Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Munnikenland Zaltbommel
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0297.BGBBP20090016-VS01

Artikel 22 Algemene gebruiksregels

22.1 Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)
Als een verboden gebruik zoals genoemd in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval beschouwd een gebruik en laten gebruiken van gronden en/of water:
a.       
als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
b.      
als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren of voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
c.       
als opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
d.      
voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie:
e.       
in algemene zin sporten en activiteiten (anders dan wel toegestaan) die een negatieve impact hebben op de bestemmingen water en natuur.
 
22.2 Vormen van verboden gebruik (gebouwen)
Als een verboden gebruik zoals genoemd in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval beschouwd het gebruik en laten gebruiken:
a.       
van gebouwen voor het verkopen of ter verkoop aanbieden van goederen, met uitzondering van het verkopen of ter verkoop aanbieden van:
1. goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de functie die is toegelaten op het perceel;
2. agrarische producten, afkomstig van en geteeld op het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf;
b.      
van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen, voor permanente bewoning;
c.       
van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting, een escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) raamprostitutie.