direct naar inhoud van Regels
Plan: Ganzepoelweg 7, Angerlo
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0299.BP00GANZEPLWEG7-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

plan:

het bestemmingsplan Ganzepoelweg 7, Angerlo met identificatienummer NL.IMRO.0299.BP00GANZEPLWEG7-VA01 van de gemeente Zevenaar.

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

agrarisch:

Het (bedrijfsmatig) telen van gewassen en/of het houden van dieren.

agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

bebouwingspercentage:

de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.

bed & breakfast:

een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed en breakfast is gevestigd in een woonhuis of bijgebouw en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis.

bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

beroep en bedrijf aan huis:

een beroep of (kleinschalig) bedrijf, gericht op het verlenen van diensten of vervaardigen van producten, en dat niet krachtens een milieuwet vergunningplichtig is, dat door de beperkte omvang daarvan in een woning en/of bijbehorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door (één van) de bewoner(s) van de woning en maximaal 1 ondersteund personeelslid, en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is en dat wordt uitgeoefend door de eigenaar van de betreffende woning.

bestaand:

  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is en afwijkt van het plan tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • c. afstand: de afstand zoals die is op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

bijbehorend bouwwerk:

een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, in architectonisch opzicht ondergeschikt aan het hoofdgebouw, met een dak. Onder dit begrip vallen ook aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

bruto vloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw.

dagrecreatie:

verblijf buiten de woning voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting elders mee gepaard gaat.

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren, verhuren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

dubbele bewoning:

situatie waarbij twee zelfstandige huishoudens wonen in één woning.

extensieve dagrecreatie:

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

grondgebonden agrarisch bedrijf:

agrarisch bedrijf dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten waarbij de productie voor meer dan 50 procent afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond waarover het bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen kan beschikken.

hoofdgebouw:

een gebouw dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemming van het perceel en, indien meer gebouwen op dat perceel aanwezig zijn, het gebouw dat gelet op de bestemming, situering, afmetingen of functie het belangrijkst is.

horeca:

Categorie 1 “lichte horeca”

Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van niet- alcoholische dranken, etenswaren en maaltijden) en daardoor beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Openingstijden maximaal tussen 7.00 en 19.00.

Categorie 2 “middelzware horeca”

Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken. Openingstijden maximaal tussen 7.00 en 22.00.

Categorie 3 “zware horeca”

Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen. Openingstijden tussen 7.00 en later dan 22.00.

kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist.

kleinschalig kamperen:

kampeerterrein met maximaal 20 plaatsen. Permanente plaatsing van stacaravans, gebouwde recreatieve nachtverblijven (zoals trekkershutten, recreatieruimtes, etc.) is niet toegestaan.

Natura 2000 gebied:

in het kader van de Natuurbeschermingswet aangewezen gebieden ter bescherming van de biodiversiteit.

nevenactiviteiten:

één of meerderde activiteiten ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel (gezamenlijke) omvang (m2) als de effecten op het woon- en leefklimaat.

ondergeschikte detailhandel:

detailhandel binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan detailhandel is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie verkoop verricht.

peil:

  • a. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. indien in het water wordt gewerkt: de hoogte van de waterbodem;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein, waarbij dat aansluitende terrein wordt opgedeeld in vlakken van 10 m2 en de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein per te onderscheiden vlak van 10 m2 bepaald wordt.

seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan:

  • a. een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, escortbedrijf,
  • b. sekswinkel, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon,
  • c. al of niet in combinatie met elkaar.

voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel of een gebouw dat gevels heeft gekeerd naar meerdere wegen, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

voorgevelrooilijn:

de lijn die, op peil, door het buitenwerkse vlak van de voorgevel loopt, welke lijn in geval van een bouwgrens waarnaar de voorgevel is gekeerd, wordt verondersteld te liggen ter plaatse van die bouwgrens.

woning:

een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, bestemd voor de huisvesting van één huishouden, danwel voor een met een huishouden gelijk te stellen minder traditionele woonvorm.

woningsplitsing:

situatie waarin 1 woning wordt gesplitst in/ gebruikt als twee (of meer) zelfstandige woningen. Inpandig is onvoldoende samenhang tussen de verschillende ruimten en/of meerdere primaire ruimten aanwezig met het kennelijke doel afzonderlijke bewoning mogelijk te maken. Uiterlijke uitstraling van 2 woningen en/of een tweede huisnummer en/of een tweede voordeur in de gevel zijn niet noodzakelijk om te kunnen spreken van woningsplitsing.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage

het oppervlak dat met bouwwerken mag worden bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

2.2 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 hoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 afstand tot de bouwperceelsgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.8 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.9 peil
  • a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. indien in het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. kleinschalig kamperen;
  • c. extensieve dagrecreatie in de vorm van wandelen, fietsen, varen, paardrijden;
  • d. het behoud van aanwezige landschappelijke waarden;
  • e. paardenbakken;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • h. bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen waar onder afrasteringen, teeltondersteunende voorzieningen ontsluitingswegen en watergangen met de daarbij behorende voorzieningen en wandel-, fiets-, -ruiterpaden, meubilair zoals picknicktafels, banken, afvalbakken, schuilhutten, bewegwijzering en dergelijke;
3.2 Bouwregels

Op of in de in 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. afrasteringen:
    • 1. bouwhoogte maximaal 1 m;
    • 2. bouwhoogte omheining ten behoeve van een paardenbak of tredmolen maximaal 1,7 m;
  • b. lichtmasten bij paardenbakken:
    • 1. afstand tot de woning van derden minimaal 50 m;
    • 2. afstand tot Natura 2000 gebieden minimaal 50 m;
    • 3. bouwhoogte maximaal 6 m;
    • 4. maximaal 4 masten per paardenbak;
    • 5. lichtbundels middels afscherming zijn gericht op de rijbak.
  • c. nutsvoorzieningen:
    • 1. bouwhoogte maximaal 3 m;
    • 2. oppervlakte maximaal 30 m2;
  • d. bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen waar onder ontsluitingswegen en watergangen met de daarbij behorende voorzieningen en wandel-, fiets-, -ruiterpaden, meubilair zoals picknicktafels, banken, afvalbakken, bewegwijzering en dergelijke:
    • 1. bouwhoogte maximaal 2,5 m;
  • e. bouwhoogte overige bouwwerken maximaal 3 m.
3.3 Nadere eisen

Waterhuishoudkundige voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen ter waarborging van de (toekomstige) waterhuishouding nadere eisen stellen met betrekking tot waterhuishoudkundige voorzieningen, waterbergings- en/of infiltratievoorzieningen, oppervlakteverharding of andere maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Paardenbak

Het oprichten van paardenbakken is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de paardenbak dient op of aansluitend aan het agrarisch bouwvlak of aansluitend aan het bestemmingsvlak 'Wonen' te worden gesitueerd;
  • b. afstand tot de woning van derden minimaal 50 m;
  • c. afstand tot de bebouwing maximaal 20 m;
  • d. oppervlakte maximaal 800 m2;
  • e. maximaal 1 paardenbak per woning of agrarisch bouwvlak.

3.4.2 Strijdig gebruik

Tot strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in ieder geval de buitenopslag of stalling van al dan niet aan het gebruik onttrokken voertuigen, vaartuigen, vliegtuigen gerekend;

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Kleinschalig kamperen bij 'Wonen'

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het gebruik van de gronden voor kleinschalig kamperen als nevenactiviteit bij een burgerwoning, onder de volgende voorwaarden:

  • a. het kampeerterrein dient op of aansluitend aan het bijbehorende bestemmingsvlak 'Wonen' te worden gesitueerd
  • b. afstand tot een woning van derden minimaal 30 m;
  • c. afstand tot een kampeerterrein minimaal 250 m;
  • d. oppervlakte kampeerterrein maximaal 0,5 ha;
  • e. uitsluitend mobiele kampeermiddelen (toeristische plaatsen);
  • f. in de periode van 31 oktober t/m 15 maart mogen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
  • g. voorzieningen (waaronder sanitaire voorzieningen en bergingen) zijn uitsluitend binnen bestaande bebouwing toegestaan;
  • h. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, met dien verstande dat minimaal 1 parkeerplaats per campingplaats aanwezig is;
  • i. het terrein, inclusief parkeerplaatsen, bijbehorende bouwwerken, e.a. rondom is voorzien van een opgaande beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten met een breedte van ten minste 5 m, of een andere gelijkwaardige vorm van landschappelijke inrichting;
  • j. geen onevenredige aantasting van belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin;
  • b. paardenbakken.
4.2 Bouwregels

Op of in de in 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

4.2.1 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. oppervlakte maximaal 30 m2;
  • b. bouwhoogte maximaal 3 m.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwhoogte erfafscheiding voor de voorgevel maximaal 1 m;
  • b. bouwhoogte erfafscheiding achter de voorgevel maximaal 2 m;
  • c. bouwhoogte omheining ten behoeve van een paardenbak of tredmolen maximaal 1,7 m;
  • d. lichtmasten bij paardenbakken:
    • 1. afstand tot de woning van derden minimaal 50 m;
    • 2. afstand tot Natura 2000 gebieden minimaal 50 m;
    • 3. bouwhoogte maximaal 6 m;
    • 4. maximaal 4 masten per paardenbak;
    • 5. lichtbundels middels afscherming zijn gericht op de rijbak.
  • e. bouwhoogte overige bouwwerken maximaal 3 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Paardenbak

Het gebruik van de gronden voor een paardenbak is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. oppervlakte maximaal 800 m2;
  • b. de afstand tot de woning van derden bedraagt minimaal 50 m;
  • c. de afstand tot de (eigen) woning bedraagt maximaal 20 m, of maximaal 5 m tot overige bebouwing.

4.3.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  • a. gebruik van bouwwerken voor wonen, met uitzondering voor mantelzorg;
  • b. het gebruik van gronden voor stalling en opslag van goederen ten behoeve van de uitoefening van beroep- of bedrijf aan huis;
  • c. verharding maximaal 20%, maximaal 300 m2.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Kleinschalige terrasvoorziening

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.1 ten behoeve van een kleinschalige (openbare) terrasvoorziening, onder de volgende voorwaarden:

  • a. oppervlakte maximaal 50 m2;
  • b. afstand tot een woning van derden minimaal 30 m;
  • c. geen onevenredige aantasting van belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • d. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, stalling van fietsen inbegrepen;
  • e. geen onevenredige aantasting van belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

4.4.2 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.1 ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, onder de volgende voorwaarden:

  • a. een directe functionele relatie met de hoofdbewoners van de woning;
  • b. afstand tot een woning van derden minimaal 30 m;
  • c. afstand tot een kampeerterrein minimaal 250 m;
  • d. oppervlakte kampeerterrein maximaal 0,5 ha;
  • e. uitsluitend mobiele kampeermiddelen (toeristische plaatsen);
  • f. in de periode van 31 oktober t/m 15 maart geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
  • g. voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, met dien verstande dat minimaal 1 parkeerplaats per campingplaats aanwezig is;
  • h. het terrein, inclusief parkeerplaatsen, bijbehorende bouwwerken, e.a. rondom is voorzien van een opgaande beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten met een breedte van ten minste 5 m, of een andere gelijkwaardige vorm van landschappelijke inrichting;
  • i. geen onevenredige aantasting van belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • j. geen onevenredige aantasting van belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Artikel 5 Wonen - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. beroep en bedrijf aan huis
  • c. bed & breakfast;
  • d. tentoonstellingsruimte;
  • e. paardenbakken;
  • f. bij de bestemming horende bouwwerken en voorzieningen, tuinen, erven en verhardingen.
5.2 Bouwregels

Op of in de in 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. maximaal 1 woning per bestemmingsvlak;
  • b. per woning is 1 huishouden toegestaan;
  • c. inhoud maximaal 800 m3;
  • d. goothoogte maximaal 6 m;
  • e. bouwhoogte maximaal 11 m.

5.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. oppervlakte maximaal 150 m2;
  • b. goothoogte maximaal 3 m;
  • c. bouwhoogte maximaal 5 m;
  • d. afstand tot de woning maximaal 20 m.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwhoogte erfafscheiding voor de voorgevel maximaal 1 m;
  • b. bouwhoogte erfafscheiding achter de voorgevel maximaal 2 m;
  • c. bouwhoogte omheining ten behoeve van een paardenbak of tredmolen maximaal 1,7 m;
  • d. lichtmasten bij paardenbakken:
    • 1. afstand tot de woning van derden minimaal 50 m;
    • 2. afstand tot Natura 2000 gebieden minimaal 50 m;
    • 3. bouwhoogte maximaal 6 m;
    • 4. maximaal 4 masten per paardenbak;
    • 5. lichtbundels middels afscherming zijn gericht op de rijbak.
  • e. bouwhoogte overige bouwwerken maximaal 3 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Beroep en bedrijf aan huis

Het gebruik van de gronden, de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep en bedrijf aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. het beroep of bedrijf aan huis is in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten aangeduid als categorie 1;
  • b. geen horeca, casino, seksinrichting of detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit of webwinkelinternetverkoop (zonder afhaalpunt en/of showroom);
  • c. geen activiteit met grote bezoekersaantallen of verkeersaantrekkende werking;
  • d. het bruto vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30% van de totale bruto vloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende gebouwen, met een maximum van 75 m2;
  • e. in de omgeving geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat het parkeren ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk op eigen terrein plaatsvindt;
  • f. geen afbreuk aan de verkeersveiligheid;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van beroep en bedrijf aan huis, bed & breakfast en tentoonstellingsruimte bedraagt niet meer dan 150 m2.

5.3.2 Bed & breakfast

Het gebruik van de gronden, de woning en de bijbehorende bouwwerken voor bed & breakfast is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie blijft in stand;
  • b. maximaal 5 kamers;
  • c. de oppervlakte van een kamer bedraagt maximaal 30 m2;
  • d. minimaal 1 parkeerplaats per kamer op eigen terrein aanwezig is;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van beroep en bedrijf aan huis, bed & breakfast en tentoonstellingsruimte bedraagt niet meer dan 150 m2.

5.3.3 Tentoonstellingsruimte

Het gebruik van de gronden, de woning en de bijbehorende bouwwerken voor een tentoonstellingsruimte is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie in stand blijft;
  • b. bruto vloeroppervlak maximaal 100 m2;
  • c. in de omgeving geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat het parkeren voor bezoekers zoveel mogelijk op eigen terrein plaatsvindt;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van beroep en bedrijf aan huis, bed & breakfast en tentoonstellingsruimte bedraagt niet meer dan 150 m2.

5.3.4 Paardenbak

Het gebruik van de gronden bij de woning voor een paardenbak is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. per woning maximaal één paardenbak;
  • b. oppervlakte maximaal 800 m2;
  • c. de afstand tot de woning van derden bedraagt minimaal 50 m;
  • d. de afstand tot de (eigen) woning bedraagt maximaal 20 m, of maximaal 5 m tot overige bebouwing.

5.3.5 Verharding

Maximaal 20% van het onbebouwde oppervlakte van het bestemmingsvlak mag worden verhard.

5.3.6 Strijdig gebruik

Tot strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een bijbehorende bouwwerken voor de primaire woonfunctie en/of als zelfstandige woning, met uitzondering voor mantelzorg;
  • b. splitsing in meer dan 1 woning (woningsplitsing);
  • c. dubbele bewoning, het bewonen van een woning door meer dan 1 huishouden, met uitzondering van inwoning ten behoeve mantelzorg.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Daghoreca

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 5.1 ten behoeve van lichte daghoreca, onder de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 20 plaatsen;
  • b. volledig inpandig wordt gerealiseerd (geen terrasvoorziening);
  • c. geen buitenopslag of stalling van goederen plaatsvindt;
  • d. geen verhuur van horecaruimte ten behoeve van feesten of partijen;
  • e. niet zijnde een restaurant;
  • f. openingstijden uitsluitend tussen 9.00 uur en 19.00 uur
  • g. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, stalling van fietsen inbegrepen;
  • h. geen onevenredige aantasting van belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

5.4.2 Kleinschalige terrasvoorziening

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 5.1 ten behoeve van een kleinschalige (openbare) terrasvoorziening, onder de volgende voorwaarden:

  • a. oppervlakte maximaal 50 m2;
  • b. afstand tot een woning van derden minimaal 30 m;
  • c. geen onevenredige aantasting van belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • d. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, stalling van fietsen inbegrepen;
  • e. geen onevenredige aantasting van belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

5.4.3 Beroep en bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 5.1 ten behoeve van een beroep en bedrijf aan huis welke niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voorkomen, onder de volgende voorwaarden:

  • a. naar aard en ruimtelijke effecten gelijk te stellen is met een activiteit in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten aangeduid als categorie 1;
  • b. in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten is aangeduid als categorie 2, of naar aard en ruimtelijke effecten hieraan is gelijk te stellen;
  • c. geen onevenredige aantasting van belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • d. voor het overige voldoet aan het bepaalde in 5.3.6.

5.4.4 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 5.1 ten behoeve van een mini-camping, onder de volgende voorwaarden:

  • a. afstand tot een woning van derden minimaal 30 m;
  • b. afstand tot een kampeerterrein minimaal 250 m;
  • c. oppervlakte kampeerterrein maximaal 0,5 ha;
  • d. uitsluitend mobiele kampeermiddelen (toeristische plaatsen);
  • e. in de periode van 31 oktober t/m 15 maart geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
  • f. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, met dien verstande dat minimaal 1 parkeerplaats per campingplaats aanwezig is;
  • g. het terrein, inclusief parkeerplaatsen, bijbehorende bouwwerken, e.a. rondom is voorzien van een opgaande beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten met een breedte van ten minste 5 m, of een andere gelijkwaardige vorm van landschappelijke inrichting;
  • h. geen onevenredige aantasting van belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • i. geen onevenredige aantasting van belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de vastgestelde en verwachte archeologische waarden.

6.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.2.1 Vergunningplicht

Het is verboden op de in 6.1 bedoelde gronden terplaatse van de volgende aanduiding een bodemingreep uit te voeren of te laten voeren zonder of in afwijking van omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing de bestemmingen:

  • a. 'specifieke vorm van waarde - hoge archeologische verwachting': voor bodemingrepen groter dan 200 m2 en dieper dan 0,5 m;

6.2.2 Onderbouwen van de aanvraag

Om de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden goed te kunnen beoordelen, kan het noodzakelijk zijn dat een rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

6.2.3 Verbinden van voorschriften

Aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

6.2.4 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de uitvoering van bedoelde werken of werkzaamheden, danwel door directe of indirecte te verwachten gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal dan wel dat de verstoring ervan redelijk is in relatie tot het belang van de te verrichten werken en het archeologische belang daarbij voldoende is gewaarborgd.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Bestaande bouw

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of de afstand tot op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of opstallen ten behoeve van:

  • a. een seksinrichting;
  • b. Bevi-inrichtingen;
  • c. detailhandel;
  • d. sporten die veel omgevingslawaai tot gevolg hebben, zoals (model)vliegsport en motorcross;
  • e. (permanente) opslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn;
  • f. een stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • g. opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, danwel onderdelen daarvan, en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • h. opslag van bagger en grondspecie, tenzij zulks plaatsvindt langs een waterloop in verband met het onderhoud van de waterloop ingevolge een wettelijke onderhoudsplicht;
  • i. opslag van verpakkingsmaterialen, al dan niet voor hun gebruik geschikte werktuigen en machines danwel onderdelen daarvan, bouwmaterialen, producten, afval en brandstoffen;
  • j. vervaardigen of herstellen van goederen;
  • k. bijgebouwen, bedrijfsgebouwen en kassen voor bewoning of recreatief verblijf, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • l. beproeven van voertuigen, de beoefening van de motorsport en de modelsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen of bromfietsen, het racen of crossen met motorvoertuigen, bromfietsen en fietsen.
9.2 Toegestaan gebruik

Het volgende gebruik is niet in strijd met het bestemmingsplan:

  • a. het aanleggen of het laten aanleggen van ondergrond kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
    • 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
    • 2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2 en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
    • 3. hoogspanningsleidingen;
    • 4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 m of meer en een lengte van 10 km of meer.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in dit bestemmingsplan voor:

  • a. de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de energie- en communicatievoorziening alsmede voor de afvalverwerking en de waterhuishouding en wachthuisjes voor vervoersdiensten onder de volgende voorwaarden;
    • 1. oppervlakte gebouw maximaal 20 m²;
    • 2. bouwhoogte gebouw maximaal 4 m;
    • 3. bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2 m;
  • b. de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die om waterstaatkundige of verkeersredenen noodzakelijk zijn, zoals duikers, keermuren, bruggen, verkeersgeleiders en wegverlichtingsapparatuur;
  • c. geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing van de ligging en de vorm van bestemmingsgrenzen met die tracés - tot maximaal 3 m -, indien bij definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd indien op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken;
  • d. afwijkingen van bestemmings- of bouwperceelsgrenzen tot maximaal 3 m, in andere gevallen dan bedoeld onder c, indien daardoor de uitvoering van een bouwplan in verband met de uitmeting in het terrein, de verkaveling of de situering ter plaatse, wordt mogelijk gemaakt, zonder de stedenbouwkundige opzet of vormgeving van het plan of de belangen van derden in onevenredige mate te schaden;
  • e. overschrijding van de bestemmingsgrenzen, zoals aangegeven op de verbeelding, met maximaal 1,5 m, door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, pergola's, lifthuizen en dergelijke;
  • f. het overschrijden van de in de regels genoemde maximum bouwhoogte ten behoeve van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-installaties, antennes, lichtkappen, trappen, schoorstenen, torens en dergelijke onderdelen van gebouwen, mits de genoemde bouwhoogte met niet meer dan 5 m wordt overschreden;
  • g. bouwhoogte antennemasten tot maximaal 15 m.
10.2 Voorwaarden afwijking

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 10.1 kan slechts worden verleend, onder de volgende voorwaarden:

  • a. geen onevenredige aantasting van belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. de aanwezige natuur- en landschappelijke waarden niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • d. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgegeven met betrekking tot de (planschade)kosten.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Parkeren

Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen.

Hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. In het geval van de oprichting of uitbreiding van een gebouw dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
  • b. In het geval van functiewijziging van een gebouw en/of van gronden dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Indien het gebruik van een gebouw en/of gronden daar aanleiding toe geeft, dient te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen.
  • d. Voor het bepalen van de benodigde parkeergelegenheid en/of de ruimte voor laden en lossen dient te worden voldaan aan het parkeerbeleid van de gemeente Zevenaar, zoals geldend ten tijde van de aanvraag voor een omgevingsvergunning.
  • e. De parkeervoorzieningen als bedoeld onder a en b en de ruimte voor laad- en losvoorzieningen als bedoeld onder c dienen in stand te worden gehouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Ganzepoelweg 7, Angerlo'.