Plan: | Uitmeentsestraat West |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0299.BP05UITMWEST-VA01 |
Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn. Is de verwachting dat er archeologisch waardevolle zaken aanwezig kunnen zijn aanwezig dan is vooronderzoek nodig. Het gemeentelijke archeologische beleid van de gemeente Zevenaar is doorvertaald in het bestemmingsplan 'Archeologie'.
Planspecifiek
In het bestemmingsplan Archeologie van de gemeente Zevenaar is in de verbeelding aangegeven dat er in het plangebied een hoge archeologische verwachtingswaarde aanwezig is. Voor de op deze plek geldende aanduiding 'specifieke vorm van waarde - hoge archeologische verwachting' geldt dat voor bodemingrepen groter dan 200 m² en dieper dan 0,5m eerst een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Aangezien dat in onderhavig geval wel beoogd is, moet een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
In het kader van het enkele jaren geleden beoogde plan voor een golfbaan is destijds een archeologisch onderzoek uitgevoerd, dat als bijlage bij het bestemmingsplan is gevoegd. Uit dit bureauonderzoek blijkt dat door de ligging op een oeverwal het plangebied inderdaad een middelhoge archeologische verwachting heeft. Uit het booronderzoek blijkt dat het opgeboorde bodemmateriaal karakteristiek is voor oeverafzettingen, maar dat deze in ieder geval tot in de bouwvoor (eerste 30 cm) verstoord is. In het noordelijke deel van het plangebied is de bodem met name rondom de bestaande parkeerplaats dieper verstoord. In het zuidelijk deel van het plangebied is het bodemprofiel plaatselijk dieper verstoord. Hierdoor is de kans klein dat mogelijke archeologische resten uit de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd in situ aanwezig zijn.
Wat betreft de archeologie is er geen belemmering om het terrein vrij te geven voor
de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij het bevoegde overheid, zoals aangegeven in de Monumentenwet.
Voor enkele delen van het plangebied is nog geen archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het betreft het terrein rondom en onder de manege zelf. Om mogelijke archeologische waarden hier zeker te stellen is een regeling opgenomen in dit plan dat voor het verrichten van bodemwerkzaamheden een omgevingsvergunning nodig is.