Plan: | Zaltbommel, Zonnepark Ketelsteeg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0297.BGBBP20170006-VS01 |
COLOFON: | |||
Gegevens projectbetrokkenen: | |||
Betrokken ambtenaar: | Dhr. F. Mellink | ||
Projectleider Buro SRO: | Dhr. P. de Groot | www.buro-sro.nl |
Het plangebied ligt ten oosten van Zaltbommel aan de zuidkant van de Waal. Onderstaande afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.
Globale ligging plangebied t.o.v. Zaltbommel (Google Maps)
Energie van Hollandsche bodem B.V. is voornemens om op een perceel langs de Ketelsteeg bij Zaltbommel een zonnepark op te zetten. Het beoogde zonnepark bestaat uit meerdere rijen met zonnepanelen en een klein ondersteunend gebouw. Omdat de realisatie van een zonnepark strijdig is met het geldende bestemmingsplan “Buitengebied, Zaltbommel” is een partiële herziening van het bestemmingsplan voor de planlocatie opgesteld. Via voorliggend document wordt gemotiveerd waarom medewerking wordt verleend en waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Na dit inleidende hoofdstuk is in hoofdstuk 2 het relevante ruimtelijk beleid beschreven. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de cultuurhistorische en archeologische waarde van het plangebied. In hoofdstuk 4 wordt de bestaande situatie en de toekomstige ontwikkelingen besproken. Hoofdstuk 5 behandelt de relevante milieuaspecten. In hoofdstuk 6 is de juridische planbeschrijving opgenomen. Tot slot bevat hoofdstuk 7 de uitvoerbaarheid van het plan, waarin ook de uitkomsten van de inspraak en overlegmomenten zijn opgenomen.
Gebiedsgericht
De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, het NatuurNetwerk Nederland (voormalige ecologische hoofdstructuur), de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.
In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.
In de structuurvisie worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.
Ladder duurzame verstedelijking
Een meer algemeen onderwerp uit de SVIR is 'duurzame verstedelijking'. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).
De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de behoefte aan die ontwikkeling te worden beschreven. Als de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet bovendien gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur."
Per 01 juli 2017 is de ladder voor duurzame verstedelijking herzien. Bij de herziening zijn onder meer de drie afzonderlijke 'treden' van de ladder losgelaten en is het begrip 'acute regionale behoefte' gewijzigd in 'behoefte'. Nieuw is dat de laddertoets bij flexibele plannen kan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van een wijzigings- of uitwerkingsplan.
Planspecifiek
Gebiedsgericht
Het plangebied ligt niet in een van de aangewezen gebieden waar de SVIR een specifieke uitspraak over doet.
Ladder duurzame verstedelijking
De vraag die beantwoordt moet worden is of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling bij de aanleg van een zonnepark. Uit de "Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking" is op te maken dat het realiseren van een zonnepark geen 'nieuwe stedelijke ontwikkeling is'. Dat valt ook te begrijpen vanuit de doelstelling van de Ladder. De Ladder heeft immers tot doel om leegstand te voorkomen, maar ook zuinig ruimtegebruik (inbreiding voor uitbreiding). De realisatie van een zonnepark leidt niet tot leegstand. Uit de jurisprudentie blijkt echter niet eenduidig dat zonneparken geen stedelijke ontwikkeling zijn. Zodoende wordt er bij dezen dus toch een onderbouwing van de Ladder voor duurzame verstedelijking gegeven.
Een onderdeel van de ladder betreft het aantonen van de behoefte aan de ontwikkeling. Het energievraagstuk als geheel is een kwestie is van (boven)nationaal belang. In het Klimaatakkoord hebben 195 landen afspraken gemaakt om de opwarming van de aarde actief tegen te gaan. Er is daardoor sprake van een mondiale behoefte aan opwekking van duurzame energie. In het Energieakkoord van het Rijk is een hoeveelheid van 16% duurzame energie in Nederland in 2023 ten doel gesteld. In 2050 wil het Rijk dat de energievoorziening (bijna) geheel duurzaam is. Om dit te bereiken is er nog een grote toename aan de opwekking van duurzame energie nodig in Nederland. Zeker nu ook de gaswinning in Groningen wordt teruggedraaid, is het van belang om op andere manieren duurzame energie op te wekken in Nederland.
Het Rijk legt in haar plannen mede verantwoordelijkheid neer bij onder andere de provincies. De provincie Gelderland streeft naar een betrouwbare, betaalbare en hernieuwbare energievoorziening en naar energieneutraliteit in 2050. Om hiertoe te komen willen zij onder andere de omslag maken van gebruik van fossiele energie naar gebruik van hernieuwbare energie. De provincie heeft als doelstelling om in 2020 van alle in Gelderland gebruikte energie 14% hernieuwbaar op te wekken in Gelderland. De provincie stimuleert dan ook de opwekking van zonne-energie, evenals andere vormen van opwekking van hernieuwbare energie. De gemeente Zaltbommel heeft in haar structuurvisie opgenomen een bijdrage te willen leveren aan het overgangsproces naar een duurzame energiehuishouding. De duurzaamheidsdoelstelling is dat in 2020 16 procent van de in de gemeente verbruikte energie lokaal duurzaam is opgewekt. Deze doelstelling is ook omschreven in het duurzaamheidsbeleid van de gemeente.
Het zonnepark Ketelsteeg zal circa 1,7 MWh/jaar opwekken. Afgezet tegen het totale huidige gebruik in de gemeente Zaltbommel (226 MWh), betekent dit dat 0,75% van de energie verduurzaamd wordt. Deze energie zal door 500 tot 600 huishoudens in Zaltbommel en omgeving gebruikt worden (via de postcoderoosregeling). Hiermee wordt lokaal een bijdrage geleverd aan de mondiale, landelijke en provinciale behoefte aan opwekking van duurzame energie. Er is daarmee duidelijk sprake van behoefte aan het zonnepark.
Een ander onderdeel van de ladder is gezien de ligging van het plangebied buiten bestaand stedelijk gebied, aangetoond te worden dat er geen geschikte alternatieve locaties binnen het bestaand stedelijk gebied zijn. De ontwikkeling betreft 2,4 hectare aan zonnepanelen. In de gemeente Zaltbommel is er binnen bestaand stedelijk gebied niet een onbebouwd terrein met een dergelijke omvang beschikbaar, waar ook geen sprake is van hinderlijke schaduwwerking van bebouwing. Elders in de gemeente is enkel op het bedrijventerrein Wildeman een onbebouwd stuk land waar 2,4 hectare zonnepanelen een beperktere impact hebben op de omgeving. Deze grond is echter gereserveerd voor bedrijfsontwikkeling en niet voor zonnepanelen.
Het is in theorie mogelijk om op daken van bedrijfspanden zonnepanelen te realiseren, maar niet elk dak is hiervoor geschikt. In Zaltbommel is geen geschikt gesloten dakoppervlak van 2,4 hectare beschikbaar voor de installatie van zonnepanelen. Bovendien is het zonnepark bedoeld om energie te leveren aan bewoners van Zaltbommel en omgeving en niet aan één of enkele bedrijven, waarvan over het algemeen sprake is bij zonnepanelen op het dak van een bedrijfspand. Het voorgaande onderbouwt dat er geen geschikte alternatieve locaties binnen bestaand stedelijk gebied aanwezig zijn. Bij de voorgenomen ontwikkeling geldt dat de huidige bestemming in stand blijft. In deze bestemming zijn reeds stedelijke functies als een jachthaven en ijsbaan toegestaan.
De ladder voor duurzame verstedelijking is daarmee doorlopen.
Provinciale Omgevingsvisie Gelderland
Op 11 november 2015 is door Provinciale Staten van Gelderland de Provinciale Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. De inwerkingtreding van de visie is gelijk gesteld met de inwerkingtreding van de Provinciale Omgevingsverordening van Gelderland.
De omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie de komende jaren om wil gaan met ontwikkelingen en initiatieven. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. In de visie worden verschillende ruimtelijke opgaven voor de provincie beschreven. Een hiervan is de energietransitie. De provincie streeft naar een betrouwbare, betaalbare en hernieuwbare energievoorziening en naar energieneutraliteit in 2050. De omslag die zij willen maken is:
De provincie heeft als doelstelling om in 2020 van alle in Gelderland gebruikte energie 14% hernieuwbaar op te wekken in Gelderland. Om dit te bereiken is inzet op een brede mix van hernieuwbare energiebronnen noodzakelijk. De provincie stimuleert dan ook de opwekking van zonne-energie, windenergie, de productie van biogas en het gebruik van aard- en restwarmte.
Provinciale Omgevingsverordening Gelderland
De Provinciale Omgevingsverordening Gelderland geeft in regels een nadere uitwerking van richtlijnen die in de Omgevingsvisie staan. Met name voor de 8 sectoren waarop de provincie stuurt. Deze regels hebben rechtstreekse doorwerking naar gemeentelijk ruimtelijk beleid.
Planspecifiek
De provincie wil bijdragen aan de opwekking van duurzame energie. Daarbij noemt zij specifiek de toepassing van zonne-energie.
Het plan is conform het provinciale ruimtelijk beleid.
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Waterschap Rivierenland
Het Waterbeheerprogramma 2016-2021 (WBP) van Waterschap Rivierenland heeft als titel “Koers houden, kansen benutten”. Met dit programma blijft het waterschap op koers om de lange termijn doelen te bereiken voor waterveiligheid, het watersysteem en de waterketen. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap. Het WBP beschrijft wat het waterschap in de planperiode 2016-2021 willen bereiken en hoe ze dat willen doen.
Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
De watertoets (zie par. 5.1) blijft een belangrijk instrument om bij ruimtelijke ontwikkelingen de belangen van goed waterbeheer mee te wegen. Er mag in de toekomst geen nieuwe overlast (door bijvoorbeeld toename van verharding) ontstaan. Ook is er oog voor drinkwater, grondwater en beleving van water. Tevens is de watertoets een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de waterparagraaf worden de resultaten van de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg te zijner tijd opgenomen.
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Zaltbommel'. Het bestemmingsplan is vastgesteld op 17-09-2014. De grond ter plaatse van het perceel heeft de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie'. Tevens is een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' opgenomen. Op de bestemming zijn mogelijk: dagrecreatie, jachthaven, ijsbaan en een modelvliegtuigbaan.
Het voorgestelde plan t.a.v. een zonnepark is in strijd met het bestemmingsplan. Een partiële herziening van het bestemmingsplan is nodig om de realisatie van een zonnepark mogelijk te maken.
Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied Zaltbommel' (ter plaatse van de pijl het plangebied)
Op 15 maart 2012 is door de gemeenteraad van Zaltbommel de Structuurvisie Buitengebied vastgesteld. De structuurvisie geeft het beeld voor de langere termijn en dient als toetsingskader voor ontwikkelingen, waar het bestemmingsplan niet in voorziet. In de structuurvisie is aangegeven dat de gemeente graag een bijdrage wil leveren aan het overgangsproces naar een duurzame energiehuishouding. Niet-duurzame (fossiele) brandstoffen, zoals olie en gas, maken plaats voor schone energiebronnen.
Het plangebied is op de kaart aangemerkt als gemengd landelijk gebied. Hier is sprake van een grote afwisseling van fruitteelt, glastuinbouw, bedrijvigheid en wonen, in contrast met het open agrarisch gebied. Door de kleinschaligheid van dit gebied is het geschikt voor een grotere diversiteit aan plattelandsfuncties. Binnen het Gemengd landelijk gebied wordt ruimhartig omgegaan met de mogelijkheden voor functieverandering.
Structuurvisie Buitengebied (rechtsboven rood omcirkeld de ligging van het plangebied)
Planspecifiek
Vanuit de structuurvisie wordt niet ingegaan op het realiseren van een zonnepark, noch wordt de locatie ter plaatse van de Ketelsteeg genoemd. Wel is aangegeven dat binnen het Gemengd landelijk gebied ruimhartig wordt omgegaan met de mogelijkheden voor functieverandering. Ook geeft de gemeente aan een bijdrage te willen leveren aan het overgangsproces naar een duurzame energiehuishouding.
De structuurvisie staat de ontwikkeling van een zonnepark niet in de weg. Wel is de ontwikkeling strijdig met het bestemmingsplan. Daarom is een partiële herziening van het bestemmingsplan voor de planlocatie opgesteld.
De bescherming van cultuurhistorische en archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente.
Op basis van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.
In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.
Ten behoeve van structuurvisies, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages is een goede afweging van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening van belang. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.
Planspecifiek
Cultuurhistorie
In dit plan zijn geen gronden, bouwwerken of landschapselementen aanwezig met een cultuurhistorische waarde. Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de realisatie van het zonnepark.
Archeologie
In de erfgoedwet is vastgelegd dat het archeologisch erfgoed dat zich in de bodem bevindt beschermd moet worden. Ook zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat, waar nodig, die waarden veiliggesteld kunnen worden en / of het initiatief aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente en dit moet bij vaststelling van bestemmingsplannen (en andere ruimtelijke besluiten) meegenomen worden.
Planspecifiek
Archeologie
Het plangebied is in de Archeologische beleidskaart gemarkeerd als 'Waarde Archeologie -3'. Voor deze gronden is vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek nodig bij bodemingrepen dieper dan 0,3m onder maaiveld en groter dan 2.500 m².
De zonnepanelen worden gemonteerd op stalen frames. Er vinden geen grondwerkzaamheden plaats van meer dan 2.500 m2 en dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld. Het behoud van, in deze gronden te verwachten, archeologische waarden is daarmee veiliggesteld.
Archeologische beleidskaart. (bron: gemeente Zaltbommel)
In dit hoofdstuk komt de ruimtelijke karakteristiek aan bod. Daartoe is eerst inzicht gegeven in de bestaande functie(s) en bebouwing in het plangebied waarbij de relatie met de omgeving is betrokken. Daarna is ingezoomd op de beoogde ontwikkelingen.
Bij het buurtschap Oensel ligt een perceel wat voorheen in gebruik geweest is als vuilstortplaats. De vuilstortplaats is ca. 30 jaar geleden gesloten. Sindsdien is het perceel niet actief in gebruik geweest. Het plangebied betreft een stuk grond aan de Ketelsteeg met een oppervlakte van circa 2,4 hectare. Het perceel is in eigendom van de gemeente Zaltbommel en wordt voor een bepaalde periode gehuurd.
Onderstaande afbeelding geeft de begrenzing van het perceel aan.
Begrenzing plangebied (Google maps)
Huidige situatie plangebied
De initiatiefnemer is voornemens om op het perceel een zonnepark met meerdere rijen zonnepanelen en een aantal trafostations te realiseren. De panelen worden bevestigd op een stalen frame die met de grond is verbonden. Het zonnepark omvat 14.454 panelen met een vermogen van 1.879.000 Wp (1.691.100 kWh/jaar, bijna 1,7 MWh/jaar). Dit is goed voor 500 tot 600 huishoudens om te kunnen voorzien hun energiebehoefte.
Het zonnepark komt op het zuidelijke deel van de voormalige vuilstort. Aan de noordzijde is een mountainbikeparcours voorzien. Beide functies passen prima naast elkaar. Navolgende afbeelding geeft een indicatie van de inrichting van het zonnepark weer. Omwille van de beveiliging wordt het zonnepark langs de gehele buitenzijde voorzien van een hekwerk van ten hoogste 2,5m. Het hekwerk en het zonnepark worden landschappelijk ingepast door het hekwerk in een groene haag te plaatsen waardoor deze aan het zicht vanaf de straat onttrokken wordt. Aan de noordzijde wordt daarnaast ook nog een struweelhaag geplaatst van 2,5 meter hoog ter afscheiding van de toekomstige mountainbikelocatie.
schetsontwerp Zonnepark Ketelsteeg
Voor het onderhouden van het plangebied worden dieren ingezet. Hierbij valt te denken aan grazende schapen of loopeenden. Vanwege de stellages met zonnepanelen is maaien met een machine niet gemakkelijk. Daarnaast kan door gebruik te maken van dieren de natuur op een ecologische manier beheerd worden wat een positief effect heeft op de biodiversiteit van het gebied.
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Watertoets
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van het overleg opgenomen.
Planspecifiek
De huidige situatie bestaat momenteel hoofdzakelijk uit grasland. De zonnepanelen worden boven de grond op een frame geplaatst. De bodem blijft onverhard (grasland). Enkel ter plaatse van het trafostation zal een toename van het verhard oppervlak plaatsvinden. Het hemelwater dat op de installatie valt kan in zijn geheel vrij het weiland inzijgen waardoor voor de infiltratie geen verandering ontstaat t.o.v. de huidige situatie. Er wordt een onderhoudsstrook van tussen de 2,5 en 4 meter aangehouden, zodat onderhoud aan de zonnepanelen kan plaatsvinden.
Voor dit plan is het beleid Waterschap Rivierenland mede van belang. Met ingang van 27 november 2015 is het Waterbeheerprogramma 2016-2021 Koers houden, kansen benutten bepalend voor het waterbeleid.
In het kader van de waterparagraaf is de digitale watertoets uitgevoerd via de website www.dewatertoets.nl.
Uitkomsten digitale watertoets
Binnen het plangebied ligt geen A-watergang of beschermingszone van een A-watergang en binnen het plangebied ligt ook geen B-watergang of een beschermingszone van een B-watergang. In het plangebied is geen kern en beschermingszone van een waterkering gelegen. De primaire waterkering kent ook een buitenbeschermingszone, waarop de keur van Waterschap Rivierenland van toepassing is. Het aangegeven plangebied ligt in de buitenbeschermingszone van de primaire waterkering. Voor dit plan is de toename van het verhard oppervlak kleiner dan 1.500 m² in het landelijk gebied (het betreft alleen het trafogebouw).
Op basis van de resultaten van de digitale watertoets wordt geadviseerd de 'normale watertoetsprocedure' te doorlopen. Dit betekent dat er nader overleg plaats moet vinden met Waterschap Rivierenland. In het kader van het vooroverleg (par. 7.2.1) zal afstemming plaatsvinden met het Waterschap Rivierenland.
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van al aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functies krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.
Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:
Planspecifiek
Het zonnepark vormt geen milieuhinderlijke bedrijfsactiviteit in termen van milieuzonering. Het aspect bedrijven en milieuzonering is dan ook niet relevant voor de ontwikkeling.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het milieuaspect milieuzonering.
In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Middels dit onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.
Planspecifiek
Voor de realisatie van de zonnepanelen is geen bodemonderzoek noodzakelijk. Aangezien het een voormalige vuilstort betreft is in 2010 wel een bodemonderzoek (Bijlage 1) uitgevoerd. Hierin werd geconcludeerd dat er licht verhoogde gehalten in de grond zijn aangetroffen. Aangezien de tussenwaarden niet worden overschreden zijn geen vervolgstappen noodzakelijk. Wel werd geconcludeerd dat indien het perceel gebruikt zal worden als "beweid grasland" een vervolgonderzoek hiernaar noodzakelijk is. Tevens werd geadviseerd om een inspectie naar het voorkomen van asbesthoudende materialen uit te voeren.
In 2014 heeft een asbestonderzoek plaatsgevonden (Bijlage 2). Op basis van de resultaten uit het onderzoek wordt geconcludeerd dat er zeer plaatselijk stukjes asbesthoudende/-verdachte materialen zijn aangetroffen. Er is echter geen sprake van een overschrijding van de norm. Er is sprake van de aanwezigheid van zwerfasbest. De aanwezigheid van zwerfasbest zal nooit leiden tot een overschrijding van de norm, derhalve is het uitvoeren van een nader onderzoek niet zinvol.
Naar aanleiding van voorgaand advies is ook een begrazingsonderzoek (Bijlage 3) uitgevoerd. In dit onderzoek wordt het gras onderzocht op de aanwezigheid van PAK. Geconcludeerd wordt dat de gemeten waarden in het gras overeenkomen met landelijke gehalten van niet-verontreinigde locaties. De dagelijkse inname van PAK door schapen blijft daarmee onder de aanbevolen waarde (RfD).
Dit plan voorziet in de realisatie van zonnepanelen. De zonnepanelen zijn bouwwerken, geen gebouw zijnde en in het trafostation verblijven niet voortdurend mensen (één en dezelfde persoon structureel niet meer dan 2 uur per dag). Eventueel kunnen dieren (bijvoorbeeld loopeenden of schapen) gebruikt worden om het perceel te onderhouden. Het zonnepark is niet aan te merken als een gevoelige functie in het kader van het Besluit bodemkwaliteit.
Over de bodemgesteldheid is in 2016 overleg geweest met de Provincie Gelderland. Naar aanleiding van het overleg en de overlegde stukken heeft de Provincie het volgende geconcludeerd.
Op basis van de bovenstaande overwegingen heeft de provincie geen bezwaar tegen het uitvoeren van de geplande werkzaamheden op deze locatie. Evenmin hoeft een melding op basis van de Wet bodembescherming te worden gedaan
De bodem wordt geschikt geacht voor het beoogd gebruik.
De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld, zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer in op geluidwerende voorzieningen, geluidbelastingkaarten en actieplannen.
Planspecifiek
Het plangebied is gelegen in het buurtschap Oensel. Een zonnepark is geen geluidsgevoelige functie. Voor de realisatie van de zonnepanelen is geen akoestisch onderzoek noodzakelijk. Tevens wordt in het voorliggende plan geen geluid producerende functie toegelaten die zorgt voor mogelijke overlast voor nabijgelegen functies. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor realisatie van het zonnepark.
Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer (paragraaf 5.2). De Wet introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijnstof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'.
Planspecifiek
Voorliggend plan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van een park voor het opwekken van zonne-energie. Een dergelijke functie heeft, met uitzondering van verkeer in verband met onderhoudswerkzaamheden geen verkeersaantrekkende werking. De verkeersgeneratie van de nieuwe functie is nihil. Op basis hiervan is te concluderen dat dit project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.
Externe veiligheid beschrijft de externe risico's met een externe werking, die ontstaan door het transport van, de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn onder andere het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden.
Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het groepsrisico is een maat die aangeeft hoe groot de kans is op een ongeval met gevaarlijke stoffen met een bepaalde groep slachtoffers. Hoe hoger het groepsrisico, hoe groter deze kans. Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Voor inrichtingen geldt daarnaast dat verantwoording van het groepsrisico verplicht is wanneer binnen het invloedsgebied van een risicobron nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden toegelaten. Voor transportassen (weg, spoor en water) geldt dat de verantwoording van het groepsrisico verplicht is wanneer sprake is van toename van het aantal personen (en daarmee een toename van het groepsrisico) of overschrijding van de oriëntatiewaarde.
Planspecifiek
Via de website risicokaart.nl kan voor de locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Onderstaand een screenshot van de risicokaart.
Screenshot risicokaart
Naar aanleiding van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) moeten plannen getoetst worden op de aspecten van externe veiligheid. Een zonnepark is geen gevoelige functie in het kader van externe veiligheid. Het zonnepark heeft geen dagelijkse bezetting met personeel. Er vinden slechts periodiek onderhoudswerkzaamheden plaats. Daarnaast zal door onderhavig plan geen risicovolle functie worden toegelaten die, in het kader van het Bevi, een belemmering zal vormen voor gevoelige functies in de omgeving van het plangebied.
Er kan dan ook worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling geen belemmeringen oplevert ten aanzien van het Bevi.
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
Het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de EHS) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het NNN is de verantwoordelijkheid van de verschillende provincies. In het NNN liggen:
De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:
Soortenbescherming
Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
Gebiedsbescherming
Om de gevolgen van gebiedsbescherming te beoordelen is de website synbiosys.alterra.nl geraadpleegd. Onderstaand een screenshot van die website waarbij alle raadpleegbare gebieden zijn 'aangevinkt'.
Ligging ten opzichte van beschermde natuurgebieden. Met groene arcering het NNN. (bron: synbiosys.alterra.nl)
Het plangebied ligt in de buurt van een gebied dat deel uitmaakt van het NNN (voormalige EHS). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op ca. 125m afstand. Ook het beschermd Natuurmonument, de 'Kil van Hurwenen' ligt even ten zuiden van het plangebied. Gelet op de aard van de ingreep is een aantasting van de waarden van het NNN c.q. een externe werking op Natura 2000-gebieden of het Beschermd Natuurmonument niet te verwachten.
Soortenbescherming
Voor het initiatief is een Verkennend ecologisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen als bijlage 4. Onderstaand worden de conclusies uit het onderzoek genoemd. Voor aanvullende of gedetailleerde informatie wordt verwezen naar de bijlage.
Het westelijke deel van de planlocatie is verhard met puin en in gebruik als opslag van (bouw)materialen. Het overig deel van het plangebied is onverhard en hier vindt in de huidige situatie regelmatig grondverzet en grondtransport plaats. Tijdens het veldbezoek op 2 februari 2017 was dit ook het geval.
tijdens het veldbezoek vindt grondverzet en –transport plaats
Gedurende het veldbezoek zijn geen sporen van (beschermde) planten en/of sporen en delen hiervan aangetroffen. Door het grondverzet komt de vegetatie niet of nauwelijks tot ontwikkeling. Ook zijn geen sporen aangetroffen van (beschermde) zoogdieren. De locatie is ongeschikt voor in het wild levende grote zoogdieren. Als sprake is van begroeiing kan het terrein geschikt zijn voor algemene zoogdieren zoals muizen, mol, haas en vos. Alle soorten die mogelijk gebruik maken van de planlocatie betreffen algemene soorten. Voor deze soorten geldt vrijstelling in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen.
Op het terrein zijn geen relevante (lineaire) vegetatiestructuren aanwezig die voor vleermuizen van belang zijn. Het is dan ook uitgesloten dat het gebied een relevante functie heeft als foerageergebied.
In het plangebied en de directe omgeving hiervan zijn tijdens het veldbezoek foeragerende, overvliegende en rustende vogels waargenomen. De waargenomen soorten betreffen: zwarte kraai, kauw, mantelmeeuw, ekster en merel. Op de planlocatie zijn geen oude nesten of jaarrond beschermde nestlocaties aangetroffen. Tevens zijn er geen sporen aangetroffen van uilen of roofvogels die duiden op het gebruik van de planlocatie en omgeving als foerageergebied. Mits (intensief) beheer wordt gehandhaafd en de werkzaamheden onverminderd worden uitgevoerd is de planlocatie ongeschikt voor bodembroedende vogels.
Tijdens het veldbezoek zijn geen amfibieën en reptielen en/of sporen daarvan aangetroffen in het
plangebied. In de omgeving van Zaltbommel is de aanwezigheid bekend van de kleine watersalamander,
bruine kikker, gewone pad, rugstreeppad, kamsalamander, poelkikker en groene kikker. Aangezien er op de planlocatie voortdurend grondtransport/-verzet plaatsvindt, en aangezien er sprake is van intensief beheer en geschikte voortplantingswateren ontbreken, is de planlocatie waarschijnlijk niet in gebruik door de rugstreeppad. Gelet op het ontbreken van waarnemingen op de locatie en in de directe omgeving hiervan en gezien de concentratie van deze dieren ten westen van Zaltbommel is het aannemelijk dat de planlocatie momenteel geen relevante functie heeft voor de soort. De aanleg van het zonnepark leidt niet tot de aantasting van relevant leefgebied van beschermde amfibieën en reptielen.
Er zijn geen ingrepen voorzien aan oppervlaktewater. De kavelssloten langs de planlocatie hebben geen functie voor beschermde vissoorten. De beoogde realisatie van het zonnepark leidt derhalve niet tot effecten op beschermde vissen.
In het plangebied zijn tijdens het veldbezoek geen (sporen en/of delen van) beschermde vlinders,
libellen of overige ongewervelden aangetroffen. Tevens zijn op de planlocatie geen specifieke plantensoorten, oud hout, zure vennetjes of andere specifieke omstandigheden aangetroffen die duiden op de mogelijke aanwezigheid van beschermde terrestrische insecten. Een essentiële functie voor zwaarder en strik beschermde soorten is uitgesloten. Significant negatieve effecten op de soortgroep zijn uitgesloten.
Conclusie
De voorbereidende werkzaamheden, het plaatsen en het in gebruiknemen van het zonnepark leiden niet tot de aantasting van beschermde natuurwaarden en/of beschermde gebieden. Het plangebied heeft aannemelijk geen essentiële betekenis voor beschermde soorten. Tijdens de uitvoering dient rekening te worden gehouden met de (mogelijke) aanwezigheid van algemene soorten. Het is de verwachting dat na realisatie van het zonnepark en het extensief beheer, het plangebied meer mogelijkheden biedt aan Flora en Fauna dan in de huidige situatie het geval is. Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de realisatie van het zonnepark.
Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur.
Planspecifiek
Verkeer zonnepark
Het zonnepark heeft geen dagelijkse bezetting met personeel. De verkeersontsluiting wordt dan ook uitsluitend benut bij inrichten van het zonnepark en tijdens het uitvoeren van (periodieke) onderhoudswerkzaamheden. Het aantal voertuigbewegingen zal ten opzichte van de huidige situatie niet significant stijgen. Ook is er geen structurele parkeergelegenheid nodig.
Het aspect verkeer vormt geen belemmering voor het initiatief.
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting, met eventuele bijlagen, van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.
Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).
De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt Hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen behandeld.
Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt en is aangesloten bij de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, Zaltbommel' van de gemeente Zaltbommel.
Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende herziening op het vigerende bestemmingsplan:
Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
Planspecifiek
De realisatie van een nieuw zonnepark en de daarmee samenhangende procedurele kosten komen deels voor rekening en risico van de initiatiefnemer en deels voor rekening en risico van de gemeente Zaltbommel. Afgesproken is dat de eventueel te verwachten planschadekosten voor rekening van de gemeente Zaltbommel zijn. De overige kosten waaronder de leges voor de beoordeling van het bestemmingsplan en de te doorlopen procedure komen voor rekening van de initiatiefnemer. Hierdoor is het kostenverhaal voor de gemeente verzekerd. Dit brengt met zich mee dat de vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.
Bij de voorbereiding van een ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt dit vooroverleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Op basis van artikel 3.1.6 Bro dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Dit is de inspraak. Van (formele) inspraak kan, zeker bij wat kleinere plannen, worden afgezien. De gemeentelijke inspraakverordening is daarbij ook van belang.
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Het voorontwerp bestemmingsplan, is in het kader van het wettelijk overleg, toegezonden aan de Provincie Gelderland en het Waterschap Rivierenland.
De reacties van de het Waterschap en de provincie zijn weergegeven in bijlage 6 en bijlage 8.
Het voorontwerp bestemmingsplan "Zaltbommel, Zonnepark Ketelsteeg" heeft van 31 augustus 2017 tot en met woensdag 20 september 2017 voor inspraak ter inzage gelegen in het gemeentehuis van de gemeente Zaltbommel. Daarnaast kon het voorontwerp bestemmingsplan met bijbehorende documenten ook digitaal worden geraadpleegd via de website 'www.ruimtelijkeplannen.nl'.
Gedurende de genoemde termijn was een ieder in de gelegenheid schriftelijk of mondeling een inspraakreactie over het voorontwerp bestemmingsplan aan de gemeenteraad kenbaar te maken. Van deze mogelijkheid is door 2 reclamanten gebruik gemaakt. De beantwoording van de inspraakreacties is samengevoegd in een inspraaknota die als bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd. De reacties hebben aanleiding gegeven tot een nadere onderbouwing van de ladder voor duurzame verstedelijking in par. 2.1.1.
Het ontwerp bestemmingsplan "Zaltbommel, Zonnepark Ketelsteeg" heeft van 2 november 2017 tot en met 13 december 2017 ter inzage gelegen in het gemeentehuis van de gemeente Zaltbommel. Daarnaast kon het ontwerp bestemmingsplan met bijbehorende documenten ook digitaal worden geraadpleegd via de website 'www.ruimtelijkeplannen.nl'.
Gedurende de genoemde termijn was een ieder in de gelegenheid schriftelijk of mondeling een zienswijze in te dienen. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.