direct naar inhoud van Regels
Plan: Zaltbommel, De Wielewaal
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0297.ZBMBP20220025-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Zaltbommel, De Wielewaal met identificatienummer NL.IMRO.0297.ZBMBP20220025-VS01 van de gemeente Zaltbommel;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke – geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen – bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend (zie Bijlage 1 Aan huis verbonden beroepen en bedrijven);

1.6 aan huis verbonden beroepen

het in een woning met bijbehorende gebouwen beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, zulks met behoud van de woonfunctie van de betreffende woning (zie Bijlage 1 Aan huis verbonden beroepen en bedrijven);

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bebouwingspercentage

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.9 begane grond

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;

1.10 bestaand
  • bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van dit plan;
  • bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, alsmede bouwwerken die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen worden gebouwd krachtens een daartoe verleende omgevingsvergunning voor bouwen;
1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.14 bijzonder kwetsbaar object

een gebouw voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van groepen minderjarigen (tot 12 jaar), ouderen, zieken en/of gehandicapten;

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.22 bouwwijze

de wijze van bouwen van hoofdgebouwen, te weten vrijstaand, twee-aaneen (= halfvrijstaand), geschakeld, aaneengebouwd of gestapeld, waarbij:

  • onder 'vrijstaand' wordt verstaan dat de hoofdmassa van een woning (het hoofdgebouw) niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdmassa’s;
  • onder 'twee-aaneen' wordt verstaan dat de hoofdmassa van een woning (het hoofdgebouw) naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdmassa is begrensd;
  • onder 'geschakeld' wordt verstaan dat de hoofdmassa van een woning (het hoofdgebouw) niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdmassa’s, maar door middel van bijbehorende bouwwerken is verbonden met andere hoofdmassa's;
  • onder 'aaneengebouwd' wordt verstaan dat de hoofdmassa (het hoofdgebouw) deel uitmaakt van een blok van meer dan twee hoofdmassa’s, die naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdmassa’s zijn begrensd, met uitzondering van de hoofdmassa’s die de aldus gevormde rij beëindigen;
  • onder 'gestapeld' wordt verstaan dat de hoofdmassa’s van de woningen naast elkaar en/of boven elkaar zijn gesitueerd en waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, is gewaarborgd.
1.23 dakterras

buitenruimte gelegen boven de goothoogte of boeiboordhoogte van een (deel van een) gebouw;

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan degenen, die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 hoofdgebouw

één of meer panden, of gedeelte daarvan die noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.28 horeca

een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodaties;

1.29 horecabedrijf

de horecabedrijven zijn in drie categorieën te onderscheiden:

  • categorie 1:
    vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt: café, bars, dancings, discotheken en nachtclubs;
  • categorie 2:
    vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak logies en/of maaltijden worden aangeboden en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt: restaurants, hotels, pensions;
  • categorie 3:
    vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar mogelijk kleinere etenswaren worden verstrekt, zoals broodjeszaken, cafetaria's, ijssalons, eethuisjes, lunchrooms, automatiek, internetcafés;
1.30 huishouden

één of meer personen die in vast verband samenleven en waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling van de personen en van onderlinge verbondenheid;

1.31 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.32 kap

een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een helling van elk ten minste 20° en ten hoogste 75°;

1.33 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van medische, sociale, culturele of religieuze activiteiten, voorzieningen ten dienste van onderwijs, sport- en gymnastieklokalen alsmede overheidsdiensten met een overwegend openbaar karakter (inclusief ondersteunende horeca);

1.34 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, (stads)verwarming, drinkwater en telecommunicatiediensten, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer alsmede ten behoeve van riolering en (ondergrondse) afvalinzameling;

1.35 overig bouwwerk

bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.36 overkapping

bouwwerken, geen gebouwen zijnde met maximaal één gesloten wand;

1.37 plat dak

een dak met een dakhelling van minder dan 20°;

1.38 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.39 raamprostitutie

een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins vanuit een gebouw de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor publiek besloten ruimte plaatsvinden;

1.40 rooilijn

voorgevelrooilijn:

  • de denkbeeldige lijn die wordt gevormd door de krachtens deze regels toegelaten bebouwing, in het geval langs een wegzijde geen bebouwing aanwezig is;
  • (bij bestaande bebouwing) langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;

achtergevelrooilijn:

  • de van de weg afgekeerde lijn, zoveel mogelijk evenwijdig aan de voorgevelrooilijn, waarbij in de regels een maximum afstand tot die voorgevelrooilijn is voorgeschreven;
  • (bij bestaande bebouwing) langs de van de weg gekeerde zijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de achtergevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de achtergevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
1.41 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch en/of pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.42 verdiepingen

de bouwlagen van een gebouw gelegen boven de begane grondlaag;

1.43 voldoende laad- en losgelegenheid

van voldoende laad- en losgelegenheid is sprake, indien wordt voldaan aan de eisen met betrekking tot laden en lossen op eigen terrein zoals vastgelegd in de 'Parkeernota Zaltbommel 2018', vastgesteld door de raad op 14 juni 2018. Op het moment dat de gemeente een opvolger van de hiervoor genoemde nota vaststelt, wordt deze 'opvolger' gehanteerd om te bepalen of sprake is van voldoende laad- en losgelegenheid;

1.44 voldoende parkeergelegenheid

van voldoende parkeergelegenheid is sprake, indien wordt voldaan aan de parkeernormering (en maatvoering van de parkeergelegenheid) zoals vastgelegd in de 'Parkeernota Zaltbommel 2018', vastgesteld door de raad op 14 juni 2018. Op het moment dat de gemeente een opvolger van de hiervoor genoemde nota vaststelt, wordt deze 'opvolger' gehanteerd om te bepalen of sprake is van voldoende parkeergelegenheid;

1.45 voorgevel

een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw;

1.46 voorgevelrooilijn

de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

1.47 wonen

het bewonen van een woning door niet meer dan één huishouden;

1.48 woning

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

1.49 woon-zorgvoorziening

bebouwing bestaande uit (zorg)woningen in combinatie met maatschappelijke voorzieningen en ondersteunende woonzorgfuncties in hoofdzaak ten behoeve van de bewoners van deze woningen zoals voorzieningen en functies in het kader van de gezondheidszorg, kleinschalige detailhandel en (publieksverzorgende) dienstverlening.

1.50 zorgwoning

een woning of wooneenheid, bestemd voor verzorgd wonen, maar waarvan de bewoner(s) vanwege hun beperkte zelfredzaamheid vanaf aanvang van bewoning op basis van een ter zake van overheidswege gehanteerd systeem over het algemeen zijn geïndiceerd voor zorg, die beschikbaar is in de directe nabijheid van die woning of wooneenheid en welke zorg door minimaal één van de bewoner(s) ook daadwerkelijk wordt afgenomen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de bouwperceelgrens

tussen de grens van een bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 diepte van een aangebouwde bouwmassa

de diepte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk wordt loodrecht gemeten vanaf de gevel van het hoofdgebouw, waaraan het bijbehorend bouwwerk wordt gebouwd;

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, liftkokers, trappenhuizen, galerijen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,0 m bedraagt.

2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het diepste punt van een bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);

2.9 peil
  • voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. woon-zorgvoorzieningen, met daaraan ondergeschikte of ondersteunende horeca, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en detailhandel;
  • c. verpleeg- of zorginstellingen, met daaraan ondergeschikte of ondersteunende horeca, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en detailhandel;
  • d. parkeervoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • e. tuinen en erven;
  • f. ontsluitingswegen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
a Aan huis verbonden beroepen

Gebruik van een deel van een woning en/of het bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits:

  • a. de woonfunctie als overwegende functie gehandhaafd blijft;
  • b. de te gebruiken oppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep aan huis niet meer bedraagt dan 30 m².

b Aan huis verbonden bedrijf

Het gebruik van een deel van een woning en/of het bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf is uitsluitend toegestaan indien de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.5 is verleend.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Er zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van deze bestemming.

3.2.2 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat ondergeschikte bouwdelen in de vorm van balkons tot 2,5 m uit de gevel van het hoofdgebouw mogen worden gerealiseerd;
  • b. het maximum aantal wooneenheden in de vorm van woningen, niet zijnde zorgwoningen, bedraagt 28;
  • c. de maximum goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de maximum bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

3.2.3 Maatvoering aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken inclusief overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'';
  • b. de maximum goothoogte bedraagt 3,0 m dan wel maximaal 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw;
  • c. de maximum bouwhoogte bedraagt 6,0 m;
  • d. het plaatsen van hekwerken op een bijbehorend bouwwerk is toegestaan, indien en voor zover het hekwerk dient als een afscheiding voor een dakterras en indien de maximum bouwhoogte van het 1,2 m bedraagt.

3.2.4 Bouwen voor de voorgevel

In afwijking van het bepaalde in sublid 3.2.3 onder a is een aangebouwd bijbehorend bouwwerk buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, mits:

  • a. de maximum diepte van het bijbehorende bouwwerk 1,5 m bedraagt;
  • b. de maximum breedte van het bijbehorende bouwwerk niet meer bedraagt dan 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • c. de maximum bouwhoogte van het bijbehorende bouwwerk niet meer bedraagt dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • d. het bijbehorende bouwwerk aan de voorgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd.

3.2.5 Maatvoering vrijstaande bijbehorende bouwwerken

Voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken inclusief overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de maximum goothoogte bedraagt 3,0 m;
  • c. de maximum bouwhoogte bedraagt 6,0 m;
  • d. de minimum afstand van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot enig ander gebouw op het bouwperceel, bedraagt 1,0 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bestaande vrijstaande bijbehorende bouwwerken.

3.2.6 Maatvoering overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken buiten de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt 2,0 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen 1,0 m bedraagt;
  • b. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt 4,0 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen 2,0 m bedraagt;
  • c. in afwijking van het gestelde onder a en b zijn vlaggenmasten toegestaan met een maximum bouwhoogte van 8,0 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Maximum aantal (zorg)wooneenheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om af te wijken van het bepaalde in sublid 3.2.2 onder b om het maximum aantal wooneenheden in de vorm van woningen, niet zijnde zorgwoningen, te verhogen onder de voorwaarde dat:

  • a. met een berekening wordt aangetoond dat sprake is van voldoende parkeergelegenheid op basis van de actuele gemeentelijke parkeernormen, of
  • b. dat op basis van een actuele parkeerdrukmeting wordt aangetoond dat er geen sprake is van een onevenredige parkeerdruk in de straten direct rondom het plangebied.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met dit bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het (laten) gebruiken van gronden en bouwwerken voor:

  • a. de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • b. een seksinrichting.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om af te wijken van het bepaalde in sublid 3.4.1 onder a, voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf in de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie dient als overwegende functie gehandhaafd te blijven;
  • b. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en mag geen onevenredige afbreuk doen aan het karakter van de buurt;
  • c. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer en/of leiden tot onevenredige parkeerdruk;
  • d. (detail)handel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • e. De maximum oppervlakte ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf bedraagt 30 m².

Artikel 4 Waarde - Archeologie 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Omgevingsvergunning bouwen

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, moet - alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend - voor deze gronden voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² door de aanvrager een rapport worden overlegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

Het overleggen van een rapport is niet noodzakelijk indien de werkzaamheden die samenhangen met het bouwen niet dieper dan 30 cm beneden het maaiveld plaatsvinden.

4.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in sublid 4.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

4.2.3 Weigeren

Indien uit het in sublid 4.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in sublid 4.2.2 genoemde voorwaarden (in, naar het oordeel van het bevoegd gezag, voldoende mate) veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • i. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt.

4.3.2 Uitzonderingen

Het in sublid 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

4.3.3 Archeologisch onderzoek

De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

4.3.4 Voorwaarden

Voor zover de in sublid 4.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden van de gronden, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

4.3.5 Verlening

De omgevingsvergunning voor een werk, niet zijnde een bouwwerk, of werkzaamheden kan slechts worden verleend, indien de archeologische waarden door de in sublid 4.3.1 genoemde werken en werkzaamheden zullen worden verstoord, zonder dat het mogelijk is om deze door de in sublid 4.3.4 genoemde voorwaarden (in, naar het oordeel van het bevoegd gezag, voldoende mate) veilig te stellen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Ondergronds bouwen

Het bepaalde in deze regels en op de verbeelding omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5,0 m onder peil mag bedragen. Verder gelden de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken moeten grondwaterneutraal worden aangelegd;
  • b. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan daar waar bovengrondse bouwwerken zijn toegelaten;
  • c. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m2.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Verboden gebruik

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo);
  • e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan bij of krachtens deze regels;
  • f. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seks- of pornobedrijf dan wel prostitutiebedrijf;
  • g. een gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van zodanig gebruik dat uitdrukkelijk bij of krachtens deze regels is toegestaan;
  • h. een gebruik van gronden en bouwwerken voor evenementen, behoudens in die gevallen dat het aantal evenementen per locatie in totaal niet meer dan 3 per jaar bedraagt, met een maximum aantal dagen van 15 per evenement.

7.2 Parkeren
  • a. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het planologisch uitbreiden of het planologisch wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein overeenkomstig de door burgemeester en wethouders vastgestelde beleidsregels met betrekking tot parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van de indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
  • b. burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a.:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- en stallingruimte wordt voorzien.
  • c. afwijken van de regels, als bedoeld onder b. is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
    • 2. de woon- en leefsituatie.

7.3 Laden en lossen
  • a. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend indien, bij een te verwachten behoefte qua laden en lossen, tijdens de aanvraag wordt aangetoond dat voorzien wordt in voldoende laad- en losgelegenheid op eigen terrein. Dit overeenkomstig de door burgemeester en wethouders vastgestelde eisen met betrekking tot laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van de indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning;
  • b. burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a.:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- en losruimte wordt voorzien.
  • c. afwijken van de regels, als bedoeld onder b. is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de situatie in de openbare ruimte;
    • 2. de woon- en leefsituatie.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in het plan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits dat uit een oogpunt van architectuur en/of constructie noodzakelijk is.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen en bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 5,0 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10 % worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  • c. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Zaltbommel, De Wielewaal'.