direct naar inhoud van Regels
Plan: Zaltbommel, Van Heemstraweg West (herontwikkeling American Roadhouse)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0297.ZBMBP20190015-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Zaltbommel, Van Heemstraweg West (herontwikkeling American Roadhouse) met identificatienummer NL.IMRO.0297.ZBMBP20190015-VS01 van de gemeente Zaltbommel;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke – geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen – bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend;

1.6 aan huis verbonden beroepen

het in een woning met bijbehorende gebouwen beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, zulks met behoud van de woonfunctie van de betreffende woning;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bebouwingspercentage

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.9 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van kantoren en/of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.10 begane grond

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;

1.11 bestaand
  • bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van dit plan;
  • bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, alsmede bouwwerken die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen worden gebouwd krachtens een daartoe verleende omgevingsvergunning voor bouwen;
1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.22 bouwwijze

de wijze van bouwen van hoofdgebouwen, te weten vrijstaand, twee-aaneen (= halfvrijstaand), geschakeld, aaneengebouwd of gestapeld, waarbij:

  • onder 'vrijstaand' wordt verstaan dat de hoofdmassa van een woning (het hoofdgebouw) niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdmassa’s;
  • onder 'twee-aaneen' wordt verstaan dat de hoofdmassa van een woning (het hoofdgebouw) naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdmassa is begrensd;
  • onder 'geschakeld' wordt verstaan dat de hoofdmassa van een woning (het hoofdgebouw) niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdmassa’s, maar door middel van bijbehorende bouwwerken is verbonden met andere hoofdmassa's;
  • onder 'aaneengebouwd' wordt verstaan dat de hoofdmassa (het hoofdgebouw) deel uitmaakt van een blok van meer dan twee hoofdmassa’s, die naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdmassa’s zijn begrensd, met uitzondering van de hoofdmassa’s die de aldus gevormde rij beëindigen;
  • onder 'gestapeld' wordt verstaan dat de hoofdmassa’s van de woningen naast elkaar en/of boven elkaar zijn gesitueerd en waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, is gewaarborgd.
1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan degenen, die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.25 dove gevel

De bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak, waarin:

  • geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting op die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), dan wel;
  • alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 hoofdgebouw

één of meer panden, of gedeelte daarvan die noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.28 kap

een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een helling van elk ten minste 20° en ten hoogste 75°;

1.29 maatschappelijke voorzieningen

culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.30 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, (stads)verwarming, drinkwater en telecommunicatiediensten, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer alsmede ten behoeve van riolering en (ondergrondse) afvalinzameling;

1.31 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.32 plat dak

een dak met een dakhelling van minder dan 20°;

1.33 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.34 raamprostitutie

een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins vanuit een gebouw de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor publiek besloten ruimte plaatsvinden;

1.35 rooilijn

voorgevelrooilijn:

  • de denkbeeldige lijn die wordt gevormd door de krachtens deze regels toegelaten bebouwing, in het geval langs een wegzijde geen bebouwing aanwezig is;
  • (bij bestaande bebouwing) langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;

achtergevelrooilijn:

  • de van de weg afgekeerde lijn, zoveel mogelijk evenwijdig aan de voorgevelrooilijn, waarbij in de regels een maximum afstand tot die voorgevelrooilijn is voorgeschreven;
  • (bij bestaande bebouwing) langs de van de weg gekeerde zijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de achtergevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de achtergevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
1.36 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch en/of pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.37 voldoende laad- en losgelegenheid

van voldoende laad- en losgelegenheid is sprake, indien wordt voldaan aan de eisen met betrekking tot laden en lossen op eigen terrein zoals vastgelegd in de 'Parkeernota Zaltbommel 2018', vastgesteld door de raad op 14 juni 2018. Op het moment dat de gemeente een opvolger van de hiervoor genoemde nota vaststelt, wordt deze 'opvolger' gehanteerd om te bepalen of sprake is van voldoende laad- en losgelegenheid;

1.38 voldoende parkeergelegenheid:

van voldoende parkeergelegenheid is sprake, indien wordt voldaan aan de parkeernormering (en maatvoering van de parkeergelegenheid) zoals vastgelegd in de 'Parkeernota Zaltbommel 2018', vastgesteld door de raad op 14 juni 2018. Op het moment dat de gemeente een opvolger van de hiervoor genoemde nota vaststelt, wordt deze 'opvolger' gehanteerd om te bepalen of sprake is van voldoende parkeergelegenheid;

1.39 voorgevelrooilijn

de lijn die gelijk loopt aan de voorgevel(s) van de hoofdmassa en het verlengde daarvan;

1.40 woning

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

1.41 woonzorgcomplex

een complex van zorgwoningen en bijbehorende gemeenschappelijke ruimtes, met een bouwwijze die gericht is op beschermd wonen en met een complexgewijs aangeboden zorg;

1.42 zorgwoning

een woning of wooneenheid, met inbegrip van de ondersteunende ruimtes ten behoeve van zorgverlening zoals dagbestedingsruimtes, kantoren, keuken, wasruimtes etc., bestemd voor verzorgd wonen, die niet via de reguliere woningdistributie beschikbaar komt, maar waarvan de bewoner(s) vanwege hun beperkte zelfredzaamheid vanaf aanvang van bewoning op basis van een ter zake van overheidswege gehanteerd systeem zijn geïndiceerd voor zorg, die beschikbaar is in de directe nabijheid van die woning of wooneenheid en welke zorg door minimaal één van de bewoner(s) ook daadwerkelijk wordt afgenomen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de bouwperceelgrens

tussen de grens van een bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen;

2.3 diepte van een aangebouwde bouwmassa

de diepte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk wordt loodrecht gemeten vanaf de gevel van het hoofdgebouw, waaraan het bijbehorend bouwwerk wordt gebouwd;

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als zonnepanelen, installatiekasten, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, liftkokers, liftopbouwen, trappenhuizen, galerijen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 m bedraagt.

2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het diepste punt van een bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);

2.9 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst:
    de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen:
    de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met dien verstande dat het aantal het aantal woningen niet meer bedraagt dan 45;
  • b. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van zorgfaciliteiten, met dien verstande dat:
    • 1. de bruto vloeroppervlakte van de maatschappelijke voorzieningen niet meer dan 3.000 m2 bedraagt;
  • c. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, mits de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd;
  • d. verkeers- en verblijfsgebied in de vorm van ontsluitingswegen, toegangswegen, voet- en fietspaden en pleinen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. speel- en wandelgelegenheid;
  • h. waterpartijen en watergangen, inclusief waterhuishoudkundige voorzieningen en bijbehorende bouwwerken zoals bruggen;
  • i. sport- en speelvoorzieningen;
  • j. beeldende kunstwerken;
  • k. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van deze bestemming.
3.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden in het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. hoofdgebouwen worden voorzien van een plat dak.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn binnen en buiten het bouwvlak toegestaan;
  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt niet meer dan 100 m2;
  • b. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 m.
3.2.4 Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een gebouw ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt niet meer dan 30 m2;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 m.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan, niet meer dan 1 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 4 m, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan, niet meer dan 2 m bedraagt.
3.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om nadere eisen te stellen ten aanzien van de:

  • a. situering en afmetingen van gebouwen en overige bouwwerken;
  • b. omvang van parkeervoorzieningen op openbaar en eigen terrein;
  • c. functie en inrichting van de openbare ruimte;

Indien zulks noodzakelijk is:

  • 1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • 2. in verband met de verkeers-, sociale en brandveiligheid;
  • 3. voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing in de omgeving en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor (zelfstandige) bewoning;
  • b. van gronden en bouwwerken voor uitoefening van een aan huis verbonden beroep indien de uitoefening van het aan huis verbonden beroep meer bedraagt dan 30 m2 van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw;
  • c. het gebruik van ruimten binnen een woning en/of bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken als opslag- of bergplaats van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen.
3.4.2 Afwijken van de gebruiksregels

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om af te wijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.4.1, onder c, voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf in de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de woonfunctie blijft als overwegende functie gehandhaafd;
    • 2. bedoeld gebruik levert geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu op en doet geen onevenredige afbreuk aan het karakter van de buurt;
    • 3. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot onevenredige parkeerdruk;
    • 4. (detail)handel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
    • 5. de oppervlakte ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf bedraagt niet meer dan 30 m2;
  • b. lid 3.1, sub a, voor het gebruik van gronden en bouwwerken voor meer woningen dan aangegeven indien geen maatschappelijke voorzieningen bedoeld als in lid 3.1, sub b, worden gerealiseerd.

Artikel 4 Woongebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met dien verstande dat het aantal woningen niet meer bedraagt dan 70;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' een woonzorgcomplex, met dien verstande dat het aantal zorgwoningen niet meer bedraagt dan 60;
  • c. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, mits de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd;
  • d. verkeers- en verblijfsgebied in de vorm van ontsluitingswegen, toegangswegen, voet- en fietspaden en pleinen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. speel- en wandelgelegenheid;
  • h. waterpartijen en watergangen, inclusief waterhuishoudkundige voorzieningen en bijbehorende bouwwerken zoals bruggen;
  • i. sport- en speelvoorzieningen;
  • j. beeldende kunstwerken;
  • k. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van deze bestemming, zoals woningen in de vorm van een hoofdmassa met bijbehorende bouwwerken, alsmede overige bouwwerken;
  • b. het bebouwingspercentage per bouwperceel bedraagt niet meer dan 50%, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' het bebouwingspercentage niet meer bedraagt dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' geen bebouwingspercentage geldt.
4.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden in het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. de diepte van een hoofdgebouw, voor zover niet gelegen ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' of 'gestapeld', bedraagt niet meer dan 13 m.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn binnen en buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de voorgevelrooilijn bedraagt niet minder dan 3 m, met dien verstande dat;
    • 1. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de voorgevelrooilijn minder dan 3 m mag bedragen mits:
      • het om niet meer dan één uitbouw per hoofdgebouw gaat; en,
      • het een portaal of een erker/onderschikt bouwonderdeel betreft; en,
      • de oppervlakte van het bijbehorende bouwwerk niet meer bedraagt dan 6 m2; en,
      • de bouwhoogte van het bijbehorende bouwwerk niet meer bedraagt dan 3 m; en,
      • de diept van het bijbehorende bouwwerk niet meer bedraagt dan 1,5 m;
    • 2. indien een hoofdgebouw is gelegen op een hoekperceel waarvan het verlengde van de zijgevel overgaat in de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw van het naastgelegen perceel, dan geldt dat een bijbehorend bouwwerk mag worden gebouwd tot in die voorgevelrooilijn;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 100 m2 per woning, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer dan 250 m2 per bouwperceel bedraagt, voor zover gelegen buiten het bouwvlak;
  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer dan 3 m;
    • 2. bij aaneengebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer dan 3 m bedraagt, dan wel niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 6 m;
  • f. de diepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, te meten vanaf de voorgevelrooilijn, bedraagt niet meer dan 15 m, met dien verstande dat:
    • 1. de diepte van de met de zijgevel van het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken, te meten vanaf de achtergevelrooilijn c.q. het verlengde daarvan, niet meer dan 4 m bedraagt;
  • g. het plaatsen van hekwerken op aangebouwde bijbehorende bouwwerken is toegestaan, indien en voor zover het hekwerk als een afscheiding geldt voor een dakterras en mits de bouwhoogte van het hekwerk niet meer dan 1 m bedraagt.
4.2.4 Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • h. de oppervlakte van een gebouw ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt niet meer dan 30 m2;
  • i. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt niet meer dan 3 m.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat:
    • 1. voor zover niet gelegen ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning', de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan, niet meer dan 1 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 4 m, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan, niet meer dan 2 m bedraagt.
4.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om nadere eisen te stellen ten aanzien van de:

  • a. situering en afmetingen van gebouwen en overige bouwwerken;
  • b. kapvorm van gebouwen;
  • c. omvang van parkeervoorzieningen op openbaar en eigen terrein;
  • d. functie en inrichting van de openbare ruimte;

Indien zulks noodzakelijk is:

  • 1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • 2. in verband met de verkeers-, sociale en brandveiligheid;
  • 3. voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing in de omgeving en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor (zelfstandige) bewoning;
  • b. van gronden en bouwwerken voor uitoefening van een aan huis verbonden beroep indien de uitoefening van het aan huis verbonden beroep meer bedraagt dan 30 m2 van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw;
  • c. het gebruik van ruimten binnen een woning en/of bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken als opslag- of bergplaats van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen.
4.4.2 Afwijken van de gebruiksregels

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om af te wijken van het bepaalde in lid 4.4.1, onder c, voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf in de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie blijft als overwegende functie gehandhaafd;
  • b. bedoeld gebruik levert geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu op en doet geen onevenredige afbreuk aan het karakter van de buurt;
  • c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot onevenredige parkeerdruk;
  • d. (detail)handel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • e. de oppervlakte ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf bedraagt niet meer dan 30 m2.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Ondergronds bouwen

Het bepaalde in deze regels en op de verbeelding omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5 m onder peil bedraagt. Verder gelden de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken moeten grondwaterneutraal worden aangelegd;
  • b. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan daar waar bovengrondse bouwwerken zijn toegelaten;
  • c. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken bedraagt niet meer dan de toegestane oppervlakte aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m2.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Verboden gebruik

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wro wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo);
  • e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan bij of krachtens deze regels;
  • f. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seks- of pornobedrijf dan wel prostitutiebedrijf;
  • g. een gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van zodanig gebruik dat uitdrukkelijk bij of krachtens deze regels is toegestaan;
  • h. een gebruik van gronden en bouwwerken voor evenementen, behoudens in die gevallen dat het aantal evenementen per locatie in totaal niet meer dan drie per jaar bedraagt, met een maximum aantal dagen van vijftien per evenement.
7.2 Parkeren
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het planologisch uitbreiden of het planologisch wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de door burgemeester en wethouders vastgestelde beleidsregels met betrekking tot parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van de indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
  • b. Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- en stallingruimte wordt voorzien.
  • c. Afwijken van de regels, als bedoeld onder b is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
    • 2. de woon- en leefsituatie.
7.3 Laden en lossen
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend indien, bij een te verwachten behoefte qua laden en lossen, tijdens de aanvraag wordt aangetoond dat voorzien wordt in voldoende laad- en losgelegenheid op eigen terrein. Dit overeenkomstig de door burgemeester en wethouders vastgestelde eisen met betrekking tot laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van de indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning;
  • b. Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- en losruimte wordt voorzien.
  • c. Afwijken van de regels, als bedoeld onder b is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de situatie in de openbare ruimte;
    • 2. de woon- en leefsituatie.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Het college van burgemeester en wethouders kan afwijken van het bepaalde in het plan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits dat uit een oogpunt van architectuur en/of constructie noodzakelijk is.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen en bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 5 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  • c. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Zaltbommel, Van Heemstraweg West (herontwikkeling American Roadhouse)'.