16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde – Archeologie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
16.2 Bouwregels
a.
Op deze gronden mag niet worden gebouwd.
Categorie 1:
Op deze gronden mag niet worden gebouwd, indien daarvoor dieper dan 0,30 m (te rekenen vanaf het maaiveld) in de bodem zal worden geroerd en de oppervlakte van het nieuwe bouwwerk of de uitbreiding van het bestaande bouwwerk meer dan 30 m2 bedraagt.
Categorie 2:
Op deze gronden mag niet worden gebouwd, indien daarvoor dieper dan 0,30 m (te rekenen vanaf het maaiveld) in de bodem zal worden geroerd en de oppervlakte van het nieuwe bouwwerk of de uitbreiding van het bestaande bouwwerk meer dan 100 m2 bedraagt.
Categorie 3:
Op deze gronden mag niet worden gebouwd, indien daarvoor dieper dan 0,30 m (te rekenen vanaf het maaiveld) in de bodem zal worden geroerd en de oppervlakte van het nieuwe bouwwerk of de uitbreiding van het bestaande bouwwerk meer dan 2500 m2 bedraagt.
Categorie 4:
Op deze gronden mag niet worden gebouwd, indien daarvoor dieper dan 1,50 m (te rekenen vanaf het maaiveld) in de bodem zal worden geroerd en de oppervlakte van het nieuwe bouwwerk of de uitbreiding van het bestaande bouwwerk meer dan 2500 m2 bedraagt.
Categorie 5:
Op deze gronden mag niet worden gebouwd, indien daarvoor dieper dan 1,50 m (te rekenen vanaf het maaiveld) in de bodem zal worden geroerd en de oppervlakte van het nieuwe bouwwerk of de uitbreiding van het bestaande bouwwerk meer dan 5.000 m2 bedraagt.
b.
In afwijking van artikel 16.2, sub a geldt voor de bestemming “Bedrijf – Bedrijf van categorie 4” een diepte van 2,5 meter (te rekenen vanaf het maaiveld);
16.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 16.2 ten behoeve van bebouwing zoals is toegestaan op grond van de onderliggende bestemming indien vooraf uit een schriftelijke verklaring van een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg blijkt dat hierdoor geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de aldaar (vermoedelijk) voorkomende of aanwezige archeologische monumenten. Aan de afwijking kunnen één of meer van de volgende voorwaarden worden verbonden:
a.
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b.
een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
c.
een verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden.
a.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de op de verbeelding voor Waarde- Archeologie aangewezen gronden te beroeren voorzover sprake is van:
categorie 0; dieper gaan dan 0 m
(te rekenen vanaf het maaiveld)
over een oppervlakte van meer dan 0 m2
categorie 1; dieper dan 0,3 m
(te rekenen vanaf het maaiveld)
over een oppervlakte van meer dan 30 m2
categorie 2; dieper dan 0,3 m
(te rekenen vanaf het maaiveld)
over een oppervlakte van meer dan 100 m2
categorie 3; dieper dan 0,3 m
(te rekenen vanaf het maaiveld)
over een oppervlakte van meer dan 2.500 m2
categorie 4; dieper dan 1,5 m
(te rekenen vanaf het maaiveld)
over een oppervlakte van meer dan 2.500 m2
categorie 5; dieper dan 1,5 m
(te rekenen vanaf het maaiveld)
over een oppervlakte van meer dan 5.000 m2
b.
Het in het artikel 16.4, sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
1.
het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
2.
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
c.
In afwijking van lid 16.4, sub a geldt voor de bestemming “Bedrijf – Bedrijf van categorie 4” een diepte van 2,5 meter (te rekenen vanaf het maaiveld);
De in lid 6.4 sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend:
1. indien is gebleken dat er geen archeologische resten in de bodem die wordt beroerd aanwezig zijn, hetgeen moet blijken uit een door de aanvrager over te leggen rapport van een deskundige instantie op het terrein van de archeologie;
2. voor zover sprake zou kunnen zijn van een verstoring van archeologische resten, indien aan de vergunning één of meer van de volgende regels worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting om de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg (volgens Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie).
16.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen in de zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming "Waarde Archeologie" van de verbeelding te verwijderen, indien:
a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.