direct naar inhoud van Regels
Plan: Brakel, Bedrijventerrein Kraaijenhoef
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0297.BKLBP20120030-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

het bestemmingsplan Brakel, Bedrijventerrein Kraaijenhoef met identificatienummer NL.IMRO.0297.BKLBP20120030-VS01 van de gemeente Zaltbommel;

1.2 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 De verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 Aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 Afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.8 Ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;

1.9 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 Bebouwingspercentage

een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in dit plan anders is bepaald;

1.11 Bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.12 Bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.13 Bedrijfsverzamelgebouw

één bedrijfsgebouw waarin verschillende bedrijven gevestigd zijn;

1.14 Bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie;

1.15 Bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.16 Bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.17 Bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.18 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 Bijgebouw

een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.21 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 Bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.23 Bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.24 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 Bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.26 Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.27 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.28 Detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 Gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.31 Geometrische plaatsbepaling

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;

1.32 Maatvoeringsgrens

de grens van een maatvoeringsvlak;

1.33 Maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

1.34 Omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.35 Overkapping

een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;

1.36 Peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.37 Permanente bewoning

bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;

1.38 Prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.39 Seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.40 Staat van Bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.41 Uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.42 Uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.43 Volumineuze goederen

goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals goederen in bouw- en doe-het-zelf producten, automobielen, motorfietsen., boten, caravans, e.d.;

1.44 Voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;

1.45 Woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 De afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.1.2 De bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.3 De dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.1.4 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.5 De horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.1.6 De inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.7 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.8 De oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Meten

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten, zoals vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding: 'bedrijf tot en met categorie 2';
  • b. bedrijfsactiviteiten, zoals vermeld in de categorieën 1, 2 en 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding: 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
  • c. bedrijfsactiviteiten, zoals vermeld in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding: 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  • d. detailhandel van niet ter plaatse vervaardigde goederen tot een maximum van 10% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 150 m2 en uitsluitend op de begane grond;
  • e. de uitoefening van detailhandel in volumineuze goederen ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus';
  • f. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, zonder LPG, inclusief oplaadpunt voor elektrische voertuigen;
  • g. bedrijfswoningen, met dien verstande dat deze uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • h. een mestopslag met een omvang van maximaal 500 m2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - mestopslag';
  • i. tijdelijke opslag van goederen met een maximale stapelhoogte van 3 m;
  • j. parkeren op eigen terrein, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend parkeren is toegestaan;

een en ander met bijbehorende bebouwing, (on)bebouwde terreinen, (ontsluitings)wegen, groen- en nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

De bebouwing dient te voldoen aan de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een bouwperceel mag maximaal 5.000 m2 bedragen;
  • c. het bebouwingspercentage mag per perceel maximaal 70% bedragen;
  • d. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt:
    • 1. daar waar de hoogte op de verbeelding 6 m of 8 m bedraagt minimaal 2,5 m;
    • 2. daar waar de hoogte op de verbeelding 10 m bedraagt minimaal 5 m;
  • e. de hoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • f. de bebouwde oppervlakte van bedrijfsgebouwen dient per bedrijf minimaal 250 m2 te bedragen;
  • g. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  • h. de bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat indien de bedrijfswoning voorzien is van een plat dak, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
  • i. de goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • j. de diepte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 15 m bedragen;
  • k. per bedrijfswoning mag maximaal 100 m2 aan bijgebouwen worden opgericht;
  • l. de bouwhoogte van bijgebouwen bij bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6,5 m;
  • m. de goothoogte van deze bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • n. de bouwhoogte van een luifel en een reclamezuil bij een verkooppunt voor motorbrandstoffen mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  • o. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal bedragen:
    • 1. 1 m voor zover het betreft gronden, gelegen vóór de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde hiervan;
    • 2. 2 m voor zover het betreft overige gronden;

met dien verstande dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals bedrijfsinstallaties, lichtmasten en cameramasten maximaal 15 m mag bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan afgeweken worden:

  • a. van het bepaalde in lid 3.1 onder a, b, en c:
      1.   teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan algemeen is toegestaan op grond van het bepaalde in lid 3.1, niet zijnde bedrijven in milieucategorie 4.1 en hoger, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten, geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;  
      2.   teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm, geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;  
      een en ander mits het desbetreffende bedrijf of bedrijfsactiviteit behoort of geacht kan worden te behoren tot maximaal categorie 3.2 en ook overigens geen blijvende onevenredige afbreuk doet aan het heersende woon- en leefmilieu;  
  • b. van het bepaalde in artikel 3.1 onder g voor de bouw van een bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. de afwijkingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied';
    • 2. de vergunning mag alleen worden verleend indien de belangen van de eigenaren en/of rechthebbenden van de aangrenzende bouwpercelen niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. per bedrijf of instelling is niet meer dan één bedrijfswoning toegestaan;
    • 4. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
    • 5. de bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat indien de bedrijfswoning voorzien is van een plat dak, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
    • 6. de goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6 m;
    • 7. de diepte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 15 m bedragen;
    • 8. per bedrijfswoning mag maximaal 100 m2 aan bijgebouwen worden opgericht;
    • 9. de bouwhoogte van bijgebouwen bij bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6,5 m;
    • 10. de goothoogte van deze bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
    • 11. de bedrijfswoning mag gebouwd worden tot in de grens van het aangegeven bouwvlak;
  • c. van het bepaalde in artikel 3.2 onder b ten aanzien van de maximale oppervlakte van het bouwperceel groter dan 5.000 m2, mits een verklaring van geen bezwaar is afgegeven door de provincie Gelderland en het betreffende bedrijf naar de aard en schaal en functie passend is op een lokaal bedrijventerrein, in verband waarmee in elk geval voldaan moet worden aan het Afsprakenkader Regionale samenwerking bedrijventerreinen Regio Gelderland;
  • d. van het bepaalde in artikel 3.2 onder c ten aanzien van het maximale bebouwingspercentage tot 80%, mits:
    • 1. voldoende ruimte overblijft voor parkeren op eigen perceel;
    • 2. de belangen van de eigenaren en/of rechthebbenden van de aangrenzende bouwpercelen niet onevenredig worden geschaad;
  • e. van het bepaalde in artikel 3.2 onder d ten aanzien van de minimaal voorgeschreven afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tot in de zijdelingse perceelsgrens, mits de belangen van de eigenaren en/of rechthebbenden van de aangrenzende bouwpercelen niet onevenredig worden geschaad;
  • f. van het bepaalde in artikel 3.2 onder f met dien verstande dat de minimum bebouwde oppervlakte 100 m2 mag te bedragen indien de aard van de bedrijfsactiviteit daartoe aanleiding geeft.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. plantsoenen, groenstroken, bermen met beplanting;
  • b. (fiets-)paden;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. waterhuishouding en waterberging met een capaciteit van ten minste 1.750 m3;

een en ander met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.

4.2 Bouwregels

Uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de bestemming met een maximale hoogte van 2 m zijn toegestaan.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (ontsluitings)wegen (met niet meer dan 2 rijstroken);
  • b. paden;

bijbehorende parkeer-, groen-, en water, een en ander met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.

5.2 Bouwregels

Uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de bestemming zijn toegestaan met een maximale hoogte van 2 m, met dien verstande dat de hoogte van lichtmasten en wegwijzers maximaal 15 m mag bedragen.

Artikel 6 Waterstaat - Waterlopen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en onderhoud van een watergang.

6.2 Bouwregels

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming, met een maximale bouwhoogte van 1 m.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de watergang geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de omgevingsvergunning door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken beheerder van de watergang.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. bouwgrenzen en overige aanduidingen op de verbeelding in het horizontale vlak, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien dit uit oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, het stedenbouwkundig beeld niet wordt geschaad en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 10 m bedraagt;
  • c. bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van:

  • a. het afwijken van bestemmingsgrenzen tot een maximum van 10 meter, indien en voor zover deze afwijkingen noodzakelijk zijn in verband met de uitmeting van het terrein, dan wel indien uit oogpunt van doelmatig gebruik van de grond gewenst is;
  • b. het in geringe mate afwijken van bestemmingsgrenzen en overige aanduidingen op de verbeelding in het horizontale vlak, indien dit noodzakelijk is ter aanpassing van de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, het stedenbouwkundig beeld niet wordt geschaad en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten;
  • c. het oprichten van antennes, zend- en ontvangstmasten en antenne-opstelpunten, gericht op het gebruik ten behoeve van zend- en ontvangstinstallaties voor radiocommunicatie, het gebruik door radiozendamateurs en het gebruik ten behoeve van openbare veiligheid zoals sirenes.

Artikel 11 Algemene procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot afwijking is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, zoals deze wet luidde op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan, van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
12.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
12.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 12.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 12.1.1 met maximaal 10%.

12.1.3 Uitzondering

Artikel 12.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik
12.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan/inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

12.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 12.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

12.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 12.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

12.2.4 Uitzondering

Artikel 12.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Brakel, Bedrijventerrein Kraaijenhoef'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 9 oktober 2014.