Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Gameren, Hendrikstraat achter 21
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0297.GMRBP20220012-VS01

Regels

1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Gameren, Hendrikstraat achter 21' met identificatienummer NL.IMRO.0297.GMRBP20220012-VS01 van de gemeente Zaltbommel;
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
1.3 aaneengebouwd:
bebouwing die wordt gekenmerkt door een rij van minimaal drie aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen;
 
1.4 aan het buitengebied gebonden bedrijven:
bedrijven die door hun aard of activiteiten functioneel aan het buitengebied gebonden zijn. Voorbeelden van aan het buitengebied gebonden bedrijven zijn een hoveniersbedrijf, paardenpension/ -stalling, kennel/ dierenasiel en hondensportaccommodatie;
 
1.5 aan huis verbonden beroepen:
het in een woning met bijbehorende gebouwen beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, zulks met behoud van de woonfunctie van de betreffende woning;
 
1.6 aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten:
het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke – geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen – bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend;
 
1.7 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur op de illustratie bij het bestemmingsplan, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.8 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.9 achtergrens bouwvlak:
een van de openbare weg en/of fiets- en voetpad afgekeerde grens van het bouwvlak;
 
1.10 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
 
1.11 agrarisch bedrijf, niet-grondgebonden:
een agrarisch bedrijf, waarvan de productie geheel of overwegend plaatsvindt in gebouwen;
 
1.12 agrarisch medegebruik:
een gebruik voor kleinschalige agrarische activiteiten, al dan niet met een hobbymatig karakter;
 
1.13 agrarisch verwant bedrijf:
bedrijven die gericht zijn op het leveren van diensten en goederen aan agrarische bedrijven zoals het bewerken, vervoeren en/of verhandelen van agrarische producten en bedrijven die zich richten op een combinatie van agrarische- en zorgfuncties. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn (loon)werkbedrijven, veehandelsbedrijven, dierenklinieken voor grootvee, groothandels in agrarische gewassen en zorgboerderijen;
 
1.14 arbeidsmigrant:
personen die hun vaste woon-, of verblijfplaats in een ander Europees land dan Nederland hebben en op grond van een EU-paspoort of tewerkstellingsvergunning legaal in Nederland werkzaam zijn;
 
1.15 archeologische waarde:
terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar alle vóór tenminste vijftig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;
 
1.16 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.17 bebouwingspercentage:
het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
 
1.18 bedrijf:
een onderneming waarin doorgaans met economisch oogmerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, verwerkt en/of opgeslagen;
 
1.19 bedrijfswoning / dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
 
1.20 begane grond:
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;
 
1.21 bestaand:
bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een verleende bouwvergunning en/of omgevingsvergunning;
gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en ook aanwezig mocht zijn op grond van het voorafgaande planologische regime;
 
1.22 Bevi-activiteit of daarmee vergelijkbare activiteit:
een activiteit, waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is, en een activiteit, waarvoor een vergunningplicht geldt vanwege een risicovolle activiteit (bijvoorbeeld de opslag van LNG of LPG voor eigen gebruik);
 
1.23 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
 
1.24 bijzonder kwetsbaar object:
een gebouw voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van groepen minderjarigen (tot 12 jaar), ouderen, zieken of gehandicapten;
 
1.25 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.26 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.27 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrenst met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
 
1.28 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.29 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of opde grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
 
1.30 bouwvlak:
de geometrisch bepaalde planobjecten die als zodanig zijn genoemd in de regels;
 
1.31 bouwwijze:
de wijze van bouwen van een hoofdmassa, te weten vrijstaand halfvrijstaand of aaneengebouwd, waarbij:
  • onder “vrijstaand” wordt verstaan dat de hoofdmassa van een woning niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdmassa’s;
  • onder “halfvrijstaand” wordt verstaan dat de hoofdmassa van een woning naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdmassa is begrensd;
  • onder “aaneengebouwd” wordt verstaan dat de hoofdmassa deel uitmaakt van een blok van meer dan twee hoofdmassa’s, die naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdmassa’s begrensd, met uitzondering van de hoofdmassa’s die de aldus gevormde rij beëindigen;  
1.32 dak:
een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk;
 
1.33 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
 
1.34 dove gevel:
Een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 - zoals die geldt op het moment van vaststelling van het plan - bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (ingeval van wegverkeerslawaai) onderscheidenlijk 35 dB(A) (ingeval van industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
 
1.35 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.36 grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf, waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengingsvermogen van de grond waarover het bedrijf beschikt bij de bedrijfsvoering;
 
1.37 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
1.38 huishouden:
een persoon of groep personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling;
 
1.39 kap:
een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een helling van elk ten minste 20° en ten hoogste 60°;
 
1.40 ondergeschikt bouwdeel:
een buiten de gevel of de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een liftopbouw, reclame-uitingen, technische installaties zoals een koelmotor of antenne, een dakvenster, een balkon, een luifel, een galerij, schoorsteen en een bloemenvenster, met uitzondering van een erker c.q. een uitgebouwd gedeelte van een gebouw (ter uitbreiding van het grondoppervlak op de begane grond);
 
1.41 overige bouwwerken:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
1.42 overkapping:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde met maximaal één gesloten wand;
 
1.43 plat dak:
een dak met een dakhelling van minder dan 20°;
 
1.44 prostitue(e):
degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.45 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.46 raamprostiutie:
een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins vanuit een gebouw de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor publiek besloten ruimte plaatsvinden;
 
1.47 risicovolle activiteit:
een Bevi-activiteit, een daarmee vergelijkbare activiteit (bijvoorbeeld opslag van LNG of LPG voor eigen gebruik), de opslag/verkoop van consumentenvuurwerk of een activiteit, waarbij op grond van het Activiteitenbesluit een veiligheidsafstand in acht genomen moet worden tot een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;
 
1.48 rug-aan-rugwoningen:
een rug-aan-rug-woning is een eensgezinswoning waarbij zowel de achtergevel als de zijgevel gedeeld wordt met een andere woning;
 
1.49 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.50 tuin:
een tuin is een begrensd, meestal omheind, stuk grond waarop gewassen worden geplant of verbouwd;
 
1.51 veiligheidsvoorzieningen:
voorzieningen en /of installaties ten behoeve van het bestrijden van calamiteiten, zoals: blusleidingen, opstelplaatsen voor de brandweer, vluchtroutes in en rondom gebouwen, bepompbaar oppervlaktewater, brandkranen e.d.;
 
1.52 verdiepingen:
de bouwlagen van een gebouw gelegen boven de begane grondlaag;
 
1.53 volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf, dat duurzaam werkgelegenheid biedt aan ten minste één volledige arbeidskracht die een hoofdberoep, hoofdbestaan en volledige dagtaak in het bedrijf vindt (afhankelijk van het aantal dieren, aard van de gewassen, de hoeveelheid grond en inrichting van het bedrijf), waarbij de continuïteit op langere termijn gewaarborgd is;
 
1.54 voldoende laad- en losgelegenheid:
Van voldoende laad- en losgelegenheid is sprake, indien wordt voldaan aan de eisen met betrekking tot laden en lossen op eigen terrein zoals vastgelegd in de 'Parkeernota Zaltbommel 2018', vastgesteld door de raad op 14 juni 2018. Op het moment dat de gemeente een opvolger van de hiervoor genoemde nota vaststelt, wordt deze 'opvolger' gehanteerd om te bepalen of sprake is van voldoende laad- en losgelegenheid. 
 
1.55 voldoende parkeergelegenheid:
Van voldoende parkeergelegenheid is sprake, indien wordt voldaan aan de parkeernormering (en maatvoering van de parkeergelegenheid) zoals vastgelegd in de 'Parkeernota Zaltbommel 2018', vastgesteld door de raad op 14 juni 2018. Op het moment dat de gemeente een opvolger van de hiervoor genoemde nota vaststelt, wordt deze 'opvolger' gehanteerd om te bepalen of sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
 
1.56 voorgevel:
een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw;
 
1.57 voorgevelrooilijn:
de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;
 
1.58 voormalig agrarische bedrijfswoning:
een bedrijfswoning zoals bedoeld in artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
 
1.59 wonen:
het huisvesten van een huishouden in een woning/wooneenheid;
 
1.60 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat uitsluitend mag worden gebruikt voor de huisvesting van één huishouden;
 
1.61 wooneenheid:
een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat uitsluitend mag worden gebruikt voor de huisvesting van één huishouden;
 
1.62 zorg- of begeleidingsafhankelijke bewoning:
twee of meerdere personen, die geen huishouden vormen, maar in een situatie of traject afhankelijk van zorg- en begeleiding, zoals bedoeld in de Woonzorgvisie, voor een bepaalde periode of regulier gezamenlijk in een woning of woonvorm wonen, waarbij iedereen minimaal beschikt over een eigen onzelfstandige wooneenheid (kamer) en er sprake is van een aantal gemeenschappelijke voorzieningen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de dakhelling:
de helling van het (deel van) het dak en het horizontale vlak;
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
de hoogte in meters van de druiplijn, de bovenkant van de goot, het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel, gemeten vanaf peil;
 
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer en de buitenzijden (van gevels, (en/of het hart van de scheidsmuren) daken en dakkapellen);
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
de hoogte in meters van het hoogste punt van een bouwwerk, gemeten vanaf peil, met dien verstande, dat bij de meting van de bebouwingshoogte van een gebouw schoorstenen, lichtkoepels balkonhekken en dergelijke aan een gebouw ondergeschikte bouwdelen buiten toepassing blijven;
 
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
de oppervlakte van een bouwwerk door middel van loodrechte projectie van het dakvlak; indien en voor zover het overstek kleiner is dan 0,5 m, gelden, in afwijking van het voorgaande, de buitenkant van de muren als bebouwde oppervlakte;
 
2.6 peil:
  1. voor overige gebouwen, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
inclusief de daarbij behorende:
  1. toegangswegen, -paden en overig verblijfsgebied;
  2. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen.

3.2 Bouwregels

 
3.2.1 Algemeen
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden is het toevoegen van gebouwen, en bouwwerken geen gebouwen zijnde niet toegestaan.

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.3.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruik van de gronden als paardenbak;
  2. het gebruik van permanente teeltondersteunende voorzieningen;
  3. het gebruik van gronden voor fruitteelt en boomgaarden binnen een afstand van 50 m tot (bedrijfs)woningen inclusief tuinen en erven, sport- en recreatievoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen, uitgezonderd voor zover:
    1. het de vervanging van bestaande fruitteelt en boomgaarden betreft;
    2. geen gebruik wordt gemaakt van gewasbestrijdingsmiddelen, dan wel indien gewasbestrijdingsmiddelen worden toegepast wordt voorzien in een windcirkel en gebruik wordt gemaakt van driftarme spuitdoppen;
  4. het gebruik van gronden voor het plaatsen van reclamezuilen en -borden, anders dan ten behoeve van de ter plaatse toegestane activiteiten.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen en beplantingen;
  2. paden;
  3. sport- en spelvoorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. nutsvoorzieningen;
één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen
De volgende regels zijn van toepassing:
  1. uitsluitend zijn toegestaan overige bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming;
  2. er dient te worden gebouwd conform bijlage 1, Beeldkwaliteitsplan Hendrikstraat achter 21.
4.2.2 Overige bouwwerken
De overige bouwwerken dienen aan het volgende te voldoen:
  1. de hoogte van overige bouwwerken ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m;
  2. de hoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.3.1 Functieaanduiding 'tuin'
De gronden ter plaatse van de functieaanduiding ‘tuin’ mogen ook in gebruik worden genomen als tuin. Voor bouwwerken binnen de functieaanduiding 'tuin' geldt het volgende;
  1. binnen de aanduiding “tuin” zijn uitsluitend bijbehorende bouwwerken en bouwwerken – geen gebouwen zijnde - toegestaan.
  2. de maximale bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 3 m;
  3. de maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt 2 m;
  4. de afstand van de bijbehorende bouwwerken tot enig ander gebouw op het bouwperceel, dient minimaal 3 m te bedragen;
  5. de bebouwde oppervlakte binnen de functieaanduiding 'tuin' mag niet meer bedragen dan 16 m2.
4.3.2 Functieaanduiding 'waterberging'
De gronden ter plaatse van de functieaanduiding ‘waterberging’ zijn bestemd voor voorzieningen voor infiltratie en waterberging;

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen;
  2. fiets- en voetpaden;
  3. groenvoorzieningen;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. parkeervoorzieningen;
één en ander met bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan:
  1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, verblijfsvoorzieningen, parkeervoorzieningen;
  2. overige bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming;
  3. er dient te worden gebouwd conform bijlage 1, Beeldkwaliteitsplan Hendrikstraat achter 21.
5.2.2 Situering en maatvoering van gebouwen
Voor gebouwen gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25m2.
5.2.3 Maatvoering overige bouwwerken
De overige bouwwerken dienen aan het volgende te voldoen:
  1. de hoogte van overige bouwwerken ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m;
  2. de hoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4m.

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.3.1 Functieaanduiding 'waterberging'
De gronden ter plaatse van de functieaanduiding ‘waterberging’ zijn bestemd voor voorzieningen voor infiltratie en waterberging;

Artikel 6 Wonen - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

 
6.1.1 Algemeen
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen met de bijbehorende voorzieningen, tuinen, erven, groenvoorziening, parkeervoorzieningen, paden e.d.;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. geluidwerende voorzieningen.
6.1.2 Nadere detaillering van de functieomschrijving
6.1.2.1 Aan huis verbonden beroep
Gebruik van een deel van de woning en/of het bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits:
  1. de woonfunctie als overwegende functie gehandhaafd blijft;
  2. de te gebruiken oppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep aan huis niet meer bedraagt dan 30 m².
6.1.2.2 Aan huis verbonden bedrijf
Het gebruik van een deel van de woning en/of het bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf is uitsluitend toegestaan indien de omgevingsvergunning als bedoeld in 6.5.1 is verleend.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Algemeen
 
6.2.1.1 Toegestane bouwwerken
  1. Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming, zoals woningen in de vorm van hoofdgebouwen met bijbehorende bouwwerken, alsmede overige bouwwerken.
  2. ter plaatse van de bouwaanduiding 'aaneengebouwd' zijn aaneengebouwde woningen toegestaan;
  3. ter plaatse van de bouwaanduiding 'rug-aan-rug' zijn rug-aan-rugwoningen toegestaan;
  4. er dient te worden gebouwd conform bijlage 1, Beeldkwaliteitsplan Hendrikstraat achter 21.
6.2.2 Hoofdgebouw
Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal dat is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  3. de voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden opgericht ter plaatse van de in de verbeelding aangegeven gevellijn, danwel maximaal 1 meter achter de gevellijn;
  4. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rug aan rug' zijn rug aan rug woningen toegestaan;
  7. hoofdgebouwen worden voorzien van een kap.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken
6.2.3.1 Algemeen
  1. Het bouwen van een bijbehorend bouwwerk buiten het bouwvlak of buiten de gronden met de bouwaanduiding 'bijgebouwen' is niet toegestaan;
  2. De gronden ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen' mogen met niet meer dan 50% worden bebouwd met een maximum van 100 m² per bouwperceel;
  3. Het bouwen onder peil (kelder) is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
6.2.3.2 Maatvoering aangebouwde bijbehorende bouwwerken
Voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak of ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen';
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter dan wel maximaal 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  4. het plaatsen van hekwerken op een bijbehorend bouwwerk is toegestaan, indien en voor zover het hekwerk dient als een afscheiding voor een dakterras en indien het hekwerk niet hoger is dan 1 m.
6.2.3.3 Maatvoering vrijstaande bijbehorende bouwwerken
Voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen';
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  4. de afstand van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot enig ander gebouw op het bouwperceel, dient minimaal 1 m te bedragen.
6.2.4 Maatvoering overige bouwwerken
Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag buiten het bouwvlak of buiten de bouwaanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de gevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
    2. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de gevellijn niet meer dan 2 m mag bedragen;
    3. overkappingen niet zijn toegestaan;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag ter plaatse van het bouwvlak of de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 4 m;
  3. in afwijking van het gestelde onder a en b zijn vlaggenmasten toegestaan met een bouwhoogte die niet meer mag bedragen dan 8 m;
  4. erfafscheidingen dienen te worden gerealiseerd conform bijlage 1, Beeldkwaliteitsplan Hendrikstraat achter 21.

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.3.1 Omgevingsvergunning goot- en/of bouwhoogte
Het bevoegd gezag is bevoegd om af te wijken van het bepaalde in artikel 6 lid 2.3.2, teneinde de goot- en/of bouwhoogte te verhogen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal de op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdmassa aangeduide goot- en bouwhoogte;
  2. indien de goot- en bouwhoogte gelijk zijn aan die van het hoofdgebouw dan mag het bijbehorende bouwwerk in afwijking van artikel 6 lid 2.3.2 sub a in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
  3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 2,5 m;
  4. de afwijking leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.4.1 Strijdig gebruik
Tot een met dit bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor:
  1. het gebruik van ruimten binnen een woning en/of bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  2. het gebruik van de in deze bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een seksinrichting;
  3. het gebruik van woningen en/of wooneenheden anders dan voor de huisvesting van één huishouden, waaronder in ieder geval wordt begrepen kamerverhuur en het gebruik voor zorg- en begeleidingsafhankelijke bewoning.
6.4.2 Specifieke bouwaanduiding 'dove gevel'
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' dient een dove gevel te worden gerealiseerd.
6.4.3 Voorwaardelijke verplichting 'dove gevel'
De omgevingsvergunning voor de woningen in het bouwvlak met de 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' mag alleen verleend worden als de betreffende gevel als dove gevel wordt uitgevoerd en in stand wordt gehouden.
6.4.4 Functieaanduiding 'geluidscherm'
Ter plaatse van de functieaanduiding 'geluidscherm' dient een geluidscherm te worden aangebracht.
6.4.5 Voorwaardelijke verplichting 'geluidscherm'
De gronden met de bestemmingen 'Wonen - 1' mogen slechts worden bebouwd of gebruikt onder de voorwaarde dat ter plaatse van de functieaanduiding ‘geluidscherm' een geluidscherm wordt aangebracht en in stand wordt gehouden die:
  1. een hoogte heeft van 2,0 meter;
  2. kierdicht is uitgevoerd;
  3. een massa heeft van minimaal 10kg/m2.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

6.5.1 Omgevingsvergunning aan huis verbonden bedrijfsactiviteit
Het bevoegd gezag is bevoegd om af te wijken van het bepaalde in artikel 6 lid 4.1 sub a, teneinde binnen een woning en/of bijbehorend bouwwerk de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de woonfunctie dient als overwegende functie gehandhaafd te blijven;
  2. het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en mag geen afbreuk doen aan het karakter van de buurt;
  3. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer en/of leiden tot een onevenredige parkeerdruk;
  4. (detail)handel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf;
  5. de te gebruiken oppervlakte ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf mag maximaal 30 m² bedragen.

Artikel 7 Wonen - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. aan huis verbonden beroepen;
  3. hobbymatig agrarisch gebruik;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water;
één en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden e.d.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming, zoals woningen in de vorm van een hoofdgebouw met bijbehorende bouwwerken, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2.2 Hoofdgebouw
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. per bestemmingsvlak is één hoofdgebouw toegestaan, met dien verstande dat per hoofdgebouw maximaal 1 woning is toegestaan;
  2. de afstand van hoofdgebouwen tot de weg mag niet meer bedragen dan de bestaande afstand, tenzij een bouwvlak is aangegeven;
  3. de goot- en bouwhoogten van hoofdgebouwen mogen niet meer bedragen dan de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte, ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte';
  4. de inhoud van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 750 m³, met dien verstande dat voor bestaande hoofdgebouwen met een grotere inhoudsmaat, maximaal de bestaande inhoudsmaat is toegestaan.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken en overkappingen mogen uitsluitend worden opgericht op minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag per woning maximaal 100 m² bedragen, met een maximum van 50% van het bouwperceel achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  3. de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
  4. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 6,5 m bedragen;
  5. voor het bouwen van aangebouwde bijbehorende bouwwerken gelden voorts de volgende regels:
    1. de maximale diepte aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag maximaal 5,5 m bedragen;
    2. de maximale breedte aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag maximaal 3 m bedragen;
    3. het plaatsen van hekwerken op aangebouwde bijbehorende bouwwerken is toegestaan, indien en voor zover het hekwerk als een afscheiding geldt voor een dakterras en indien het hekwerk niet hoger is dan 1 m;
  6. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  7. de afstand van bijbehorende bouwwerken en overkappingen tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt minimaal 1 m.

7.2.4 Maatvoering overige bouwwerken
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
  2. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer dan 3 m bedragen;
  3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  4. zwembaden worden achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 1,2 m mag bedragen;
  5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2 m bedragen.

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.3.1 Vergroting bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 2.3 sub b voor vergroting van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
  1. voor percelen waarvan de oppervlakte, gerekend vanaf 3 m achter de voorgevelrooilijn, meer dan 250 m² bedraagt, de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 10% van de oppervlakte van het perceel gerekend vanaf 250 m², met een gezamenlijk maximum van 200 m² aan bijbehorende bouwwerken;
  2. voor percelen waarvan de oppervlakte, gerekend vanaf 3 m achter de voorgevelrooilijn meer dan 1.500 m² bedraagt, de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 250 m² mag bedragen;
  3. de vergroting aan bijbehorende bouwwerken een meerwaarde vormt ten opzichte van de reeds bestaande bebouwing op het perceel.

7.4 Specifieke gebruiksregels

7.4.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:
  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor (zelfstandige) bewoning;
  2. het gebruik van ruimten binnen een woning en/of bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  3. het gebruik van de in deze bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een seksinrichting;
  4. het gebruik van woningen en/of wooneenheden anders dan voor de huisvesting van één huishouden, waaronder in ieder geval wordt begrepen kamerverhuur en het gebruik voor zorg- en begeleidingsafhankelijke bewoning.

7.4.2 Aan huis verbonden beroep
De gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep op de in artikel 7 lid 1  bedoelde gronden mag, in voorkomend geval samen met de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van andere beroeps- en bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 7 lid 5.1, niet meer bedragen dan 30 m² van de totale vloeroppervlakte van de gebouwen op het betreffende bouwperceel.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

7.5.1 Omgevingsvergunning aan huis verbonden bedrijf
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 4.1 sub b , teneinde binnen een woning en/of bijbehorende bouwwerken de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:
  1. de woonfunctie dient als overwegende functie gehandhaafd te blijven;
  2. het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en mag geen afbreuk doen aan het karakter van de buurt;
  3. het bedrijf moet door de bewoner worden geëxploiteerd;
  4. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer en/of leiden tot onevenredige parkeerdruk;
  5. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein;
  6. (detail)handel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  7. de te gebruiken oppervlakte ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf mag maximaal 30 m² bedragen.
7.5.2 Recreatieve activiteiten
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 1 teneinde binnen een woning en/of bijbehorende bouwwerken recreatieve activiteiten zoals het verstrekken van logies en ontbijtvoorzieningen (bed & breakfast), horeca-activiteiten (theetuin en soortgelijke activiteiten), exposities, verhuur van fietsen, huifkarren e.d., toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
  1. de woonfunctie dient in overwegende mate behouden te blijven;
  2. de activiteit dient plaats te vinden binnen de bestaande gebouwen;
  3. de activiteit maximaal 30% van het vloeroppervlak van de op het perceel aanwezige bebouwing tot een maximum van 100 m2 mag bedragen;
  4. indien het betreft logies, zijn maximaal 5 appartementen toegestaan;
  5. er mag geen sprake zijn van onevenredige aantasting van de bestaande landschappelijke waarden;
  6. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  7. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer en/of leiden tot onevenredige parkeerdruk;
  8. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein.

3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Ondergeschikte bouwdelen

9.1.1 Overschrijding bouw- en bestemmingsgrenzen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, regenpijpen, stoeptreden, luifels, installaties, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,0 m bedraagt.
9.1.2 Overschrijding bouwhoogte
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen is overschrijding van de bouwhoogte toegestaan door ondergeschikte bouwdelen, als gevelversieringen, ventilatiekanalen, installaties, regenpijpen, liftkokers e.d., mits de overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte niet meer dan 1,0 m bedraagt.

9.2 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en overige bouwwerken gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, het volgende:
  1. indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en overige bouwwerken de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

9.3 Ondergronds bouwen

Ter plaatse van de in de artikel 6 lid 1 en artikel 7 lid 1  bedoelde gronden, mag, tenzij anders is aangegeven in de regels, onder gebouwen ondergronds worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:
  1. ondergrondse gebouwen gelegen buiten de buitenzijde van de gevels van de bovengrondse gebouwen zijn niet toegestaan;
  2. de diepte van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan 3,5 m onder peil;
  3. onder plaatsgebonden kampeermiddelen (inclusief de daarbij behorende bergingen) mag niet onder peil worden gebouwd.

9.4 Verbod

Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van dit plan zou overeenstemmen, of, voor zover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.

9.5 Uitsluiten aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening (onderwerpen van stedenbouwkundige aard) met betrekking tot parkeren blijven buiten toepassing.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)

Als een gebruik strijdig met het bestemmingsplan wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:
  1. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren of voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. als opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
  4. voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie.

10.2 Vormen van verboden gebruik (gebouwen)

Ter plaatse van de in de artikel 6 lid 1 en artikel 7 lid 1 bedoelde gronden wordt als een gebruik strijdig met het bestemmingsplan in ieder geval beschouwd het gebruik:
  1. van gebouwen voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen, met uitzondering van het verkopen of ten verkoop aanbieden van:
    1. goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de functie die is toegelaten op het perceel;
    2. agrarische producten, afkomstig van en geteeld op het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf;
  2. van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen, voor permanente bewoning;
  3. van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting.

10.3 Parkeren

  1. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het planologisch uitbreiden of het planologisch wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein overeenkomstig de door burgemeester en wethouders vastgestelde beleidsregels met betrekking tot parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van de indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
  2. burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a.:
    1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- en stallingruimte wordt voorzien.
  3. afwijken van de regels, als bedoeld onder b. is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
    2. de woon- en leefsituatie.

10.4 Laden lossen

  1. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden ter plaatse van de in de artikel 3 lid 1  en artikel 7 lid 1  bedoelde gronden wordt slechts verleend indien, bij een te verwachten behoefte qua laden en lossen, tijdens de aanvraag wordt aangetoond dat voorzien wordt in voldoende laad- en losgelegenheid op eigen terrein. Dit overeenkomstig de door burgemeester en wethouders vastgestelde eisen met betrekking tot laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van de indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning;
  2. burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a.:
    1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- en losruimte wordt voorzien.
  3. afwijken van de regels, als bedoeld onder b. is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de situatie in de openbare ruimte;
    2. de woon- en leefsituatie.

10.5 Voorwaardelijke verplichting waterberging

De gronden met de bestemming 'Wonen - 1' mogen slechts worden bebouwd of gebruikt onder de voorwaarde dat binnen de planlocatie 172 m3 aan waterberging is gerealiseerd en in stand gehouden wordt;

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

 

11.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan, voorzover niet reeds op grond van een andere bepaling van dit bestemmingsplan vergunning voor het afwijken kan worden verleend, door middel van het verlenen van een vergunning, afwijken van de in dit bestemmingsplan voorgeschreven maatvoering, afmetingen, en percentages tot niet meer dan 10% van die maatvoering, afmetingen en percentages, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat.

11.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 11 lid 1 is niet van toepassing op de maximum bouwhoogte ter plaatse van de bouwaanduiding 'aaneengebouwd'.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Algemene wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien het betreft:
  1. het in geringe mate, doch met niet meer dan 5 m, afwijken van een bestemmingsgrens of van het profiel van een weg, voor zover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  2. het wijzigen van de Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten door het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven in de Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven, mits de aanwezige bedrijven niet in een hogere milieucategorie worden gebracht.

12.2 Wijzigen ten behoeve van waterberging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Water', onder de voorwaarden dat:
  1. de noodzaak tot realisatie van waterbergingsgebieden voor opvang van stedelijk waterbergingstekort is aangetoond;
  2. overeenstemming met de eigenaar/eigenaren van de gronden is bereikt;
  3. voor de bouw- en gebruiksregels wordt aangesloten bij de regels, zoals die van toepassing zijn op de bestemming Water, zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Zaltbommel' d.d. 17-09-2014.

Artikel 13 Algemene procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet eerder genomen dan het moment nadat belanghebbenden gedurende twee weken, na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk zienswijzen tegen het voorgenomen besluit bij het college van burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Algemeen

Voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

14.2 Verkamering wonen

14.2.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in dit bestemmingsplan mede verstaan:
  1. het gebruik van bedrijfswoningen, voormalige agrarische bedrijfswoning, dienstwoningen, woningen en/of wooneenheden anders dan voor de huisvesting van één huishouden, waaronder in ieder geval wordt begrepen kamerverhuur en het gebruik voor zorg- en begeleidingsafhankelijke bewoning.
  2. Het bepaalde onder sub a is niet van toepassing indien er sprake is van een op legale wijze tot stand gekomen gebruik door meer dan één huishouden, dan wel door een bestaande zorg- of begeleidingsafhankelijke woning.
14.2.2 Afwijken van de gebruiksregels
14.2.2.1 Wonen in een zorg- of begeleidingsafhankelijke woning
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan voor het huisvesten van wonen in de vorm van een zorg- of begeleidingsafhankelijke woning, mits dit in overeenstemming is met de 'Woonzorgvisie Bommelerwaard 2020-2024', die op 7 november 2019 is vastgesteld of haar de rechtsopvolger van deze beleidsregel.
14.2.2.2 Huisvesting arbeidsmigranten
  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan voor het huisvesten van arbeidsmigranten, niet zijnde geconcentreerde huisvesting, mits één en ander past binnen de gestelde randvoorwaarden en uitgangspunten die zijn gesteld in het 'Beleid huisvesting arbeidsmigranten gemeente Zaltbommel 2019', dat op 20 juni 2019 is vastgesteld of de rechtsopvolgers van deze beleidsregel.
  2. Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning kan het college van burgemeester en wethouders voorwaarden stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing, indien en voor zover dit noodzakelijk is:
    1. om de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
    2. om een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
    3. om een onevenredige inbreuk op het aanwezige woon- en leefmilieu te voorkomen;
    4. om een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  3. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
  4. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van artikel 15 lid 1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 15 lid 1 met maximaal 10 %.

15.3 Uitzondering op het overgangsrecht gebouwen

artikel 15 lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.4 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

15.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 15 lid 4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

15.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 15 lid 4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

15.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

artikel 15 lid 4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Gameren, Hendrikstraat achter 21'