direct naar inhoud van Regels

Beheersverordening Noordeinde

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0299.BV01NOORDEINDE-VA01
Plantype: beheersverordening

Regels

Inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begripsbepalingen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

Artikel 4 Verkeer

Artikel 5 Verkeer - Verblijf

Artikel 6 Wonen

Artikel 7 Waarde - Archeologie

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Algemene gebruiksregel

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Artikel 10 Afwijking 10 % overschrijding

Artikel 11 Overgangsrecht

Artikel 12 Slotregel

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

 

In dit plan wordt verstaan onder het plan:

de beheersverordening Noordeinde van de gemeente Zevenaar, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0299.BV01NOORDEINDE-VA01 met bijbehorende regels en bijlage;

 

aanbouw:

een al of niet voor bewoning bestemd gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

aan huis gebonden beroep:

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op zakelijk (niet zijnde detailhandel) maatschappelijk, juridisch, administratief, persoonlijk, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, dan wel ontwerptechnisch gebied, door de gebruik(st)er van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels:

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

 

bebouwingspercentage:

de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;

 

bedrijf aan huis:

een bedrijfsactiviteit:

die naar de aard anders is dan een aan huis gebonden beroep,

die is aangeduid als categorie 1 op grond van de VNG bedrijvenlijst, dan wel daarmee gelijk kan worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving, en

die geen horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit;

 

bestemming:

een bestemming geeft aan voor welk doel of welke doeleinden (functies) de als zodanig op de verbeelding aangegeven gronden mogen worden gebruikt;

 

bestemmingsgrens:

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een bestemmingsvlak;

 

 

 

bestemmingsvlak:

een op de verbeelding door bestemmingsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangegeven met eenzelfde bestemming;

 

bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat niet voor bewoning is bestemd;

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of bal klagen, die op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggen -hoogteverschil per vloer of balklaag maximaal1,5 m-, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouwen en kappen; daarbij zijn de bovenkanten van de afgewerkte vloeren bepalend voor de hoogteligging;

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

bruto vloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

 

carport/ overkapping:

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een slechts van boven afgesloten of afgedekte ruimte van lichte constructie zonder eigen wanden;

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

hoofdgebouw:

een gebouw dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemming van het perceel en, indien meer gebouwen op dat perceel aanwezig zijn, het gebouw dat gelet op de bestemming, situering, afmetingen of functie het belangrijkst is.

 

omgevingsvergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

 

seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin beroeps- of bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, escortbedrijf, sekswinkel, sekstheater, parenclub en erotische-massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar;

Hieronder wordt ook verstaan een natuurlijk persoon, groep van personen of rechtspersoon, die beroeps- of bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, zich beschikbaar stelt of aanbiedt om tegen een vergoeding seksuele of erotische handelingen te verrichten;

 

uitbouw:

een al of niet als bewoning bestemd gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel of een gebouw dat gevels heeft gekeerd naar meerdere wegen, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

 

voorgevelrooilijn:

de lijn die, op peil, door het buitenwerkse vlak van de voorgevel loopt, welke lijn in geval van een bouwvlak waarnaar de voorgevel is gekeerd, wordt verondersteld te liggen ter plaatse van de op de verbeelding als zodanig aangegeven dikke zwarte lijn;

 

weg:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet (alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten). Onder weg wordt niet verstaan achterpaden bij woningen waaronder brandgangen;

 

woning:

een complex ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

 

woningvlak:

een op de verbeelding als zodanig aangegeven vlak van gronden waar de woning of woningen mag of mogen worden gebouwd.

 

 

 

 

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

goothoogte van een gebouw

vanaf peil tot de bovenkant van de goot, het boeiboord, de druiplijn of daarmede gelijk te stellen constructiedeel;

 

bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, liftschachten, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

bouwdiepte:

vanaf het peil tot aan het diepste punt van de ingreep;

 

inhoud van een gebouw

boven peil, tussen de buitenwerkse gevelvlakken, de harten van scheidsmuren en dakvlakken, met inbegrip van erkers en dakkapellen;

 

oppervlakte van een gebouw

ter hoogte van peil, tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidsmuren;

 

peil

voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang.

in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse.

 

dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, gevelversieringen, balustrades, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding van de bouw c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Groen

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groen- en speelvoorzieningen;

  2. voorzieningen ten behoeve van riolering en waterafvoer;

  3. watergangen en -partijen, en

  4. fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere, ondergeschikte verhardingen.

 

3.2 Bouwregels

 

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 3.1 omschreven bestemmingen en met inachtneming van de hierna volgende bepalingen.

 

3.2.1 Er zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan waarvan de hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, behoudens speelvoorzieningen, kunstobjecten, palen en masten waarvan de hoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1, ten behoeve van de aanleg van parkeervoorzieningen, mits:

  1. de behoefte daaraan op de plaats waar de aanleg gewenst wordt geacht, voldoende vaststaat, en

  2. het structurele karakter van de groenzones gehandhaafd blijft.

 

 

Artikel 4 Verkeer

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. rijbanen, met ten hoogste 2 rijstroken, '

  2. voorzieningen, zoals in- en uitvoeg- en opstelstroken en bushaltes, uitgezonderd verkooppunten van motorbrandstoffen,

  3. fiets- en voetpaden, en

  4. bermen, groen- en parkeervoorzieningen .

 

4.2 Bouwregels

 

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 3.1 omschreven bestemmingen en met inachtneming van de hierna volgende bepalingen

 

4.2.1 Op de gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. ondergeschikte gebouwen en bouwwerken voor nutsvoorzieningen;

  2. bij de bestemming behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens en kunstobjecten.

 

4.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken geldt dat de hoogte van bouwwerken niet meer dan 3 m mag bedragen, behoudens palen, masten en verkeerstekens, waarvan de hoogte niet meer dan 12 m mag bedragen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 5 Verkeer - Verblijf

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor "Verkeer en verblijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verhardingen voor woonstraten, pleinen, auto-, fiets- en voetgangersverkeer en parkeervoorzieningen;

  2. bermen, groen- en speelvoorzieningen,

  3. ondergrondse parkeergarages en;

  4. bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.

 

5.2 Bouwregels

 

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 5.1 omschreven bestemmingen en met inachtneming van de hierna volgende bepalingen.

 

5.2.1 Op en in de gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. ondergrondse parkeergarages;

  2. ondergeschikte gebouwen en bouwwerken voor nutsvoorzieningen;

  3. bij de bestemming behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens en kunstobjecten.

 

5.2.2 Voor het bouwen van ondergrondse parkeergarages gelden de volgende bepalingen:

  1. een parkeergarage mag uitsluitend worden gebouwd binnen de op de plankaart aangegeven aanduiding "parkeergarage";

  2. het bebouwingspercentage bedraagt 100 %;

  3. de diepte van de parkeergarage mag, ten opzichte van peil, maximaal 4 m bedragen, zulks met uitzondering van fundamenten, funderingspalen en daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

5.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken geldt dat de hoogte van bouwwerken niet meer dan 3 m mag bedragen, behoudens palen, masten en verkeerstekens, waarvan de hoogte niet meer dan 10 m mag bedragen.

 

 

 

 

 

Artikel 6 Wonen

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

 

De als "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen.

 

6.2 Bouwregels

 

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 6.1 omschreven bestemmingen en met inachtneming van de hierna volgende bepalingen.

 

6.2.1 Op en in de gronden als bedoeld in lid 1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. woningen, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en carports/ overkappingen,

  2. ondergrondse parkeergarages, en

  3. bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals erf- of perceelafscheidingen, pergola's, vlaggen- en andere masten, schotel- en andere antennes, speeltoestellen en tuinmeubilair.

 

6.2.2 Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. woningen mogen uitsluitend binnen woningvlakken worden gebouwd, met tenminste één voorgevel in de op de verbeelding aangegeven dikke zwarte lijn van het bouwvlak;

  2. binnen woningvlakken met op de verbeelding als aanduiding:

a mogen woningen uitsluitend aaneen worden gebouwd,

g mogen woningen uitsluitend gestapeld worden gebouwd,

hv mogen woningen uitsluitend half vrijstaand of vrijstaand worden gebouwd,

  1. binnen een woningvlak mag tussen twee niet aaneen gebouwde woningen de afstand van elk van de woningen tot de onderlinge zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 2 m bedragen;

  2. de goothoogte en de hoogte van woningen mogen niet meer bedragen dan 9 m respectievelijk 12 m of, in voorkomend geval, niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

 

6.2.3 Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

 

  1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports/ overkappingen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen buiten woningvlakken, mag bij elke woning niet meer dan 60 m2 bedragen, mits niet begrensd door het bepaalde onder c.; indien de oppervlakte van de aanwezige, vergunde bouwwerken meer bedraagt dan 60 m2 dan geldt de reeds aanwezige vergunde oppervlakte;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports/ overkappingen mag niet meer dan 50% bedragen van de oppervlakte van de bij die woning behorende gronden buiten het woningvlak, mits niet begrensd door het bepaalde onder b.;

  4. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 3,25 m bedragen en de hoogte niet meer dan 5 m of in voorkomend geval, niet meer dan op de plankaart is aangegeven;

  5. hoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports/ overkappingen voor zover gelegen op het zijerf van de naar de weg gekeerde zijgevel van een woning mag niet meer dan 3.25 m bedragen;

  6. in afwijking van het bepaalde onder b., mogen bijgebouwen in de vorm van tuinhuisjes, hobbykasjes en soortgelijke gebouwen buiten bouwvlakken worden gebouwd, uitsluitend achter de achtergevel van de woning, tot bij elke woning een gezamenlijke oppervlakte van 10 m2 en een hoogte van 3 m;

  7. in afwijking van het bepaalde onder b. mag buiten het bouwvlak aan de voor- en zijgevel van een woning een erker, een ingangspartij en een droogstand worden gebouwd:

  1. met, uit de voorgevel van de woning gemeten, een gezamenlijke diepte van ten hoogste 30% van de kortste afstand tussen de betreffende gevel en de bestemmingsgrens evenwijdig aan die gevel, met een maximum van 1,5 m;

  2. tot een gezamenlijke breedte van 3/5 van de breedte van de voorgevel van de woning en tot 1.85 m breder dan de breedte van die gevel;

  3. aan de zijkant van de woning tot een diepte van ten hoogste 1,85 m mits de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tenminste 0,70 m bedraagt en tot een breedte van 3/5 van de breedte van de betreffende gevel en

  4. tot een hoogte van maximaal 3,50 m;

  1. op de gronden met de bestemming ‘wonen’, mag buiten het woningvlak, op het zijerf van een woning een carport zonder eigen wanden in afwijking van het bepaalde onder b. op een afstand van ten minste 1meter uit de voorgevel van een woning of het verlengde daarvan worden gebouwd en wel:

  1. tot een breedte van 3/5 deel van de breedte van de voorgevel van de woning zulks met een maximum van 6 m en met dien verstande dat de breedte van de carport altijd minimaal 3 m mag bedragen;

  2. tot een hoogte van maximaal 3,25 m, een afstand van minimaal 1m tot de zijdelingse bestemmingsgrens en een oppervlakte van maximaal 20 m2;

 

6.2.4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (geen overkappingen/carports), gelden de volgende bepalingen:

 

  1. erf- en terreinafscheidingen mogen buiten het bouwvlak worden opgericht tot een hoogte van maximaal 2 meter mits gesitueerd minimaal 2,5 m achter de voorgevel van de woning;

  2. pergola's mogen buiten het bouwvlak worden opgericht tot een hoogte van maximaal 3 m;

  3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde binnen het bouwvlak mag maximaal 3,50 m bedragen met dien verstande dat de hoogte van een vlaggenmast maximaal 6 m mag bedragen;

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in lid 6.2.2. onder a ten behoeve van het bouwen van de voorgevel van de woning op ten hoogste 2 m achter de in de op de verbeelding aangegeven dikke zwarte lijn van het bouwvlak, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de woonsituatie;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

 

De gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep binnen een woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag, in voorkomend geval samen met de bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 6.5, niet meer bedragen dan 30% van de totale bruto vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen, en ieder geval niet meer dan 75m2;

 

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten aan huis, in een woning en daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, mits:

  1. de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten binnen een woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, in voorkomend geval samen met de bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep als bedoeld in 6.4 niet meer bedraagt dan 30% van de totale bruto vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, en ieder geval niet meer dan 75m2;

  2. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten plaatsvindt,

  3. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:

  1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk op eigen terrein plaatsvindt, en

  2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden, en

  1. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de buurt niet onevenredig aantasten.

 

Artikel 7 Waarde - Archeologie

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Waarde-Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de vastgestelde en verwachte archeologische waarden.

 

7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

Het is verboden op de in lid 1 bedoelde gronden ter plaatse van de volgende aanduidingen een bodemingreep uit te voeren of te laten voeren zonder of in afwijking van omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  1. 'specifieke vorm van waarde - vastgestelde hoge archeologische waarde': voor bodemingrepen groter dan 30 m2 en dieper dan 0,3 m;

  2. 'specifieke vorm van waarde - hoge archeologische verwachting': voor bodemingrepen groter dan 200 m2 en dieper dan 0,5 m;

  3. 'specifieke vorm van waarde - middelmatige archeologische verwachting': voor bodemingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan 0,5 m;

  4. 'specifieke vorm van waarde - lage archeologische verwachting': voor bodemingrepen groter dan 2.500 m2 en dieper dan 0,5 m;

  5. 'specifieke vorm van waarde - onbekende archeologische verwachting': voor bodemingrepen groter dan 2.500 m2 en dieper dan 0,5 m;

  6. 'specifieke vorm van waarde - oppervlaktewater': voor bodemingrepen groter dan 2.500 m2 en dieper dan 0,5 m, waarbij geldt dat gebieden waar de waterdiepte groter is dan 1,50 m buiten beschouwing blijven.

 

Om de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden goed te kunnen beoordelen, kan het noodzakelijk zijn dat een rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

 

7.3 Voorschriften omgevingsvergunning

 

Aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of

  3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

7.4 Toelaatbaarheid

 

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de uitvoering van bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door directe of indirecte te verwachten gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal dan wel dat de verstoring ervan redelijk is in relatie tot het belang van de te verrichten werken en het archeologische belang daarbij voldoende is gewaarborgd.

 

 

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 8 Algemene gebruiksregel

 

8.1 Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven en/of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan deze gronden gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van deze gronden en bouwwerken bepaalde. Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:

  1. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie, een escortbedrijf of een erotisch getinte vermaaksfunctie behoudens in het geval dat dit gebruik uitdrukkelijk is toegestaan;

  2. een gebruik van onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;

  3. een gebruik van gronden als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

 

 

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

 

9.1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. de regels ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, tot een hoogte van 3 m en een oppervlakte van 30 m2;

  2. de regels indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen en paden en ligging van bestemmings- en bouwvlakgrenzen, grenzen van woningvlakken en scheidingslijnen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;

  3. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot vanaf peil een hoogte van 15m;

  4. ten behoeve van het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot vanaf peil een hoogte van 40 m, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie en/of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, windturbines, reclamezuilen, lichtmasten/of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie;

  5. ten behoeve van het bouwen van reclameborden:

  1. tot een hoogte van 3.5 m, en

  2. met reclamevlakken met een oppervlakte van ten hoogste 8 m2 bij eenzijdige en 16 m2 bij tweezijdige uitvoering, mits door hun aard en visuele aspecten geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende landschapsontsiering, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen.

  1. ten behoeve van het plaatsen van lichtreclames aan lichtmasten op een minimale hoogte van 4.5 m boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1 m of minder tussen de lichtmast en de rijweg en 3.5 m boven een voetpad of anderszins (facultatief).

 

 

Artikel 10 Afwijking 10 % overschrijding

 

10.1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het wijzigen van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de plankaart zodanig, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.

 

Artikel 11 Overgangsrecht

 

11.1 Bouwen

 

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van de verordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %;

  2. Het bepaalde onder a., is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

11.2 Gebruik

 

  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. Het is verboden het met de verordening strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met die verordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na de inwerkingtreding van de verordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 12 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van de beheersverordening Noordeinde 2017.