direct naar inhoud van Regels
Plan: Ruimte voor de Rivier 2016
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0299.BV00RVDR2016-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 BEGRIPPEN

1.1 plan

het bestemmingsplan Ruimte voor de rivier van de gemeente Zevenaar;

1.2 Beheersverordening

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0299.BV00RVDR2016-VA01 bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aan huis gebonden beroep

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op zakelijk (niet zijnde detailhandel) maatschappelijk, juridisch, administratief, persoonlijk, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, dan wel ontwerptechnisch gebied, door de gebruik(st)er van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.6 bestemmingsgrens

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een bestemmingsvlak;

1.7 bestemmingsvlak

een op de verbeelding door bestemmingsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangegeven met eenzelfde bestemming;

1.8 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in zowel functioneel als architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw;

1.9 bodemingreep

Wat een bodemingreep is, wordt bepaald in artikel 1 van de planregels. Het is een brede

bepaling die voorts niet limitatief is. Het niet-limitatieve karakter houdt in dat als een bepaalde ingreep niet is benoemd in dit begrip, dat die niet genoemde ingreep dan nog wel valt onder de omgevingsvergunning.

1.10 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens de bepalingen van het plan bebouwing met een bouwwerk of bij elkaar behorende bouwwerken is toegestaan;

1.11 bouwwerk

elke bouwconstructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.12 bouwwerken

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

1.13 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren, en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.14 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;

1.15 evenement

Het geheel van al dan niet incidentele dan wel al dan niet kortdurende, maar wel tijdelijke activiteiten, dat plaatsvindt bij een voor publiek toegankelijke gebeurtenis, zoals een feest, kermis, optocht, braderie, wedstrijd of andere bijeenkomst tot ontspanning of vermaak, of een vertoning, voorstelling of herdenking, waarbij het schenken van alcoholische dranken is toegestaan.

1.16 evenemententerrein

Een terrein waar meerdere jaarlijks terugkerende evenementen plaatsvinden.

1.17 extensieve dagrecreatie

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen;

1.18 gebouw

elk bouwwerk, dat (een) voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten, ruimte(n) vormt;

1.19 groepskamperen

plaatsen van kampeermiddelen door groepen uitgaande van een vereniging of andere organisatie met een doelstelling van sociale, culturele of educatieve of wetenschappelijke aard;

1.20 hogere grenswaarde

en bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.21 horeca

Een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.22 jachthaven

een haven met de daarbij behorende grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren of aangemeerd houden van pleziervaartuigen;

1.23 kampeermiddel

tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans; enige andere onderkomens of enige andere voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.24 natuur- en landschapswaarden

de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch opzicht;

1.25 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

onverharde weg

wegen die niet verhard zijn (zandwegen) dan wel wegen die semi-verhard zijn; een weg is semi-verhard indien door middel van het aanbrengen van puin, grint of schelpen een zekere verharding heeft plaatsgevonden;

1.26 outdooractiviteiten

vormen van dagrecreatie waarbij kenmerkend is een zekere mate van behendigheid met en beheersing van gebruikte voer- of vaartuigen, apparaten en toestellen, onder meer in de vorm van kanoën, paintball, skate- en skeelersporten;

1.27 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.28 permanente bewoning

het (al dan niet tijdelijk) gebruiken van een voor recreatieve bewoning bedoelde wooneenheid als hoofdverblijf;

1.29 prostitutiebedrijf

een natuurlijk persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, zich beschikbaar stelt of aanbiedt om tegen een vergoeding seksuele of erotische handelingen te verrichten;

1.30 recreatieappartement

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient als recreatieverblijf waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.31 recreatiewoning

een gebouw, geen kampeermiddel zijnde, dat bedoeld is voor recreatief verblijf, niet zijnde permanente bewoning en dat gedurende het hele jaar wordt gebruikt voor recreatieve doeleinden door wisselende personen. De gebruikers hebben hun hoofdverblijf elders dan in de recreatiewoning.

1.32 seks- en/of pornobedrijf

een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;

1.33 stacaravan

een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

Ook indien dit onderkomen wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt het voor de toepassing van dit plan aangemerkt als stacaravan;

1.34 standplaats

gedeelte van een recreatieterrein dat bestemd is voor het plaatsen van één kampeermiddel, stacaravan of recreatiewoning inclusief bijbehorend bijgebouw in de vorm van een berging. Andere bouwwerken zijn niet toegestaan.

1.35 werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;

1.36 wet geluidhinder

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van deze planherziening;

1.37 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 WIJZE VAN METEN

2.1 bouwhoogte van een bouwwerk

van het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk;

2.2 goothoogte

maximaal een derde van de gezamenlijke goot- en/of boeiboordlengten;

2.3 goothoogte van een gebouw

van het peil tot aan de bovenkant van de goot, het boeiboord of de druiplijn van een gebouw;

2.4 hoogte

ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, masten, lichtkoepels, windvanen en daksierelementen;

2.5 inhoud

bijgebouwen.

2.6 inhoud van een gebouw

tussen de buitenwerkse gevelvlakken, de harten van scheidsmuren, de dakvlakken en boven de begane grondvloer;

2.7 oppervlakte van een gebouw

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidsmuren en boven de begane grondvloer;

2.8 peil

voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang.

in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse.

Voor wat betreft (dienst)woningen wordt bij de toepassing van de bovenstaande bepalingen niet meegerekend voor de:

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 AGRARISCH - MET WAARDEN

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "AGRARISCH- MET WAARDEN" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit;
  • d. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
  • e. de bescherming van landschappelijke waarden;
  • f. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • g. extensieve dagrecreatie;
  • h. agrarisch natuurbeheer;

met bijbehorende bouwwerken, voorzieningen en (on)bebouwde gronden.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 10.1 omschreven bestemmingen en met inachtneming van de hierna volgende bepalingen.

3.2.2 Uitsluitend de volgende bouwwerken zijn toegestaan
  • a. gebouwen: de gebouwen zoals aangegeven in tabel 5 en de daarbij behorende perceelskaarten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

3.2.3 Het vernieuwen, veranderen en/of vergroten van de in artikel 10.2.2 genoemde bouwwerken is toegestaan, mits:
  • a. de oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan per gebouw is aangegeven in de kolom "toegestaan" in tabel 5, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen maximaal 9 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 2 m bedraagt, met dien verstande, dat geen sleufsilo's en mestopslagplaatsen mogen worden opgericht.

3.2.4 Het is niet toegestaan om een in artikel 10.2.2 genoemd gebouw geheel of gedeeltelijk te herbouwen op en/of te verplaatsen naar een andere dan de bestaande locatie zoals deze nu specifiek is aangeduid op de perceelskaarten bij tabel 5 in bijlage 1 bij de regels.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.3.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: het vellen en rooien van houtgewas;
  • a. het vellen en rooien van houtgewas;
  • b. het vellen en rooien van houtgewas;
  • c. het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. het aanleggen van ondergrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.

3.3.2 Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van het ander-werk, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschapswaarden en de waterbergende functie van de gronden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of niet afdoende tegemoet kan worden gekomen.

3.3.3 Een omgevingsvergunning wordt niet verleend, tenzij wordt aangetoond met een advies van een landschapsdeskundige en de rivierbeheerder (Rijkswaterstaat), dat er geen overwegende bezwaren zijn tegen vergunningverlening.

3.3.4 Een omgevingsvergunning is niet vereist voor andere werken:
  • a. behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip verleende dan wel aangevraagde omgevingsvergunning.

Artikel 4 BEDRIJF- MOBIELE BOOTSERVICE

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "BEDRIJF- MOBIELE BOOTSERVICE" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;

  • a. de waterhuishouding;
  • b. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit;
  • c. een servicestation voor het verkeer te water;
  • d. één bedrijfs- of dienstwoning,

met bijbehorende bouwwerken, voorzieningen en (on)bebouwde gronden.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 12.1 omschreven bestemmingen en met inachtneming van de hierna volgende bepalingen.

4.2.2 Uitsluitend de volgende bouwwerken zijn toegestaan:
  • a. gebouwen: de gebouwen zoals aangegeven in tabel 7 en de daarbij behorende perceelskaart, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

4.2.3 Het vernieuwen, veranderen en/of vergroten van de in artikel 12.2.2 genoemde bouwwerken is toegestaan, mits:
  • a. de oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan per gebouw is aangegeven in de kolom "toegestaan" in tabel 7, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen maximaal 10,5 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde maximaal 3 m bedraagt.

4.2.4 Het is niet toegestaan om een in artikel 12.2.2 genoemd gebouw geheel of gedeeltelijk te herbouwen op en/of te verplaatsen naar een andere dan de bestaande locatie zoals deze nu specifiek is aangeduid op de perceelskaarten bij tabel 7 in bijlage 1 bij de regels, behoudens hetgeen wordt toegestaan in de tabel.

Artikel 5 GROEN

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit;
  • d. afschermend groen;
  • e. voorzieningen ten behoeve van water, zoals taluds en oevers;

met bijbehorende bouwwerken, voorzieningen en (on)bebouwde gronden.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 5.1 omschreven bestemmingen en met inachtneming van de hierna volgende bepaling.

5.2.2 Er zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan met een hoogte van maximaal 2 m.

Artikel 6 MAATSCHAPPELIJK

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "MAATSCHAPPELIJK" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit;
  • d. maatschappelijke doeleinden, uitsluitend in de vorm van scouting,

met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen in de vorm van een clubhuis met bergings-voorzieningen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen en (on)bebouwde gronden.

Bedrijfs-of dienstwoningen zijn niet toegestaan.

6.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 11.1 omschreven bestemmingen en met inachtneming van de hierna volgende bepalingen.

  • a. de oppervlakte van het gebouw niet meer bedraagt dan voor het gebouw is aangegeven in de kolom "toegestaan" in tabel 6, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen mag maximaal 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 3 m bedragen.

Artikel 7 NATUUR

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "NATUUR" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit;
  • d. de bescherming en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden,

met bijbehorende bouwwerken, voorzieningen en (on)bebouwde gronden.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 4.1 omschreven bestemmingen en met inachtneming van de hierna volgende bepalingen.

7.2.2 Uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegestaan met een hoogte van maximaal 2 m, met dien verstande dat de hoogte van verkeersvoorzieningen ten behoeve van de scheepvaart maximaal 4 m mag bedragen.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.3.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  • a. het vellen of rooien van gewassen dan wel zodanig handelingen te verrichten die ernstige schade aan de gewassen kunnen veroorzaken;
  • b. het vergraven, afgraven en egaliseren van gronden;
  • c. het aanbrengen van diep wortelende beplantingen;
  • d. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.

7.3.2 Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de natuur- en landschaps- waarden en de waterbergende functie van de gronden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

7.3.3 Een omgevingsvergunning wordt niet verleend, tenzij wordt aangetoond met een advies van een landschapsdeskundige en de rivierbeheerder (RWS), dat er geen overwegende bezwaren zijn tegen vergunningverlening.

7.3.4 Het in lid 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan, of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning.

Artikel 8 RECREATIE- DAGRECREATIE

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "RECREATIE-DAGRECREATIE" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit;
  • d. dagrecreatie in de vorm van:
  • ligweiden en strandjes,
  • een evenemententerrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "evenemententerrein";
  • e. een overnachtingsplaats voor 15 campers, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “campers toegestaan”

met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen in de vorm van kiosken, sanitaire ruimten, ontsluitings- en parkeervoorzieningen en (on)bebouwde gronden.

8.1.1 De in tabel 2 genoemde en op de daarbij behorende perceelskaarten aangegeven gebouwen, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels, mogen uitsluitend worden gebruikt voor:

gebouw 1: sanitaire voorzieningen/berging;

gebouw 2: sanitaire voorzieningen/berging;

gebouw 3: sanitaire voorzieningen/berging;

gebouw 4: sanitaire voorzieningen/berging;

gebouw 5: kiosk (detailhandel)/sanitaire voorzieningen/berging;

gebouw 6: kiosk (detailhandel)/sanitaire voorzieningen/berging;

gebouw 7: sanitaire voorzieningen/berging;

gebouw 8: sanitaire voorzieningen/berging.

8.1.2 Bedrijfs- of dienstwoningen zijn niet toegestaan.

8.1.3 Voorzieningen ten behoeve van kiosken, sanitaire ruimten anders dan bedoeld in artikel 6.1.1 in samenhang met artikel 6.2 mogen uitsluitend demontabel, verplaatsbaar en/of verrijdbaar worden geplaatst.

8.2 Bouwregels

8.2.1 Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 6.1 omschreven bestemmingen en met inachtneming van de hierna volgende bepalingen.

8.2.2 Uitsluitend de volgende bouwwerken zijn toegestaan:
  • a. gebouwen: de gebouwen zoals aangegeven in tabel 2 en de daarbij behorende perceelskaarten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

8.2.3 Het vernieuwen, veranderen en/of vergroten van de in artikel 6.2.2 genoemde bouwwerken is toegestaan, mits:
  • a. de oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan per gebouw is aangegeven in de kolom "toegestaan" in tabel 2, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen maximaal 6 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, in de vorm van:

- speeltoestellen maximaal 10 m bedraagt;

- verlichting en verwijsborden maximaal 6 m bedraagt;

- overige bouwwerken, geen gebouw zijnde maximaal 3 m bedraagt.

8.2.4 Het is niet toegestaan om een in artikel 6.2.2 genoemd gebouw geheel of gedeeltelijk te herbouwen op en/of te verplaatsen naar een andere dan de bestaande locatie zoals deze nu specifiek is aangeduid op de perceelskaarten bij tabel 2 in bijlage 1 bij de regels.

Artikel 9 RECREATIE- JACHTHAVEN

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "RECREATIE-JACHTHAVEN” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit;
  • d. een jachthaven;
  • e. het bestaande aantal bedrijfs- of dienstwoningen;
  • f. per jachthaven geldt het volgende ten aanzien van het aantal ligplaatsen
“Jachthaven 't Eiland”   maximaal 400 ligplaatsen  
“Jachthaven Giesbeek”   maximaal 480 ligplaatsen  
“Jachthaven De Rhederlaagse Meren/ De Mars”   maximaal 300 ligplaatsen  
“Jachthaven De Mars”   maximaal 450 ligplaatsen  
“Jachthaven De Veerstal”   maximaal 300 ligplaatsen  

met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen in de vorm van een botenhuis, een clubhuis of kantine (met incidentele overnachtingsmogelijkheid voor leden in verband met evenementen), kantoor-, receptie-, werk- en opslagruimten, toilet- en sanitaire ruimten, ontsluitings- en parkeervoorzieningen en (on)bebouwde gronden.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 13.1 omschreven bestemmingen en met inachtneming van de hierna volgende bepalingen.

9.2.2 Uitsluitend de volgende bouwwerken zijn toegestaan:

gebouwen: de gebouwen zoals aangegeven in tabel 8 en de daarbij behorende perceelskaarten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels;

bouwwerken, geen gebouw zijnde.

9.2.3 Het vernieuwen, veranderen en/of vergroten van de in artikel 13.2.2 genoemde bouwwerken is toegestaan, mits:
  • a. de oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan per gebouw is aangegeven in de kolom "toegestaan" in tabel 8, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels;
  • b. de hoogte van de gebouwen maximaal 8,5 m bedraagt;
  • c. de inhoud van een bedrijfs- of dienstwoning maximaal 800 m³ bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfs-of dienstwoning maximaal 10 m bedraagt;
  • e. de goothoogte van een bedrijfs- of dienstwoning maximaal 6 m bedraagt;
  • f. de bouwhoogte van bijgebouwen bij een bedrijfs- of dienstwoning maximaal 6 m bedraagt;
  • g. de goothoogte van bijgebouwen bij een bedrijfs- of dienstwoning maximaal 4 m bedraagt;
  • h. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde in de vorm van:

- verlichting, verwijsborden en steigerpalen maximaal 6m bedraagt;

- overige bouwwerken, geen gebouw zijnde maximaal 3m bedraagt.

9.2.4 Het is niet toegestaan om een in artikel 13.2.2 genoemd gebouw geheel of gedeeltelijk te herbouwen op en/of te verplaatsen naar een andere dan de bestaande locatie, zoals deze nu specifiek is aangeduid op de perceelskaarten bij tabel 8 in bijlage 1 bij de regels.

Artikel 10 RECREATIE- LANDSCHAPSWAARDEN

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "RECREATIE – LANDSCHAPSWAARDEN" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit;
  • d. dagrecreatie in de vorm van ligweiden en strandjes,
  • e. verblijfsrecreatie, uitsluitend in de vorm van groepskamperen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verblijfsrecreatie- groepskamperen”;
  • f. de bescherming en ontwikkeling van landschapswaarden,

met bijbehorende bouwwerken, gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen, EHBO-posten en bergingen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen en (on)bebouwde gronden.

10.1.1 De in tabel 3 genoemde en op de daarbij behorende perceelskaarten aangeduide gebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt voor een kiosk (detailhandel)/sanitaire voorzieningen/ berging.

10.1.2 Voorzieningen ten behoeve van sanitaire voorzieningen, EHBO-posten en bergingen anders dan bedoeld in artikel 7.2.2 mogen uitsluitend demontabel, verplaatsbaar en/of verrijdbaar worden geplaatst.

anders dan bedoeld in artikel 7.2.2 mogen uitsluitend demontabel, verplaatsbaar en/of verrijdbaar worden geplaatst.

anders dan bedoeld in artikel 7.2.2 mogen uitsluitend demontabel, verplaatsbaar en/of verrijdbaar worden geplaatst.

10.2 Bouwregels

10.2.1 Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 7.1 omschreven bestemmingen en met inachtneming van de hierna volgende bepalingen.

10.2.2 Uitsluitend de volgende bouwwerken zijn toegestaan:
  • a. gebouwen: het gebouw zoals aangegeven in tabel 3 en de daarbij bijbehorende perceelskaart, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

10.2.3 Het vernieuwen, veranderen en/of vergroten van de in artikel 7.2.2 genoemde bouwwerken is toegestaan, mits:
  • a. de oppervlakte van het gebouw niet meer bedraagt dan z is aangegeven in de kolom "toegestaan" in tabel 3, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels;
  • b. de bouwhoogte van het gebouw maximaal 6 m bedraagt;
  • c. de bouw hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 3 m bedraagt.

10.2.4 Het is niet toegestaan om het in artikel 7.2.2 genoemde gebouw geheel of gedeeltelijk te herbouwen op en/of te verplaatsen naar een andere dan de bestaande locatie zoals deze nu specifiek is aangeduid op de perceelskaart bij tabel 3 in bijlage 1 bij de regels.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.3.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  • a. het vellen en rooien van houtgewas;
  • b. het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • c. het aanleggen van ondergrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het bebossen van gronden;
  • e. het aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.

10.3.2 Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van het werk, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschapswaarden van de gronden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of niet afdoende tegemoet kan worden gekomen.

10.3.3 Een omgevingsvergunning wordt niet verleend, tenzij wordt aangetoond met een advies van een landschapsdeskundige dat er geen overwegende bezwaren zijn tegen vergunningverlening.

10.3.4 Het in lid 7.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan, of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning;

10.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2. onder b en de volgende bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van outdoor activiteiten toestaan, in de vorm van:

  • voorzieningen ten behoeve van een tokkelbaan maximaal 15m hoog;
  • voorzieningen ten behoeve van rope course en een abseilbaan maximaal 10m hoog;
  • overige bouwwerken, geen gebouw zijnde maximaal 4m hoog.

Artikel 11 RECREATIE- VERBLIJFSRECREATIE

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "verblijfsrecreatie" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit;
  • d. verblijfsrecreatie in de vorm van recreatiewoningen, stacaravans en overige kampeermiddelen;
  • e. dagrecreatie, spel- en sportvoorzieningen en zwembaden;
  • f. het bestaande aantal bedrijfs-of dienstwoningen;

met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen in de vorm van kampwinkels, kantoor-, receptie-, werk- en opslagruimten, kiosken, horecavoorzieningen, sanitaire ruimten, ontsluitings- en parkeervoorzieningen en (on)bebouwde gronden.

11.2 Bouwregels

11.2.1 Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 8.1 omschreven bestemmingen en met inachtneming van de hierna volgende bepalingen.

11.2.2 Uitsluitend de volgende bouwwerken zijn toegestaan:
  • a. gebouwen: de gebouwen zoals aangegeven in tabel 4 en de daarbij behorende perceelskaarten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels;
  • b. één recreatiewoning of één stacaravan of één overig kampeermiddel per standplaats:
  • c. bij het gebouw onder b. uitsluitend één bijbehorend bijgebouw in de vorm van een berging/schuur en geen andere gebouwen of bouwwerken;
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde, bij de onder 8.1 onder a., b., c. en e. omschreven doeleinden.

11.2.3 Het vernieuwen, veranderen en/of vergroten van de in artikel 8.2.2 genoemde bouwwerken is toegestaan, mits:
  • a. de oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan per gebouw is aangegeven in de kolom "toegestaan" in tabel 4, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen maximaal 9 m bedraagt;
  • c. de inhoud van een dienstwoning maximaal 800 m³bedraagt;
  • d. de goothoogte van een dienstwoning maximaal 6,5 m bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij een dienstwoning maximaal 6 m bedraagt;
  • f. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een dienstwoning maximaal 3 m bedraagt;
  • g. de oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van een recreatiewoning, stacaravan of kampeermiddel als bedoeld in artikel 8.2.2. onder b. maximaal 70 m² respectievelijk 3 m en 4 meter bedraagt;
  • h. de oppervlakte en bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk als bedoeld in artikel 8.2.2 onder c. maximaal 6 m² respectievelijk 3 m bedraagt;
  • i. de afstand tussen de bouwwerken als bedoeld in 8.2.2 onder b en andere bouwwerken minimaal 3 m bedraagt;
  • j. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, in de vorm van:

- verlichting en verwijsborden maximaal 6 m bedraagt;

- van speeltoestellen maximaal 4 m bedraagt;

- van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde maximaal 3 m bedraagt.

11.2.4 Het is niet toegestaan om een in artikel 8.2.2 genoemd gebouw geheel of gedeeltelijk te herbouwen op en/of te verplaatsen naar een andere dan de bestaande locatie zoals deze nu specifiek is aangeduid op de perceelskaarten bij tabel 4 in bijlage 1 bij de regels.

Artikel 12 VERKEER

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "VERKEER" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit;
  • d. wegen, voet- en fietspaden, groenvoorzieningen en bermen, parkeervoorzieningen;
  • e. met bijbehorende bouwwerken, voorzieningen en (on)bebouwde gronden.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 16.1 omschreven bestemmingen en met inachtneming van de hierna volgende bepalingen.

12.2.2 Er zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan met een bouwhoogte die

- bij verlichting en verwijsborden maximaal 8 m bedraagt

- bij overige bouwwerken, geen gebouw zijnde maximaal 3m bedraagt.

Artikel 13 WATER

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "WATER" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;

b. de waterhuishouding;

c. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit;

d. zandwinning;

e. de aan- en afvoer van water en de waterberging;

f. dagrecreatie in de vorm van zwemmen, duiken, surfen, vissen en varen;

g. een aanlegsteiger ten behoeve van de beroepsvaart, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “aanlegsteiger beroepsvaart”;

h. ter plaatse van de op de verbeelding opgenomen aanlegsteigers voor de recreatieve vaart geldt onderstaande tabel:

- "a1":   een aanlegsteiger voor maximaal 11 ligplaatsen  
- "a2":   een aanlegsteiger voor maximaal 5 ligplaatsen  
- "a3":   een aanlegsteiger voor maximaal 10 ligplaatsen  

met bijbehorende bouwwerken, voorzieningen en (on)bebouwde gronden.

15.2 Bouwregels

15.2.1 Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 15.1.1 omschreven bestemmingen en met inachtneming van de hierna volgende bepalingen.

15.2.2 Uitsluitend de volgende bouwwerken zijn toegestaan met een bouwhoogte die:

- bij bouwwerken ten behoeve van A-watergangen maximaal 2m bedraagt;

- bij overige bouwwerken, geen gebouw zijnde maximaal 3m bedraagt.

Artikel 14 WATER- RIVIER

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "WATER-RIVIER" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit;
  • d. de aan- en afvoer van water, de waterberging en het bedrijfsverkeer te water,

met bijbehorende bouwwerken, voorzieningen en (on)bebouwde gronden.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 14.1 omschreven bestemmingen en met inachtneming van de hierna volgende bepalingen.

14.2.2 Uitsluitend de volgende bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan:
  • a. waterbouwkundige bouwwerken en bouwwerken ten dienste van het verkeer te water, met een bouwhoogte die maximaal 4 m bedraagt;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde met een bouwhoogte die maximaal 2 m bedraagt.

Artikel 15 WONEN

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit;
  • d. woondoeleinden beperkt tot het aantal bestaande woningen;
  • e. aan huis gebonden beroepen, voor zover de woonfunctie van het eigen en aanliggende perceel niet in onevenredige mate worden aangetast,

met bijbehorende bouwwerken, voorzieningen en (on)bebouwde gronden.

15.2 Bouwregels

15.2.1 Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 3.1 omschreven bestemmingen en met inachtneming van de hierna volgende bepalingen.

15.2.2 Uitsluitend de volgende bouwwerken zijn toegestaan:
  • a. gebouwen: de gebouwen aangegeven in tabel 1 en de daarbij behorende perceelskaarten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

15.2.3 Het vernieuwen, veranderen en/of vergroten van de in artikel 3.2.2 genoemde bouwwerken is toegestaan, mits:
  • a. de oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan per gebouw is aangegeven in de kolom "toegestaan" in tabel 1, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels;
  • b. de inhoud van een woning maximaal 800 m3 bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van een woning maximaal 9 m bedraagt;
  • d. de goothoogte van een woning maximaal 6,5 m bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen maximaal 6 m bedraagt;
  • f. de goothoogte van bijgebouwen maximaal 3 m bedraagt;
  • g. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde maximaal 2 m bedraagt.

15.2.4 Het is niet toegestaan om een in artikel 3.2.2 genoemd gebouw geheel of gedeeltelijk te herbouwen op en/of te verplaatsen naar een andere dan de bestaande locatie zoals deze nu specifiek is aangeduid op de perceelskaarten bij tabel 1 in bijlage 1 bij de regels.

Artikel 16 WAARDE - ARCHEOLOGIE

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de vastgestelde en verwachte archeologische waarden.

16.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.2.1 Het is verboden op de in lid 1 bedoelde gronden ter plaatse van de volgende aanduidingen een bodemingreep uit te voeren of te laten voeren zonder of in afwijking van omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen
  • a. 'specifieke vorm van waarde - vastgestelde hoge archeologische waarde': voor bodemingrepen groter dan 30 m2 en dieper dan 0,3 m;
  • b. 'specifieke vorm van waarde - hoge archeologische verwachting': voor bodemingrepen groter dan 200 m2 en dieper dan 0,5 m;
  • c. 'specifieke vorm van waarde - middelmatige archeologische verwachting': voor bodemingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan 0,5 m;
  • d. 'specifieke vorm van waarde - lage archeologische verwachting': voor bodemingrepen groter dan 2.500 m2 en dieper dan 0,5 m;
  • e. 'specifieke vorm van waarde - onbekende archeologische verwachting': voor bodemingrepen groter dan 2.500 m2 en dieper dan 0,5 m;
  • f. 'specifieke vorm van waarde - oppervlaktewater': voor bodemingrepen groter dan 2.500 m2 en dieper dan 0,5 m, waarbij geldt dat gebieden waar de waterdiepte groter is dan 1,50 m buiten beschouwing blijven.

 

16.2.2 Om de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden goed te kunnen beoordelen, kan het noodzakelijk zijn dat een rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

16.2.3 Aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

16.2.4 De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de uitvoering van bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door directe of indirecte te verwachten gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal dan wel dat de verstoring ervan redelijk is in relatie tot het belang van de te verrichten werken en het archeologische belang daarbij voldoende is gewaarborgd.

 

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 17 ANTI- DUBBELTELBEPALING

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 18 ALGEME GEBRUIKSREGELS

18.1 Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en). Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:

een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met

uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

  • a. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een
  • c. zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalige kampeerterreinen, verenigingskamperen op verenigingsterreinen en natuurkampeerterreinen, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels;
  • e. een gebruik van kampeermiddelen, waaronder begrepen stacaravans, en recreatieappartementen ten behoeve van permanente bewoning;
  • f. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seks- of pornobedrijf dan wel een prostitutiebedrijf, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels.

Artikel 19 ALGEMENE AANDUIDINGSREGELS

19.1 GELUIDSZONE INDUSTRIE

19.1.1 Aanduidingsomschrijving

De voor "zone industrielawaai" aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming dan wel instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een industrieterrein als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

19.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze voorschriften, mogen op de in artikel 22.3.1 bedoelde gronden geen nieuwe woningen en andere in de zin van de Wet geluidhinder geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd.

19.1.3 Specifieke gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 22.3.2, mits gebruik kan worden gemaakt van een vóór de vaststelling van het plan verkregen hogere grenswaarde.

19.2 VRIJWARINGSZONE DIJK

19.2.1 Aanduidingsomschrijving

De voor "zone dijk" aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de instandhouding, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals duikers, keerwanden en merktekens.

19.2.2 Bouwregels

22.2.2 In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels, is bouwen uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 22.2.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de hierna volgende bepalingen.

22.2.3 Uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegestaan met een hoogte van

maximaal 2 m.

22.2.4 Specifieke gebruiksregels

Een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels of voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden wordt niet eerder verleend dan nadat advies is ingewonnen van de beheerder van de waterkering.

 

19.3 WETGEVINGSZONE VOGELRICHTLIJN
19.3.1 Aanduidingsomschrijving

Gronden met de aanduiding "zone vogelrichtlijn" zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de volgende natuurwaarden:

– open water en moerassen;

– droge en natte graslanden;

– zand- en modderbanken.

19.3.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels mag op de in artikel 22.1.1 bedoelde gronden uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van een plan of project dat direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied.

19.3.3 Afwijkingsmogelijkheid

22.1.3 Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder 22.1.2 voor het bouwen ten behoeve van een plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, met inachtneming van het hierna volgende.

Voor plannen of projecten die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het

Beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor het gebied, wordt een passende beoordeling gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied zoals opgenomen in het besluit van besluit van 24 maart 2000, nr. N/2000/032 (aanwijzing IJssel als speciale beschermingszone), zoals gewijzigd bij besluit van 25 april 2003, nr. DN.2002/1463.

De verplichting tot het opstellen van een passende beoordeling geldt niet, indien het plan

of project een voortzetting of herhaling betreft van een plan of project ten aanzien waarvan reeds eerder een passende beoordeling is opgesteld en redelijkerwijs kan worden aangenomen, dat een nieuwe passende beoordeling geen nieuwe gegevens of inzichten kan opleveren met betrekking tot de significante gevolgen van het plan of project.

22.1.4 Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.1.3 kan slechts worden verleend, indien het bevoegd gezag de zekerheid heeft verkregen dat het plan of project de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied, niet zal aantasten.

22.1.5 In afwijking van het bepaalde in 22.1.4 kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning

als bedoeld in 22.1.3 verlenen, indien het plan of project, ondanks negatieve conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied, bij het ontbreken van alternatieve oplossingen, om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, toch moet worden gerealiseerd.

22.1.6 In het geval als bedoeld in 22.1.5 worden compenserende maatregelen genomen om te waarborgen dat de algehele samenhang van Natura 2000 bewaard blijft.

19.3.4 Omgevingsvergunning

22.1.7 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 22.1.1 bedoelde gronden ten behoeve van een plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, de volgende andere-werken uit te voeren:

het vergraven, afgraven, egaliseren, woelen en mengen, draineren, diepploegen en

ophogen van gronden; het aanleggen, verbreden, verdiepen en dempen van sloten, vijvers, watergangen en andere wateren;

  • a. het aanleggen van onverharde, half-verharde en verharde paden, wegen, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen alsmede het verbreden, verlengen of anderszins veranderen van bestaande onverharde, half-verharde en verharde paden, wegen, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverharding;
  • b. het aanbrengen van beplantingen en het bebossen van gronden;
  • c. het gebruiken, storten en opslaan van meststoffen, bestrijdingsmiddelen, verontreinigde grond en schadelijke stoffen;
  • d. het uitvoeren van andere werken in het kader van ontwatering, bronnering of
  • e. grondwaterwinning alsmede het verlagen van het grondwaterpeil;
  • f. het aanbrengen van onder- of bovengrondse leidingen, constructies en apparatuur;
  • g. het scheuren van grasland.

22.1.8 Voor plannen of projecten die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kunnen hebben voor het gebied, wordt een passende beoordeling gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudings- doelstellingen van dat gebied zoals opgenomen in het besluit van besluit van 24 maart 2000, nr. N/2000/032 (aanwijzing IJssel als speciale beschermingszone), zoals gewijzigd bij besluit van 25 april 2003, nr. DN.2002/1463.

22.1.9 De verplichting tot het opstellen van een passende beoordeling geldt niet, indien het plan of project een voortzetting of herhaling betreft van een plan of project ten aanzien waarvan reeds eerder een passende beoordeling is opgesteld en redelijkerwijs kan worden aangenomen, dat een nieuwe passende beoordeling geen nieuwe gegevens of inzichten kan opleveren met betrekking tot de significante gevolgen van het plan of project.

22.1.10 Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien het bevoegd gezag niet de zekerheid heeft verkregen, dat het plan of project de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied, niet zal aantasten en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

22.1.11 In afwijking van het bepaalde in 22.1.10 kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning als bedoeld in 22.1.7 verlenen, indien het plan of project, ondanks negatieve conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied, bij het ontbreken van alternatieve oplossingen, om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, toch moet worden gerealiseerd.

22.1.12 In het geval als bedoeld in 22.1.11 worden compenserende maatregelen genomen om te waarborgen dat de algehele samenhang van Natura 2000 bewaard blijft.

 

22.1.13 Geen omgevingsvergunning is vereist voor:

a. andere-werken behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;

b. andere-werken welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

Artikel 20 ALGEMENE AFWIJKINGSREGELS

20.1 Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

de voorgeschreven goothoogte, bouwhoogte en inhoud, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen;

  • a. het geheel of gedeeltelijk herbouwen van een gebouw op en/of het geheel of gedeeltelijk verplaatsen van een gebouw naar een andere dan de bestaande locatie, mits de herbouw respectievelijk verplaatsing leidt tot een verbetering van:
  • b. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit.

20.2 Bij toepassing van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 23.1 onder b mag de oppervlakte van het herbouwde of verplaatste gebouw maximaal de oppervlakte van het te herbouwen of verplaatsen gebouw bedragen, zoals bepaald in de kolom "toegestaan" van de tabel behorende bij de van toepassing zijnde regels.

20.3 Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning slechts verlenen indien advies is ingewonnen van het bevoegd waterstaatgezag (Rijkswaterstaat) en er geen bezwaren bestaan tegen het plan.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 21 OVERGANGSRECHT

21.1 Overgangsrecht bouwwerken

 

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%. 

 

21.2 Overgangsrecht gebruik

 

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met die verordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Artikel 22 SLOTREGELS

 

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van de beheersverordening Ruimte voor de Rivier Zevenaar

 

 Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 25 januari 2017

 

 

De voorzitter, De griffier,