direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Grebbedijk 36
Status: ontwerp
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0289.16Grebbedijk36-PJB1

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het initiatief

De eigenaren van de veehouderij aan de Grebbedijk 36 zijn voornemens om de bedrijfswoning op het perceel verplaatsen, zodat deze woning los komt te staan van de stallen van het bedrijf. In de huidige situatie is er sprake van veel geur-, geluid- en stofoverlast vanuit de stallen waar de bedrijfswoning aan vast gebouwd staat. Door de woning op enige afstand van de stallen te herbouwen ontstaat een gezond woon- en leefklimaat binnen de bedrijfswoning Dit is strijdig met het geldende bestemmingsplan. Omdat het initiatief gewenst is en passend is op de locatie, wordt medewerking verleend aan deze ontwikkeling. In dit document wordt dit toegelicht en gemotiveerd waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Grebbedijk 36 in het buitengebied van Wageningen. Bijgevoegde afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.16Grebbedijk36-PJB1_0001.png"

Ligging plangebied in de omgeving, plangebied in rood (bron: openstreetmap.org)

1.3 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk is in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 is het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst op grond van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens wordt ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 5 in op de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van overleg en zienswijzen zijn opgenomen.

Hoofdstuk 2 Het initiatief

In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied en de relatie met de omgeving. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.

2.1 Huidige situatie

De locatie van het initiatief ligt aan de Grebbedijk, in het buitengebied ten zuidwesten van Wageningen. de locatie ligt in een agrarische omgeving, met andere veehouderijen ten westen en een tuincentrum ten oosten van de locatie. Het perceel is in gebruik als een veehouderij, waar koeien worden gehouden.

Op het perceel staan een aantal schuren en een bedrijfswoning. In de huidige situatie is de bedrijfswoning tegen de stallen aangebouwd, en staat deze in directe verbinding met de stallen. De bewoners ervaren echter overlast van de stallen, om een drietal redenen.

  • 1. Er wordt momenteel veel stankoverlast ervaren in huis vanwege de koppeling met de koeienstallen. De stankoverlast leidt daarnaast tot zeer veel vliegen in huis wat de leefsituatie binnen niet ten goede komt;
  • 2. Door de koppeling met de stallen ervaart men ook veel geluidhinder vanuit de koeienstallen;
  • 3. Ten slotte komt veel stof uit de stallen in het woonhuis terecht. Deze stof is afkomstig van huidschilvers van het vee en slaat op de luchtwegen van de bewoners.

Navolgende afbeeldingen geven de huidige situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.16Grebbedijk36-PJB1_0002.png"

Locatie initiatief, bedrijfswoning en aangebouwde stallen in rood (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.16Grebbedijk36-PJB1_0003.png"

Huidige woningen en stallen

2.2 Toekomstige situatie

In de nieuwe situatie wordt de huidige bedrijfswoning gesloopt en 10 meter ten zuiden van de stallen een vervangende woning van 660 m3 gerealiseerd, buiten het huidige bouwvlak. Bij deze woning wordt een bijgebouw gerealiseerd met een wasruimte, voor de bewoners die uit de stallen komen. De buitenruimte van de woning wordt net als in de huidige situatie aan de zuidzijde van het pand ingericht, om overlast van de stallen te voorkomen. De overige bebouwing en gronden op het perceel blijven gelijk aan de huidige situatie, zonder ruimtelijke wijzigingen. Het gebruik van het perceel en het aantal woningen op deze locatie worden niet gewijzigd. Navolgende afbeeldingen geven een impressie van de toekomstige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.16Grebbedijk36-PJB1_0004.png"

Schetsontwerp vooraanzicht toekomstige woning

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.16Grebbedijk36-PJB1_0005.png"

Schetsontwerp plattegrond toekomstige woning

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.16Grebbedijk36-PJB1_0006.png"

Situering toekomstige situering woning op het erf

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Gebiedsgericht

De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden, zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.

In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.

In de SVIR worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.

Ladder duurzame verstedelijking

Een meer algemeen onderwerp uit de SVIR is 'duurzame verstedelijking'. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro, artikel 3.1.6 onder 2.

De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In de toelichting van een plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de behoefte aan die ontwikkeling te worden beschreven. Als de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet bovendien gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is. Daar wordt het volgende onder verstaan: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur."

Per 01 juli 2017 is de ladder voor duurzame verstedelijking herzien. Bij de herziening zijn onder meer de drie afzonderlijke 'treden' van de ladder losgelaten en is het begrip 'actuele regionale behoefte' gewijzigd in 'behoefte'. Nieuw is dat de laddertoets bij flexibele plannen kan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van een wijzigings- of uitwerkingsplan.

Planspecifiek

Gebiedsgericht

Het plangebied ligt niet in een van de aangewezen gebieden van de SVIR en het Barro. Er zijn geen specifieke randvoorwaarden voor dit plan.

Ladder duurzame verstedelijking

Met dit initiatief worden geen nieuwe woningen of stedelijke voorzieningen mogelijk gemaakt. Toetsen aan de ladder duurzame verstedelijking is daarmee niet aan de orde.

3.2 Provinciaal beleid

Algemeen

Het provinciaal beleid is vastgelegd in de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en Omgevingsverordening Gelderland, beide vastgesteld op 19 december 2018 en in werking getreden op 01 maart 2019. De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland gaat in de breedte over het beleid van de provincie voor de fysieke leefomgeving. De visie integreert een vijftal beleidsterreinen: ruimte, natuur, water, milieu en verkeer en vervoer. De Omgevingsverordening is een uitwerking van de Omgevingsvisie en stelt regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

De provincie wil de focus leggen op een duurzaam, verbonden en een economisch krachtig Gelderland. Door daarin te investeren wil de provincie werken aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Om dat te bereiken wordt de focus gelegd op zeven ambities op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en woon- en leefomgeving. Naast deze zeven ambities blijft het beleid uit de Omgevingsvisie uit 2014 gelden. Het gaat om de aanwijzing van functies van regionale oppervlaktewateren, van gebieden waar milieukwaliteit bijzondere bescherming behoeft, van Natura 2000-gebieden en van bijzondere natuurgebieden.

Omgevingsverordening Gelderland

De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

Planspecifiek

Met dit initiatief wordt de verplaatsing van een bedrijfswoning op een agrarisch erf mogelijk gemaakt. Deze ontwikkeling heeft geen raakvlak met de ambities uit de Omgevingsvisie.

3.3 Gemeentelijk beleid

Woonvisie 2016-2025

In Woonvisie Wageningen 2016-2025 "Samen Wonen" beschrijft de gemeente Wageningen het woonbeleid voor de komende vijf jaar met een doorkijk naar 2025. De woonvisie heeft als doel een kader te bieden waarbinnen toekomstige ontwikkelingen plaats kunnen vinden. In de woonvisie zijn drie thema's nader uitgewerkt, te weten 'Wonen en gezondheid', 'Betaalbaarheid' en 'Kennis en wonen'.


Voor wat betreft het thema 'wonen en gezondheid' is een van de doelstellingen om inwoners zo zelfstandig mogelijk te laten wonen in een woning op maat, met voldoende mogelijkheden voor zorg op maat. Gemeente Wageningen stimuleert kleinschalige woonzorginitiatieven. Daarnaast biedt de gemeente ondersteuning bij en denkt ze mee over de transformatie van bestaande gebouwen (zoals bij scheiden wonen en zorg en bij kantoren). Ten aanzien van het thema 'betaalbaarheid' zet gemeente Wageningen in op voldoende passende woonruimte voor huishoudens met een laag- of middeninkomen. Te (ver)bouwen woningen richten zich bij voorkeur op de ontbrekende (betaalbare) segmenten in de woningmarkt (segmenten waar behoefte aan is, maar te weinig aanbod). Tenslotte is de ambitie bij het thema 'kennis en wonen' om studenten en PhD'ers blijvend aan stad te binden. Dit wil Wageningen bereiken door een woonomgeving (woningen, woonmilieus en voorzieningen) te bieden die aantrekkelijk is voor kenniswerkers en flexibel en creatief in te spelen op de dynamische en diverse woningvraag.


Planspecifiek

Met het initiatief wordt een agrarische bedrijfswoning verplaatst. De Woonvisie is gericht op burgerwoningen, En heeft geen relatie met agrarische bedrijfswoningen. Deze agrarische bedrijfswoning zal worden bewoond door de eigenaar van het agrarisch bedrijf aan de Grebbedijk 36.

Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld op 30 september 2013. Het plangebied heeft de bestemming 'Agrarisch met Waarden', en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Ter plaatse van de bedrijfsbebouwing en de bedrijfswoning ligt een bouwvlak, alsmede de functieaanduiding 'Grondgebonden veehouderij'. Het voorste gedeelte van het perceel en de nieuwe locatie van de bedrijfswoning liggen binnen de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - Dijk'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.16Grebbedijk36-PJB1_0007.png"

Bestemmingsplan 'Buitengebied', plangebied in rood

met het initiatief wordt de nieuwe bedrijfswoning buiten het bouwvlak van het agrarische bedrijf gerealiseerd. Dit is strijdig met het bestemmingsplan. Daarnaast is de inhoud van de nieuwe woning 10% groter dan de toegestane inhoud in het bestemmingsplan. Omdat het creëren van afstand tussen de woning en de stallen wel gewenst en passend op deze locatie is, heeft de gemeente een uitgebreide omgevingsvergunningsprocedure gestart voor een afwijking van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

Voor een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de uitvoerbaarheid aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

Op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming is met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Met dit initiatief wordt de functie van de locatie niet gewijzigd. Daarnaast zijn er op de locatie van de nieuwe woning geen activiteiten uit het verleden bekend die de bodemkwaliteit kunnen aantasten. Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect bodem.

4.1.2 Lucht

De mate van blootstelling aan luchtverontreiniging speelt een rol in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Met betrekking tot 'luchtkwaliteit' zijn twee aspecten van belang. Ten eerste of de luchtkwaliteit ter plaatse de nieuwe functie toelaat (de gevoeligheid van de bestemming) en ten tweede wat de bijdrage is van het plan aan die luchtkwaliteit.

Vanuit een goede ruimtelijke ordening is de huidige luchtkwaliteit ter plaatse getoetst met behulp van de NSL Monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl). De gemeten concentraties stikstofdioxide en fijn stof ter plaatse van het meest dichtbijzijnde rekenpunt 41098 (aan de Lawickse Allee ter hoogte van het plangebied) liggen ruim onder de gestelde grenswaarden. Met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn geen belemmeringen voor onderhavig initiatief.

Ten aanzien van de bijdrage aan luchtkwaliteit leidt het initiatief niet tot een toename van verkeersbewegingen in het gebied of andere vervuilende activiteiten, gezien er in de huidige situatie reeds een woning aanwezig is op het perceel. Op basis hiervan is te concluderen dat dit project niet bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nadere toetsing ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven. Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.

4.1.3 Geluid

De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving.

Voor voorliggend document is het van belang te kijken naar de mogelijke gevolgen van wegverkeerslawaai. De woning ligt binnen de invloedssfeer van de Grebbedijk, waar een snelheidsregime geldt van 60 km/per uur.

De nieuwe woning blijft op een grote afstand (meer dan 55 m) te liggen ten aanzien van deze weg. Geconcludeerd wordt dat er wat betreft het aspect geluid geen problemen zijn te verwachten. Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.

4.1.4 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor milieuvergunningen als het gaat om geurhinder van veehouderijen met landbouwhuisdieren. De Wgv maakt onderscheid in dieren met en dieren zonder een vastgestelde geuremissiefactor.

Met het voorliggend initiatief worden geen nieuwe geurgevoelige objecten mogelijk gemaakt. De woning wordt 10 m naar voren geplaatst waardoor de afstand tot het agrarische bedrijf ten westen van het plangebied gelijk blijft en daardoor geen belemmeringen ontstaan ten aanzien van dit bedrijf. De ligging van de stallen van het bedrijf veranderd met dit initiatief niet. Hiermee heeft het initiatief tevens geen invloed op de geurgevoelige objecten in de omgeving. Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geur.

4.1.5 Milieuzonering

Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Doel is om bij het opstellen van een ruimtelijk plan een goed en veilig leefklimaat te waarborgen, maar tegelijkertijd ook aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun activiteiten.

Met dit initiatief worden geen nieuwe milieugevoelige functies mogelijk gemaakt. Zoals in paragraaf 4.1.4 is aangegeven wordt de woning 10 m naar voren geplaatst, waardoor de afstand tot het agrarische bedrijf ten westen van het plangebied gelijk blijft en geen belemmeringen ontstaan ten aanzien van dit bedrijf. Daarnaast blijft de ligging van de bedrijfsbebouwing van het bedrijf gelijk. Hiermee heeft het initiatief geen invloed op milieugevoelige functies in de omgeving van de locatie.

4.1.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving die ontstaan door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij gaat het om risicovolle inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.

Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 per jaar (de kans dat per jaar 1 persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof mag niet groter zijn dan 1 op een miljoen). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij de berekening van het groepsrisico spelen mee de aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen en het aantal potentiële slachtoffers.

De locatie ligt niet binnen het plaatsgebonden risico van enige risicobronnen. Daarnaast neemt het aantal aanwezige personen in het gebied niet toe als gevolg van dit initiatief. Hiermee kan geconcludeerd worden dat het groepsrisico niet zal stijgen als gevolg van het initiatief. Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot externe veiligheid.

4.2 Water

Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Het initiatief ligt binnen het waterschap Vallei en Veluwe.

Watertoets

De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:

  • de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om de waterbeheerder vroegtijdig in de planvorming te betrekken, en
  • de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om in hun plan verantwoording af te leggen over de manier waarop omgegaan is met de inbreng van de waterbeheerder. Dit laatste gebeurt doorgaans in de waterparagraaf bij het betreffende plan.

Voor dit plan is de digitale watertoets ingevuld. Hieruit blijkt dat er geen (beschermingszones van) beschermde waterkeringen/watergangen in het plangebied liggen. De toename van de verharding is zeer beperkt en blijft onder de vrijstellingsnorm van 1.500 m2 van het waterschap. Op basis hiervan heet het waterschap een positief advies gegeven voor dit initiatief. Het resultaat van de watertoets is opgenomen in bijlage 2. Hiermee is het initiatief uitvoerbaar met betrekking tot het aspect water.

4.3 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en het bosopstanden in Nederland.

Voor dit initiatief is een Quickscan flora en fauna uitgevoerd. Het rapport van dit onderzoek is na te lezen in bijlage 3. De resultaten van deze quickscan zijn hieronder weergegeven.

Gebiedsbescherming

Het initiatief ligt niet in een Natura 2000 gebied of in het Gelders Natuurnetwerk. Het meest dichtbij zijnde Natura 2000 gebied is het gebied Rijntakken, op ca. 80 meter van de nieuwe woning. Gezien de afstand kunnen de meeste vormen van overlast voor dit gebied als gevolg van de bouw en het gebruik van de woning worden uitgesloten. Om gevolgen van stikstofdepositie van de bouw en het gebruik van deze woning vast te stellen, is een stikstofberekening uitgevoerd. Deze is opgenomen in bijlage 4. Uit deze berekening blijkt dat de bouw en het gebruik van de woning niet leiden tot ee toename van de stikstofdepositie op het Natura 2000 gebied.

Soortenbescherming

Met het initiatief wordt de bestaande woning gesloopt en enkele meters ten zuiden herbouwd. Uit de Quickscan blijkt dat het plangebied geen verblijfplaats of essentiële foerageerplaats vormt voor beschermde diersoorten. wel worden enkele aanbevelingen gemaakt om eventuele hinder voor diersoorten in de omgeving te beperken, Deze maatregelen zijn opgenomen in paragraaf 5.2 van het rapport. Verder onderzoek is hiermee niet nodig. De uitvoerbaarheid van het initiatief voor ecologie is hiermee aangetoond.

4.4 Verkeer

Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur. Voor kleine projecten zijn met name de ontsluiting van het perceel en het aantal aanwezige parkeerplaatsen van belang. Met dit initiatief zal het gebruik van het perceel niet veranderen. Het verkeer van en naar het perceel zal niet toenemen als gevolg van het initiatief, en er zijn geen extra parkeerplaatsen nodig op de locatie. Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect verkeer .

4.5 Cultuurhistorie en archeologie

Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.

Op het erf zijn geen cultuurhistorisch waardevolle gebouwen of objecten aanwezig. De locatie van het initiatief heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Binnen deze bestemming is voor nieuwe gebouwen of bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1.000 m2 een archeologisch onderzoek nodig om de aanwezige waarden in de grond vast te stellen. De nieuwe woning is kleiner dan deze grenswaarden. Verder archeologisch onderzoek is hiermee niet nodig. De uitvoerbaarheid van het initiatief voor cultuurhistorie e archeologie is hiermee aangetoond.

4.6 Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkelingskosten van dit initiatief komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Voor de realisatie van het plan hoeft de gemeente geen investering te doen. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges. Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd kan worden dat het initiatief economisch uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 5 Procedure

5.1 Inspraak en overleg

Inspraak

Gezien de omvang en de reikwijdte van deze vergunning wordt afgezien van houden van inspraak ex artikel 3.1.6 Bro.

Overleg

Onderhavig initiatief is in het kader van het wettelijk overleg afgestemd met het waterschap Vallei en Veluwe door middel van de digitale Watertoets. Over het plan bestaat overeenstemming. Verder wordt advies gevraagd aan de omgevingsdienst De Vallei. De adviezen worden verwerkt in deze ruimtelijke onderbouwing.

5.2 Van ontwerp naar vaststelling

De omgevingsvergunning wordt voorbereid met toepassing van een uitgebreide procedure ex artikel 2.12 lid 1 onder a sub 3° Wabo juncto artikel 3.10 Wabo. Het ontwerpbesluit met bijbehorende stukken zal als ontwerp voor een termijn van zes weken ter inzage liggen. Een ieder kan hierop zienswijzen indienen. Bij het vaststellingsbesluit wordt hierop nader ingegaan.