarden te creëren voor duurzame niet-grondgebonden landbouw. Daarbij gaat het om maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dit beleid heeft geen gevolgen voor vooorliggend plan.

Conclusie

De omgevingsvisie leidt niet tot beperkingen van de voorgenomen ontwikkeling.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsverordening Gelderland, die is vastgesteld op 24 september 2014, is een juridisch instrument dat tot doel heeft om het beleid uit de Omgevingsvisie door te laten werken in gemeentelijke bestemmingsplannen. Voor de toets aan de omgevingsverordening is gebruik gemaakt van de geconsolideerde versie van 1 januari 2018. In de omgevingsverordening zijn regels opgenomen om de provinciale belangen met betrekking tot het aspect ruimte te beschermen. De verordening bevat onder andere regels voor de ontwikkeling van woningen, bedrijvigheid, glastuinbouw en veehouderijen. Daarnaast zijn regels opgenomen ter bescherming van het Gelders Natuurnetwerk (GNN), de Groene Ontwikkelingszone (GO) en verschillende landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle gebieden.

Het plangebied is voor wat betreft de locatie Packebiershoff aangeduid als Plussenbeleid. Hiervoor stelt de omgevingsverordening eisen indien het gaat om de ontwikkeling van agrarische percelen. Voor voorliggend plan is dit niet relevant. Het plangebied is tevens aangeduid als 'Tijdelijk verbod uitbreiding bestaande glastuinbouw', 'Tijdelijk verbod nieuwvestiging glastuinbouw', 'Tijdelijk verbod hervestiging glastuinbouw' en 'Glastuinbouw in overige gebieden'. Deze aanduidingen houden in dat er regels worden gesteld aan glastuinbouwbedrijven en hebben geen relevantie voor dit bestemmingsplan.

In de verordening zijn de gronden als weergegeven in figuur 3.1 als Natura 2000-gebied aangeduid. Dit gebied ligt op circa 625 meter van het plangebied. Voor de Natura 2000-gebieden en de daarbij aangewezen soorten en habitattypen zijn instandhoudingsdoelstellingen opgesteld. Een activiteit mag niet leiden tot significant negatieve effecten op deze doelen of tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.HZ02BOERERFKAVELS-VA01_0008.png"

Figuur 3.2: Natura 2000-gebied (groen gearceerd)

In paragraaf 4.4 wordt hier op basis van een natuurtoets nader op ingegaan. Uit de natuurtoets volgt dat het Natura 2000-gebied vanwege de afstand, de geringe omvang van de ontwikkeling in het plangebied en daardoor de afscherming er geen effecten op soorten, habitats van soorten of habitattypen in het Natura 2000-gebied worden verwacht. Het Natura 2000-gebied ligt buiten het invloedgebied van het plan wat betreft vermesting en verzuring, verdroging of geluid- en lichtverstoring. Er is geen effect op het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied en daarom is er geen aanleiding om te verwachten dat er op Natura 2000-gebieden op grotere afstand nog effecten zullen optreden. Een vervolgonderzoek vanuit de Wet natuurbescherming is niet aan de orde. De gebiedsbescherming uit de Wet natuurbescherming staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

In artikel 2.2.1 bepaalt de omgevingsverordening, dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan, wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.

Bij de voorgenomen ontwikkeling is geen sprake van nieuwe woonlocaties. De betreffende locaties hebben namelijk al een woonbestemming. Wel is er sprake van een beperkte afwijking van de bouwmogelijkheden om aan te sluiten bij de marktvraag. In paragraaf 3.1.3 wordt nader ingegaan op de behoefte in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking, waarbij in paragraaf 3.3.2 wordt getoetst aan het woonbeleid.

Conclusie

Er zijn geen beperkingen voor de voorgenomen ontwikkeling vanuit de omgevingsverordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Zevenaar 2030

Op 20 juni 2013 is de Structuurvisie Zevenaar voor 2030 vastgesteld. De Structuurvisie Zevenaar is het ontwikkelingskader van de gemeente Zevenaar tot 2030. De visie geeft richting aan de ruimtelijke, economische en maatschappelijke ontwikkelingen van de gemeente Zevenaar tot 2030. Het geeft een samenhangend beeld van de gewenste ontwikkelingen met een ruimtelijke component voor de periode tot 2030. De structuurvisie is het integrale kompas voor toekomstig beleid van de gemeente Zevenaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.HZ02BOERERFKAVELS-VA01_0009.png"

Figuur 3.3: Uitsnede Structuurvisieplankaart 2012-2030

Binnen de structuurvisie is het plangebied gelegen binnen 'nieuw wonen kernen' en is hierbij aangeduid als woningbouwlocatie 2010-2030. Voor wonen streeft de gemeente er naar om een aantrekkelijke woongemeente voor verschillende doelgroepen/leefstijlen en leeftijdsgroepen te zijn. Dit betekent dat er sprake is van een divers en onderscheidend aanbod aan woonmilieus en een kwalitatief goede woningvoorraad, met voldoende aanbod om in de behoefte te voorzien. De samenstelling van de woningvoorraad draagt bij aan de sociale binding van de mensen aan de 'gemeenschap' in de wijken, buurten en dorpen.

Met betrekking tot het aspect wonen zijn de volgende hoofddoelen geformuleerd:

  • voldoende passende woonruimte, aansluitend op de bevolkingsontwikkeling en inzetten op vergroten van het aandeel vestigers ter ondersteuning van het behoud van de streekfunctie van het voorzieningenapparaat;
  • het behouden en realiseren van goed bereikbare woongebieden;
  • het behouden en waar noodzakelijk versterken van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving;
  • het bieden van de juiste condities voor levensloopbestendige wijken en dorpen;
  • inspelen op veranderende vragen;
  • aansluiten bij de vraag naar diverse woonmilieus.

De voorgenomen ontwikkeling waarbij beperkt wordt afgeweken van de bouwmogelijkheden, waarbij wordt ingespeeld op de marktvraag, past binnen de hoofddoelen van de structuurvisie.

Conclusie

Het voorliggend plan past binnen de beleidskaders van de structuurvisie.

3.3.2 Woonbeleid

Regionale Woonagenda 2017-2027

De Liemerse gemeenten Duiven, Doesburg, Montferland, Rijnwaarden, Westervoort en Zevenaar hebben samen met de provincie gewerkt aan een nieuwe, kwalitatieve woonagenda. Het resultaat is een woonagenda met als titel ‘Het recept van de Liemerse Woonagenda 2017 – 2027’. Op 14 november 2017 hebben Gedeputeerde Staten (GS) de Liemerse Woonagenda vastgesteld.

Kwaliteit als vertrekpunt

Via zeven uitgangspunten geven de Liemerse gemeenten richting aan de ontwikkeling van de woningmarkt in de regio. Zo is er speciale aandacht voor transformatie van bestaande gebouwen en locaties tot woningen. Nieuwbouw vindt bij voorkeur plaats binnen de bestaande woonkernen. Kleinschalige plannen vormen daarbij het uitgangspunt. Ook wordt ruimte geboden voor maatwerk in de verschillende dorpskernen. De gemeenten willen dat oude woningbouwplannen, die niet van de grond komen, goede nieuwe woningbouwplannen niet in de weg zitten. Bovendien zal extra aandacht worden geschonken aan verduurzaming en vernieuwing van de bestaande woningvoorraad.

Programmeren vanuit regionale behoefte

De regionale woningbouwafspraken zijn tot stand gekomen op basis van recent uitgevoerd onderzoek naar de toekomstige woonbehoeftes in de Liemers (Primos). De gemeenten kiezen er voor om behoedzaam te programmeren en flexibiliteit bij planvorming in te bouwen. Hierdoor is er ruimte gecreëerd om - onder regionale voorwaarden - goede plannen voor de regio te realiseren.

De prognosecijfers laten voor de Liemers een groei zien van 2.800 huishoudens voor de periode 2017-2027. De regionale afspraken in deze Woonvisie zijn gemaakt op basis van een behoefteonderzoek naar woningen in de Stadsregio. Het college van B&W van gemeente Zevenaar heeft deze prognose afgezet tegen de harde plancapaciteit in de gemeente. Daarbij is tevens gekeken naar het huidige woningaanbod in de gemeente én de noodzaak tot aanpassing van dit aanbod op basis van woonwensen in de gemeente. De gemeente Zevenaar heeft twee grote uitbreidingslocaties: Groot Holthuizen en het BAT-terrein.

De lijst met zogenaamde Groene plannen voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking en een goede ruimtelijke ordening en is daar door de provincie op getoetst.

In het kader van het stoplichtmodel geldt dat de groene plannen in overeenstemming zijn met de Primos prognose. Als deze plannen nog niet juridisch hard zijn kan bij de onderbouwing van de plannen verwezen worden naar deze afspraak.

Oranje plannen zijn projecten op locaties die gemeenten niet direct in ontwikkeling willen of kunnen nemen, maar waar wel de wens is om daar op korte of langere termijn woningbouw te realiseren. Indien dit juridisch harde plannen betreft, spant de gemeente zich maximaal in om te voorkomen dat deze plannen ontwikkeld worden, tenzij een gemeente besluit deze projecten van Oranje naar Groen te verschuiven.

Gemeenten die juridisch harde plannen op Rood zetten spannen zich maximaal in om de ontwikkeling van deze plannen te voorkomen en uiteindelijk de planologische ruimte voor deze plannen weg te nemen.

Op basis van de regionale afspraken over de woningbouw mag de gemeente Zevenaar van 2017 tot 2027 circa 110 nieuwe woningen per jaar bouwen. Het college van B&W van gemeente Zevenaar geeft zelf aan dat dit aantal woningen binnen bestaande plancapaciteit gerealiseerd kan worden, maar dat dit niet, per definitie, leidt tot woningbouw die aansluit bij de behoeftes. Om die reden wordt de harde plancapaciteit teruggedrongen en komt er ruimte voor gewenste initiatieven. Voor De Stede inclusief de Boerenerfkavels is rekening gehouden met de bouw van nog 254 woningen.

Woonvisie

Het woonbeleid van de gemeente is vastgelegd in de Woonvisie Gemeente Zevenaar 2015-2025 “samen werken aan een aantrekkelijke toekomst". In de Woonvisie ligt de focus op de drie belangrijkste opgaven:

  • het aantrekkelijk houden van de bestaande woningvoorraad;
  • het verbeteren van de positie van doelgroepen met een kwetsbare positie;
  • bewaken dat de woningbouw aansluit bij de behoefte: om de potentiële groei maximaal op te vangen én tegelijkertijd het voorkomen van overaanbod.

De gemeente laat in principe de markt aan zet bij het bepalen van de gewenste woningtypen.

Conclusie

Het plan past daarmee het woonbeleid.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit van de leefomgeving

In een bestemmingsplan moet aandacht worden besteed aan milieu- en omgevingsaspecten. In het bestemmingsplan 'Groot Holthuizen en Hengelder II' zijn de omgevingsaspecten reeds behandeld. In bijlage 1 is een uitgebreide toets aan de omgevingsaspecten opgenomen, waarbij waar relevant naar het geldende bestemmingsplan wordt verwezen. De conclusies uit de onderzoeken, die als bijlagen zijn opgenomen zijn in dit hoofdstuk samengevat.

4.1 Bodem

Het uitgangspunt voor bodem in het plangebied is dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik voor de voorgenomen functie(s). In het kader van het voorliggende bestemmingsplan zijn er vanuit het aspect bodem geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.2 Archeologie en Cultuurhistorie

Archeologie

Op basis van het bestemmingsplan 'Archeologie', dat op 7 april 2010 is vastgesteld, gelden voor beide locaties archeologische verwachtingswaarden met daarbij een onderzoeksverplichting. Uit archeologisch onderzoek, dat als bijlage 2 is bijgevoegd, volgt dat locatie Schooneveld (Sleeg 13) archeologisch kan worden vrijgegeven. Ter plaatse van locatie Packebiershoff (Sleeg 15) wordt geadviseerd om een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P). Het doel van dit onderzoek is het onderzoeken van de gaafheid, omvang, datering en conservering van archeologische resten. De geldende archeologische dubbelbestemming en aanduidingen zijn in dit bestemmingsplan daarom voor Sleeg 15 opgenomen conform het bestemmingsplan 'Archeologie'.

Cultuurhistorie

Er zijn geen monumenten in het gebied aanwezig. Aanwezige cultuurhistorische waarden zijn gebruikt om het plan te versterken: aantakking op de Landeweerdijk, behoud oude landweg, behoud boerderijen, groenbeplanting is geënt op reeds in het gebied voorkomende soorten. Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering om de voorgestane ontwikkeling te realiseren. De mogelijk aanwezige archeologische waarden zijn beschermd via een dubbelbestemming.

Conclusie

Gezien bovenstaande vormt het aspect archeologie en cultuurhistorie geen belemmering voor uitvoering van het plan.

4.3 Water

De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening.

De huidige situatie voorziet niet in problemen op het gebied van de waterhuishouding. Met dit plan worden geen veranderingen in het watersysteem aangebracht. Met het oog op de waterhuishouding kan het plan daarom zonder belemmeringen doorgang vinden.

4.4 Natuur

In het kader van dit bestemmingsplan is in 2017 een natuurtoets uitgevoerd. De resultaten daarvan zijn weergegeven in bijlage 4 en samengevat in bijlage 1. In 2018 is opnieuw een natuurtoets uitgevoerd. Deze is als bijlage 5 bijgevoegd.

Geconcludeerd wordt, dat voor het aspect natuur er met de maatregelen ten aanzien van de soortenbescherming zoals beschreven in de natuurtoets 2017 en de verwachting, dat een mogelijke ontheffing wordt verleend, geen belemmeringen zijn voor de realisatie van het plan.

Uit de natuurtoets 2018 volgt dat voor een deel van het plangebied geldt dat lichthinder op aanwezige vliegroute en foerageergbied van vleermuizen moet worden voorkomen. In dat kader is in de regels een voorwaardelijk verplichting opgenomen. Ten aanzien van steenuilen is het volgende bepaald.

In de hoogstamboomgaard ten zuiden van het plangebied broedt waarschijnlijk een steenuil. Daarnaast zijn delen van het plangebied waarschijnlijk in gebruik als foerageergebied van deze soort. Steenuilennesten zijn jaarrond beschermd en rond het nest dient voldoende foerageergebied aanwezig te blijven om de jongen groot te doen krijgen. Om overtredingen op de Wet natuurbescherming te voorkomen, dient de functie van het plangebied en haar directe omgeving voor steenuilen in kaart te worden gebracht. Conform BIJ12 (2017b) is de meest optimale periode om de aanwezigheid van steenuilen aan te tonen de periode 15 februari tot en met 15 april. Dit onderzoek wordt in opdracht van de gemeente uitgevoerd.

Afhankelijk van de uitkomt van het steenuilenonderzoek moet worden bepaald of er compensatie/mitigatie en een aangepaste werkwijze nodig is en of er een ontheffing ten aanzien van de steenuil dient te worden aangevraagd. Vooruitlopend op het steenuilenonderzoek is aannemelijk dat het blauw en groen omlijnde gebied in figuur 4.1 door de steenuil als foerageergebieden worden gebruikt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.HZ02BOERERFKAVELS-VA01_0010.png"

Figuur 4.1: Waarnemingen steenuil

Geel omlijnd = hoogstamboomgaard met mogelijk steenuilennest, blauw omlijnd = weitje waar regelmatig steenuil wordt waargenomen en groen omlijnd = grasland dat mogelijk als steenuilenfoerageergebied dient.

Om geen vertraging op te lopen zal de gemeente een gebied (met eenzelfde oppervlakte) ten zuiden van de hoogstamboomgaard al in het najaar/winter van 2018/2019 inrichten als optimaal steenuilengebied (momenteel is dit gebied in gebruik als akker). Optimaal steenuilenleefgebied bestaat uit begraasde hoogstamboomgaard(en) met hagen. De ligging van dit compensatiegebied is indicatief weergegeven in figuur 4.2. Dit kan binnen de vigerende bestemming zo worden ingericht De gemeente is eigenaar van het terrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.HZ02BOERERFKAVELS-VA01_0011.png"

Figuur 4.2: In te richten steenuilenleefgebied

Indien er aan deze voorwaarde wordt voldaan, zullen steenuilen hoe dan ook geen beperking vormen voor de voorgenomen bestemmingswijziging in het plangebied. Omdat de voorgenoemde maatregelen worden uitgevoerd is het namelijk aannemelijk dat een eventuele ontheffing voor de steenuil zal worden verleend.

4.5 Milieuhinder

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht om in het kader van een goede ruimtelijke ordening aan te tonen dat toekomstige bewoners en gebruikers een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Daarnaast dient te worden aangetoond dat bestaande bedrijven niet in hun belangen worden geschaad. Aan de hand van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) wordt bepaald in hoeverre voldaan wordt aan de minimale richtafstanden.

Op basis van de analyse in bijlage 1 wordt geconcludeerd dat er, gezien de afstand tot de omliggende activiteiten, ter plaatse van de woningbouw sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Tevens worden de bedrijven niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.

4.6 Geluidhinder

Op basis van de Wet Geluidhinder zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de opstelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden. Het betreft wegverkeer-, spoorweg- en industrielawaai.

Op basis van het akoestisch onderzoek, dat is uitgevoerd geldt dat er voor zes woningen een hogere grenswaarde zou moeten worden verleend van maximaal 53 dB(A). Dit betreft de woningen op locatie De Holtkamp. Deze locatie is echter geen onderdeel meer van het bestemmingsplan. Het onderzoek is als bijlage 7 bijgevoegd en in bijlage 1 samengevat.

4.7 Verkeer en parkeren

Het plangebied is onderdeel van de wijk waarvoor de ontsluiting is opgezet. Het plangebied is daarmee uitstekend ontsloten.

Voor wat betreft parkeren geldt dat in de planregels is bepaald dat er dient te worden voldaan aan de gemiddelde parkeernormen zoals opgenomen in de CROW-publicatie nummer 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'. Dit is onderdeel van de toets van de omgevingsvergunning, waardoor geborgd is dat er voldoende parkeervoorzieningen worden aangelegd.

Aangezien het plan slechts een beperkt aantal woning mogelijk maakt, het plan op wijkniveau geen toename van het verkeer veroorzaakt - het aantal woningen in de gehele wijk blijft immers gelijk - en de aanleg van voldoende parkeerplaatsen is geborgd in de planregels wordt geconcludeerd dat voor het aspect verkeer en parkeren er geen belemmeringen zijn geconstateerd.

4.8 Luchtkwaliteit

Voor woningbouw geldt dat woningbouwprojecten van netto niet meer dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) niet in betekende mate bedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (art. 4 lid 1 Besluit NIBM jo. art. 4 lid 2, bijlage 3B.2 Regeling NIBM). Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het toevoegen van 9 woningen, verspreid over twee verschillende locaties en valt daarmee ruimschoots onder de norm van 1.500 woningen.

Desondanks is er luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd. Dit is gedaan in het kader het bestemmingsplan De Stede. In dat onderzoek, dat als bijlage is bijgevoegd zijn de concentraties luchtverontreinigende stoffen onderzocht. Hierbij is de situatie beoordeeld waarin de ontwikkeling van de hele wijk Groot Holthuizen, waar de drie percelen van voorliggend plan Boerenerfkavels onderdeel van zijn, volledig is uitgevoerd. Daarbij zijn de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5) uitgerekend op een groot aantal maatgevende beoordelingspunten in en rond het projectgebied. Op basis van het luchtkwaliteitonderzoek kan worden geconcludeerd dat op alle in het onderzoek opgenomen beoordelingspunten wordt voldaan aan de grenswaarden zoals opgenomen in bijlage 2 van de Wet milieubeheer. Op basis van voorgaande kan worden geconcludeerd dat Titel 5.2 van de Wet milieubeheer geen belemmering vormt voor verdere besluitvorming.

Het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen), dat beperkingen stelt aan de vestiging van ‘gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen is vanwege de afstanden tot dergelijke wegen niet van toepassing. Het besluit richt zich op bescherming van mensen die verhoogd gevoelig zijn voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Dit zijn vooral kinderen, ouderen en zieken. Daarom stelt het besluit onderzoekszones in. Binnen die onderzoekszones is luchtkwaliteitsonderzoek nodig. Deze zones worden gemeten vanaf de rand van de weg. Ze zijn aan weerszijde 300 meter breed bij rijkswegen en 50 meter bij provinciale wegen. Binnen 50 meter is geen provinciale weg gelegen. De rijksweg A12 ligt op circa 1.000 meter.

De ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor uitvoering van het plan.

4.9 Externe veiligheid

Door Antea Group is in februari 2017 een externe veiligheidsonderzoek uitgevoerd. Het complete onderzoek is als bijlage 6 bijgevoegd. In bijlage 1 zijn de conclusies van het onderzoek weergegeven.

Verantwoording van het groepsrisico is voor zowel de Betuweroute, de Rijksweg A12 als de hogedruk aardgastransportleidingen verplicht. In bijlage 6 zijn elementen ter verantwoording van het groepsrisico aangedragen. Aangezien er sprake is van een beperkte verantwoording zijn enkel de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd.

Het bevoegd gezag, de gemeenteraad van Zevenaar, kan deze elementen betrekken bij de besluitvorming ten aanzien van de ruimtelijke procedure. In het kader van de groepsrisicoverantwoording wordt advies ingewonnen bij de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor uitvoering van het plan.

4.10 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Kader

Een m.e.r.-beoordeling is een toets om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden, waarvoor een m.e.r. nodig is.

In het Besluit milieueffectrapportage (in het vervolg Besluit m.e.r.) zijn in de bijlage activiteiten opgenomen, waarbij besloten moet worden of bij de voorbereiding van het plan of besluit voor die activiteiten een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld. Hierin is onder andere "de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen" (categorie D 11.2) als m.e.r. beoordelingsplichtig aangeduid.

De voorgenomen activiteit, de realisatie van 11 woningen (toevoegen van 9 woningen) overschrijdt de genoemde drempelwaarde van de genoemde gevallen niet. Conform het Besluit m.e.r. (art. 2, lid 5, sub b) dient in dat geval een vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd. Hierin worden wel de potentiële milieugevolgen in beeld gebracht, maar behoeft de procedure (inclusief separate ter inzagelegging van het m.e.r.-beoordelingsbesluit) niet doorlopen te worden.

Behalve via de C- en D-lijst van het Besluit m.e.r. kan ook op grond van het opstellen van een passende beoordeling in het kader van de Wet natuurbescherming de verplichting ontstaan om een (plan-)m.e.r.-procedure te doorlopen. Voor onderhavig plan is het niet noodzakelijk een passende beoordeling op te stellen (zie bijlage 1).

Onderzoek

Bij de vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt gekeken naar

  • 1. de kenmerken van het project;
  • 2. de plaats van het project;
  • 3. de kenmerken van het potentiële effect.

Ad 1: De kenmerken van het project

Bij de kenmerken van het project is in het bijzonder in overweging genomen de kleinschalige omvang van het project in relatie tot de totale nieuwe woonwijk Groot Holthuizen, de ligging nabij de Betuweroute en de daarmee samenhangende aspecten geluid en externe veiligheid. Gelet hierop geldt dat uit bovenstaande paragrafen kan worden uitgesloten, dat de aangevraagde activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Dit volgt uit de beschreven omgevingsaspecten in dit hoofdstuk.

Ad 2: De plaats van het project

De ontwikkelingslocaties liggen ten zuidoosten van de kern Zevenaar, ten noorden van Betuweroute. De locaties liggen in het nieuwe woongebied Groot Holthuizen, dat momenteel volop in ontwikkeling is. Het plangebied ligt niet in de directe nabijheid van beschermde natuurgebieden. Bij de mate van kwetsbaarheid van het milieu in het gebied waarop het project van invloed kan zijn is in het bijzonder aandacht besteedt aan het aspect archeologie, akoestiek en de effecten op Natura 2000-gebieden en Natuurnetwerk Nederland. Voor het aspect archeologie is in het bestemmingsplan waar nodig een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van eventuele archeologische waarden. De aspecten natuur en akoestiek zijn middels een nader onderzoek onderzocht.

Gelet hierop geldt op basis van de hierboven opgenomen paragrafen, dat naar aanleiding van de plaats van het project kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.

Ad 3: De kenmerken van het potentiële effect.

Bij de potentiële effecten van het project zijn in samenhang met de criteria van de punten 1 en 2 in het bijzonder in overweging genomen het bereik van het effect, de orde van grootte en de complexiteit van het effect, de waarschijnlijkheid van het effect, de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect. De onderhavige plannen vinden plaats op een schaalniveau, dat niet gesproken kan worden van belangrijke nadelige effecten voor het milieu. Gelet hierop geldt, dat naar aanleiding van de kenmerken van het potentiële effect, kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. De borging van maatregelen wordt geregeld in het bestemmingsplan.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is tevens geprestenteerd in bijlage 8

Conclusie

Nu uitgesloten kan worden, dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben, is er geen aanleiding om een mer-beoordeling of mer-procedure uit te voeren.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Planvorm

Dit hoofdstuk geeft inzicht in de wijze waarop de beoogde ontwikkeling is vertaald in juridisch bindende regels, met hieraan gekoppeld een verbeelding. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en de regels over de toegelaten gebouwen. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels evenals de functie van visualisering van de bestemmingen. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

Dit bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Deze SVBP maakt deel uit van een set Standaarden en Regels die door het ministerie van VROM ontwikkeld is voor bestemmingsplannen en heeft betrekking op zowel de verschijningsvorm als de technische uitvoering van het plan. De SVBP schrijft voor op welke wijze de verbeelding moet worden vervaardigd en aan welke eisen de regels moeten voldoen. Dit houdt in dat onder andere de benaming van de bestemmingen en het kleurgebruik in deze Standaard zijn voorgeschreven. De SVBP is verplicht gesteld vanaf 1 januari 2010.

5.1.1 Indeling van de regels

De regels zijn ingedeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels en bevat twee artikelen. Het eerste artikel geeft een omschrijving van enkele in de regels gehanteerde begrippen. Het tweede artikel geeft aan hoe ten aanzien van maten, oppervlakte en inhoud gemeten moet worden. In hoofdstuk 2 worden de verschillende bestemmingen behandeld. Per bestemming wordt aangegeven welke doeleinden/functies zijn toegelaten op de gronden en wat en hoe er mag worden gebouwd. In hoofdstuk 3 worden de algemene regels behandeld. Dit zijn onder meer de afwijkingsmogelijkheden en algemene bouwregels. In hoofdstuk 4 worden de overgangs- en slotregels aangegeven.

5.2 Toelichting op de artikelen

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende woorden toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel wordt aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In de verschillende bestemmingen zijn regels opgenomen ten aanzien van de toelaatbare functies en bouwmogelijkheden op de gronden. Hiertoe is in de bestemmingsomschrijving bepaald welke functies zijn toegestaan. Om er geen limitatieve lijst van te maken zijn de bestemmingsomschrijvingen afgesloten met algemene functies die ook toegestaan zijn. Het betreft ondergeschikte voorzieningen behorende bij de hoofdfuncties en daarnaast is bepaald dat water, groen, waterhuishoudkundige voorzieningen, parkeervoorzieningen en dergelijke doorgaans in alle bestemmingen mogelijk zijn.

Naast de bestemmingsomschrijvingen zijn bouwregels gesteld waarin geregeld is welke bouwmogelijkheden er zijn. Met afwijkings- en wijzigingsregels zijn in voorkomende gevallen uitzonderingen op de functies en bouwregels mogelijk gemaakt.

Artikel 3 Wonen

Deze bestemming is toegekend aan de woningen binnen het plangebied. Qua typologie zijn diverse woningtypen mogelijk, mits deze blijven binnen de maatvoeringseisen van het plan. Per bouwvlak is het maximum aantal woningen aangeduid. Er is een regel opgenomen dat hiervan kan worden afgeweken voor locatie Schooneveld (waar bij recht 7 woningen zijn toegestaan) , mits het totaal aantal woningen in De Stede, zoals bepaald in de bestemmingplangebieden De Stede, De Stede Oost, De Stede Zuid en locatie Schooneveld in onderhavig bestemmingsplan gezamenlijk niet meer bedraagt dan 254. Woningen mogen uitsluitend worden gebouwd indien wordt voldaan aan de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder.

Parkeren wordt op eigen terrein opgelost. Het is niet de bedoeling dat op de openbare weg wordt geparkeerd. Om het aantal benodigde parkeerplaatsen te bepalen, worden de parkeerkencijfers van publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van het CROW als parkeernorm toegepast. In de publicatie is een rekenmethodiek opgenomen om de parkeerbalans te bepalen. De publicatie is van 27 juli 2012. Voor het gebruik van deze publicatie gelden de volgende uitgangspunten:

  • Stedelijkheidsgraad: matig stedelijk;
  • Stedelijke zone: rest bebouwde kom;
  • Kencijfer: gemiddelde tussen minimale en maximale waarde.

De kencijfers uit de publicatie blijven van kracht zolang het bestemmingsplan geldig is. Op het moment dat er een actuele publicatie beschikbaar is, dan vormt de meest actuele publicatie het uitgangspunt.

Artikel 4 Waarde - Archeologie

Voor de twee locaties geldt conform het bestemmingsplan 'Archeologie', dat op 7 april 2010 is vastgesteld, een archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en de aanduidingen 'specifieke vorm van waarde - hoge archeologische verwachting' en 'specifieke vorm van waarde - middelmatige archeologische verwachting'. De regeling is overgenomen conform dat bestemmingsplan. Voor locatie Sleeg 13 geldt dat op grond van het onderzoek de locatie archeologisch is vrijgegeven.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een bouwvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Doel van deze zogenaamde dubbeltelregel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 6 Algemene bouwregels

Binnen dit artikel is de bestaande matenregeling opgenomen die bepaalt dat wanneer bij het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan de bestaande maten (legaal) al hoger dan wel lager zijn dan de gestelde minimale of maximale maten, deze maten als minimaal dan wel maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

In artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo is opgenomen dat het gebruik in strijd met de bestemming verboden is. In dit artikel is daarnaast expliciet de exploitatie van een seksinrichting als verboden gebruik opgenomen, het gebruik van onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens en het gebruik van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten is tevens ook als strijdig gebruik opgenomen.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om af te wijken van het bestemmingsplan ten behoeve van niet-ingrijpende bouwactiviteiten. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om bestemmingen te wijzigen ten behoeve van kleine overschrijdingen van bestemmingsgrenzen. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.

Artikel 10 Overige regels

In dit artikel is een regeling opgenomen die bepaalt dat waar in dit bestemmingsplan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, er wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

In dit artikel zijn de overgangsregels ten aanzien van het bouwen en gebruik opgenomen.

Artikel 12 Slotregel

In dit artikel is de naam van het bestemmingsplan opgenomen: Bestemmingsplan "Boerenerfkavels".

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Naast de planologische haalbaarheid van het project zoals getoetst in voorgaande paragrafen, moet ook de financiële uitvoerbaarheid van het project aangetoond worden. In de Wet ruimtelijke ordening is de grondexploitatiewet opgenomen. Deze afdeling regelt verplicht kostenverhaal door de gemeente. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Van een exploitatieplan kan worden afgeweken door in het kostenverhaal anderszins te voorzien (overeenkomst met alle grondeigenaren in het plangebied of volledig grondeigendom). In een bestemmingsplan is sprake van kostenverhaal (6.2.3. tot en met 6.2.5. Bro) als een bouwplan (6.2.1 Bro) wordt mogelijk gemaakt.

Voor de gemeente Zevenaar zijn er naast het opstellen van dit bestemmingsplan en de procedurekosten, geen verdere kosten verbonden. De gronden zijn in eigendom van de gemeente. De gemeentelijke kosten worden gedekt via de grondprijs bij de uitgifte van de bouwkavels. Er is geen exploitatieplan nodig. Hieruit volgt tevens dat voldoende inzichtelijk is gemaakt en is aangetoond dat het plan economische gezien uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke toetsing

7.1 Overleg

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat het bevoegd gezag bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voert met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van de belangen welke in het plan in het geding zijn.

In het kader van het bestemmingsplan 'Groot Holthuizen en Hengelder II' zijn de rijks- en provinciale diensten reeds van de plannen op de hoogte gebracht.

7.2 Maatschappelijke toetsing

Het ontwerp van het bestemmingsplan ‘Boerenerfkavels’ heeft van 29 juni 2017 tot 10 augustus 2017 op het gemeentehuis ter inzage gelegen. Tevens is het plan tijdens de periode van terinzagelegging elektronisch beschikbaar gesteld. Gedurende deze termijn kon een ieder een zienswijze indienen. Er zijn geen zienswijzen ontvangen.