Type plan: | bestemmingsplan |
---|---|
Naam van het plan: | Kerkwijk, Walderhof |
Status: | vastgesteld |
Plan identificatie: | NL.IMRO.0297.BGBBP20230014-VS01 |
In deze regels wordt verstaan onder: |
1.1 Plan: |
het bestemmingsplan “Kerkwijk, Walderhof” met identificatienummer NL.IMRO.0297.BGBBP20230014-VS01 van de gemeente Zaltbommel. |
1.2 Bestemmingsplan: |
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen. |
1.3 Aan het buitengebied gebonden bedrijven: |
bedrijven die door hun aard of activiteiten functioneel aan het buitengebied gebonden zijn. Voorbeelden van aan het buitengebied gebonden bedrijven zijn een hoveniersbedrijf, paardenpension/ -stalling, kennel/ dierenasiel en hondensportaccommodatie; |
1.4 Aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten: |
het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend (zie bijlage 2 Aan huis gebonden beroepen en bedrijven). |
1.5 Aan huis verbonden beroep: |
het in een woning met bijbehorende gebouwen beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, zulks met behoud van de woonfunctie van de betreffende woning. |
1.6 Aangebouwd bijbehorend bouwwerk: |
een gebouw, dat aan het hoofdgebouw is gebouwd en dat naar aard en indeling is bedoeld voor uitbreiding van en/of aanvulling op de woonfuncties van het hoofdgebouw tenzij in de regels anders is bepaald. |
1.7 Aanduiding: |
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar – ingevolge de regels – regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. |
1.8 Aanduidingsgrens: |
de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft. |
1.9 Achtergevel |
een van de openbare weg en/of fiets- en voetpad afgekeerde gevel van een hoofdgebouw. |
1.10 Agrarisch bedrijf |
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren. |
1.11 Agrarisch medegebruik |
een gebruik voor kleinschalige agrarische activiteiten, al dan niet met een hobbymatig karakter. |
1.12 Agrarisch verwant bedrijf |
bedrijven die gericht zijn op het leveren van diensten en goederen aan agrarische bedrijven zoals het bewerken, vervoeren en/of verhandelen van agrarische producten en bedrijven die zich richten op een combinatie van agrarische- en zorgfuncties. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn (loon)werkbedrijven, veehandelsbedrijven, dierenklinieken voor grootvee, groothandels in agrarische gewassen en zorgboerderijen. |
1.13 Archeologische waarde |
terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar alle vóór tenminste vijftig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde. |
1.14 Bebouwing: |
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
1.15 Bedrijf: |
een onderneming waarin doorgaans met economisch oogmerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, verwerkt en/of opgeslagen. |
1.16 Begane grond: |
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau. |
1.17 Bestaand: |
|
1.18 Bestemmingsgrens: |
de grens van een bestemmingsvlak. |
1.19 Bestemmingsvlak: |
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming. |
1.20 Bijbehorend bouwwerk: |
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. |
1.21 Bij zorgwoningen behorende voorzieningen: |
gemeenschappelijke voorzieningen voor de bewoners zoals keuken- en horecafaciliteiten, recreatie- en verpleegruimten, dagverblijven, kapper, detailhandel (ondergeschikt aan en ten dienste van de hoofdfunctie) en inpandige bergingen, evenals (openbare) (praktijk)ruimten ten behoeve van sociale en/of medische doeleinden. |
1.22 Bouwen: |
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats |
1.23 Bouwgrens: |
de grens van een bouwvlak. |
1.24 Bouwlaag: |
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrenst met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. |
1.25 Bouwperceel: |
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. |
1.26 Bouwperceelgrens: |
een grens van een bouwperceel. |
1.27 Bouwvlak: |
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. |
1.28 Bouwwerk: |
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. |
1.29 Bouwwerk, geen gebouw zijnde: |
een bouwwerk, niet zijnde een gebouw. |
1.30 Bouwwijze: |
de wijze van bouwen van een hoofdgebouw, waarbij:
|
1.31 Dak: |
een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk. |
1.32 Detailhandel: |
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit niet zijnde horeca. |
1.33 Gebouw: |
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. |
1.33 Geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder): |
hieronder worden verstaan: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (t.w. verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en kinderdagverblijven), alsmede de terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen. NB Delen van een onderwijsgebouw die niet zijn bestemd voor geluidsgevoelige onderwijsactiviteiten, maken voor de toepassing van de Wet geluidhinder geen deel uit van een onderwijsgebouw. |
1.34 Hoofdgebouw: |
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. |
1.35 Huishouden: |
een persoon of groep personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling. |
1.36 Kap: |
een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een hellingshoek van tenminste 35° en ten hoogste 60°. |
1.37 (Openbare) nutsvoorziening: |
een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation. |
1.38 Overkapping |
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één gesloten wand. |
1.39 Perceelsgrens |
de scheiding tussen bouwpercelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door éénzelfde gebruiker worden benut. |
1.40 Prostitutie |
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. |
1.41 Seksinrichting: |
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar. |
1.42 Verdiepingen: |
de bouwlagen van een gebouw gelegen boven de begane grondlaag. |
1.43 Verhard oppervlak: |
Alle oppervlakten die op grond van de Keur c.q. beleidsregels van het Waterschap Rivierenland als verharding worden gezien. |
1.44 Voldoende laad- en losgelegenheid: |
van voldoende laad- en losgelegenheid is sprake, indien wordt voldaan aan de eisen met betrekking tot laden en lossen op eigen terrein zoals vastgelegd in de 'Parkeernota Zaltbommel 2018', vastgesteld door de raad op 14 juni 2018. Op het moment dat de gemeente een opvolger van de hiervoor genoemde nota vaststelt, wordt deze 'opvolger' gehanteerd om te bepalen of sprake is van voldoende laad- en losgelegenheid. |
1.44 Voldoende parkeergelegenheid: |
van voldoende parkeergelegenheid is sprake, indien wordt voldaan aan de parkeernormering (en maatvoering van de parkeergelegenheid) zoals vastgelegd in de 'Parkeernota Zaltbommel 2018', vastgesteld door de raad op 14 juni 2018. Op het moment dat de gemeente een opvolger van de hiervoor genoemde nota vaststelt, wordt deze 'opvolger' gehanteerd om te bepalen of sprake is van voldoende parkeergelegenheid. |
1.45 Voorgevel: |
een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad en/of groenvoorziening toegekeerde gevel of gevels van een hoofdgebouw. |
1.46 Voorgevelrooilijn: |
denkbeeldige lijn getrokken langs de voorgevel van een gebouw en het verlengde daarvan. |
1.47 Waterhuishoudkundige voorzieningen: |
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etcetera. |
1.48 Wonen: |
het huisvesten van een huishouden in een woning/wooneenheid. |
1.49 Woning: |
een (gedeelte van een) gebouw dat uitsluitend mag worden gebruikt voor de huisvesting van één huishouden. |
1.50 Zorgwoning: |
twee of meerdere personen, die geen huishouden vormen, maar in een situatie of traject afhankelijk van zorg- en begeleiding, zoals bedoeld in de Woonzorgvisie, voor een bepaalde periode of regulier gezamenlijk in een woning of woonvorm wonen, waarbij iedereen minimaal beschikt over een eigen onzelfstandige wooneenheid (kamer) en er sprake is van een aantal gemeenschappelijke voorzieningen. |
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten: |
2.1 | De afstand tot de bouwperceelsgrens |
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is. |
2.2 | De dakhelling |
de helling van het (deel van) het dak en het horizontale vlak. |
2.3 | Het bebouwingspercentage |
een in de regels aangegeven percentage van de gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd. |
2.4 | De goothoogte van een bouwwerk |
de hoogte in meters van de druiplijn, de bovenkant van de goot, het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel, gemeten vanaf peil. |
2.5 | De inhoud van een bouwwerk |
tussen de onderzijde van de begane grondvloer en de buitenzijden (van gevels, (en/of het hart van de scheidsmuren) daken en dakkapellen). |
2.6 | De bouwhoogte van een bouwwerk |
de hoogte in meters van het hoogste punt van een bouwwerk, gemeten vanaf peil, met dien verstande, dat bij de meting van de bebouwingshoogte van een gebouw schoorstenen, lichtkoepels balkonhekken en dergelijke aan een gebouw ondergeschikte bouwdelen buiten toepassing blijven. |
2.7 | De oppervlakte van een bouwwerk |
de oppervlakte van een bouwwerk door middel van loodrechte projectie van het dakvlak; indien en voor zover het overstek kleiner is dan 0,5 m, gelden, in afwijking van het voorgaande, de buitenkant van de muren als bebouwde oppervlakte. |
2.8 | De lengte, breedte en diepte van een bouwwerk |
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren). |
2.9 | Het peil |
a. | voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; |
b. | voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw. |
3.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf; |
b. | aan huis verbonden beroepen; |
c. | nevenactiviteiten; |
d. | extensieve dagrecreatie; |
e. | voet- en fietspaden; |
inclusief de daarbij behorende: | |
f. | agrarische gronden; |
g. | toegangswegen, -paden en overig verblijfsgebied; |
h. | parkeervoorzieningen; |
i. | groenvoorzieningen; |
j. | duurzame energievoorzieningen; |
k. | voorzieningen voor openbaar nut, waaronder begrepen leidingen, (ondergrondse) afvalcontainers en informatiezuilen; |
l. | watergangen, waterretentie, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterzuivering en waterinfiltratie. |
3.2 | Bouwregels | |
3.2.1 | Algemeen | |
Op en in de gronden als bedoeld in 3.1 mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd. | ||
3.2.2 | Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: | ||
a. | bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd binnen het bouwvlak, met uitzondering van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken, geen gebouwen zijnde', waarvoor geldt dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde tevens zijn toegestaan op de gronden ter plaatse van deze aanduiding; | |
b. | lage tijdelijke, lage permanente en overige teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan; | |
c. | de bouwhoogte van duurzame energievoorzieningen mag niet meer dan 12 meter bedragen; | |
d. | de oppervlakte van paardenbakken mag niet meer dan 1.200 m2 bedragen; | |
e. | de bouwhoogte van silo's mag niet meer dan 10 meter bedragen; | |
f. | de bouwhoogte van sleufsilo's, kuilvoerplaten, bassins en mestopslagen mag niet meer dan 3 meter bedragen; | |
g. | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 meter bedragen; | |
h. | de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen; | |
i. | de bouwhoogte voor palen en masten mag niet meer dan 7 meter bedragen; | |
j. | in afwijking van het bepaalde onder a mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd: | |
1. | lage tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen; | |
2. | erf- en terreinafscheidingen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1 meter mag bedragen; | |
3. | overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen. |
3.3 | Afwijken van de bouwregels |
3.3.1 | Schuilgelegenheden buiten bouwvlak |
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 ten behoeve van het bouwen van andere dan bestaande schuilgelegenheden buiten het bouwvlak, mits: | |
a. | de oppervlakte van de bij het bedrijf, instelling of woning behorende agrarische gronden ten minste 5.000 m2 bedraagt; |
b. | de afstand tussen het bouwvlak en de schuilgelegenheid niet minder dan 50 meter bedraagt; |
c. | de oppervlakte niet meer dan 25 m² bedraagt; |
d. | de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan respectievelijk 2,5 meter en 4 meter; |
e. | de schuilgelegenheid aan ten minste één zijde niet voorzien is van een wand. |
3.4 | Specifieke gebruiksregels | |
3.4.1 | Nevenactiviteiten | |
Voor nevenactiviteiten zoals bepaald in lid 3.1 onder c mag per bouwvlak maximaal 25% van de totale vloeroppervlakte met een maximum van 350 m2 van de bedrijfsgebouwen worden gebruikt ten behoeve van nevenactiviteiten in de vorm van agrarisch verwante bedrijven en aan het buitengebied gebonden bedrijven. | ||
3.4.2 | Aan huis verbonden beroep | |
De gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep op de in lid 3.1 onder k bedoelde gronden mag, in voorkomend geval samen met de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van andere beroeps- en bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 3.5.2, niet meer dan 30 m² bedragen. | ||
3.4.3 | Strijdig gebruik | |
Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan: | ||
a. | het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak als paardenbak; | |
b. | het gebruik van permanente teeltondersteunende voorzieningen, uitgezonderd voor zover toegestaan; | |
c. | het gebruik van ruimten binnen een bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf; | |
d. | het gebruik van gronden voor fruitteelt en boomgaarden, uitgezonderd voor zover: | |
1. | het de vervanging van bestaande fruitteelt en boomgaarden betreft; | |
2. | geen gebruik wordt gemaakt van gewasbestrijdingsmiddelen, dan wel indien gewasbestrijdingsmiddelen worden toegepast wordt voorzien in een windcirkel en gebruik wordt gemaakt van driftarme spuitdoppen; | |
e. | het gebruik van gronden voor het plaatsen van reclamezuilen en -borden, anders dan ten behoeve van de ter plaatse toegestane activiteiten; | |
f. | wonen, anders dan ten behoeve van het agrarische bedrijf, in een voormalig agrarische bedrijfswoning, de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – voormalig agrarische bedrijfswoning' uitgezonderd. |
3.5 | Afwijken van de gebruiksregels | |
3.5.1 | Nevenactiviteiten | |
a. | Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 voor het (bij een in werking zijnd agrarisch bedrijf) toestaan van: | |
1. | kleinschalig kamperen tot maximaal 15 mobiele kampeermiddelen in het bouwvlak of direct aansluitend aan het bouwvlak in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, mits zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing; | |
2. | extensieve verblijfsrecreatie binnen gebouwen, zoals kampeerboerderij en bed and breakfast; | |
3. | horeca van categorie 3 ten dienste van extensieve dagrecreatie, zoals een theetuin; | |
4. | extensieve recreatiepunten; | |
5. | detailhandel in ter plaatse voortgebrachte producten tot maximaal 30 m2; | |
6. | bermverkoop van ter plaatse voortgebrachte producten tot maximaal 5 m2; | |
7. | zorg, zoals een zorgboerderij; | |
8. | kinderdagopvang; | |
9. | stalling van caravans, boten e.d.. | |
b. | Voor verlening van de onder a genoemde omgevingsvergunning gelden de volgende regels: | |
1. | voor zover de nevenactiviteiten binnen gebouwen plaatsvinden, niet meer dan 25% van de oppervlakte van de aanwezige gebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van nevenactiviteiten, tot een maximum van 350 m2, met dien verstande dat voor horeca niet meer dan 250 m2 van de oppervlakte van gebouwen mag worden gebruikt; | |
2. | bij de afweging worden in ieder geval de milieuhygiënische belangen betrokken; | |
3. | parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein. | |
3.5.2 | Aan huis verbonden bedrijf | |
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.3 onder c, teneinde binnen een bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan: | ||
a. | de woonfunctie dient als overwegende functie gehandhaafd te blijven; | |
b. | het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en mag geen afbreuk doen aan het karakter van de buurt; | |
c. | het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer en/of leiden tot onevenredige parkeerdruk; | |
d. | (detail)handel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf; | |
e. | de gebruiksoppervlakte ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf mag maximaal 30 m2 bedragen. |
4.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | groenvoorzieningen en beplantingen; |
b. | paden en parkeervoorzieningen; |
c. | in-/uitrit-constructies ten behoeve van aangrenzende woonbestemmingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘ontsluiting’; |
d. | insteekhaven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – insteekhaven’; |
e. | schouwzone voor een naastgelegen watergang; |
f. | openbare sport- en speelvoorzieningen; |
g. | beeldende kunstwerken; |
h. | voorzieningen voor openbaar nut, waaronder begrepen leidingen, (ondergrondse) afvalcontainers en informatiezuilen; |
i. | watergangen, waterretentie, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterzuivering en waterinfiltratie, waarbij ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – wadi’ uitsluitend waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van waterretentie en waterinfiltratie zijn toegestaan; |
een en ander met de bijbehorende voorzieningen. |
4.2 | Bouwregels |
4.2.1 | Algemeen |
Op en in de gronden als bedoeld in 4.1 mogen uitsluitend worden gebouwd: | |
a | bouwwerken ten dienste van de bestemming; |
b. | in afwijking van het bepaalde onder a, zijn ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - onbebouwd’ geen bouwwerken toegestaan. |
4.2.2 | Gebouwen |
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: | |
a. | op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd; |
b. | de maximale bouwhoogte van een gebouw bedraagt 3 meter; |
c. | de maximale oppervlakte van een gebouw bedraagt 15 m2. |
4.2.3 | Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: | |
a. | de maximale bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering bedraagt 8 meter; |
b. | de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 4 meter. |
4.3 | Specifieke gebruiksregels |
4.3.1 | Voorwaardelijke verplichting bosplantsoen |
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – bosplantsoen’ dient een bosplantsoen aangeplant te worden. Dit bosplantsoen dient te allen tijde onderhouden en duurzaam in stand gehouden te worden. |
5.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | wegen, waarbij het aantal rijstroken niet meer bedraagt dan het huidige aantal; |
b. | fiets- en wandelpaden; |
c. | oplaadpunt voor elektrische auto's; |
d. | parkeerterreinen; |
inclusief de daarbij behorende: | |
e. | voorzieningen voor openbaar nut, waaronder begrepen leidingen, (ondergrondse) afvalcontainers en informatiezuilen; |
f. | kunstwerken; |
g. | groenvoorzieningen; |
h. | watergangen, waterretentie, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterzuivering en waterinfiltratie; |
i. | bermen en taluds. |
5.2 | Bouwregels |
5.2.1 | Algemeen |
Op en in de gronden als bedoeld in 5.1 mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. | |
5.2.2 | Gebouwen |
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: | |
a. | de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m2; |
b. | de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter. |
5.2.3 | Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: | |
a. | de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 20 meter; |
b. | de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter. |
6.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | wegen, voet- en fietspaden, met bermen; |
b. | parkeervoorzieningen; |
c. | groenvoorzieningen; |
d. | voorzieningen voor openbaar nut, waaronder begrepen leidingen, (ondergrondse) afvalcontainers en informatiezuilen; |
e. | watergangen, waterretentie, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterzuivering en waterinfiltratie; |
f. | openbare sport- en speelvoorzieningen; |
g. | kunstwerken; |
h. | watergangen, waterretentie, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterzuivering en waterinfiltratie; |
i. | voorzieningen voor openbaar nut, waaronder begrepen (ondergrondse) afvalcontainers en informatiezuilen; |
een en ander met de bijbehorende voorzieningen. |
6.2 | Bouwregels |
6.2.1 | Algemeen |
Op en in de gronden als bedoeld in 6.1 mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. | |
6.2.2 | Gebouwen |
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: | |
a. | op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd; |
b. | de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 meter; |
c. | de maximale oppervlakte van een gebouw bedraagt 15 m2. |
6.2.3 | Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: | |
a. | de maximale bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering bedraagt 8 meter; |
b. | de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 4 meter. |
7.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | water ten behoeve van de waterhuishouding;; |
b. | watergangen; |
c. | taluds en natuurvriendelijke oevers; |
d. | voorzieningen, zoals kunstwerken en andere waterstaatwerken, voor waterafvoer en waterberging; |
een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals duikers, bermen, beschoeiingen en paden. |
7.2 | Bouwregels |
7.2.1 | Algemeen |
Op en in de gronden als bedoeld in 7.1 mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd. | |
7.2.2 | Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: | |
a. | de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2 meter. |
8.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | wonen; |
b. | aan huis verbonden beroepen; |
c. | waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen; |
d. | zorgwoningen, met inbegrip van alle bij zorgwoningen behorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – bijzonder woongebouw’; |
e. | kinderdagverblijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – bijzonder woongebouw’; |
f. | bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, speelterreinen, nutsvoorzieningen en overige verhardingen. |
8.2 | Bouwregels | |
8.2.1 | Toegestane bouwwerken | |
Op en in de gronden als bedoeld in 8.1 mogen uitsluitend worden gebouwd: | ||
a. | bouwwerken ten dienste van de bestemming; | |
b. | bijgebouwen en aan- en uitbouwen; | |
c. | bouwwerken, geen gebouwen zijnde. | |
8.2.2 | Hoofdgebouwen | |
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: | ||
a. | hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat; | |
1. | ter plaatse van de bouwaanduiding ‘vrijstaand’ uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan; | |
2. | ter plaatse van de bouwaanduiding ‘twee-aaneen’ uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen zijn toegestaan; | |
3. | ter plaatse van de bouwaanduiding ‘aaneengebouwd’ uitsluitend aaneengebouwde woningen zijn toegestaan; | |
4. | ter plaatse van de bouwaanduiding ‘gestapeld’ uitsluitend gestapelde woningen zijn toegestaan; | |
b. | het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan het met de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ aangegeven aantal; | |
c. | de goot-/bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' dan wel de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven; | |
d. | ter plaatse van de bouwaanduiding ‘plat dak’ dient het hoofdgebouw met een plat dak afgedekt te zijn; | |
8.2.3 | Bijbehorende bouwwerken | |
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels: | ||
a. | bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gesitueerd binnen de aanduiding 'bijgebouwen'; | |
c. | de gronden ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen' mogen met niet meer dan 50% worden bebouwd met een maximum van 100 m²; | |
d. | in afwijking van het bepaalde onder c mag ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximum bebouwd oppervlak’ ten hoogste het aangegeven maximum m2 aan bijbehorende bouwwerken worden gebouwd. | |
e. | van aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen en aan- en uitbouwen: | |
1. | mag de goothoogte niet meer bedragen dan 3 meter, dan wel maximaal 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw; | |
2. | de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter; | |
3. | het plaatsen van hekwerken op een bijbehorend bouwwerk is toegestaan, indien en voor zover het hekwerk dient als een afscheiding voor een dakterras en indien het hekwerk niet hoger is dan 1 meter; | |
f. | van vrijstaande bijgebouwen bedraagt de goot- en nokhoogte respectievelijk niet meer dan 3 m en 6 m. | |
8.2.4 | Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: | ||
a. | de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel ten hoogste 0,8 meter bedraagt: | |
b. | in aanvulling en afwijking van het bepaalde onder a geldt voor erf- of terreinafscheidingen die worden aangebracht vóór de voorgevel en bij zij- en achterkanten als deze grenzen aan of duidelijk in het zicht liggen van de openbare ruimte: (erf)afscheidingen dienen alsdan te worden uitgevoerd in de vorm van levende groenvoorzieningen, zoals een haag of klimplanten, in combinatie met een houten hek of gaaswerk. | |
c. | de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter; | |
d. | zwembaden worden achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw gebouwd, waarbij de bouwhoogte ten hoogste 1,2 meter bedraagt; | |
e. | de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 2 meter. |
8.3 | Afwijken van de bouwregels |
8.3.1 | Afwijken van de bouwwijze van hoofdgebouwen |
Het bevoegd gezag is bevoegd om af te wijken van het bepaalde in lid 8.2.2 onder a, teneinde een andere bouwwijze van hoofdgebouwen toe te staan, mits het maximaal aantal wooneenheden niet wordt vergroot en de stedenbouwkundige kwaliteit niet wordt aangetast. |
8.4 | Specifieke gebruiksregels |
8.4.1 | Strijdig gebruik |
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen: | |
a. | het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor (zelfstandige) bewoning; |
b. | het gebruik van een deel van een woning en/of bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf; |
c. | het gebruik van de in deze bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een seksinrichting; |
d. | het gebruik van woningen en/of wooneenheden anders dan voor de huisvesting van één huishouden, waaronder in ieder geval wordt begrepen kamerverhuur en het gebruik voor zorg- en begeleidingsafhankelijke bewoning. |
8.4.2 | Aan huis verbonden beroep |
De gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep op de in lid 8.1 bedoelde gronden mag, in voorkomend geval samen met de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van andere beroeps- en bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 8.5.1, niet meer bedragen dan 30 m² van de totale vloeroppervlakte van de gebouwen op het betreffende bouwperceel. | |
8.4.3 | Maximum verhard oppervlak bouwperceel |
Ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – verharding’ mag het verhard oppervlak van het bouwperceel niet meer bedragen dan 50% van het bestemmingsvlak ‘Wonen’. | |
8.4.4 | Kinderdagverblijf |
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – bijzonder woongebouw’ is het gebruik als kinderdagverblijf toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: | |
a. | het gebruik vindt alleen plaats op de begane grond; |
b. | het bruto vloeroppervlak van een kinderdagverblijf (exclusief buitenruimte) mag niet meer bedragen dan 180 m2; |
c. | de voor een kinderdagverblijf benodigde buitenruimte mag zowel binnen als buiten het aanduidingsvlak ‘specifieke vorm van wonen – bijzonder woongebouw’ gesitueerd worden, maar dient binnen het bouwvlak en/of het aanduidingsvlak ‘bijgebouwen’ gesitueerd te zijn. |
8.4.5 | Voorwaardelijke verplichting ingebruikname geluidsgevoelige functies |
De geluidsgevoelige objecten, zoals blauw omkaderd in de volgende afbeelding, mogen pas in gebruik worden genomen, indien tussen deze geluidsgevoelige objecten en de Walderweg, ter plaatse van de rode lijn in onderstaande afbeelding, geluidswerende voorzieningen met een minimale hoogte van 1,8 meter zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden: | |
![]() |
8.5 | Afwijken van de gebruiksregels |
8.5.1 | Aan huis verbonden bedrijf |
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.4.1 onder b, teneinde binnen een woning en/of bijbehorende bouwwerken de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan: | |
a. | de woonfunctie dient als overwegende functie gehandhaafd te blijven; |
b. | het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en mag geen afbreuk doen aan het karakter van de buurt; |
c. | het bedrijf moet door de bewoner worden geëxploiteerd; |
d. | het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer en/of leiden tot onevenredige parkeerdruk; |
e. | parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein; |
f. | (detail)handel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf; |
g. | de te gebruiken oppervlakte ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf mag maximaal 30 m² bedragen. |
8.5.2 | Recreatieve activiteiten |
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1 teneinde binnen een woning en/of bijbehorende bouwwerken recreatieve activiteiten zoals het verstrekken van logies en ontbijtvoorzieningen (bed & breakfast), horeca-activiteiten (theetuin en soortgelijke activiteiten), exposities, verhuur van fietsen, huifkarren e.d., toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan: | |
a. | de woonfunctie dient in overwegende mate behouden te blijven; |
b. | de activiteit dient plaats te vinden binnen de bestaande gebouwen; |
c. | de activiteit maximaal 30% van het vloeroppervlak van de op het perceel aanwezige bebouwing tot een maximum van 100 m2 mag bedragen; |
d. | indien het betreft logies, zijn maximaal 5 appartementen toegestaan; |
e. | er mag geen sprake zijn van onevenredige aantasting van de bestaande landschappelijke waarden; |
f. | het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving; |
g. | het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer en/of leiden tot onevenredige parkeerdruk; |
h. | parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein. |
9.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. |
9.2 | Bouwregels |
9.2.1 | Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van een bouwwerk |
a. | Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld én waarin in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd. |
b. | Geen onderzoeksplicht naar archeologische waarden geldt in het geval van vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. |
c. | Voor zover op basis van ander documentatiemateriaal onmiskenbaar vaststaat dat archeologische waarden niet zijn te verwachten (bijvoorbeeld als al onderzoek heeft plaatsgevonden, waaruit bleek dat er geen archeologische waarden aanwezig waren of dat toereikende maatregelen genomen konden worden om aanwezige waarden in de bodem te behouden), kan met instemming van het bevoegd gezag (veelal de gemeente) onderzoek achterwege blijven en bestaan vanuit de archeologie geen belemmeringen. |
9.2.2 | Uitzondering |
Het in lid 9.2.1 genoemde rapport hoeft niet overlegd te worden indien de genoemde omgevingsvergunning de bouw van een kas betreft en de initiatiefnemer kan aantonen dat: | |
a. | de daadwerkelijke bodemingreep dieper dan 30 cm minder dan 10% van de oppervlakte van de te realiseren kas bedraagt; |
b. | en voorts de daadwerkelijke bodemingreep dieper dan 30 cm niet meer dan 100 m2 betreft. |
9.2.3 | Voorwaarden |
Indien uit het in lid 9.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning: | |
a. | de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; |
b. | de verplichting tot het doen van opgravingen; |
c. | de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. |
9.2.3 | Bouwverbod |
Indien uit het in lid 9.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 9.2.3 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan kan de vergunning worden geweigerd. |
9.3 | Afwijken van de bouwregels |
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige. |
9.4 | Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden | |
9.4.1 | Omgevingsvergunning | |
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning verleend door het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: | ||
a. | het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord; | |
b. | het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord; | |
c. | het verlagen of het verhogen van het waterpeil; | |
d. | het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord; | |
e. | het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord; | |
f. | het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord; | |
g. | het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord; | |
h. | het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord; | |
i. | het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter; waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt. | |
9.4.2 | Uitzonderingen | |
a. | Het in lid 9.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: | |
1. | het normale onderhoud en/of gebruik betreffen; | |
2. | reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan; | |
b. | Voor zover op basis van ander documentatiemateriaal onmiskenbaar vaststaat dat archeologische waarden niet zijn te verwachten (bijvoorbeeld als al onderzoek heeft plaatsgevonden, waaruit bleek dat er geen archeologische waarden aanwezig waren of dat toereikende maatregelen genomen konden worden om aanwezige waarden in de bodem te behouden), kan met instemming van het bevoegd gezag (veelal de gemeente) onderzoek achterwege blijven en bestaan vanuit de archeologie geen belemmeringen. | |
9.4.3 | Toetsingscriteria | |
De omgevingsvergunning voor een werk, niet zijnde een bouwwerk, of werkzaamheden op grond van bestemmingsplan, inpassingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit kan slechts worden verleend, indien door de in lid 9.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden. | ||
9.4.4 | Voorwaarden | |
Voor zover de in lid 9.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden: | ||
1. | de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; | |
2. | de verplichting tot het doen van opgravingen; | |
3. | de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. | |
9.4.5 | Onderzoeksplicht | |
De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin: | ||
a. | de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en | |
b. | in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd. | |
9.4.6 | Beoordelingscriteria | |
Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige. |
9.5 | Wijzigingsbevoegdheid |
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde – Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn. | |
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. |
11.1 | Ondergeschikte bouwdelen |
11.1.1 | Overschrijding bouw- en bestemmingsgrenzen |
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, regenpijpen, stoeptreden, luifels, installaties, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,0 m bedraagt. | |
11.1.2 | Overschrijding bouwhoogte |
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen is overschrijding van de bouwhoogte toegestaan door ondergeschikte bouwdelen, als gevelversieringen, ventilatiekanalen, installaties, regenpijpen, liftkokers e.d., mits de overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte niet meer dan 1,0 m bedraagt. |
12.1 | Vormen van verboden gebruik (onbebouwd) | |
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of water: | ||
a. | als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; | |
b. | als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren of voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; | |
c. | als opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden; | |
d. | voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie. | |
12.2 | Vormen van verboden gebruik (gebouwen) | |
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken van gebouwen in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik: | ||
a. | van gebouwen voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen, met uitzondering van het verkopen of ten verkoop aanbieden van: | |
1. | goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de functie die is toegelaten op het perceel; | |
2. | agrarische producten, afkomstig van en geteeld op het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf; | |
b. | van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen, voor permanente bewoning; | |
c. | van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting. |
13.1 | Algemene afwijking tot 10% |
Het bevoegd gezag is bevoegd om af te wijken, voor zover niet reeds op grond van een andere regels van dit bestemmingsplan met een omgevingsvergunning is afgeweken, van de op de verbeelding of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits hierdoor geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat. |
14.1 | Overschrijding bestemmingsgrenzen |
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen en bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 5 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot. |
15.1 | Voorwaardelijke verplichting parkeren | |
a. | Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het planologisch uitbreiden of het planologisch wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de door burgemeester en wethouders vastgestelde beleidsregels met betrekking tot parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van de indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning. | |
b. | Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a: | |
1. | indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; | |
2. | voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- en stallingruimte wordt voorzien. | |
c. | Afwijken van de regels, als bedoeld onder b is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: | |
1. | de parkeersituatie in de openbare ruimte; | |
2. | de woon- en leefsituatie. |
15.2 | Voorwaardelijke verplichting laden en lossen | |
a. | Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend indien, bij een te verwachten behoefte qua laden en lossen, tijdens de aanvraag wordt aangetoond dat voorzien wordt in voldoende laad- en losgelegenheid op eigen terrein. Dit overeenkomstig de door burgemeester en wethouders vastgestelde eisen met betrekking tot laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van de indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning. | |
b. | Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a: | |
1. | indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; | |
2. | voor zover op andere wijze in de nodige laad- en losruimte wordt voorzien. | |
c. | Afwijken van de regels, als bedoeld onder b is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: | |
1. | de situatie in de openbare ruimte; | |
2. | de woon- en leefsituatie. |
15.3 | Beeldkwaliteitsplan |
Bij de beoordeling van de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikelen 3 tot en met 9 van dit plan, en artikel 2.1 eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, is de uitleg van de bepalingen zoals bedoeld in dat artikel afhankelijk van de bij deze regels behorende bijlage beeldkwaliteitsplan. |
16.1 | Overgangsrecht bouwwerken | |
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt: | ||
a. | een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: | |
1. | gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; | |
2. | na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan; | |
b. | het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 16.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%; | |
c. | het bepaalde in artikel 16.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. |
16.2 | Overgangsrecht gebruik |
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt: | |
a. | het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet; |
b. | het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 16.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; |
c. | indien het gebruik, bedoeld in artikel 16.2 onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; |
d. | het bepaalde in artikel 16.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan “Kerkwijk, Walderhof”’, gemeente Zaltbommel. |