direct naar inhoud van 5.1 Milieu
Plan: Elzendweg 12, Bergharen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0296.BGBELZENDWEG-DFBP

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden aan de relevante milieuaspecten. In deze paragraaf worden deze aspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit

5.1.1.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen is de vraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en hoe deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem.

5.1.1.2 Analyse

Hiertoe is door Van Dijk Geo- en milieutechniek BV uit De Meern een verkennend bodemonderzoek (NEN5740) uitgevoerd, rapport "Verkennend bodemonderzoek Nieuwbouw woonboerderij ten noordwesten van Elzendweg 12 te Bergharen" (23 december 2011, nr. 151339). Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 1.

In het onderzoeksrapport wordt met betrekking tot de vastgestelde milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geconcludeerd dat er gezien de geringe mate aan verontreiniging milieuhygiënisch gezien geen bezwaar is tegen de toekomstige nieuwbouw.

5.1.1.3 Conclusie

De bodemkundige situatie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2 Externe veiligheid

5.1.2.1 Inleiding

Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen, die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit, om het leven zouden kunnen komen. Het doel van het beleid op het gebied van externe veiligheid is een ruimtelijke scheiding aanhouden of creëren tussen (beperkt) kwetsbare objecten en de risicobronnen in de directe omgeving.

Beperkt kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld verspreid gelegen woningen, kleine kantoren en kleine recreatieterreinen. Kwetsbare objecten zijn vooral concentraties van woningen, kantoren en ziekenhuizen.

Er zijn drie categorieën risicobronnen te onderscheiden: inrichtingen, buisleidingen en transportroutes. Aan de risicobronnen wordt in de wetgeving een bepaald risico toegeschreven, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

5.1.2.2 Analyse

Voorliggend plan betreft de realisatie van woningen. Dit zijn beperkt kwetsbare objecten.

In de omgeving van het plangebied liggen geen inrichtingen, buisleidingen of transportroutes die invloed hebben op de veiligheid binnen het plangebied (bron: Risicokaart Nederland). Er is geen nader onderzoek nodig.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.3 Geurhinder veehouderijen

5.1.3.1 Inleiding

Op basis van de Wet geurhinder en veehouderij moet worden beoordeeld of de bouw van nieuwe woningen of andere geurgevoelige objecten een belemmering vormt voor omliggende agrarische bedrijven, en of in het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.3.2 Analyse

Het dichtstbijzijnde agrarisch bedrijf ligt op een afstand van ruim 500 meter. Het betreft een intensieve veehouderij. De afstand is zodanig groot dat de nieuwe woningen geen belemmering vormen voor dit bedrijf. Tevens kan in een goed woon- en leefklimaat worden voorzien.

5.1.3.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Luchtkwaliteit

5.1.4.1 Inleiding

Het aspect luchtkwaliteit heeft betrekking op ruimtelijke ontwikkelingen die een (negatieve) bijdrage leveren aan de luchtkwaliteit en op ruimtelijke ontwikkelingen die gevoelig zijn voor een slechte luchtkwaliteit. Ruimtelijke ontwikkelingen die een negatieve bijdrage leveren aan de luchtkwaliteit zijn onder meer wegen, industrie, veehouderijen, glastuinbouw en verkeersaantrekkende projecten zoals woningen, kantoren, winkelcentra en recreatieterreinen. Ruimtelijke ontwikkelingen die gevoelig zijn voor een slechte luchtkwaliteit zijn onderwijsinstellingen, kinderopvang en verzorgings- en verpleegtehuizen.

5.1.4.2 Analyse

Het plan is kleinschalig van omvang en draagt daarmee niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Het plangebied ligt niet nabij autosnelwegen of andere wegen met een zeer hoge verkeersintensiteit. Daaruit kan worden geconcludeerd dat de luchtkwaliteit ter plaatse voldoende is om in een goed woon- en leefklimaat te voorzien.

5.1.4.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.5 Geluid

5.1.5.1 Inleiding

In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in industrielawaai en verkeerslawaai. In de Wgh worden als geluidgevoelige objecten aangemerkt: woningen, inclusief woonwagenstandplaatsen; onderwijsgebouwen, zieken- en verpleeghuizen, terreinen behorende bij onderwijsgebouwen en terreinen horende bij zieken- en verpleeghuizen.

De normen voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting op de (gevels van) geluidgevoelige objecten zijn vastgelegd in de Wgh en het Besluit geluidhinder.

5.1.5.2 Analyse

Verkeerslawaai
De nieuwe woningen liggen binnen de onderzoekszone van de Elzendweg. Met het doel de gevelbelasting van de nieuwe woningen inzichtbaar te maken heeft Cauberg-Huygen uit 's-Hertogenbosch een akoestisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Elzendweg te Bergharen" (29 juni 2012, nr. 20112508-03). Het onderzoeksrapport is als bijlage 2 bijgevoegd.
Cauberg-Huygen concludeert dat in het gehele plangebied de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden wordt. De weg vormt vanuit de Wet geluidhinder geen belemmering voor het plangebied.

Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van industrielawaai. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.6 Milieuzonering

5.1.6.1 Inleiding

In het kader van een bestemmingsplan moet worden getoetst of:

  • 1. de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) c.q. of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • 2. bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor de bovengenoemde toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

5.1.6.2 Analyse
  • 1. Invloed ontwikkeling op omgeving

Het plan betreft de bouw van woningen. Woningen zijn geen milieubelastende objecten.

  • 2. Invloed omliggende inrichtingen op voorgestane ontwikkeling

Op het adres Elzendweg 7-9 is een loonbedrijf met landbouwmuseum gevestigd. Een loonbedrijf is in de handreiking opgenomen als een categorie 3.1-bedrijf met een richtafstand van 50 meter. Een museum betreft een categorie 1-bedrijf met een richtafstand van 10 meter.
De werkelijke afstand van het loonbedrijf annex landbouwmuseum tot het plangebied bedraagt circa 170 meter. Het plangebied ligt ruim buiten de genoemde richtafstanden.

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.