direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitenstad Zaltbommel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0297.ZBMBP20190018-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitenstad Zaltbommel met identificatienummer NL.IMRO.0297.ZBMBP20190018-VS01 van de gemeente Zaltbommel.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke – geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen – bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend;

1.6 aan huis verbonden beroepen

het in een woning met bijbehorende gebouwen beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, zulks met behoud van de woonfunctie van de betreffende woning;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.12 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijn toegelaten;

1.14 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.15 cultuur en ontspanning

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning, waaronder begrepen musea en toeristische attracties en/of, podiumkunsten en bioscopen en/of, muziek- en dansscholen en/of, oefenruimten en creativiteitscentra, al dan niet met inbegrip van ondersteunende horeca;

1.16 bruto vloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.17 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit niet zijnde horeca;

1.18 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.19 erf

een al dan niet bebouwd perceel of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

1.20 functie-ondersteunende horeca

bij een andere hoofdfunctie dan horeca behorende, daaraan ondergeschikte en niet-zelfstandige horeca in de horecacategorie als omschreven onder "horecabedrijf categorieën 1 en 2" en waarbij de openingstijden gekoppeld zijn aan de openingstijden van de hoofdfunctie, zonder aparte toegang en niet fysiek gescheiden van de hoofdfunctie.

1.21 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.23 horeca

een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het exploiteren van zaalaccommodaties;

1.24 jachthaven

water met de daarbij behorende grond, waarbij overwegend gelegenheid wordt gegeven tot het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van pleziervaartuigen.

1.25 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen; Een onzelfstandig kantoor bevindt zich op hetzelfde bouwperceel als het bedrijf waarvan het een onderdeel is.

1.26 kiosk

klein, vrijstaand gebouwtje in de openbare ruimte, hoofdzakelijk bedoeld om te fungeren als winkel, informatiepunt en/of ten behoeve van horeca behorend tot categorie 1 of 2 uit de staat van horeca-activiteiten.

1.27 maatschappelijke voorzieningen

culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.28 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, (stads)verwarming, drinkwater en telecommunicatiediensten, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer alsmede ten behoeve van riolering en (ondergrondse) afvalinzameling;

1.29 ondergeschikte bouwdelen

een buiten de gevel of de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een liftopbouw, reclame-uitingen, technische installaties zoals een koelmotor of antenne, een dakvenster, een balkon, een luifel, een galerij, schoorsteen en een bloemenvenster, met uitzondering van een erker c.q. een uitgebouwd gedeelte van een gebouw (ter uitbreiding van het grondoppervlak op de begane grond).

1.30 onzelfstandige kantoorruimte

een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft;

1.31 overige bouwwerken

bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.32 pick-up point

Een locatie waar de consument uitsluitend of overwegend via internethandel bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop

1.33 profiel van vrije ruimte

Het profiel van vrije ruimte (PVR) is de minimale ruimte die vrijgehouden moet worden in de breedte en hoogte van de open ruimte tussen de bebouwing.

1.34 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.35 spaceframe

Een spaceframe is een ruimtelijke constructie, doorgaans uit staal, die een vrije overspanning mogelijk maakt.

1.36 terras

een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden verstrekt en waarvoor een terrasvergunning is afgegeven;

1.37 voorgevellijn

gevellijn zoals weergegeven op de verbeelding;

1.38 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder mede begrepen (natuurlijke) oevers, kademuren, sluizen, gemalen, bergbezinkbassins, duikers en dammen.

1.39 wonen

woondoeleinden in de vorm van woningen en bijzondere woonvoorzieningen al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.40 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, woonwagens uitgezonderd.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.2 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.6 peil
  • a. voor bouwwerken binnen de bestemmingen 'Woongebied': 8,50 m +NAP
  • b. binnen de overige bestemmingen:
    • 1. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
    • 2. voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd: de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang;
    • 3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil ter plaatse.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven tot en met categorie 3.1 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein;
  • b. aanvullend op het bepaalde onder a. is tevens toegestaan: een bouwbedrijf met een bedrijfsoppervlakte groter dan 2.000 m2 behorend tot milieucategorie 3.2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' is onzelfstandige kantoorruimte toegestaan;
  • d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies zoals bijvoorbeeld verkeer- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en erven.
3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mag slechts worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

3.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven goot- respectievelijk bouwhoogte toegestaan.
3.2.2 Overige bouwwerken
  • a. de hoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,0 m;
  • b. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8,0 m;
  • c. de hoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4,0 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Tot een met dit bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een:

  • a. seksinrichting;
  • b. risicovolle activiteit;
  • c. zelfstandige kantoren.
3.3.2 Geluidsniveaus bouwbedrijf

Het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf' mag niet leiden tot een overschrijding van de geluidsniveaus als bedoeld in onderstaande tabel, voor zover veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, tenzij op basis van maatwerkvoorschriften afwijkende geluidsniveaus zijn vastgelegd.

Tabel  
Periode   07:00-19:00 u   19:00-23:00 u   23:00-07.00 u  
langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) ter hoogte van de oostelijke kade van de Industriehaven   55 dB(A)   45 dB(A)   40 dB(A)  
maximaal geluidniveau (LAmax) ter hoogte van de oostelijke kade van de industriehaven   70 dB(A)   65 dB(A)   60 dB(A)  

met dien verstande dat voor laad- en losactiviteiten in de dagperiode (07:00-19:00 uur) de maximale geluidsniveaus (LAmax) mogen worden overschreden.

3.3.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor:

  • a. het toestaan van bedrijven die niet zijn opgenomen in de als bijlage toegevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein voor zover deze bedrijven naar aard, milieubelasting en ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven;
  • b. het toestaan van bedrijven die opgenomen zijn in de als bijlage toegevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein maar in een hogere milieucategorie dan ingevolge het bepaalde in lid 3.1 is toegestaan en deze bedrijven naar aard en milieubelasting en ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
    • 2. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.

Artikel 4 Detailhandel

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. supermarkten;
  • b. detailhandel ten behoeve van consumptiegoederen;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1' (sdh-1) is tevens een pick-up point toegestaan;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' (nv) is tevens een trafohuis toegestaan;
  • e. aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies zoals bijvoorbeeld verkeer- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en erven.
4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mag slechts worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

4.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven goot- respectievelijk bouwhoogte toegestaan.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - spaceframe' mag de maximum bouwhoogte van gebouwen met ten hoogstens 4,5 meter worden overschreden ten behoeve van een spaceframe.
4.2.2 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,0 m;
  • b. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8,0 m;
  • c. de hoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4,0 m, met dien verstande dat de hoogte van reclame-uitingen buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 2,25 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Tot een met dit bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor:

  • a. een seksinrichting;
  • b. de verkoop en/of opslag van consumentenvuurwerk;
  • c. meer dan twee supermarkten;
  • d. meer dan één pick-up-point;
  • e. een bedrijfswoning

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten en/of aan huis verbonden beroepen;
  • b. maatschappelijke voorzieningen;
  • c. bedrijven behorend tot categorie A uit de Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
  • d. horeca 1 tot en met 4 uit de Staat van horeca-activiteiten;
  • e. cultuur en ontspanning
  • f. dienstverlening;
  • g. detailhandel met inbegrip van functie-ondersteunende horeca;
  • h. aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies zoals parkeervoorzieningen, verkeer- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, terrassen, tuinen en erven.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen

Gebouwen dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’;
  • b. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is ten hoogste de aangegeven goot- en bouwhoogte toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan;
  • d. Het totaal aantal woningen binnen de bestemmingen 'Gemengd' en 'Woongebied' mag niet meer bedragen dan 300.
5.2.2 Bouwregels met betrekking tot hoogbouw
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' mag bebouwing worden opgericht tot de maximaal toegestane bouwhoogte zoals weergegeven op de verbeelding onder voorwaarde dat de oppervlakte hiervan niet groter is dan is aangeduid met 'maximum oppervlakte (m)'.
5.2.3 Bouwregels met betrekking tot zichtassen en onderdoorgangen
  • a. binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zone zichtas' mag bebouwing slechts worden opgericht conform de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 19.2 Vrijwaringszone - zichtas;
  • b. binnen de aanduiding 'onderdoorgang' mag bebouwing slechts worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
    • 1. er dient binnen de aanduiding een (onder)doorgang gerealiseerd te worden van minimaal 5 meter breed ;
    • 2. de (onder)doorgang moet geschikt zijn als langzaamverkeersverbinding;
    • 3. De hoogte van de onderdoorgang dient minimaal 4 meter te bedragen vanaf de verharding van het fietspad tot aan het plafond van de overkapping.
5.2.4 Bouwregels met betrekking tot geluidhinder
  • a. Het bouwen van woningen en andere geluidgevoelige gebouwen is uitsluitend toegestaan indien de gevels zijn uitgevoerd als dove gevel, welke voorwaarde geldt voor gevels die zijn gelegen binnen de geluidzones voor wegen, tenzij uit akoestisch onderzoek blijkt dat, al dan niet door geprojecteerde afschermende bebouwing of het toepassen van vliesgevels de geluidbelasting op de gevels van de woningen en andere geluidgevoelige gebouwen ten gevolge van elk van deze zones lager of gelijk is aan:
    • 1. de voorkeursgrenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder of
    • 2. de voor deze gebouwen vastgestelde hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • b. Indien de geluidsbelasting vanwege bedrijven zoals mogelijk gemaakt in Artikel 3 Bedrijf op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige gebouwen hoger is dan de navolgende waarden moeten woningen en andere geluidgevoelige gebouwen worden voorzien van één of meer dove gevels, vliesgevels of andere vergelijkbare maatregelen die de geluidbelasting op de gevel terugbrengen tot ten hoogste de bedoelde grenswaarden dan wel de etmaalwaarde, tenzij voor de bedrijven zoals mogelijk op basis van Artikel 3 Bedrijf verruiming van de waarden is verleend of maatwerkvoorschriften dan wel hogere waarden zijn vastgesteld overeenkomstig:
    • 1. de grenswaarden voor langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus (LAr,LT) van het Activiteitenbesluit milieubeheer of
    • 2. de grenswaarden voor piekniveaus (LAmax) op grond van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer of
    • 3. een etmaalwaarde van Letm = 50 dB(A).
  • c. Aanvullend op het bepaalde onder a. geldt dat gevels van woningen en andere geluidgevoelige gebouwen eveneens als dove gevel moeten worden uitgevoerd voor zover ten behoeve van deze gevels artikel 110f Wet geluidhinder van toepassing is en de gecumuleerde waarde op de gevel, niet zijnde een vliesgevel, hoger is dat dan de hoogste van de maximaal toegestane ontheffingswaarden;
5.2.5 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken behorend bij grondgebonden woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het erf mag, tenzij anders is aangegeven in de bestemming, voor maximaal 50% worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het maximale gezamenlijke grondoppervlak van de aan - en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 50 m²;
  • b. de hoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,50 m; indien met hellende dakvlakken wordt gebouwd, mag de goothoogte niet meer bedragen dan 3,50 m, de hoogte niet meer dan 4,50 m en de dakhelling niet meer dan 60° ten opzichte van het horizontale vlak;
  • c. de hoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag; indien met hellende dakvlakken wordt gebouwd mag de goothoogte niet meer bedragen dan de begane grondlaag en hoogte niet meer dan 4,50 m en de dakhelling niet meer dan 60° ten opzichte van het horizontale vlak.
5.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,00 m;
  • b. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting mogen maximaal 5,00 m hoog zijn;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van kunstobjecten en verlichting mag ten hoogste 3,00 m bedragen.
5.2.7 Dakterrassen

Voor dakterrassen geldt dat deze zijn toegestaan mits de hoogte van afscheidingen niet meer bedraagt dan 1,30 m, gemeten ten opzichte van de vloer waarop wordt gebouwd.

5.3 Afwijken bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 12.2.1 onder d. genoemde aantallen met maximaal 30 stuks (10%), mits:

  • a. sprake is van betaalbare woningen, waarvan 15 met een maximale koopsom van €250.000,- en 15 met een maximale koopsom van €350.000 (prijspeil juni 2021);
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Parkeerterrein

Ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' mogen de gronden tevens worden gebruikt als parkeerterrein ten behoeve van het naastgelegen winkelcentrum.

5.4.2 Vloeroppervlak

Voor de in lid 5.1 onder b t/m g genoemde functies geldt een maximaal brutovloeroppervlak van 2.900 m2 bruto vloeroppervlak (bvo), als volgt verdeeld:

  • a. detailhandel: maximaal 650 m2 bvo;
  • b. horeca: maximaal 750 m2 bvo:
  • c. dienstverlening: maximaal 1.000 m2 bvo
  • d. overige commerciële en maatschappelijke voorzieningen: 500 m2 bvo
5.4.3 Beroep en/of bedrijf aan huis

Onder toegestaan gebruik wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten en/of aan huis verbonden beroepen, mits:

  • a. de woonfunctie als overwegende functie gehandhaafd blijft;
  • b. er geen onevenredige hinder optreedt voor het woon- en leefmilieu en er geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het karakter van de buurt;
  • c. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer of leidt tot een onevenredige parkeerdruk;
  • d. de hiertoe benodigde vloeroppervlakte maximaal 30% van de vloeroppervlakte bedraagt met een maximum van 35 m2, zulks met inbegrip van bijbehorende bouwwerken;
  • e. degene die de bedrijfsvoering van de aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten en/of aan huis verbonden beroepen, tevens de bewoner van de woning is;
  • f. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep.
5.4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 5.4.2 genoemde maximale brutovloeroppervlaktes met een maximum van 10 % met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de overschrijding van het maximale bvo is noodzakelijk voor de bedrijfsvoering
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

Artikel 6 Groen - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden;
  • b. de instandhouding van een ecologische verbindingszone;
  • c. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van een vogeluitkijkpost bedraagt maximaal 5 meter;
  • c. de bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 4 meter.

Artikel 7 Groen - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. fiets- en/of voetpaden;
  • c. verblijfsvoorzieningen;
  • d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals sport- en spelvoorzieningen, parkeer- en verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en oeververbindingen/bruggen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en (keer)muren bedraagt maximaal 1 meter;
  • b. de bouwhoogte voor lichtmasten bedraagt maximaal 5 meter;
    de bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 4 meter;
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing ten behoeve van behoud en versterking van:

  • a. ecologische waarden;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, voet- en fietspaden;
  • b. terrassen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - kiosk' tevens voor een kiosk;
  • d. standplaatsen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals verblijfsvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
  • a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met dien verstande dat de oppervlakte per gebouw niet meer dan 15 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen.
  • b. In aanvulling op het bepaalde onder a. mag ter plaatse van de aanduiding 'kiosk' maximaal 1 kiosk worden opgericht met dien verstande dat de oppervlakte niet meer dan 15 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen.
8.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen;

  • a. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting bedraagt 8,0 m;
  • b. de maximum bouwhoogte van andere overige bouwwerken bedraagt 4,0 m.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing ten behoeve van behoud en versterking van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. Waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. taluds en natuurvriendelijke oevers;
  • d. voorzieningen zoals kunstwerken en andere waterstaatswerken, ten behoeve van waterafvoer en waterberging;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' tevens voor een jachthaven en een ligplaats voor een rondvaartboot;
  • f. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals bijvoorbeeld bruggen, dammen en/of duikers, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen
  • a. Op of in deze gronden mag ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' één havengebouw worden opgericht met een maximale oppervlakte van 50 m² en een goothoogte van maximaal 3 meter.
9.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 m, met uitzondering van kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, die maximaal 5 m hoog mogen zijn.

Artikel 10 Water - Waal

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Waal' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. rivieren, oeverstroken alsmede voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding met daarbij behorende taluds, bermen, groenvoorzieningen, recreatieve voorzieningen, kunstwerken, bruggen en kademuren;
  • b. de instandhouding en ontwikkeling van natuurlijke en ecologische functies en voorzieningen;
  • c. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals bijvoorbeeld openbare verblijfsvoorzieningen, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, taluds, bermen, kunstwerken en oeverbeschoeiingen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Op of in deze grond mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, zoals bijvoorbeeld overkluizingen.

10.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 m, met uitzondering van kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, die maximaal 5 m hoog mogen zijn.

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Bebouwing dient aan de volgende bepalingen te voldoen:

  • a. bebouwing mag uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’;
  • b. bebouwing mag uitsluitend worden gebouwd achter de voorgevellijn;
  • c. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is ten hoogste de aangegeven goot- en bouwhoogte toegestaan;
  • d. de minimum afstand tussen de bebouwing en de onderlinge erfgrens bedraagt 3 meter;
  • e. de minimum afstand tussen de bebouwing en de erfgrens grenzend aan de openbare ruimte bedraagt 5 meter;
  • f. het maximum aantal woningen: zoals met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' staat aangegeven
11.2.2 Bouwregels met betrekking tot geluidhinder
  • a. Het bouwen van woningen en andere geluidgevoelige gebouwen is uitsluitend toegestaan indien de gevels zijn uitgevoerd als dove gevel, welke voorwaarde geldt voor gevels die zijn gelegen binnen de geluidzones voor wegen, tenzij uit akoestisch onderzoek blijkt dat, al dan niet door geprojecteerde afschermende bebouwing of het toepassen van vliesgevels de geluidbelasting op de gevels van de woningen en andere geluidgevoelige gebouwen ten gevolge van elk van deze zones lager of gelijk is aan:
    • 1. de voorkeursgrenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder of
    • 2. de voor deze gebouwen vastgestelde hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • b. Indien de geluidsbelasting vanwege bedrijven zoals mogelijk gemaakt in Artikel 3 Bedrijf op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige gebouwen hoger is dan de navolgende waarden moeten woningen en andere geluidgevoelige gebouwen worden voorzien van één of meer dove gevels, vliesgevels of andere vergelijkbare maatregelen die de geluidbelasting op de gevel terugbrengen tot ten hoogste de bedoelde grenswaarden dan wel de etmaalwaarde, tenzij voor de bedrijven zoals mogelijk op basis van Artikel 3 Bedrijf verruiming van de waarden is verleend of maatwerkvoorschriften dan wel hogere waarden zijn vastgesteld overeenkomstig:
    • 1. de grenswaarden voor langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus (LAr,LT) van het Activiteitenbesluit milieubeheer of
    • 2. de grenswaarden voor piekniveaus (LAmax) op grond van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer of
    • 3. een etmaalwaarde van Letm = 50 dB(A).
  • c. Aanvullend op het bepaalde onder a. geldt dat gevels van woningen en andere geluidgevoelige gebouwen eveneens als dove gevel moeten worden uitgevoerd voor zover ten behoeve van deze gevels artikel 110f Wet geluidhinder van toepassing is en de gecumuleerde waarde op de gevel, niet zijnde een vliesgevel, hoger is dat dan de hoogste van de maximaal toegestane ontheffingswaarden.
11.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. het erf mag, tenzij anders is aangegeven in de bestemming, voor maximaal 50% worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het maximale gezamenlijke grondoppervlak van de aan - en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 50 m²;
  • b. de hoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,50 m; indien met hellende dakvlakken wordt gebouwd, mag de goothoogte niet meer bedragen dan 3,50 m, de hoogte niet meer dan 4,50 m en de dakhelling niet meer dan 60 graden ten opzichte van het horizontale vlak;
  • c. de hoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag; indien met hellende dakvlakken wordt gebouwd mag de goothoogte niet meer bedragen dan de begane grondlaag en hoogte niet meer dan 4,50 m en de dakhelling niet meer dan 60° ten opzichte van het horizontale vlak.
11.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 m;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van kunstobjecten en verlichting mag ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • c. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting mogen maximaal 5 m hoog zijn.
11.2.5 Dakterrassen

Voor dakterrassen geldt dat deze zijn toegestaan mits de hoogte van afscheidingen niet meer bedraagt dan 1,30 m, gemeten ten opzichte van de vloer waarop wordt gebouwd;

11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Beroep en/of bedrijf aan huis

Onder toegestaan gebruik wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten en/of aan huis verbonden beroepen mits:

  • a. de woonfunctie als overwegende functie gehandhaafd blijft;
  • b. er geen onevenredige hinder optreedt voor het woon- en leefmilieu en er geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het karakter van de buurt;
  • c. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer of leidt tot een onevenredige parkeerdruk;
  • d. de hiertoe benodigde vloeroppervlakte maximaal 30% van de vloeroppervlakte bedraagt met een maximum van 35 m2, zulks met inbegrip van bijbehorende bouwwerken;
  • e. degene die de bedrijfsvoering van de aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten en/of aan huis verbonden beroepen tevens de bewoner van de woning is;
  • f. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep.

Artikel 12 Woongebied

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' tevens voor lichte bedrijvigheid behorende tot maximaal categorie B uit de Staat van bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
  • c. aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies zoals (gebouwde) parkeervoorzieningen, verkeer- en groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen en erven.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Hoofdgebouwen

Gebouwen dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’;
  • b. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is ten hoogste de aangegeven goot- en bouwhoogte toegestaan, met in achtneming van het bepaalde in 12.2.2;
  • c. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan, met in achtneming van het bepaalde in 12.2.2;
  • d. Het totaal aantal woningen binnen de bestemmingen 'Gemengd' en 'Woongebied' mag niet meer bedragen dan 300.
12.2.2 Bouwregels met betrekking tot hoogbouw
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' mag bebouwing worden opgericht tot de maximaal toegestane bouwhoogte zoals weergegeven op de verbeelding onder voorwaarde dat de oppervlakte hiervan niet groter is dan is aangeduid met 'maximum oppervlakte (m)'.
12.2.3 Bouwregels met betrekking tot zichtassen

Binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zone zichtas' mag bebouwing slechts worden opgericht conform de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 19.2 Vrijwaringszone - zichtas;

12.2.4 Bouwregels met betrekking tot geluidhinder
  • a. Het bouwen van woningen en andere geluidgevoelige gebouwen is uitsluitend toegestaan indien de gevels zijn uitgevoerd als dove gevel, welke voorwaarde geldt voor gevels die zijn gelegen binnen de geluidzones voor wegen, tenzij uit akoestisch onderzoek blijkt dat, al dan niet door geprojecteerde afschermende bebouwing of het toepassen van vliesgevels de geluidbelasting op de gevels van de woningen en andere geluidgevoelige gebouwen ten gevolge van elk van deze zones lager of gelijk is aan:
    • 1. de voorkeursgrenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder of
    • 2. de voor deze gebouwen vastgestelde hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • b. Indien de geluidsbelasting vanwege bedrijven zoals mogelijk gemaakt in Artikel 3 Bedrijf op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige gebouwen hoger is dan de navolgende waarden moeten woningen en andere geluidgevoelige gebouwen worden voorzien van één of meer dove gevels, vliesgevels of andere vergelijkbare maatregelen die de geluidbelasting op de gevel terugbrengen tot ten hoogste de bedoelde grenswaarden dan wel de etmaalwaarde, tenzij voor de bedrijven zoals mogelijk op basis van Artikel 3 Bedrijf verruiming van de waarden is verleend of maatwerkvoorschriften dan wel hogere waarden zijn vastgesteld overeenkomstig:
    • 1. de grenswaarden voor langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus (LAr,LT) van het Activiteitenbesluit milieubeheer of
    • 2. de grenswaarden voor piekniveaus (LAmax) op grond van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer of
    • 3. een etmaalwaarde van Letm = 50 dB(A).
  • c. Aanvullend op het bepaalde onder a. geldt dat gevels van woningen en andere geluidgevoelige gebouwen eveneens als dove gevel moeten worden uitgevoerd voor zover ten behoeve van deze gevels artikel 110f Wet geluidhinder van toepassing is en de gecumuleerde waarde op de gevel, niet zijnde een vliesgevel, hoger is dat dan de hoogste van de maximaal toegestane ontheffingswaarden.
12.2.5 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken behorend bij grondgebonden woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het erf mag, tenzij anders is aangegeven in de bestemming, voor maximaal 50% worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het maximale gezamenlijke grondoppervlak van de aan - en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 50 m²;
  • b. de hoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,50 m; indien met hellende dakvlakken wordt gebouwd, mag de goothoogte niet meer bedragen dan 3,50 m, de hoogte niet meer dan 4,50 m en de dakhelling niet meer dan 60° ten opzichte van het horizontale vlak;
  • c. de hoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag; indien met hellende dakvlakken wordt gebouwd mag de goothoogte niet meer bedragen dan de begane grondlaag en hoogte niet meer dan 4,50 m en de dakhelling niet meer dan 60° ten opzichte van het horizontale vlak.
12.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - spaceframe' mag een spaceframe worden gebouwd met een goothoogte man maximaal 16 meter, een nokhoogte van 17 meter en een diepte van 27 meter;
  • b. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,00 m;
  • c. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting mogen maximaal 5,00 m hoog zijn;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van kunstobjecten en verlichting mag ten hoogste 3,00 m bedragen.
12.2.7 Dakterrassen

Voor dakterrassen geldt dat deze zijn toegestaan mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de hoogte van afscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,30 m gemeten ten opzichte van de vloer waarop wordt gebouwd;
12.3 Afwijken bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 12.2.1 onder d. genoemde aantallen met maximaal 30 stuks (10%), mits:

  • a. sprake is van betaalbare woningen, waarvan 15 met een maximale koopsom van €250.000,- en 15 met een maximale koopsom van €350.000 (prijspeil juni 2021);
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Beroep en/of bedrijf aan huis

Onder toegestaan gebruik wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten en/of aan huis verbonden beroepen mits:

  • a. de woonfunctie als overwegende functie gehandhaafd blijft;
  • b. er geen onevenredige hinder optreedt voor het woon- en leefmilieu en er geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het karakter van de buurt;
  • c. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer of leidt tot een onevenredige parkeerdruk;
  • d. de hiertoe benodigde vloeroppervlakte maximaal 30% van de vloeroppervlakte bedraagt met een maximum van 35 m2, zulks met inbegrip van bijbehorende bouwwerken;
  • e. degene die de bedrijfsvoering van de aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten en/of aan huis verbonden beroepen tevens de bewoner van de woning is;
  • f. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep.

Artikel 13 Waarde - Beschermd Stadsgezicht

13.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Beschermd Stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en zo mogelijk herstel van de ruimtelijke structuur en de cultuurhistorische waarden van Zaltbommel zoals omschreven in het in de bijlagen opgenomen bij het aanwijzingsbesluit d.d. 21 december 1984;
  • b. De gronden waarop de dubbelbestemming rust mogen worden gebruikt volgens de gebruiksregels van de onderliggende bestemming, mits:
    • 1. het gebruik van de onderliggende bestemming niet in strijd is met de hierna te gegeven gebruiksregels van de dubbelbestemming; en
    • 2. het gebruik van de onderliggende bestemming niet zodanig is dat daarmee de verwezenlijking van de dubbelbestemming of het gebruik van die dubbelbestemming in de toekomst onmogelijk wordt gemaakt, wordt bemoeilijkt of wordt beperkt.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Bouwen volgens de dubbelbestemming

Volgens de gebruiksregels, gegeven onder lid 13.1, mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd die geen gebouwen zijn en die nodig zijn voor het behoud of het herstel van het beschermd stadsgezicht en voor het behoud of herstel van het cultuurhistorisch evenwicht daarin zoals gegeven met het beeldkwaliteitsplan voor het beschermd stadsgezicht.

13.2.2 Bouwen volgens onderliggende bestemming

Op de gronden mogen bouwwerken worden gebouwd volgens de gebruiksregels van de onderliggende bestemming die op die gronden rust, mits het beschermd stadsgezicht en het cultuurhistorisch evenwicht voor het beschermd stadsgezicht, daarmee niet worden aangetast.

13.2.3 Advies omgevingsvergunning
  • a. Alvorens omgevingsvergunning voor bouwen te verlenen voor het bouwen als bedoeld onder artikel 13.2.1 of artikel 13.2.2, kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij de monumentencommissie van de gemeente Zaltbommel.
  • b. Het schriftelijk advies geeft in ieder geval antwoord op:
    • 1. de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning het belang van de dubbelbestemming niet onevenredig wordt geschaad, in het bijzonder of die omgevingsvergunning niet in strijd is met het beeldkwaliteitsplan voor het beschermd stadsgezicht; en
    • 2. de inhoud, strekking en uitvoerbaarheid van de eventueel te stellen voorwaarden aan de omgevingsvergunning.
13.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de plaatsing, kapvorm, verschijningsvorm, materiaalgebruik, dakhellingen, lineaire afmetingen en oppervlaktematen van de gebouwen die volgens de onderliggende bestemming zijn toegestaan, met als doel dat met die nadere eisen een zo goed mogelijke uitvoering van het bestemmingsplan wordt gewaarborgd met het oog op het behoud en het herstel van het beschermd stadsgezicht en het behoud of het herstel van het cultuurhistorisch evenwicht daarin.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing, de plaatsing van bijbehorende bouwwerken onderling en ten opzichte van de hoofdgebouwen, alsmede de hoogte en plaatsing van erfafscheidingen.
  • c. De nader geëiste afmetingen mogen niet meer dan 15% afwijken van de afmetingen die voor de gebouwen op grond van de onderliggende bestemming zijn voorgeschreven, dan wel van de bestaande situatie op het tijdstip waarop de nadere eisen van kracht worden.
  • d. Alvorens nadere eisen te stellen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de monumentencommissie van de gemeente Zaltbommel.
  • e. De nadere eisen kunnen slechts worden gesteld indien en nadat de onder 13.3 onder d genoemde commissie positief heeft geadviseerd.
  • f. Het schriftelijk advies betreft in het bijzonder de vraag of door de nadere eisen het belang van de dubbelbestemming niet onevenredig wordt geschaad, in het bijzonder:
    • 1. de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht;
    • 2. de cultuurhistorische en archeologische waarde;
    • 3. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden zoals bedoeld in artikel 13.1 zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning verleend door burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van een werk, dat geen bouwwerk is, of werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren, behoudens de daarbij vermelde uitzonderingen op dat verbod:

  • a. het rooien van bomen, hagen en andere beplanting, niet behorende tot het normale onderhoud, anders dan nodig is voor de uitvoering van een rechtsgeldige omgevingsvergunning;
  • b. het bestraten of herstraten van de gronden, in de zin van herprofilering en/of wijziging van bestratingsmateriaal, het aanbrengen, wegnemen of veranderen van stoepen, stoepranden, stoeppalen of waterpompen daaronder begrepen;
  • c. het bestraten en verharden van de gronden met de bestemming 'Groen - 2';
  • d. het schilderen, sauzen of pleisteren van gevels, welke zichtbaar zijn vanaf voor publiek toegankelijk gebied;
  • e. het opslaan, deponeren, lozen en/of storten van al dan niet afgedankte en/of aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en/of producten, alsmede het aanleggen en/of inrichten van opslag-, stort- en/of bergplaatsen;
  • f. het dempen van beken, sloten en/of andere waterlopen;
  • g. het afgraven en/of ophogen van gronden;
  • h. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse leidingen;

met uitzondering van:

  • 1. normale onderhoudswerkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het beheer of de voltooiing van werken die op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan reeds bestonden of in uitvoering waren genomen, alsmede werken en/of werkzaamheden die worden of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende of nog te verlenen vergunning, waaronder mede worden verstaan:
  • 2. het normale onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • 3. de werken en/of werkzaamheden die strekken tot behoud of herstel van de cultuurhistorische waarde van de bouwwerken.
13.4.2 Voorwaarden

Voor de verlening van de omgevingsvergunning moeten de volgende bepalingen in acht worden genomen:

  • a. Aan de omgevingsvergunning mogen voorwaarden worden verbonden mits daarover vooraf schriftelijk advies is gevraagd aan de deskundige als bedoeld sublid 13.4.4 onder a.
  • b. In geval dat de werken of werkzaamheden verstoring van de beeldkwaliteit van het beschermd stadsgezicht en de daartoe behorende bouwwerken in cultuurhistorische of bouwkundige zin tot gevolg hebben, verbinden burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning de voorwaarden dat:
    • 1. werken worden aangelegd op de wijze die door of vanwege burgemeester en wethouders tijdens het verrichten van de werken of de werkzaamheden wordt aangegeven;
    • 2. de werken of werkzaamheden worden begeleid door een door burgemeester en wethouders aangewezen deskundige op het gebied van monumenten en cultuurhistorische waarden in het algemeen, aan wiens instructies tijdens het aanleggen gevolg dient te worden gegeven.
13.4.3 Toelaatbaarheid uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De werken of werkzaamheden die onder het aanlegverbod vallen, zijn slechts toelaatbaar voor zover het belang dat met de dubbelbestemming wordt gediend, in het bijzonder de karakteristiek van het stadsbeeld, hierdoor niet onevenredig wordt benadeeld.

13.4.4 Advies omgevingsvergunning
  • a. Voor de verlening van de omgevingsvergunning vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies aan de monumentencommissie van de gemeente Zaltbommel.
  • b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien en nadat de onder a genoemde commissie heeft geadviseerd.
  • c. Het schriftelijk advies geeft in ieder geval antwoord op:
    • 1. de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning het belang van de dubbelbestemming niet onevenredig wordt geschaad, in het bijzonder of die omgevingsvergunning niet in strijd is met het beeldkwaliteitsplan voor het beschermd stadsgezicht; en
    • 2. de inhoud, strekking en uitvoerbaarheid van de eventueel te stellen voorwaarden aan de omgevingsvergunning.
13.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
13.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden zoals bedoeld in sublid 13.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

13.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in sublid 13.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud betreffen;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. waarvoor reeds een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 sub f of artikel 2.2, lid 1 onder b.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is vereist (rijks- of gemeentelijk monument).
13.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bouwhistorische waarden van de gronden en opstallen.

13.5.4 Onderzoeksplicht en voorwaarden omgevingsvergunning
  • a. De in sublid 13.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend nadat:
    • 1. een door deskundigen opgesteld rapport overlegd wordt, waarin de bouwhistorische waarden van de te slopen bouwwerken naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;
    • 2. naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden van de te slopen bouwwerken in andere beschikbare informatie afdoende zijn vastgesteld, in welk geval het onder 1 genoemde rapport niet nodig is.
  • b. In de omgevingsvergunning kunnen nadere voorschriften worden opgenomen in het belang van handhaving van en onderzoek/documentatie bouwhistorische zaken. Hiertoe kunnen in ieder geval de volgende voorschriften behoren:
    • 1. het opleggen van de verplichting tot het toestaan van het verrichten, door of van gemeentewege, van nader bouwhistorisch onderzoek tijdens de uitvoering van de vergunning;
    • 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de bouwhistorische waarden kunnen worden behouden;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een erkend bouwhistoricus;
    • 4. voorschriften in het belang van handhaving van en/óf onderzoek van documentatie bouwhistorische zaken, indien na afweging van belangen bouwhistorisch belangrijke elementen moeten verdwijnen.

Artikel 14 Waterstaat - Waterkering

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezengronden zijn behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor:

  • a. het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
  • b. bij deze voorziening behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.
14.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 14.1 genoemde gronden mogen ten dienste van de waterkering bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 15 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat - Waterstaatkundige functie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de afvoer van oppervlaktewater, sediment en ijs, voor waterhuishouding, voor verkeer te water en voor aanleg, onderhoud en verbetering van de waterkering.

15.2 Bouwregels

Op de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van rivierbakening en bouwwerken ten behoeve van de Rijkswaterstaat.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2 ten behoeve van op grond van de andere daar voorkomende bestemmingen toegestane bebouwing, mits in dit kader de waterbeheerder wordt gehoord.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op en in de in lid 15.1 bedoelde gronden de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren:

  • a. het ophogen of egaliseren van het huidige maaiveldniveau;
  • b. het aanbrengen van beplantingen en/of bomen;
  • c. het dempen van watergangen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen.
15.4.2 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 15.4.1 kan slechts worden verleend:

  • a. indien door de uitvoering van de werken of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het beheer en het functioneren van de waterkering en daaraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen;
  • b. indien is gebleken dat de in lid 15.4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan, niet zullen leiden tot een inbreuk op het beheer en het functioneren van de waterkering.
15.4.3 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 15.4.1 is vereist voor:

  • a. werken en/of werkzaamheden, behorend bij de aanleg van de nieuwe waterkering;
  • b. werken en/of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • c. werken en/of werkzaamheden welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 16 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 17 Algemene bouwregels

17.1 Parkeren

Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt dat:

  • a. voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied;
  • b. voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de “Parkeernormen Zaltbommel 2018” of dat wordt voldaan aan de norm in het 'Definitief Ontwerp - Integraal Stedenbouwkundig Plan en Beeldkwaliteitsplan Buitenstad Zaltbommel', zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 10 april 2021.
  • c. indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.

Artikel 18 Algemene gebruiksregels

18.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor het oprichten van gebouwen waarin minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten al dan niet een gedeelte van de dag verblijven, zoals: ziekenhuizen, bejaardenhuizen, verpleeghuizen, scholen en kinderopvang;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • f. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan bij of krachtens deze regels;
  • g. grondroerende werkzaamheden dieper dan 4,50 meter onder maaiveld;
  • h. grondwateronttrekking.

Artikel 19 Algemene aanduidingsregels

19.1 Milieuzone - beperking bodemgebruik
  • 1. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - beperking bodemgebruik' zijn geen grondroerende activiteiten toegestaan dieper dan 4,50 meter onder maaiveld en is het onttrekken van grondwater verboden.
  • 2. Het bevoegd gezag is bevoegd om in afwijking van het bepaalde onder 1 een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van grondroerende werken en werkzaamheden dieper dan 4,50 meter onder maaiveld of het onttrekken van grondwater, als uit ingesteld bodemonderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor de beoogde activiteiten.
19.2 Vrijwaringszone - zichtas

Binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zone zichtas' mag bebouwing slechts worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

    • 1. er dient binnen de zone een zichtas behouden te blijven met een minimale lengte en breedte gelijk aan die van de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - zichtas';
    • 2. de zichtas mag niet overbouwd worden;
    • 3. bebouwing binnen de zichtas is slechts toegestaan ten behoeve van straatmeubilair en ondergeschikte bouwdelen, met dien verstande dat het doorzicht behouden dient te blijven;
    • 4. de positie van de zichtas is vrij binnen het aanduidingsvlak 'specifieke bouwaanduiding - zone zichtas';
    • 5. de met afzonderlijke gebiedsaanduidingen weergegeven zichtassen mogen niet in elkaars verlengde worden gerealiseerd;
19.3 Vrijwaringszone - dijk 1
  • 1. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering;
  • 2. Ter plaatse van de gronden mag slechts bebouwing worden opgericht als:
    • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
    • b. het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad;
    • c. er vooraf schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
19.4 Overige zone - 1

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - 1' mag slechts bebouwing worden opgericht, overeenkomstig de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, als er in de lengterichting een doorkijk behouden blijft van minimaal 5 meter breed en minimaal 5 meter hoog met een profiel van vrije ruimte van 40 m2.

19.5 Overige zone - 2

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - 2' mag slechts bebouwing worden opgericht, overeenkomstig de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, als er in de lengterichting een doorkijk behouden blijft van minimaal 9 meter breed en minimaal 15 meter hoog.

19.6 Overige zone - 3
  • a. Ter plaatse van de aanduiding Overige zone - 3 mag slechts bebouwing worden opgericht met een maximum bouwhoogte zoals weergegeven op de verbeelding met een maximum oppervlakte van 400 m2.

Artikel 20 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, aantallen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen, aantallen en percentages;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen teneinde een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen toe te staan dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  • d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van overige bouwwerken en toestaan dat de hoogte van overige bouwwerken wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;

mits deze afwijking niet toeziet op een afwijking zoals bedoeld in de artikelen 5.3 en 12.3 en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 21 Algemene wijzigingsbevoegdheid

21.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' de bestemmingen 'Groen - 2' en/of 'Water' geheel of gedeeltelijk te wijzigen ten behoeve van drijvende waterwoningen met bijbehorende voorzieningen, onder voorwaarde dat:

  • 1. maximaal 50% van het oppervlak binnen de wetgevingszone - wijzigingsgebied gebruikt mag worden voor pontons;
  • 2. de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan 8 meter ten opzichte van het peil;
  • 3. bouwwerken mogen uitsluitend op pontons worden gerealiseerd, met uitzondering van de bij de woning behorende voorzieningen;
  • 4. het bebouwingspercentage van pontons mag niet minder dan 65% mag bedragen;
  • 5. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 meter bedragen ten opzichte van het peil;
  • 6. de buitenruimte behorende bij een waterwoning is vormgegeven als balkon, loggia of (dak)terras.
  • 7. de bedrijfsvoering van het naastgelegen bedrijf door de bouw van de waterwoningen niet onevenredig wordt beperkt;
  • 8. het wijzigingsplan in overeenstemming is met overige wet- en regelgeving.

Artikel 22 Overige regels

22.1 Toegelaten overschrijdingen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 meter bedraagt;
  • b. airco-installaties, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 3 meter bedraagt;
  • c. ventilatiekanalen, afvoerpijpen, schoorstenen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 5 meter bedraagt;
  • d. luifels, balkons en overstekende daken en andere vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 2,5 meter bedraagt.
22.2 Wet- en regelgeving

Indien in de planregels bij dit bestemmingsplan wordt gerefereerd aan wet- en regelgeving betreft het wet- en regelgeving zoals deze luidden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 23 Overgangsrecht

23.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
23.2 Afwijken

het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 23.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 23.1 met maximaal 10%.

23.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 23.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

23.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

23.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 23.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

23.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 23.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

23.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 23.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 24 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitenstad Zaltbommel.