Plan: | Zaltbommel, De Wildeman II (zonnepanelen) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0297.ZBMBP20180011-VS01 |
De gemeente Zaltbommel staat voor duurzaamheid. In het coalitieakkoord geeft de gemeente Zaltbommel aan dat het haar doel is om het gebruik van fossiele energie om te zetten naar duurzame energie. Hierbij geldt dat zonnepanelen o.a. bij voorkeur worden geplaatst op locaties waar geen ander nuttig gebruik denkbaar is, zoals retentievijvers. Op het bedrijventerrein Wildeman II bevindt zich een waterretentie. De gemeente wil de mogelijkheid realiseren om op de waterretentie drijvende zonnepalen te plaatsen.
In het geldende bestemmingsplan 'Zaltbommel, De Wildeman II' zijn ter plaatse van de bestemming 'Water' drijvende zonnepanelen niet toegestaan. Om het drijvende zonnepanelen mogelijk te maken moet de bestemming 'Water' worden herzien. Ook ter plaatse van de dubbelstemmingen 'Hoogspanning' en 'Hoogspanningsverbinding' zijn drijvende zonnepanelen niet toegestaan. Voor het mogelijk maken van de zonnepanelen moeten daarom ook deze bestemmingen worden herzien.
De wijzigingen kunnen worden verwezenlijkt door middel van een bestemmingsplanherziening in een bestemmingsplan ter plaatse van de waterretentie.
Het plangebied ligt op het industrieterrein Wildeman II in Zaltbommel.
De beoogde drijvende zonnepanelen zijn gepland ter plaatse van de waterretentie aan de N322. Het plangebied heeft een oppervlakte van ongeveer 3 ha. De begrenzingen van het bestemmingsplangebied worden gevormd:
De situering van het plangebied is (globaal) weergegeven in navolgende figuur:
Globale afzetting van het plangebied (bron: www.google.nl/maps)
Op het planbied zijn meerdere bestemmingsplannen van toepassing. Dit zijn het bestemmingsplan 'Zaltbommel, de Wildeman II' (NL.IMRO.0297.ZBMBP20160010-VS01) vastgesteld op 16 november 2016 en het bestemmingsplan 'Buitengebied Zaltbommel, Bommelsekade 150 kV-leiding' (NL.IMRO.0297.BGBBP20170008-VS01) vastgesteld 22 februari 2018. Daarnaast geldt voor het plangebied tevens het 'Parapluplan Parkeren' (NL.IMRO.0297.BGBBP20180002-VS01) vastgesteld op 14 juni 2018.
De drijvende zonnepanelen passen niet binnen de kaders van de geldende bestemmingsplannen.
De toelichting bestaat uit 5 hoofdstukken. Dit eerste hoofdstuk bevat de aanleiding van dit bestemmingsplan. Het tweede hoofdstuk schetst de huidige en toekomstige situatie van het plangebied. Het derde hoofdstuk bevat de relevante beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. In het vierde hoofdstuk komt de milieutoets aan de orde, waarbij alle relevante (wettelijk verplichte) milieuaspecten en ruimtelijk relevante belangen aan de orde komen. Hoofdstuk 5 bevat de juridische planbeschrijving. De toelichting eindigt met hoofdstuk 6 waarin de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan bod komen.
De gemeente Zaltbommel is één van de acht gemeenten in de Gelderse regio Rivierenland. Binnen deze regio is Zaltbommel, samen met de gemeente Maasdriel, gelegen in de Bommelerewaard. De Bommelerwaard is gelegen tussen de rivieren de Waal in het noorden, de Maas in het oosten en zuiden en de Afgedamde Maas in het westen.
Het plangebied is gelegen op het bedrijventerrein Wildeman II. Dit terrein beslaat netto 15 ha bedrijventerrein en grenst aan bedrijventerrein Wildeman I, dat sinds 2005 in uitgifte is.
Aan de oostkant van het bedrijventerrein is de waterretentie gelegen ten behoeve van de watercompensatie. Onder de waterretentie is een (ondergrondse) hoogspanningsverbinding gelegen. Tevens loopt boven het plangebied een bovengrondse hoogspanningsverbinding.
Indicatieschets waterretentie bedrijventerrein Wildeman II
Op het wateroppervlakte van het waterretentiegebied zijn drijvende zonnepanelen gepland. Het gaat hierbij om zonnepanelen op vlonders. Hierbij wordt voor de zekerheid uitgegaan van een bouwhoogte (boven de waterlijn) van 2,0 m.
Het gebruik van de waterretentie voor de drijvende zonnepanelen betreft een gebruik als nevenfunctie. De waterretentie blijft na realisatie van de zonnepanelen zijn huidige functie (watercompensatie) behouden.
In dit bestemmingsplan wordt in de planregels een regeling opgenomen waardoor op de bestemming 'Water' drijvende zonnepanelen kunnen worden gebouwd met een maximum bouwhoogte van 2,0 m. Er is nog niet definitief is besloten over de uitvoering van de zonnepanelen. Het is wel duidelijk dat het gaat om een constructie op vlonders. Om enige flexibiliteit te houden is in dit bestemmingsplan rekening gehouden met een bouwhoogte van 2,0m boven de waterlijn. Ook voorziet het plan in een wijziging van de dubbelstemmingen 'Leiding-Hoogspanning' en 'Leiding-Hoogspanningsverbinding' zodat ter plaatse drijvende zonnepanelen kunnen worden geplaatst.
Ter illustratie: een foto van drijvende zonnepanelen
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna: SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. Het Rijk zet in de SVIR uiteen welke nationale belangen het heeft in het ruimtelijke en mobiliteitsdomein en welke instrumenten hiervoor worden ingezet. In de structuurvisie 'Infrastructuur en Ruimte' formuleert het Rijk de doelstellingen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn. De structuurvisie heeft o.a. betrekking op:
Ten aanzien van energievoorziening is aangegeven dat een toekomstbestendige energievoorziening van vitaal belang is voor de Nederlandse economie. Daarin speelt leveringszekerheid van energie (gas, elektriciteit) een cruciale rol. Deze is in Nederland van hoog niveau in vergelijking met andere Europese landen. De komende decennia groeit de vraag naar elektriciteit en gas in Nederland nog gestaag. Het opvangen van deze groei en het handhaven van het huidige hoge niveau van leveringszekerheid vragen om uitbreiding van het productievermogen (waaronder het decentrale vermogen) en de energienetwerken.
Met de SVIR wordt een andere koers ingezet in het nationale ruimtelijk beleid. Er is nu vaak sprake van bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving of een sectorale benadering met negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van Nederland. Het Rijk brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven en laat dan ook meer over aan provincies en gemeenten. De SVIR gaat uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Dit betekent dat het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op dertien nationale belangen, waarvoor het verantwoordelijk is en resultaat wil boeken. Buiten deze dertien belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Zo is het primair de taak van provincies en gemeenten om voldoende ruimte te bieden voor duurzame energievoorziening(zoals zonne-energie en biomassa). Het ruimtelijk rijksbeleid voor (duurzame) energie beperkt zich daarom tot grootschalige windenergie op land en op zee, gelet op de grote invloed op de omgeving en de omvang van deze opgave. Voor andere energiefuncties is geen nationaal ruimtelijk beleid nodig naast het faciliteren van ontwikkelingen door het aanpassen van wet- en regelgeving en het delen en ontwikkelen van kennis.
Planspecifiek
Voorliggend plan moet ruimte gaan bieden voor de realisatie van drijvende zonnepanelen. Het plan levert daarmee een bijdrage aan de doelstellingen van het rijksbeleid. Daarmee is de beoogde ontwikkeling in overeenstemming met de beleidskaders.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) borgt een aantal van de nationale ruimtelijke belangen die deel uitmaken van het geldende nationale ruimtelijke beleid, zoals beschreven in de SVIR. In het Barro, ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 14 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in provinciaal beleid en gemeentelijke bestemmingsplannen. Dat betekent dat het Barro voor de opgenomen onderwerpen regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
Planspecifiek
Dit bestemmingsplan heeft geen relatie met de nationale belangen, zoals deze in het Barro zijn opgenomen.
In het energieakkoord is de basis gelegd voor een breed gedragen, robuust en toekomstbestendig energie- en klimaatbeleid. Het energieakkoord biedt een langetermijnperspectief met afspraken op de korte- en middellange termijn.
Hiervoor zijn de volgende doelen geformuleerd:
Deze doelen zijn verder uitgewerkt in verschillende pijlers.
Planspecifiek
Voor de ontwikkeling van de drijvende zonnepanelen zijn vooral pijler 2 'Opschalen hernieuwbare energieopwekking' en pijler 3 'Stimuleren van decentrale duurzame energie (DDE)' van belang. In het energieakkoord wordt uitgegaan van een opwekking van 186 PJ energie uit hernieuwbare energiebronnen. Om te komen tot deze energieopwekking zijn alle vormen van energieopwekking nodig: wind, biomassa en zon. Momenteel bedraag het aandeel zonne-energie minder dan 1% van de totale energieproductie.
De toekomstige zonnepanelen leveren een bijdrage aan de doelstelling van het rijk om te komen tot een aandeel van 16 % aan duurzaam opgewekte energie in het totale Nederlandse energieverbruik in 2023.
De in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerde 'ladder voor duurzame verstedelijking' is als procesvereiste vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet in de toelichting een onderbouwing opgenomen worden van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. De ladder worden in artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:
'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'
In het kader van de duurzame ladder wordt ten aanzien van de definitie van bestaand stedelijk gebied de definitie uit de Bro gehanteerd: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.' Volgens de nota van toelichting bij het Bro moet worden bekeken of door het benutten van leegstaande verstedelijkingsruimte in bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien in de behoefte. Zoals ook volgt uit onder andere de uitspraak met het nummer 201303578/1/R4 kunnen, naar het oordeel van de Raad van State, planologische mogelijkheden waarvan nog geen gebruik is gemaakt, als leegstaande verstedelijkingsruimte worden aangemerkt. Een dergelijke locatie wordt gezien als onderdeel van het bestaand stedelijk gebied.
De ontwikkeling van de drijvende zonnepanelen wordt gezien als een bedrijfsmatige activiteit en als zodanig aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling binnen de ladder. Hiervoor dient bij een ontwikkeling de toetsing aan de ladder te worden gedaan.
Planspecifiek
Op basis van het energieakkoord geldt dat er binnen Nederland behoefte is aan verschillende vormen van duurzame energie om te komen tot een aandeel van 16 % duurzame energie in 2023. Hiervoor dienen alle vormen van duurzame energie te worden benut. Daarnaast wil de provincie Gelderland in 2050 energieneutraal zijn. De gemeente Zaltbommel heeft als doelstelling om vanaf 2013 alle sociale huurwoningen energieneutraal te maken. Om dit te bewerkstelligen is het noodzakelijk dat er nieuwe vormen van duurzame energieopwekking worden gerealiseerd.
De beoogde heeft betrekking op de realisatie van een grootschalige opwekking van duurzame energie door middel van drijvende zonnepanelen. Hiervoor is het noodzakelijk dat er voldoende vrije ruimte beschikbaar is. Via dubbelgebruik van de waterretentie van het bedrijventerrein De Wildeman II wordt er zo efficiënt mogelijk gebruik gemaakt van het bestaand stedelijk gebied, waartoe het plangebied behoort.
Op 14 januari 2014 stelde het college van Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vast. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het beleid en in de Omgevingsverordening de regels en afspraken om de opgaven uit de Omgevingsvisie te realiseren. Provinciale Staten hebben de Omgevingsvisie in hun vergadering van 9 juli 2014 vastgesteld. De Omgevingsverordening is op 24 september 2014 vastgesteld. De Omgevingsvisie en -verordening zijn beide op 18 oktober 2014 in werking getreden.
De Omgevingsvisie en –verordening zijn dynamische instrumenten. Doordat wetten veranderen of door de komst van nieuwe initiatieven, kijkt de provincie 2 keer per jaar of de plannen moeten worden aangepast. De laatste actualisatie betreft het actualisatieplan (december 2017) dat op 1 januari 2018 in werking is getreden.
De Omgevingsvisie Gelderland betreft een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan.
De provincie kiest ervoor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
Duurzame economische structuur
Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om krachtige steden en vitale dorpen met voldoende werkgelegenheid. Het verbeteren van de economische structuur is een belangrijke opgave voor de Gelderse samenleving. Dit betekent dat Gelderland zich onder andere richt op:
Ter versterking van de kansen voor bedrijvigheid zet de provincie gericht stappen om ruimte te bieden aan initiatiefnemers en om hen te faciliteren. Deze stappen zijn als volgt.
Duurzame energie
Op weg naar energieneutraliteit in 2050 wil de provincie als tussendoelstelling jaarlijks minimaal 2 % energie besparen en in 2020 minimaal 14 % hernieuwbare energie opwekken, waarvan 50 % decentraal. Minimaal 14 % betekent minimaal 20 tot 24 Peta joule opwekken. Decentraal betekent lokaal opwekken en verbruiken. De provincie zal de nieuwe productie van fossiele energie in Gelderland niet actief faciliteren.
Een hernieuwbare energievoorziening vraagt om veel ruimte die de provincie met deze Omgevingsvisie wil bieden. Waar fossiele energie ver van huis uit de bodem wordt gehaald en minder zichtbaar is, wordt de meeste hernieuwbare energie ter plekke bovengronds opgewekt en moet een plaats krijgen in het landschap. De transitie naar een energieneutraal Gelderland zal dan ook steeds zichtbaarder worden in het landschap.
Planspecifiek
De drijvende zonnepanelen leveren een bijdrage aan de doelstellingen van de provincie. De beoogde ontwikkeling is zodoende in overeenstemming met het provinciale beleid.
De Omgevingsverordening vormt de juridische doorwerking in regels van het beleid uit de Omgevingsvisie. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening.
Planspecifiek
In de omgevingsverordening van de provincie Gelderland zijn de diverse regels die voortvloeien uit de omgevingsvisie vastgelegd. In de verordening wordt de ontwikkeling van de drijvende zonnepanelen niet als zodanig benoemd. Ook is de locatie niet gelegen in een waardevol landschap. Op basis van de omgevingsverordening gelden dan ook geen specifieke regels voor de inpassing van de ontwikkeling van de zonnepanelen.
De gemeente Zaltbommel heeft een structuurvisie voor het buitengebied opgesteld. Het plangebied van de Structuurvisie bestaat uit het binnendijks en buitendijks gelegen buitengebied met uitzondering van de uiterwaarden langs de Waal. De structuurvisie geeft op hoofdlijnen het ruimtelijk beeld voor de lange termijn weer. De structuurvisie is een belangrijk toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied. Nieuwe ontwikkelingen moeten passen binnen de structuurvisie.
Planspecifiek
De gemeente wil graag een bijdrage leveren aan het overgangsproces naar een duurzame energiehuishouding. Niet-duurzame (fossiele) brandstoffen, zoals olie en gas, maken plaats voor schone energiebronnen. Het realiseren van de drijvend zonnepanelen past binnen de ambities van de gemeente.
In november 2018 heeft de gemeente Zaltbommel het Programma Duurzaamheid vastgesteld. Een belangrijk thema in het programma is energie – transitie, reductie en duurzame productie van energie. De aanpak van deze doelstellingen gebeurt in logische clusters (doelgroepen). Bedrijven zijn per bedrijventerrein geclusterd.
Planspecifiek
In het voorliggend geval gaat het om het cluster De Wildeman. Voor de Wildeman is (via het parkmanagement) een energiecollectief opgericht. Het energiecollectief streeft ernaar om in 2025 voor wat betreft energie zelfvoorzienend te zijn. Met een Deal voor Duurzaamheid zijn afspraken gemaakt over de uitvoering van de maatregelen die dit streven haalbaar maken. Naast zonnepanelen op de daken van de bedrijfsgebouwen zijn de drijvende zonnepanelen onderdeel van het plan om zelfvoorzienend te worden.
In deze paragraaf wordt op basis van de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009) beoordeeld of de in het plangebied te realiseren activiteiten een belemmering betekenen of van invloed zijn op gevoelige functies, zoals wonen, in of in de omgeving van het plangebied.
Bedrijvigheid kan negatieve effecten met zich mee brengen voor woningen en gevoelige functies in de omgeving. Negatieve effecten kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op geur, geluid, stof en trillingen. Andersom kunnen woningen een belemmerend effect hebben op de ontwikkelingsmogelijkheden van bedrijven. Het is daarom wenselijk dat bedrijfsactiviteiten of andere milieubelastende functies op een zekere afstand van woningen en andere hindergevoelige functies zijn gesitueerd. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft hiervoor een handreiking opgesteld: de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009).
In deze handreiking wordt aangegeven hoe door middel van milieuzonering de afstand tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies voldoende blijft. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven op een passende afstand ten opzichte van woningen worden gesitueerd en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bestaande bedrijven worden gepland. Niet ieder bedrijf heeft evenveel invloed op de omgeving. In de handreiking worden bedrijfsactiviteiten daarom ingedeeld in zes categorieën. Per milieucategorie zijn richtafstanden opgenomen die aangehouden kunnen worden om hinder te voorkomen. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt in afstanden tot een rustige woonwijk en tot een gebied met een menging van functies.
Zonnepanelen zijn niet als bedrijfsactiviteit opgenomen in de VNG-publicatie. De drijvende zonnepanelen hebben naar verwachting geen invloed op de woningen (gevoelige bestemmingen) in de omgeving. De dichtstbijzijnde (bedrijfs)woning bevindt zich aan de Bommelsekade 1 op een afstand van circa 110 m ten noordoosten van het plangebied. Ten noordwesten van deze woning zijn al andere bedrijven aanwezig, die maatgevend zijn qua milieuzonering. Geconcludeerd kan worden dat de aanwezige woning niet gehinderd wordt door de komst van de drijvende zonnepanelen.
De omliggende bedrijven hebben eveneens geen invloed op de activiteiten die worden gerealiseerd.
Het aspect 'milieuzonering' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Op grond van de Monumentenwet 1988 (valt nu onder overgangsrecht van de Erfgoedwet) dient bij het opstellen van een bestemmingsplan rekening gehouden te worden met de in de grond aanwezige en te verwachten archeologische waarden.
Ten behoeve van de uitbreiding van de bedrijventerreinen Wildeman I is onderzoek gedaan naar de archeologische waarden. Uit het onderzoek kwam naar voren dat er zeer sterke aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen in de vorm van nederzettingen, begravingen en perceleringssytemen uit de IJzertijd. Het gebied Wildeman II dat nog niet archeologisch is onderzocht bevat daardoor een dubbelbestemming Archeologie.
Voor het aanleggen van de drijvende zonnepanelen zijn geen bodemingrepen vereist. Dit betekent dat ter plaatse van het plangebied geen archeologisch onderzoek hoeft te worden uitgevoerd om de drijvende zonnepanelen mogelijk te maken.
Het aspect 'archeologie' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Ter bescherming van ecologische waarden dient bij het opstellen van een bestemmingsplan een afweging te worden gemaakt in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Flora- en faunawet. Met de Vogel- en Habitatrichtlijn (Natura 2000) levert Nederland een bijdrage aan een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden.
De Vogelrichtlijn is gericht op het beschermen van de in het wild levende vogelsoorten en de instandhouding van de habitatten die het leefmilieu voor deze soorten vormen. De Habitatrichtlijn is gericht op het instandhouden van (half)natuurlijke habitatten en bescherming van wilde flora en fauna.
In onderstaande figuur zijn de omgevingskarakteristieken binnen een straal van 3 km van het plangebied weergegeven.
Omgevingskarakteristieken (bron: https://www.synbiosys.alterra.nl)
Ten noordoosten van het plangebied bevindt zich op circa 700 m afstand het Natura 2000-gebied Rijntakken. Het plaatsen van drijvende zonnepanelen op de waterretentie heeft echter geen significante negatieve effecten op het natuurgebied. Daarnaast bevindt er zich in het plangebied kort gemaaid gras en is in het plangebied geen hoog opgaande beplanting aanwezig.
Het aspect 'ecologie' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
In verband met de uitvoerbaarheid van het plan dient onderzoek verricht te worden naar de (te verwachten) bodemkwaliteit in het plangebied door het raadplegen van beschikbare bodemgegevens. Afwijken van de bestemming mag pas worden toegekend als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Daar waar sprake is van herbestemmen/afwijken van bestaande situaties kan een diepgaand inzicht in de bodemsituatie vooraf achterwege blijven.
Bij bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem benodigd. Bouw kan pas plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom dient bij iedere nieuwe bouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te worden gebracht. De bodemonderzoeken voor eventuele nieuwe (vervangende) bouwactiviteiten mogen niet te oud zijn en moeten een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Indien aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient aanvullend onderzoek plaats te vinden. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken, of dient de omgevingsvergunning te worden geweigerd.
Voor het mogelijk maken van de drijvend zonnepanelen op de waterretentie zijn geen bodemingrepen vereist. De drijvende zonnepanelen worden namelijk gerealiseerd door middel van een drijvende constructie. Ook zijn er geen aanwijzingen dat de bodem ongeschikt is voor het beoogde doel.
Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Met oog op een evenwichtige waterhuishouding, moet er in ruimtelijke plannen uiteengezet worden hoe wordt omgegaan met waterhuishoudkundige aspecten.
Het waterschap is de verantwoordelijke partij voor het uitvoeren van de watertoets. Het waterschap hanteert hierbij als uitgangspunt negatieve gevolgen voor het watersysteem (waterkeringen, wateren en grondwater) door ruimtelijke plannen en besluiten zoveel mogelijk voorkomen moet worden. Ruimtelijke plannen moeten minstens waterneutraal zijn en waar mogelijk ook waterpositief.
De beoogde ontwikkeling voorziet niet in de verandering van de waterhuishouding en waterberging. De drijvende zonnepanelen betreffen een nevenfunctie die op de waterberging gerealiseerd wordt. Het gebruik van het plangebied als waterretentie blijft mogelijk.
Het aspect 'waterhuishouding' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
De Wet geluidhinder (Wgh) biedt een toetsingskader voor het geluidniveau op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. De wet kent een ondergrens, de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Wanneer de geluidbelasting lager is dan deze waarde, zijn de voorwaarden die de Wet geluidhinder stelt aan het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen niet van toepassing. Daarnaast is er in de wet een bovengrens opgenomen, de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Indien de geluidbelasting hoger is dan deze waarde, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen in principe niet mogelijk. Wanneer de geluidbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting ligt, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen aan beperkingen gebonden en alleen onder voorwaarden mogelijk.
De drijvende zonnepanelen zijn niet geluidsgevoelig en zorgen ook zelf niet voor een geluiduitstraling naar de directe omgeving.
De 'geluidzone- industrie' die over de noordzijde van het plangebied loopt, is in dit bestemmingsplan één-op-één overgenomen.
Het aspect 'geluid' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
De realisatie van de zonnepanelen betekent de aanleg van een drijvende constructie met zonnepanelen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dienen alle ruimtelijke relevante belangen te worden meegewogen bij het opstellen van een bestemmingsplan. Een onderdeel hiervan is de lichtuitstraling.
De drijvende zonnepanelen zullen een beperkte lichtuitstraling naar de omgeving hebben. De panelen zelf hebben namelijk een absorberende werking en weerkaatsen nauwelijks licht naar de omgeving. Aangezien er geen woningen in de directe omgeving voorkomen (zie ook paragraaf 4.1 Milieuzonering) zal er sowieso geen sprake zijn van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Het aspect 'licht' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's voor de omgeving vanwege het gebruik, de productie, opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. In het kader van de externe veiligheid dient, in het geval van een verandering bij de risicobron of in de omgeving daarvan een afweging te worden gemaakt over de externe veiligheidssituaties. In de volgende besluiten en circulaires zijn risiconormen opgenomen die relevant zijn vanuit het oogpunt van externe veiligheid:
Drijvende zonnepanelen zijn geen gevoelige functie in het kader van externe veiligheid en vormen zelf ook geen risico in het kader van de externe veiligheid.
Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
In het kader van de belangenafweging ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening dienen bij het opstellen van een bestemmingsplan alle relevante belangen te worden meegewogen. Verkeer & parkeren mogen geen onevenredige belemmeringen veroorzaken.
De waterretentie is gelegen op het industriegebied de Wildeman II in Zaltbommel. Het bedrijventerrein is vanaf de A2 bereikbaar via de openbare weg (N322). Voor het functioneren van drijvende zonnepanelen is geen parkeerruimte noodzakelijk, anders dan voor het onderhoud van de drijvende panelen. Parkeren moet in dat geval langs de openbare weg plaatsvinden. Hiervoor is voldoende ruimte beschikbaar. Het aantal voertuigbewegingen zal door de voorgenomen ontwikkeling niet - tot nauwelijks - stijgen. Het voornemen zal dan ook niet leiden tot een significante toename van verkeer op de omliggende wegen.
Het aspect 'verkeer en parkeren' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Op 15 november 2007 is de wijziging van de Wet milieubeheer in werking getreden. De paragraaf luchtkwaliteit in de Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
In de Ministeriële regeling 'niet in betekenende mate bijdragen' zijn voor verschillende categorieën van projecten grenzen gesteld aan de projectomvang, waaronder een project met zekerheid NIBM bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht.
Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) extra bescherming: substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 m van een provinciale weg of 300 m van een rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden. De zones worden afgemeten vanaf de rand van de weg. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties dus niet als gevoelige bestemming gezien.
Het plan gaat in de gebruiksfase niet gepaard met de verbranding van (fossiele) brandstoffen. Ook is er geen sprake van een significante voertuigaantrekkende werking. Er vinden enkel voertuigbewegingen plaats in de aanlegfase. In de gebruiksfase vindt incidenteel verkeer plaats die samenhangt met het beheer en onderhoud van de drijvende zonnepanelen.
Het aspect 'lucht' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen moeten worden gewaarborgd. Tevens moet rond dergelijke leidingen rekening worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
In het plangebied bevinden zich twee hoogspanningsverbindingen. Ter plaatse kunnen ingevolge de dubbelbestemmingen 'Leiding - Hoogspanning 2' en 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' niet zonder meer drijvende zonnepanelen worden gebouwd op de gewenste locatie. De dubbelbestemmingen maken het namelijk niet mogelijk om ter plaatse te bouwen.
Het bouwen van de drijvende zonnepanelen levert echter geen problemen op voor de hoogspanningsverbindingen. Er vinden namelijk geen bodemingrepen plaats en de zonnepanelen blijven met een maximum bouwhoogte van 2,0 m ruimschoots onder de bovengrondse hoogspanningsverbinding.
Het aspect 'leidingen' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de verbeelding (plankaart) samen. De basis voor de verbeelding is een recente kadastrale ondergrond, aangevuld met topografische gegevens. In de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren weergegeven. Voorts zijn diverse aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen.
De regels zijn opgebouwd als volgt:
In deze paragraaf worden de bestemmingen afzonderlijk toegelicht. Voor een goed begrip van de regeling dient in elk geval de regels samen met de verbeelding te worden geraadpleegd.
Enkelbestemmingen:
Artikel 3 Water
De grotere waterstructuren in het plangebied (o.a. de zogenaamde A-Watergangen die een belangrijke afvoerfunctie hebben en de waterpartij aan de oostzijde t.b.v. watercompensatie) zijn bestemd als Water. Omdat (zichtbaar) water ook binnen de andere bestemmingen kan voorkomen, zijn water en waterhuishoudkundige voorzieningen in (nagenoeg) alle bestemmingen in de bestemmingsomschrijving opgenomen.
Dubbelbestemmingen:
Artikel 4 Leiding - Gas
Deze dubbelbestemming beschermt de gasleiding in het plangebied. Bouw- en andere werkzaamheden moeten door het bevoegd gezag (meestal burgemeester en wethouders) worden getoetst aan het belang van de bescherming van de leiding, waarbij het bevoegd gezag de beheerder van de leiding om advies vragen.
Artikel 5 Leiding - Hoogspanning 2
In voorliggend bestemmingsplan is de dubbelbestemming uit het geldende opgenomen voor het totale ruimtebeslag na aanleg van de ondergrondse hoogspanningsverbinding. Het totale ruimtebeslag na aanleg van de verbinding bedraagt 7 tot 12 m. Deze breedte verschilt afhankelijk van de wijze van aanleg, in een open ontgraving of via een gestuurde boring.
Er wordt uitgegaan van een breedte van het kabelbed (1 circuit bestaande uit 3 kabels) van iets meer dan 1 m, een breedte voor de beschermingszone van 3 m aan weerszijden bij open ontgravingen en een breedte van 5 m aan weerszijden bij boringen.
Ter plaatse van de gronden met deze dubbelbestemming geldt dat er bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd ten behoeve van de hoogspanningsverbinding. Deze bestemmingsplanherziening staat ook het plaatsen van drijvende zonnepanelen toe.
Voor bepaalde werken en werkzaamheden is een vergunningenstelsel opgenomen. In de regels is opgenomen dat een vergunning voor werken en werkzaamheden kan worden verleend indien de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad.
Via een afwijking van de bouwregels kan, mits de veiligheid van de leiding niet onevenredig wordt geschaad en na overleg en instemming met de netbeheerder, op of in de belemmeringenstrook worden gebouwd of kunnen gronden worden gebruikt ten behoeve van de enkelbestemming.
Artikel 6 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Deze dubbelbestemming beschermt de (bovengrondse) hoogspanningsverbinding in het plangebied. Bouw- en andere werkzaamheden moeten door het bevoegd gezag (meestal burgemeester en wethouders) worden getoetst aan het belang van de bescherming van de leiding, waarbij het bevoegd gezag de beheerder van de leiding om advies vraagt. Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om in tegenstelling tot het bovenstaande zonder voorafgaande toetsing drijvende zonnepanelen te plaatsen.
Artikel 7 Waarde - Archeologie
De dubbelbestemming beschermt de archeologische waarden in een deel van het plangebied. Bouwen en andere werkzaamheden met gevolgen voor de bodem kunnen niet uitgevoerd worden zonder dat aan het bevoegd gezag een archeologisch onderzoek is overlegd waaruit blijkt dat de archeologische waarden ter plaatse niet worden verstoord.
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene aanduidingsregels
Deze bepaling bevat de regels over de geluidzone.
Algemene afwijkingsregels
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen wat betreft maatvoering, bestemmingsgrenzen en evenementen. De eventuele criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
Overige regels
In deze bepaling is een algemene verwijzing naar het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren' opgenomen.
Overgangsregels
Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bouwregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan, mag eveneens worden voortgezet.
Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro), zal de gemeente Zaltbommel de relevante maatschappelijke organisaties (overlegpartners) – die fysieke of beleidsmatige belangen hebben in het plangebied – in de gelegenheid stellen om te reageren op de ontwerp omgevingsvergunning voor het handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van donderdag 17 september 2020 tot en met woensdag 28 oktober 2020 (gedurende 6 weken) voor iedereen ter inzage gelegen.
Er is één zienswijze ingediend, die in de nota zienswijzen van een gemeentelijke reactie is voorzien. Deze nota is als bijlage 1 bij de toelichting gevoegd.
Uit deze zienswijze komt één wijziging naar voren. Er wordt een regeling voor de dubbelbestemming ‘Leiding - Gas’ opgenomen. Hiervoor wordt de regeling overgenomen zoals deze is vastgelegd in het onderliggende bestemmingsplan 'Zaltbommel, De Wildeman II'.
Alle kosten die gemaakt moet worden het opstellen van het ruimtelijke plan zijn voor rekening van de gemeente. Hiervoor zijn voldoende middelen in de gemeentelijke grondexploitatie voor bedrijventerrein De Wildeman II opgenomen. Alle plankosten voor het bestemmingsplan zijn daarin begroot en worden vanuit de exploitatie gedekt.