direct naar inhoud van Regels
Plan: Recreatiepark De Wielerbaan
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0289.0056Wielerbaan-ONT1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Recreatiepark De Wielerbaan met identificatienummer NL.IMRO.0289.0056Wielerbaan-ONT1 van de gemeente Wageningen.

1.2 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aan huis gebonden beroep

het uitoefenen van een vrij beroep waaronder wordt verstaan: een aan de persoon gebonden medisch (arts, tandarts e.d.), paramedisch (fysiotherapie, pedicure e.d.), administratief (adviesbureau, accountant e.d.) en daarmee gelijk te stellen beroep, niet zijnde een bedrijfsmatige activiteit;

1.4 Aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteit

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, zoals siersmid, opticien, kap- en schoonheidssalon, uitzend- en reclamebureaus, met uitzondering van prostitutiebedrijf, seksinrichting en/of escortbedrijf;

1.5 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 Aardkundige waarde

gebieden met waardevolle aardkundige elementen met betrekking tot reliëf en bodem die een bepaalde (beperkte) mate van bescherming genieten;

1.8 Archeologische waarden

waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk in de bodem bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;

1.9 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 Bed & breakfast

een aan de woning ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van een mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, voor een kortdurend verblijf (waaronder ook zakelijk toerisme). Onder een bed & breakfast voorziening wordt niet verstaan een overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;

1.11 Bedrijfsmatige exploitatie

het door middel van een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon beheren of exploiteren van recreatieverblijven, waarbij voor recreatiewoningen geldt dat daar permanent wisselende recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden.

1.12 Bedrijfswoning/beheerderswoning

een woning, in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.13 Bestaand
  • bij bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning
  • bij gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.14 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 Bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.17 Bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak.

1.18 Bijgebouw

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zich daarvan door zijn constructie of geringere afmetingen visueel onderscheidt;

1.19 Bos

een terrein met daarop begroeiing van groepen bomen met daarbij behorende ondergroei van planten waarop o.a. bosbouw wordt uitgeoefend;

1.20 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk;

1.21 Bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.22 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 Bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel;

1.24 Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 Centrale voorzieningen

Gebouwen ten dienste van verblijfsrecreatieve bedrijfsuitoefening, zijnde sanitaire voorzieningen, kantines, ondergeschikte horeca, kantoren, recepties, zalen, winkels, beheerloodsen, overdekte zwembaden en overdekte tennisbanen, kleinschalige wellnessfaciliteiten ondergeschikt aan de bestemming.

1.27 Chalet

een bouwwerk, bestaande uit een lichte constructie of lichte bouwmaterialen, evenwel zonder assen- of wielenstelsel, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot het dag- en/of nachtverblijf van een of meer personen, die gedurende het hele jaar gebruikt kunnen worden voor recreatieve doeleinden door wisselende personen

1.28 Cultuurhistorische waarde

de waarde die wordt toegekend aan een aantal aspecten of elementen die in of vanuit het gebied direct waarneembaar zijn en die inzicht geven of kunnen geven in de wijze waarop het gebied zich in het verleden heeft ontwikkeld onder invloed van het voortdurend veranderende gebruik dat de samenlevingen er van hebben gemaakt;

1.29 Dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan; huifkarren worden hier mede onder begrepen;

1.30 Detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; verkoop door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen;

1.31 Escortbedrijf

de natuurlijke persoon of groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

1.32 Extensief recreatief medegebruik

een gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit dagrecreatieve gebruik is toegestaan, zoals die vormen van dagrecreatie die in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, een picknickplaats, of een daarmee naar de aard gelijk te stellen medegebruik, waarbij recreanten in relatief geringe aantallen medegebruik maken van al dan niet aangelegde voorzieningen zoals wegen en paden.

1.33 Extensieve dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen

dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen die aansluiten bij het agrarisch bedrijf of bij de natuur- en landschapsbeleving van het landelijk gebied;

1.34 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.35 Hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.36 Hoofd(woon)verblijf

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat fungeert als de plaats waar het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van een persoon ligt;

1.37 Horeca

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden vertrekt, met dien verstande dat zware horeca is uitgesloten;

1.38 Houtproductie

het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos;

1.39 Huishouden

een alleenstaande of twee of meer personen die de intentie hebben om bestendig, voor onbepaalde tijd, een met een gezinsverband vergelijkbare samenlevingsverband met elkaar aan te gaan. Bij elkaar wonende studenten en/of alleenstaanden vormen in de regel geen huishouden.

1.40 Kamerverhuur

het bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning. Hieronder wordt niet verstaan de verhuur door particulieren van maximaal twee kamers in de door hen zelf bewoonde woning;

1.41 Kampeermiddel

een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen recreatiewoning, trekkershut of stacaravan zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie;

1.42 Kampeerplaats

standplaats voor één of een aantal bij elkaar behorende kampeermiddelen;

1.43 Kampeerterrein

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief verblijf;

1.44 Kwetsbaar object

de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.45 Landschappelijke basiskwaliteit

de kwaliteit die hoort bij een landschappelijke inrichting die een uitdrukking vormt van de functie van een gebied, gekenmerkt wordt door historische continuïteit en gebaseerd is op de essentie van de abiotische ondergrond (macroreliëf, bodemopbouw en watersysteem);

1.46 Landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

1.47 Lawaaisport

een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen;

1.48 (Algemene) natuurkwaliteit

de kwaliteit van de natuur in gebieden die geen primaire natuurfunctie hebben. Deze kwaliteit wordt bepaald door het voorkomen van relatief veel algemene planten- en diersoorten, welke zijn gekoppeld aan landschapselementen zoals wegbermen, bomenrijen, houtsingels en slootkanten;

1.49 Natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.50 Nevenactiviteit

activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een agrarisch bouwvlak;

1.51 Ondergeschikte dakkapel

een dakkapel waarvan:

  • de hoogte, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, minder is dan 1,5 m;
  • de onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet is gesitueerd;
  • de bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok is gesitueerd;
  • de breedte maximaal 50% van de breedte van het dakvlak van het gebouw is;
1.52 Ondergeschikte functie

een functie die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie binnen een bestemming;

1.53 Ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;

1.54 Ondersteunende horeca

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;

1.55 Overkapping

een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;

1.56 Peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.57 Permanente bewoning

gebruik als woonadres bedoeld in de Wet basisregistratie personen, waaronder wordt verstaan: het gebruik als woning door een zelfde persoon (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolgde het in de Wet basisregistratie personen bepaalde leidt tot een inschrijving in de basisregistratie personen van de gemeente;

1.58 Prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.59 Recreatie

activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. dagactiviteiten;

1.60 Recreatief medegebruik

die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik;

1.61 Recreatiewoning

een gebouw of gedeelte van een gebouw, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie. Hieronder worden in ieder geval begrepen chalets en stacaravans.

1.62 Rustpunt

een extensieve dagrecreatieve voorziening ten behoeve van passanten, gericht op een kortstondig verblijf als rustpunt, waarbij voorzieningen aanwezig zijn ten behoeve van de fietstocht of wandeling en waar eten en niet-alcoholische dranken verstrekt worden zonder winstoogmerk;

1.63 Seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.64 Stacaravan

onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot het dag- en/of nachtverblijf van een of meer personen, die gedurende het hele jaar gebruikt kunnen worden voor recreatieve doeleinden door wisselende personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand kunnen worden verreden, doch niet bestemd en/of geschikt zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan;

1.65 Tent

een in hoofdzaak uit textiel of daarmee vergelijkbare materialen vervaardigd onderkomen voor dag- en nachtverblijf, dat gemakkelijk is op te vouwen;

1.66 Verblijfsrecreatie

recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen en/of recreatiewoningen;

1.67 Vloeroppervlak(te)

de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt;

1.68 Waterhuishoudkundige doeleinden

doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d.;

1.69 Wonen

wonen in een woning.

1.70 Woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.71 Woonadres
  • a. het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  • b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten;
1.72 Zware horeca

horecabedrijven, die gelet op de aard en omvang ervan zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in min of meer ernstige mate storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze horecabedrijven, waaronder in ieder geval worden gerekend een coffeeshop, dancing, discotheek/discobar, nachtclub en partycentrum.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde (ten aanzien van de plaatsing van gebouwen) ten aanzien van het bouwen (binnen bouwvlakken) worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Stadsrandgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch met waarden - Stadsrandgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het grondgebonden bedrijfsmatig en hobbymatig agrarisch grondgebruik;
  • b. het recreatief en sportief gebruik, met dien verstande dat kamperen niet is toegestaan;

alsmede voor doeleinden ten aanzien van:

  • c. het grondgebonden landbouwonderzoek van niet-houtige gewassen;
  • d. het extensieve recreatieve medegebruik;
  • e. de instandhouding van de historische ontginningsstructuur;
  • f. behoud en versterking van natuurkwaliteit;
  • g. waterhuishoudkundige doeleinden;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder sloten, met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen waaronder de opwekking van duurzame energie in de vorm van windenergie en zonne-energie alsmede warmte-koude opslag; en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1.

a Landschapswaarden

Gestreefd wordt naar behoud en herstel van landschapswaarden.

  • a. het extensieve recreatieve medegebruik;
  • b. de instandhouding van de historische ontginningsstructuur;
  • c. behoud en versterking van natuurkwaliteit;
  • d. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • e. aardkundige waarden bestaande uit reliëf en een specifieke bodemopbouw;
  • f. openheid.
b Extensief recreatief medegebruik

Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, bewegwijzering e.d.

3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. Ten aanzien van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van:
    • 1. erfafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m;
    • 2. speelvoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 4 m;
    • 3. bouwwerken ten dienste van extensief recreatief medegebruik, zoals banken en informatieborden, met een bouwhoogte van maximaal 3 m;
  • b. paardenbakken zijn niet toegestaan;
  • c. teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 3.3.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.

3.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het onder 3.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanleg- of omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
3.3.3 Toetsing

De in 3.3.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in lid 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.3.4 de toetsingscriteria weergegeven.

3.3.4 Schema omgevingsvergunningen
Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning  
het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen   - het is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik van de gronden;
- er vindt geen wezenlijke aantasting plaats van:
* de bodemopbouw;
* de historische verkavelingsstructuur;
* de natuurkwaliteit;
* de waterhuishouding  
het opheffen van zandpaden   - het is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik van de gronden;
- er vindt geen wezenlijke aantasting plaats van:
* de historische wegen-/ padenstructuur;
* de historische verkavelingsstructuur;
* de recreatieve routestructuur  
het verlagen, afgraven, ophogen, egaliseren van de bodem   - het is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik van de gronden;
- er vindt geen wezenlijke aantasting plaats van:
* de bodemopbouw;
* het reliëf;
* de historische verkavelingsstructuur;
* de natuurkwaliteit;  
het dempen, graven of vergraven van sloten   - het is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik van de gronden;
- er vindt geen wezenlijke aantasting plaats van:
* de historische verkavelingsstructuur;
* de natuurkwaliteit;  
het bebossen of beplanten van gronden met houtige gewassen, met uitzondering van erven   - het is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik van de gronden;
- er vindt geen wezenlijke aantasting plaats van:
* de historische verkavelingsstructuur;
* de openheid  

Artikel 4 Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een duurzame instandhouding van het bos;
  • b. kwekerijen van bosplantsoen en kerstdennen, bosbouwproefterreinen, arboretum en landbouwenclaves, in zoverre deze aanwezig waren tijdens de tervisielegging van het ontwerp van dit plan;
  • c. het behoud en herstel van waarden;

en voorts voor:

  • a. de instandhouding van de historische ontginningsstructuur van het bosgebied;
  • b. de bescherming van de kwaliteit van het grondwater voor de drinkwatervoorziening;
  • c. de bescherming van de kwaliteit van de bodem;
  • d. bestaande verharde fiets- en wandelpaden;

een en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 4.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

4.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 4.1.1.

a Verhouding tussen de doeleinden

Binnen deze bestemming is het beleid primair gericht op het beschermen van de landschappelijke en ecologische waarden. Houtproductie is toegestaan, mits dit ondergeschikt is aan het bosbehoud en het behoud van de landschappelijke en natuurwaarden.

b Gebiedswaarden

Gestreefd wordt naar behoud en herstel van gebiedswaarden, te weten:

  • a. landschappelijke waarden bestaande uit:
    • 1. grootste aaneengesloten groene gebied;
    • 2. unieke aardkundige kwaliteiten (reliëf en bodem);
    • 3. rijke variatie aan (cultuurhistorisch bepaalde) soorten bos: van zeer oude loofboscomplexen tot rechtlijnig verkaveld productiebos en recent ontwikkeld 'oerbos' met begrazers;
  • b. aardkundige waarden, bestaande uit reliëf en de bodemkundige waarden;
  • c. natuurwaarden bestaande uit:
    • 1. het grootschalige samenhangende bos- en natuurgebied waarbinnen uitwisseling van planten en dieren mogelijk is;
    • 2. multifunctioneel bos, heide, vennen en stuifzanden en de daarbij behorende flora en fauna;
    • 3. de verbinding van de Veluwe met de IJsselvallei, Rijnuiterwaarden, Gelderse Vallei en Randmeerkust;
    • 4. de uitwisselingsmogelijkheden voor planten en dieren;
    • 5. de verwevenheid en het samengaan van cultuurhistorie en natuur in onder andere landgoederen, sprengen, oude landbouwenclaves, grafheuvels en hakhoutbossen;
    • 6. de beken, sprengen en beekdalen op de flanken van de Veluwe;
  • d. cultuurhistorische waarden;
  • e. recreatieve waarde als medegebruik.
c Extensief recreatief medegebruik

Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, bewegwijzering e.d.

4.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 2,5 meter.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Bedrijfsopstallen natuurbeheer

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2 teneinde de bouw van gebouwen in de vorm van ondergeschikte bedrijfsopstallen voor natuurbeheer, bosbeheer en natuureducatie mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bebouwing is noodzakelijk voor een doelmatig beheer;
  • b. de inhoud van de bouwwerken bedraagt niet meer dan 50 m³, de ruimte van een eventuele kap niet meegerekend;
  • c. de goothoogte van de bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 meter;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebiedswaarden als omschreven in 4.1.2 onder b.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor:

  • a. lawaaisporten;
  • b. verblijfsrecreatie;
  • c. prostitutie, seksinrichtingen en escortbedrijven;
  • d. wonen;
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 4.5.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

4.5.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 4.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanleg- of omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
4.5.3 Toetsing

De in 4.5.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in lid 4.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 4.5.4 de toetsingscriteria weergegeven.

4.5.4 Schema omgevingsvergunning
Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning  
het aanleggen van paden en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen   - het is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik van de gronden;
- er vindt geen wezenlijke aantasting plaats van de:
* aardkundige waarden;
* de natuurwaarden;
* de landschappelijke waarden;
* de waterhuishouding.  
het opheffen van bospaden   - het is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik van de gronden;
- er vindt geen wezenlijke aantasting plaats van de:
* de historische wegen-/ padenstructuur;
* de historische verkavelingsstructuur;
* recreatieve routestructuur.  
het verlagen, afgraven, ophogen, egaliseren, diepwoelen en diepploegen van de bodem   - het is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik van de gronden;
- er vindt geen wezenlijke aantasting plaats van de:
* aardkundige waarden;
* de historische verkavelingsstructuur;
* de landschapswaarden;
* de natuurwaarden.  
het verwijderen van houtopstanden, met uitzondering van dunning   - het is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik van de gronden en/of de veiligheid;
- er vindt geen wezenlijke aantasting plaats van de:
* de landschapswaarden;
* de natuurwaarden.  

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, waterlopen en rioolbergingskelders;
  • e. bestaande nutsvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt de daarbij behorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. verhardingen tot maximaal 10% van de oppervlakte van de bestemming.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 4 meter mag bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter mag bedragen.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor:

  • a. opslag of het laten opslaan van bagger en grondspecie;
  • b. opslag of het laten opslaan van vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden, seksinrichtingen en escortbedrijven.

Artikel 6 Recreatie - Verblijfsrecreatie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het in de vorm van bedrijfsmatige exploitatie bieden van recreatief verblijf aan personen die elders hun woonadres hebben, in maximaal 196 eenheden, bestaande uit kampeermiddelen en/of tot het bedrijf behorende recreatiewoningen, met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, voorzieningen en open terreinen;
  • b. centrale voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen';
  • c. maximaal één bedrijfswoning/beheerderswoning;
  • d. sanitaire voorzieningen;
  • e. een padelbaan met bijbehorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - padelbaan';
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, waterlopen en rioolbergingskelders;
  • i. verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • j. bestaande nutsvoorzieningen;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Recreatiewoningen

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. recreatiewoningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. er zijn maximaal 164 recreatiewoningen toegestaan;
  • c. de minimale onderlinge afstand tussen recreatiewoningen bedraagt 5 meter;
  • d. de maximale oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt 70 m²;
  • e. de maximale bouwhoogte van een recreatiewoning bedraagt 5 meter;
  • f. bij een recreatiewoning mag één bijbehorend bouwwerk worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte maximaal 4 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 2,5 meter bedraagt.
6.2.2 Centrale voorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van centrale voorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen, met uitzondering van sanitaire voorzieningen, dienen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen' te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen bedraagt maximaal 2.650 m², met dien verstande dat de oppervlakte van een zwembad maximaal 700 m² bedraagt;
  • c. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedragen maximaal 6 meter.
6.2.3 Bedrijfswoning/beheerderswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen/beheerderswoningen gelden de volgende regels:

  • a. er is maximaal één bedrijfswoning/beheerderswoning toegestaan;
  • b. de bedrijfswoning/beheerderswoning dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal 6 respectievelijk 9 meter;
  • d. de inhoud bedraagt maximaal 600 m³;
6.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning/beheerderswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning/beheerderswoning gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal 3 respectievelijk 6 meter;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 60 m².
6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorziening', alsmede erf- en terreinafscheidingen bij de bedrijfswoning of bij sanitaire voorzieningen, bedraagt maximaal 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van verlichting bedraagt maximaal 4 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - padelbaan' een maximale bouwhoogte van 6 meter geldt;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van een padelbaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - padelbaan' bedraagt maximaal 4 meter;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter;
  • f. naast het bepaalde onder a. tot en met d., mag bij een recreatiewoning één bouwwerk, geen gebouwen of erf- of terreinafscheiding zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte maximaal 2 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 2,5 meter bedraagt.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijken ten behoeve van groepsverblijven

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1 onder a en 6.2 en één of meerdere groepsverblijven toestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. groepsverblijven zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - afwijkingsbevoegdheid';
  • b. er zijn maximaal 2 groepsverblijven toegestaan, met een maximale capaciteit van 16 personen per groepsverblijf;
  • c. de oppervlakte bedraagt maximaal 120 m² per groepsverblijf;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 meter;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 7 meter;
  • f. bij toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid, geldt dat het volgens 6.2.1 onder b. toegestane aantal recreatiewoningen wordt gereduceerd met 2 recreatiewoningen per groepsverblijf;
  • g. bij de aanvraag dient te worden aangetoond dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij de volgende parkeernorm geldt: 1 parkeerplaats per 3 bedden;
  • h. de groepsverblijven zijn stedenbouwkundig en landschappelijk inpasbaar en passend bij de ruimtelijke structuur van het park;
  • i. de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van omliggende percelen mogen niet onevenredig worden geschaad.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken, met uitzondering van de bedrijfswoning:
    • 1. voor een ander gebruik dan recreatie en/of;
    • 2. door personen die geen woonadres elders hebben;
  • b. het gebruik van gronden als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van gronden;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in 6.1 onder b;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutie, seksinrichtingen en escortbedrijven.

6.4.2 Voorwaardelijke verplichting gebruik materieel

Het gebruik van de gronden en bouwwerken conform 6.1 is uitsluitend toegestaan onder de voorwaarde dat per kalenderjaar niet meer dan 173 uur gebruik wordt gemaakt van een door diesel aangedreven shovel (vermogen <56 kW) op de gronden met de bestemmingen 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' en 'Groen' tezamen.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Afwijken t.a.v. inzet materieel en installaties

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning al dan niet tijdelijk afwijken van het bepaalde in 6.4.2 voor een andere inzet van materieel, met inachtneming van het volgende:

  • a. door middel van een AERIUS-berekening is aangetoond dat geen sprake is van significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden;
  • b. de voorgestelde andere inzet van materieel en/of installaties technisch en bedrijfsexploitatief uitvoerbaar is;
  • c. indien noodzakelijk nadere voorwaarden aan de omgevingsvergunning worden gesteld met betrekking tot termijn, dieselverbruik per kalenderjaar, inzet van materieel en/of installaties.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis gebonden beroep als bedoeld in 7.1.2 onder a;
  • b. na een omgevingsvergunning ex 7.5.2: een bed & breakfast;
  • c. na een omgevingsvergunning ex 7.5.3: rustpunten;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven en overeenkomstig de in 7.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

7.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 7.1.1.

a Aan huis gebonden beroep

In combinatie met wonen is, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, op maximaal 30% van het bruto-vloeroppervlak van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken tot een maximum per woning van:

  • a. 45 m² bij bouwpercelen tot 750 m²;
  • b. 60 m² bij bouwpercelen van 750 m² tot 1.500 m²;
  • c. 75 m² bij bouwpercelen vanaf 1.500 m².
b Aan huis gebonden bedrijf

Een aan huis gebonden bedrijf is uitsluitend toegestaan na verlening van omgevingsvergunning als opgenomen in 7.5.1.

c Bed & breakfast

Bed & breakfast is uitsluitend toegestaan na verlening van omgevingsvergunning als opgenomen in 7.5.2.

d Rustpunten

Rustpunten zijn uitsluitend toegestaan na verlening van omgevingsvergunning als opgenomen in 7.5.3.

e Aantal woningen

Er zijn binnen deze bestemming maximaal twee woningen toegestaan.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Woningen

Voor woningen, te weten hoofdgebouwen met de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud bedraagt maximaal het volgende:
    • 1. indien de bestaande inhoud minder is dan 400 m³, dan mag de inhoud worden vergroot naar maximaal 500 m³;
    • 2. indien de bestaande inhoud minimaal 400 m³ bedraagt en maximaal 600 m³, dan mag de inhoud worden vergroot naar maximaal 600 m³;
    • 3. indien de bestaande inhoud groter is dan 600 m³, dan geldt de bestaande inhoud als maximum;
  • b. de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 meter;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 meter;
  • d. de goot- en bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag respectievelijk niet meer dan 3 en 5 meter bedragen.
7.2.2 Vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden minimaal 3 meter achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw gebouwd;
  • b. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 30 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 150 m², mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel, inclusief de oppervlakte van de woning, maximaal 60% bedraagt;
    • 2. 50 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 150 m² tot en met 500 m², mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel, inclusief de oppervlakte van de woning, maximaal 60% bedraagt;
    • 3. 75 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 500 m², mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel, inclusief de oppervlakte van de woning, maximaal 40% bedraagt;
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 meter bedragen.
7.2.4 Herbouw

Aanvullend gelden voor herbouw van een woning de volgende voorwaarden:

  • a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de bestaande plek van de woning;
  • b. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning;
  • c. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Herbouw

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.4 onder b teneinde de voorgevel te kunnen plaatsen buiten de (voormalige) voorgevelrooilijn, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • b. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning;
  • c. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • d. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • e. er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • f. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor:

  • a. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. prostitutiedoeleinden, seksinrichtingen en escortbedrijven.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Aan huis gebonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 7.1.2 onder b aan huis gebonden bedrijfsactiviteiten in een woning en/of hierbij behorende bijgebouwen toestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. er mag geen sprake zijn van strijdigheid met de Huisvestingsverordening van de gemeente Wageningen;
  • b. er mag geen sprake zijn van een voor de ruimtelijke ordening relevant afwijkend gebruik. Dit betekent:
    • 1. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning en/of het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
    • 2. omgevingsvergunning uitsluitend kan worden verleend voor vestiging van bedrijven genoemd in de categorieën 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1 of welke naar aard gelijk te stellen zijn met de in die Staat van bedrijfsactiviteiten genoemde bedrijven;
    • 3. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
    • 4. het mag niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen dat die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 5. het onttrekken van (een deel van) de bij de woning behorende garage aan de bestemming is slechts toegestaan, indien op het bij de woning behorende erf tenminste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd;
    • 6. de parkeerbalans mag niet onevenredig nadelig worden beïnvloed;
    • 7. er mogen geen distributie-planologische gevolgen zijn;
    • 8. ten behoeve van de aan huis gebonden beroeps- en bedrijfsmatige activiteit tezamen mag maximaal 30% van het bruto-vloeroppervlak van hoofdgebouwen, aan- uitbouwen en bijgebouwen per woning worden gebruikt, tot een maximum van:
      • 45 m² bij bouwpercelen tot 750 m²;
      • 60 m² bij bouwpercelen van 750 m² tot 1.500 m²;
      • 75 m² bij bouwpercelen vanaf 1.500 m².
7.5.2 Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen als bedoeld in 7.1.2 onder c, ten behoeve van het toestaan van een bed & breakfast-voorziening in een woning en/of de hierbij behorende bijgebouwen, met inachtneming van het volgende:

  • a. er mag geen sprake zijn van strijd met de voorwaarden die gelden ten aanzien van het toestaan van bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of hierbij behorende bijgebouwen, zoals genoemd in 7.5.1;
  • b. ten aanzien van de voorwaarde inzake het toegestane vloeroppervlak voor de bedrijfsmatige activiteit (7.5.1) mogen ruimtes die gemeenschappelijk worden gebruikt buiten beschouwing worden gelaten;
  • c. de toeristisch-recreatieve functie is ondergeschikt aan de hoofdfunctie;
  • d. er mag nachtverblijf worden verschaft aan maximaal 5 personen;
  • e. de toeristisch-recreatieve overnachtingsmogelijkheid mag niet als zelfstandige wooneenheid functioneren, waartoe realisatie van een aparte kookgelegenheid niet is toegestaan.
7.5.3 Rustpunt

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen als bedoeld in 7.1.2 onder d, ten behoeve van het toestaan van een rustpunt bij een woning, met inachtneming van het volgende:

  • a. er zijn maximaal 4 rustpunten binnen het plangebied toegestaan;
  • b. het rustpunt staat ten dienste van het ondersteunen van het toeristisch recreatief gebruik van het buitengebied.

Artikel 8 Leiding - Gas

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de instandhouding van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding, met de bestaande druk en diameter als maximum;
  • b. bijbehorende voorzieningen.
8.2 Bouwregels
  • a. Op of in de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde bestemming worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit het oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
  • b. De oppervlakte respectievelijk de bouwhoogte van een bouwwerk als bedoeld onder a mogen niet meer dan 10 m² respectievelijk 3 meter bedragen.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 onder a, teneinde het bouwen van bouwwerken overeenkomstig andere bestemmingen mogelijk te maken, voorzover:

  • a. de bouwwerken de veiligheid van de aardgastransportleiding en de energieleveringszekerheid niet schaden;
  • b. geen kwetsbaar object wordt toegelaten, en
  • c. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of de bouwwerken de belangen, bedoeld onder a, schaden, en welke beperkingen en voorschriften bij de omgevingsvergunning dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Omgevingsvergunningplicht

In het belang van het bepaalde in lid 8.1 is het verboden op of in de in lid 8.1 bedoelde gronden zonder omgevingsvergunning de volgende werken geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het permanent opslaan van goederen en/of stoffen;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
8.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 8.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. betrekking hebben op normaal agrarisch gebruik;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • e. worden uitgevoerd ten dienste van de bestemming 'Leiding - Gas'.
8.4.3 Toetsingscriterium bij vergunningverlening

De omgevingsvergunning voor de werken en werkzaamheden bedoeld in 8.4.1 kan slechts worden verleend indien en voor zover:

  • a. de werken of werkzaamheden de veiligheid van de aardgastransportleiding en de energieleveringszekerheid niet schaden;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of de werken en werkzaamheden de belangen, bedoeld onder a, schaden, en welke beperkingen en voorschriften dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 4

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere (hoofd)bestemmingen mogen binnen deze bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

9.2.2 Bouwen t.b.v. hoofdbestemming

Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn op de in lid 9.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
  • b. een bouwwerk of grondbewerkingen t.b.v. bouwwerken met een oppervlakte tot ten hoogste 250 m²;
  • c. mits het bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden van het bevoegd gezag op de in artikel 9.1 bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
9.4.2 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van 9.4.1 sub a geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek met bijbehorend rapport of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  • a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het doen van opgravingen;
  • c. begeleiding van de werkzaamheden door een archeologisch deskundige.

De resultaten van deze maatregelen of van het onderzoek dienen uiterlijk binnen twee jaar na afloop van het veldwerk te worden overlegd.

9.4.3 Uitzonderingen

Het verbod, als bedoeld in 9.4.1 is niet van toepassing indien:

  • a. de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 250 m²;
  • b. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning danwel bouwvergunning, aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
  • d. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  • a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.
11.2 Bestaande afstanden en andere maten
11.2.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

11.2.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet/Wet algemene bepalingen omgevingswet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

11.2.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 11.2.1 en 11.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Parkeernorm
  • a. Bij nieuwbouw, uitbreiding en/of functieverandering van een gebouw dient ten minste voldaan te worden aan het door de gemeente vastgestelde parkeerbeleid;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het bepaalde in sub a. van dit lid, indien wordt voorzien in een parkeervoorziening, die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is als bedoeld in sub a., daarbij rekening houdend met de reeds bestaande stedelijke ontwikkeling ter plaatse en de mogelijkheid van dubbelgebruik;
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen de parkeernorm als opgenomen in sub a. wijzigen, indien er een aanpassing of wijziging van het parkeerbeleid heeft plaatsgevonden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Recreatiepark De Wielerbaan'.