Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Afvalstoffenverwerkingsbedrijf Putman
Status: onherroepelijk
Plan identificatie: NL.IMRO.0293.BPPutman2010001-0004

Artikel 7 Natuur - Uiterwaarden

 
 
7.1
Bestemmingsomschrijving
 
 
 
De voor "Natuur - Uiterwaarden" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
 
a.
instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling van de natuurwaarden en de landschappelijke waarden die eigen zijn aan een natuurlijk uiterwaard­gebied;
 
 
b.
watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishou­ding;
 
 
c.
ter plaatse van de aanduiding “water” zijn de gronden tevens bestemd voor waterberging;
 
 
met dien verstande dat de gronden tevens zijn bestemd voor de eveneens aangegeven dubbelbestemmingen.
 
 
7.2
Bouwregels
 
 
7.2.1
Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen ge­bouwen zijnde, zoals terreinafscheidingen, worden gebouwd.
 
 
7.2.2
Van de in lid 7.2.1 genoemde bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 1m.

 
7.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
 
7.3.1
Het is verboden binnen de bestemming "Natuur - Uiterwaarden" de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning zijnde een Omgevingsvergunning:
 
 
a.
het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
 
 
b.
het vellen of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van de houtopstanden ten gevolge kunnen hebben;
 
 
c.
het bebossen of inplanten van gronden die op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van het plan niet bebost of ingeplant waren;
 
 
d.
het verwijderen van de natuurlijke vegetatie, alsmede het scheuren van grasland met het oogmerk weidegrond blijvend om te zetten in een andere vorm van bodemcultuur;
 
 
e.
het ontgronden, bodemverlagen of afgraven, ophogen en egaliseren;
 
 
f.
het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
 
 
7.3.2
Het in lid 7.3.1 vervatte verbod geldt niet voor:
 
 
a.
werken en werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, beheer of herstel van de functies, die het plan aan de gronden toekent;
 
 
b.
werken en werkzaamheden, voorzover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een vergunning is verleend ingevolge de Ontgrondingenwet;
 
 
c.
werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
 
 
d.
werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken;
 
 
e.
werken en werkzaamheden ten aanzien waarvan door burgemeester en wethouders is medegedeeld dat deze wat aard en omvang betreft, van zodanige ondergeschikte betekenis zijn, dat voor de uitvoering daarvan geen omgevingsvergunning wordt vereist.
 
 
7.3.3
Een Omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 7.3.1, kan alleen worden verleend, indien uit een nader onderzoek is gebleken dat door de beoogde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan te verwachten directe of indirecte gevolgen, de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden, of de mogelijkheden tot herstel of ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden aangetast.