direct naar inhoud van Regels
Plan: Bandijk 33 te Lathum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0299.BP00BANDIJK33-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Bandijk 33 te Lathum" van de gemeente Zevenaar;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het bestand GML-bestand NL.IMRO.0299.BP00BANDIJK33-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar in gevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels:

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.6 agrarisch bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van de agrarische activiteiten

1.7 agrarische bedrijfswoning:


een woning bedoeld voor één huishouden, wiens huisvesting ter plaatse, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is.

1.8 agrarisch verwant:


bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;

Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groen-composteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven.

1.9 archeologische verwachtingswaarde:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;

1.10 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met het voorkomen van archeologische relicten;

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

1.12 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.

1.13 bed & breakfast:

een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een

toeristisch en kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed en breakfast is gevestigd in een woonhuis of bijgebouw en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis.

1.14 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.15 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.16 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

1.17 beroep en bedrijf aan huis

een beroep of (kleinschalig) bedrijf, gericht op het verlenen van diensten of vervaardigen van producten, en dat niet krachtens een milieuwet vergunningplichtig is, dat door de beperkte omvang daarvan in een woning en/of bijbehorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door (één van) de bewoner(s) van de woning en maximaal 1 ondersteund personeelslid, en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is en dat wordt uitgeoefend door de eigenaar van de betreffende woning.

1.18 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is en afwijkt van het plan tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • c. afstand: de afstand zoals die is op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening.
1.19 bestemming:

een bestemming geeft aan voor welk doel of welke doeleinden (functies) de als zodanig op de verbeelding aangegeven gronden mogen worden gebruikt;

1.20 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.21 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.22 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk met dak. Onder dit begrip vallen derhalve onder andere aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen, kelders en opbouwen;

1.23 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.26 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.27 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.28 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.29 brutovloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

1.30 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk, landschapselement of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk, landschapselement of dat gebied heeft gemaakt.

1.31 dagrecreatie:

verblijf buiten de woning voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting elders

mee gepaard gaat.

1.32 dagrecreatieve voorziening:

voorziening ten behoeve van dagrecreatie.

1.33 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.34 dubbele bewoning:

situatie waarbij twee zelfstandige huishoudens wonen in één woning.

1.35 evenement:

Het geheel van al dan niet incidentele dan wel al dan niet kortdurende, maar wel tijdelijke activiteiten, dat plaatsvindt bij een voor publiek toegankelijke gebeurtenis, zoals een feest, kermis, optocht, braderie, wedstrijd of andere bijeenkomst tot ontspanning of vermaak, of een vertoning, voorstelling of herdenking, waarbij het schenken van alcoholische dranken is toegestaan.

1.36 extensieve dagrecreatie:

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden,vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.37 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.38 grondgebonden veehouderijtak:

Onderdeel van een agrarisch bedrijf waarvoor het bedrijf beschikt over voldoende agrarische cultuurgrond in de omgeving van de bedrijfsgebouwen om de dieren binnen de veehouderijtak voor dmeer dan 50 procent zelf te kunnen voeren.

1.39 grondgebruiksplan:

Plan waarin de ondernemer informatie biedt over de grondgebondenheid van het veehouderijbedrijf of de veehouderijtak

1.40 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.41 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist.

1.42 kampeerterrein:

terrein met ten minste twintig kavels (plaatsen) ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen en andere recreatieve onderkomens, ten behoeve van recreatief nachtverblijf voor personen, die hun vaste verblijfplaats elders hebben, en voor de daarbij behorende voorzieningen.

1.43 kampwinkel:

een winkel op een kampeerterrein, waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op detailhandel in hoofdzaak ten dienste van dat kampeerterrein (verkoop van levensmiddelen, speelgoed, kampeeraccesoires, souvenirs).

1.44 kleinschalig kamperen:

kampeerterrein met maximaal 20 plaatsen. Permanente plaatsing van stacaravans, gebouwde recreatieve nachtverblijven (zoals trekkershutten, recreatieruimtes, etc.) is niet toegestaan.

1.45 lawaaisporten:

een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingsgeluid wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen gildes, de autosport, motorsport, (model)vliegsport, de schietsport met behulp van vuurwapens, de jachtsport wordt hier niet onder begrepen.

1.46 m:

meter;

1.47 maatschappelijke voorzieningen:

Voorzieningen zoals ten behoeve van religie, het verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, kinderopvang, gezondheidszorg, volksgezondheid, bejaardenzorg, woonzorg, sociaal-cultureel en openbare en bijzondere dienstverlening.

1.48 mantelzorg:

zorg die een persoon, zonder dat die persoon daarvoor betaald wordt, meer dan 8 uur per week of langer dan 3 maanden, draagt voor een chronisch ziek, gehandicapt of hulpbehoevend familielid;

1.49 Natura 2000 gebied:

in het kader van de Natuurbeschermingswet aangewezen gebieden ter bescherming van de biodiversiteit.

1.50 nevenactiviteiten:

één of meerderde activiteiten ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel (gezamenlijke) omvang (m2) als de effecten op het woon- en leefklimaat.

1.51 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

Een veehouderijbedrijf waarvan de agrarische productie voor het grootste deel afkomstig is uit de niet - grondgebonden veehouderijtak(ken). Een niet-grondgebonden veehouderijtak is een onderdeel van een agrarisch bedrijf dat beschikt over onvoldoende cultuurgrond om de dieren op het eigen bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen voor meer dan 50 procent van het benodigde voer te voorzien.

1.52 omgevingsvergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.53 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.54 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.55 peil:
  • a. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. indien in het water wordt gewerkt: de hoogte van de waterbodem;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein waarbij dat aansluitende terrein wordt opgedeeld in vlakken van 10m2 en de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein per te onderscheiden vlak van 10m2 bepaald wordt;
1.56 Plattelandswoning

een (voormalige) agrarische bedrijfswoning die -naast het gebruik als bedrijfswoning voor het agrarisch bedrijf waarbij de woning behoort- tevens mag worden gebruikt voor bewoning als burgerwoning door derden die geen functionele binding hebben met het bijbehorend agrarisch bedrijf, en die niet wordt beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf, met dien verstande dat de woning is gelegen binnen een agrarisch bouwvlak ten behoeve van een bestaand agrarisch bedrijf.

1.57 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan:

  • a. een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, escortbedrijf;
  • b. sekswinkel, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon;
  • c. al of niet in combinatie met elkaar;
1.58 twee-aaneengebouwde woning:

een blok van maximaal twee aaneengebouwde woningen, waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar gebouwd zijn, al dan niet door middel van een bijbehorend bouwwerk;

1.59 verbeelding:

de analoge en digitale verbeelding van de bestemming(en);

1.60 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.61 voorgevelrooilijn:

de lijn die, op peil, door het buitenwerkse vlak van de voorgevel loopt, welke lijn in geval van een bouwgrens waarnaar de voorgevel is gekeerd, wordt verondersteld te liggen ter plaatse van die bouwgrens;

1.62 vrijstaande woning:

een woning die geheel vrij staat ten opzichte van andere bebouwing;

1.63 weg:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet (alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten). Onder weg wordt niet verstaan achterpaden bij woningen, waaronder brandgangen;

1.64 wijziging:

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.65 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.66 zijerf:

het gedeelte van het (al dan niet bebouwde) perceel, dat is gelegen aan de zijkant van een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage

het oppervlak dat met bouwwerken mag worden bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;

2.2 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 afstand tot een bouwperceelsgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.8 ondergeschikte onderdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, luifels, gevelversieringen, standleidingen voor hemelwater, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, gevel- of kroonlijsten, overstekende daken, goten, erkers, serres, balkons, trappen, bordessen, funderingen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan één meter bedraagt;

2.9 uitzondering goothoogte dakkapellen, wolfseinden en entreepartijen

bij de berekening van de goothoogte worden wolfseinden, dakkapellen en entreepartijen buiten beschouwing gelaten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor “Agrarisch” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf of grondgebonden veehouderijtak en een bestaand niet- grondgebonden bedrijf of niet-grondgebonden veehouderijtak;
  • b. kleinschalig kamperen;
  • c. extensieve dagrecreatie;
  • d. het behoud van aanwezige landschappelijke waarden;
  • e. paardenbakken;
  • f. water en voorzieningen voor de waterhuishuishouding;
  • g. bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen waaronder afrasteringen, teeltondersteunende voorzieningen, ontsluitingswegen en watergangen met de daarbij behorende voorzieningen en wandel-,fiets-, ruiterpaden, meubilair zoals picknicktafels, banken, afvalbakken, schuilhutten, bewegwijzering en dergelijke;

en tevens ter plaatse van het agrarisch bouwvlak:

  • h. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'niet-grondgebonden' een niet-grondgebonden veehouderij of veehouderijtak;
  • i. een bedrijfswoning en bijbehorende voorzieningen;
  • j. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' het gebruik van de agrarische bedrijfswoning als plattelandswoning;
  • k. een biovergistingsinstallatie;
  • l. een kleine solitaire windturbine;
  • m. een paardenhouderij;
  • n. beroep en bedrijf aan huis;
  • o. kleinschalige nevenactiviteiten;
3.2 bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 3.1 mogen uitsluitend de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd:

3.2.1 bedrijfsbebouwing

Voor bedrijfsbebouwing, inclusief overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. de bouw van kassen is niet toegestaan;
  • c. goothoogte maximaal 6m;
  • d. bouwhoogte maximaal 12 m;
  • e. dakhelling minimaal 150 .

3.2.2 bedrijfswoning

Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. maximaal 1 bedrijfswoning per bouwvlak;
  • c. per woning is 1 huishouden toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', met dien verstande dat:
  • d. deze binnen 1 woning zijn ondergebracht;
  • e. inhoud woning maximaal 800 m3;
  • f. inhoud maximaal 800 m3;
  • g. goothoogte maximaal 6m;
  • h. bouwhoogte maximaal 11 m;
  • i. ingeval de bestaande inhoud, goothoogte en bouwhoogte van de vergunde bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen groter of hoger zijn dan de in de vorige leden genoemde maten, gelden deze als maximum.

3.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. oppervlakte maximaal 150 m2;
  • c. goothoogte maximaal 3m;
  • d. bouwhoogte maximaal 5 m;
  • e. afstand tot bedrijfswoning maximaal 20 m.

3.2.4 Plattelandswoning

Voor plattelandswoningen gelden de volgende regels:

  • a. plattelandswoningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. er blijft een agrarische bedrijfswoning voor het agrarische bedrijf beschikbaar;
  • c. de afstand tussen de plattelandswoning en de agrarische bedrijfsbebouwing bedraagt minimaal 10 m;
  • d. de afstand tussen de plattelandswoning en de bijbehorende bebouwing bedraagt maximaal 15 m;
  • e. de afstand tussen de plattelandswoning en een mestopslag bedraagt minimaal 25 m;
  • f. inhoud maximaal 800 m3;
  • g. goothoogte maximaal 6m;
  • h. bouwhoogte maximaal 11 m;

3.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij een plattelandswoning

Voor bijbehorende bouwwerken bij een plattelandswoning gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. oppervlakte maximaal 150 m2;
  • c. goothoogte maximaal 3m;
  • d. bouwhoogte maximaal 5 m;
  • e. afstand tot bedrijfswoning maximaal 15 m.

3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

Binnen het bouwvlak:

  • a. overige bouwwerken
  • 1. bouwhoogte van een afgedekte mestsilo maximaal 10 m;
  • 2. bouwhoogte van sleufsilo`s maximaal 2,5 m;
  • 3. bouwhoogte van overige silo`s en hooibergen maximaal 15 m;
  • 4. bouwhoogte van palen en masten maximaal 6 m;
  • 5. lichtmasten bij paardenbakken:
      • afstand tot de woning van derden minimaal 50 m;
      • afstand tot Natura 2000 gebieden minimaal 50 m;
      • bouwhoogte maximaal 6 m;
      • maximaal 4 masten per paardenbak;
      • lichtbundels middels afscherming zijn gericht op de rijbak.
  • 6. maximaal één windturbine per bouwvlak, waarbij de ashoogte van een kleinschalige windturbine maximaal 20 m bedraagt;
  • 7. bouwhoogte overige bouwwerken maximaal 3 m.

Buiten het bouwvlak

  • b. afrasteringen:
  • 1. 1. bouwhoogte maximaal 1 m;
  • 2. 2. bouwhoogte omheining ten behoeve van een paardenbak of tredmolen maximaal 1,7 m;

  • c. lichtmasten bij paardenbakken:
  • 1. afstand tot de woning van derden minimaal 50 m;
  • 2. afstand tot Natura 2000 gebieden minimaal 50 m;
  • 3. bouwhoogte maximaal 6 m;
  • 4. maximaal 4 masten per paardenbak;
  • 5. lichtbundels middels afscherming zijn gericht op de rijbak.

  • d. nutsvoorzieningen:
  • 1. bouwhoogte maximaal 3 m;
  • 2. oppervlakte maximaal 30 m2;
  • 3. bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen waar onder ontsluitingswegen en watergangen met de daarbij behorende voorzieningen en wandel-, fiets-, -ruiterpaden, meubilair zoals picknicktafels, banken, afvalbakken, bewegwijzering en dergelijke:
  • 4. bouwhoogte maximaal 2,5 m;
  • 5. bouwhoogte overige bouwwerken maximaal 3 m.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ter waarborging van de (toekomstige) waterhuishouding nadere eisen stellen met betrekking tot waterhuishoudkundige voorzieningen, waterbergings- en/of infiltratievoorzieningen, oppervlakteverharding of andere maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuwe op te richten bebouwing.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.2 onder voor:

  • a. het vergroten van de goothoogte van bedrijfsgebouwen en overkappingen, onder de volgende voorwaarden:
  • 1. de bedrijfsmatige noodzaak is aangetoond;
  • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 8 m;
  • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beeldkwaliteit;
  • 4. landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast, danwel de effecten voldoende worden gecompenseerd.

  • b. het bouwen van bouwwerken buiten het agrarisch bouwvlak, onder de volgende voorwaarden:
  • 1. op het bouwvlak geen of onvoldoende ruimte aanwezig is;
  • 2. de overschrijding van het bouwvlak niet meer bedraagt dan 25 m voor een bedrijfswoning en 10 m voor overige gevallen, met dien verstande dat:
      • de afstand tussen de tweede bedrijfswoning en de bestaande bebouwing niet meer bedraagt dan 25 m;
      • de bedrijfswoning niet achter de bedrijfsbebouwing geplaatst mag worden;
  • 3. de afstand tot een naburig agrarisch bouwvlak niet minder bedraagt dan 50 m;
  • 4. de oppervlakte van het agrarisch bouwvlak na uitbreiding niet meer bedraagt dan:
      • 1,0 hectare voor niet-grondgebonden bedrijven;
      • 2,0 hectare voor grondgebonden bedrijven;
  • 5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
  • 6. geen onevenredige aantasting van belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

  • c. afwijkende dakhelling

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1.a onder 4 voor het toestaan van een afwijkende dakhelling dan ter plaatse is toegestaan.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Aantal dieren en stikstofdepositie

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het houden van meer dan 240 melkkoeien, 158 stuks vrouwelijk jongvee, 10 schapen ouder dan 1 jaar en 19.100 ouderdieren van legrassen of het houden van dieren van een andere diercategorie, zoals opgenomen in de Regeling ammoniak en veehouderij, ter plaatse van agrarisch bouwperceel;
  • b. het houden van melkkoeien, vrouwelijk jongvee, schapen en ouderdieren van legrassen op een ander stalsysteem, waarbij de totale ammoniakemissie hoger is dan de vergunde ammoniakemissie op basis van de verleende Natuurbeschermingswetvergunning (d.d. 20-04-2016, zaaknummer 2015-013849), waarbij de ammoniakemissie wordt bepaald op basis van de actuele ammoniak emissiefactoren, zoals opgenomen in de Regeling ammoniak en veehouderij.

 

3.5.2 Mestverwerking

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het bewerken en verwerken van mest, geproduceerd buiten de inrichting.

3.5.3 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt verstaan het niet uitvoeren van het landschapsplan als omschreven in bijlage 1, Landschapsplan, van de regels. Binnen een termijn van twee jaar na oplevering van de nieuwe bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dient hieraan uitvoering te worden gegeven en daarna in stand te worden gehouden.

 

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken van de bestaande stikstofdepositie

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.5.1 voor een toename van de stikstofdepositie, het aantal dieren, wijziging van de diersoorten en/of wijziging van het huisvestingssysteem met inachtneming van de volgende voorwaarde:

  • a. voor de wijziging dient toestemming te zijn op grond van een melding op grond van de Regeling PAS of een verleende vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998/Wet natuurbescherming om aan te tonen dat de wijziging de natuurlijke kenmerken van Natura 2000 niet aantast.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de gronden binnen deze bestemming de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a. ophoging, egalisering van gronden en afgraven van de bodem;

b. aanleggen en verharden van wegen, het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen;

c. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;

d. werken en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals bemalen, onderbemalen,

- het slaan van putten;

e. aanleggen van ontsluitende wegen en paden ten behoeve van de bestemming;

f. aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

g. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en handelingen die de dood of beschadiging van de beplanting ten gevolge kunnen hebben.

3.7.2 Uitzonderingen vergunningsplicht

Het in artikel 3.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale beheer, (agrarisch) gebruik en onderhoud binnen en buiten het bouwvlak;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden in het kader van natuur en bosbeheer;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning zijn of mogen worden uitgevoerd;
  • d. het aanleggen van erfverhardingen binnen het bouwvlak.

Afwegingscriteria

3.7.3 Afwegingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.5.2 wordt slechts verleend indien en voor zover:

  • a. de aanvrager de noodzaak van het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden aantoont op basis van een onderzoek door een terzake deskundige partij waar-bij tevens de mogelijke significante (nadelige) gevolgen voor de cultuurhistorische, landschap-pelijke, ecologische waarden en de waterhuishoudkundige kwaliteiten in beeld zijn gebracht;
  • b. de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun bestemming;
  • c. geen significante aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke kwaliteiten van de gronden;
  • d. geen significante aantasting plaatsvindt van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en -kwantiteit;
  • e. geen significante aantasting plaatsvindt van de natuur-, landschappelijke -, ecologische en/of cultuurhistorische waarden van de gronden.

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de verwachte waarden.

4.1.1 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.1.2 Vergunningplicht

Het is verboden op de in 4.1 bedoelde gronden ter plaatse van de volgende aanduidingen een bodemingreep uit te voeren of te laten voeren zonder of in afwijking van omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. 'specifieke vorm van waarde - vastgestelde hoge archeologische waarde': voor bodemingrepen groter dan 30 m2 en dieper dan 0,3 m;
  • b. 'specifieke vorm van waarde - hoge archeologische verwachting': voor bodemingrepen groter dan 200 m2 en dieper dan 0,5 m;
  • c. 'specifieke vorm van waarde - middelmatige archeologische verwachting': voor bodemingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan 0,5 m;
  • d. 'specifieke vorm van waarde - oppervlaktewater': voor bodemingrepen groter dan 2.500 m2 en dieper dan 0,5 m, waarbij geldt dat gebieden waar de waterdiepte groter is dan 1,50 m buiten beschouwing blijven.
4.1.3 Uitzonderingen

De onder 4.1.2 bedoelde verboden zijn niet van toepassing op de gronden met de aanduiding 'archeologie uitgesloten'.

4.1.4 onderbouwing van de aanvraag

Om de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden goed te kunnen beoordelen, kan het noodzakelijk zijn dat een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

4.1.5 verbinding van regels

Aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kunnen in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
4.1.6 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de uitvoering van bedoelde werken of werkzaamheden, danwel door directe of indirecte te verwachten gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal dan wel dat de verstoring ervan redelijk is in relatie tot het belang van de te verrichten werken en het archeologische belang daarbij voldoende is gewaarborgd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Bestaande bouw

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of de afstand tot op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzage-legging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

6.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De planregels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a. de parkeervoorzieningen;

b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van materialen en goederen binnen de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden – openheid ' in de open lucht buiten het bouwvlak met uitzondering van kuilvoerplaten die, uitsluitend in de hiervoor aangegeven bestemmingen, aansluitend aan het bouwvlak mogen worden opgericht;

b. het gebruik van gebouwen voor de exploitatie van een seksinrichting.

7.2 Uitzondering

Het bepaalde in 7.1 sub a is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

8.1 geringe veranderingen bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het wijzigen van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de verbeelding zodanig, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10 % wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.

8.2 geringe veranderingen bestemmingsgrenzen

De uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:

  • a. dat de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. dat het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. dat het plan voorzien is van een watertoets;
  • d. dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
  • e. dat het wijzigingsplan inpasbaar is in het volkshuisvestingsprogramma (indien dat relevant is voor het plan);
  • f. dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
  • g. dat het verhaal van de gemeentelijke (plan)kosten zeker is gesteld;
  • h. dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is.

Artikel 9 Overige regels

9.1 van toepassing verklaring bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • f. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 overgangsrecht bouwwerken
  • 1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • 3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 overgangsrecht gebruik
  • 1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Lathum, Bandijk 75-77" van de gemeente Zevenaar.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ……………………

De voorzitter, De griffier,

……………………………………….. …………………………………………..

Bijlage bij regels

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten (categorie 1)

SBI-code   SBI-code 2008   Nr.   Omschrijving   Cat.  
22   58   -   Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen media      
221   581       Uitgeverijen (kantoren)   1  
2223   1814   A   Grafische afwerking   1  
223   182       Reproductiebedrijven opgenomen media   1  
         
36   31   -   Vervaardiging van meubels en overige goederen n.e.g.      
361   9524   2   Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2   1  
           
40   35   -   Productie en distrib. Van stroom, aardgas, stoom en warm water      
40   35   D0   Gasdistributiebedrijven:      
40   35   D3   - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A   1  
           
50   45, 47   -   Handel/reparatie van auto's, motorfietsen; benzineservicestations      
5020.4   45204   B   Autobeklederijen   1  
         
51   46   -   Groothandel en handelsbemiddeling      
511   461       Handelsbemiddeling (kantoren)   1  
           
52   47   -   Detailhandel en reparatie t.b.v. particulieren      
52   47   A   Detailhandel voor zover n.e.g.   1  
5211/2,5246/9   471       Supermarkten, warenhuizen   1  
5222, 5223   4722, 4723       Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken   1  
5224   4724       Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel   1  
5231, 5232   4773, 4774       Apotheken en drogisterijen   1  
5249   4778       Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt   1  
527   952       Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)   1  
           
55   55   -   Logies-, maaltijden- en drankenverstrekking      
5511, 5512   5510       Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra   1  
553   561       Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d.   1  
554   563   1   Cafés, bars   1  
5551   5629       Kantines   1  
         
61, 62   50, 51   -   Vervoer over water / door de lucht      
61, 62   50, 51   A   Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren)   1  
           
63   52   -   Dienstverlening t.b.v. het vervoer      
6322, 6323   5222       Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren)   1  
633   791       Reisorganisaties   1  
634   5229       Expediteurs, cargadoors (kantoren)   1  
           
64   53   -   Post en telecommunicatie      
642   61   A   Telecommunicatiebedrijven   1  
642   61   B0   Zendinstallaties:      
642   61   B2   - FM en TV   1  
642   61   B3   - GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwvergunningplichtig)   1  
           
65, 66, 67   64, 65, 66   -   Financiële instellingen en verzekeringswezen      
65, 66, 67   64, 65, 66   A   Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen   1  
           
70   41, 68   -   Verhuur van en handel in onroerend goed      
70   41, 68   A   Verhuur van en handel in onroerend goed   1  
           
72   62   -   Computerservice- en informatietechnologie      
72   62   A   Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d.   1  
           
73   72   -   Speur- en ontwikkelingswerk      
732   722       Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek   1  
         
74   63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82   -   Overige zakelijke dienstverlening      
74   63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82   A   Overige zakelijke dienstverlening: kantoren   1  
7484.4   82992       Veilingen voor huisraad, kunst e.d.   1  
           
75   84   -   Openbaar bestuur, overheidsdiensten, sociale verzekeringen      
75   84   A   Openbaar bestuur (kantoren e.d.)   1  
           
85   86   -   Gezondheids- en welzijnszorg      
8512, 8513   8621, 8622, 8623       Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven   1  
8514, 8515   8691, 8692       Consultatiebureaus   1  
         
91   94   -   Diverse organisaties      
9111   941, 942       Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren)   1  
           
92   59   -   Cultuur, sport en recreatie      
9251, 9252   9101, 9102       Bibliotheken, musea, ateliers, e.d.   1  
926   931   H   Golfbanen   1  
926   931   0   Schietinrichtingen:      
926   931   2   - binnenbanen: boogbanen   1  
           
93   96   -   Overige dienstverlening      
9301.3   96013   B   Wasserettes, wassalons   1  
9302   9602       Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten   1  
9303   9603   0   Begrafenisondernemingen:      
9303   9603   1   - uitvaartcentra   1  
9303   96031   2   - begraafplaatsen   1  
9305   9609   B   Persoonlijke dienstverlening n.e.g.   1