direct naar inhoud van Bijlagen bij de toelichting
Plan: Patrimonium
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0289.0037patrimonium-ONT1

Bijlagen bij de toelichting

 

Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek asbest

Bijlage 6 Vooronderzoek archeologie

Bijlage 7 Quickscan Herstructuringswijk Patrimonium

Bijlage 8 Aanvullend onderzoek 2013 Wijk Patrimonium

Bijlage 9 Soortgericht onderzoek Herstructuringswijk Patrimonium

Bijlage 10 Mitigatieplan wijk Patrimonium Wageningen

Bijlage 11 Activiteitenplan Patrimonium Wageningen

Bijlage 12 Werkprotocol Patrimonium Wageningen

Bijlage 13 Aanvraag Ontheffing artikel 75 flora- en faunawet

Bijlage 14 Ontheffing artikel 75 Flora- en faunawet

Bijlage 15 Wijkplan Patrimonium Vernieuwt

Bijlage 16 Akoestisch onderzoek Patrimonium

Bijlage 4 Nader bodemonderzoekBijlage 4 Nader bodemonderzoekBijlage 4 Nader bodemonderzoekBijlage 3 Verkennend bodemonderzoek asbestRegels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Patrimonium, met identificatienummer NL.IMRO.0289.0037patrimonium-ONT1 van de gemeente Wageningen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.7 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.8 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.9 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.10 gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.11 aanbouw

de toevoeging van afzonderlijke ruimten aan een woning;

1.12 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.13 Aio

Assistent in opleiding;

1.14 aan huis gebonden beroep

het uitoefenen van een vrij beroep waaronder verstaan wordt: een aan de persoon gebonden medisch (arts, tandarts e.d.), paramedisch (fysiotherapie, pedicure e.d.) administratief (adviesbureau, accountant e.d.) en daarmee gelijk te stellen beroep, niet zijnde een bedrijfsmatige activiteit;

1.15 aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteit

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, zoals siersmid, opticien, kap- en schoonheidssalon, uitzend- en reclamebureau, met uitzondering van prostitutiebedrijf, seksinrichting en/of escortbedrijf;

1.16 bebouwing

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.17 bestaand

  • bij bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • bij gebruik: het gebruik van gronden en opstellen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

1.18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 bouwen

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 bruto-vloeroppervlak

het totaal aantal vierkante meters in gebruik voor een bepaald doel, al dan niet verspreid over meerdere vloeren;

1.28 bijgebouw

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en dat qua afmetingen en functie al dan niet vrijstaand ondergeschikt is aan dat hoofd)gebouw;

1.29 escortbedrijf

de natuurlijke persoon of groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

1.30 evenement

een tijdelijke activiteit, al dan niet in de openbare lucht en al dan niet in tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, vermaak, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden;

1.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.33 kamerverhuur

de verhuur van niet-zelfstandige woonruimten binnen een woning aan personen voor bewoning;

1.34 NAP

het normaal amsterdams peil (NAP);

1.35 nutsvoorziening

een voorziening, uitsluitend of in hoofdzaak gericht op:

  • de levering van elektriciteit, gas, water en warmte;
  • de verzorging van telecommunicatie;
  • de afvoer en verwerking van afvalstoffen;

1.36 omgevingsvergunning

een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.37 oprit

verharding, gelegen voor de hoofdtoegang van een woning of bijbehorende garage;

1.38 overkapping

een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;

1.39 peil

  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

1.40 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.41 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.42 speelterrein

een al dan niet verhard terrein voor het uitvoeren van spelen en sport in de open lucht;

1.43 uitbouw

de vergroting van een bestaande ruimte van een woning;

1.44 uitstalling

een verplaatsbare voorziening, zoals een (markt)kraam, een wagen of een tafel, voor het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel aanbieden van diensten;

1.45 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;

2.7 de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel;

2.8 bebouwingspercentage

voor zover op de kaart een maximum bebouwingspercentage is aangegeven, is dit van toepassing op de oppervlakte van het terrein binnen het bouwvlak, dan wel bouwperceel.

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen wordt de goothoogte van een dakkapel buiten beschouwing gelaten.

Bij de toepassing van het bepaalde (ten aanzien van de plaatsing van gebouwen) ten aanzien van het bouwen (binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken) worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. voet- en (brom)fietspaden;
  • d. speelterreinen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, waterlopen en rioolbergingskelders;

met daaraan ondergeschikt de daarbij behorende:

  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. verhardingen.

3.2 Bouwregels

3.2.1

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van nutsvoorzieningen als bedoeld in lid 3.2.3.

3.2.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 4,00 meter mag bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 1,50 m mag bedragen.

3.2.3

Voor het bouwen van nutsvoorzieningen geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 3,00 meter bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. opslag of het laten opslaan van bagger en grondspecie;
  • b. opslag of het laten opslaan van vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
  • c. het gebruik van gronden en/of bebouwing ten behoeve van prostitutie en/of een seksinrichting en/of een escortbedrijf.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonstraten;
  • b. voet- en (brom)fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. uitstallingen;
  • h. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

en in beperkte mate voor:

  • i. tuinen, erven en terreinen;

met de daarbij behorende:

  • j. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.2.1

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van nutsvoorzieningen als bedoeld in lid 4.2.3.

4.2.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van deze bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet meer mag bedragen dan 5,00 meter.

4.2.3

Voor het bouwen van nutsvoorzieningen geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 3,00 meter bedragen.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. opslag of het laten opslaan van bagger en grondspecie;
  • b. opslag of het laten opslaan van vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden, seksinrichtingen en escortbedrijven.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep op maximaal 30% van het bruto-vloeroppervlak van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum per woning van:
    • 1. 45 m2 bij bouwpercelen tot 750 m2;
    • 2. 60 m2 bij bouwpercelen van 750 m2 tot 1.500 m2;
    • 3. 75 m2 bij bouwpercelen vanaf 1.500 m2;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kamerverhuur', is tevens kamerverhuur toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. moestuinen;
  • g. speelterreinen;
  • h. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • i. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • j. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • k. opritten;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.2.1

Voor het bouwen van gebouwen geldt een bebouwingspercentage per bouwperceel van maximaal 60%.

5.2.2

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouw- en goothoogte mogen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum goothoogte (m)' aangegeven bouw- en goothoogte bedragen;
  • c. het aantal te bouwen woningen bedraagt maximaal 149;
  • d. de diepte van de woningen bedraagt maximaal 15 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'diepte (m)' een maximale diepte is toegestaan van 22 meter.

5.2.3

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden minimaal 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd, met dien verstande dat voor de voorgevel van een hoofdgebouw een uitbouw in de vorm van een erker is toegestaan, mits:
    • 1. de horizontale diepte ten hoogste 1,00 meter bedraagt, met dien verstande dat de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden ten minste 2,50 meter bedraagt;
    • 2. voor zover de erker wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte ten hoogste 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 meter bedraagt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mag niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 30 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 150 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 60 % bedraagt;
    • 2. 50 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte van 150 m2 tot en met 500 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 60 % bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag respectievelijk niet meer dan 3,00 en 5,00 meter bedragen.

5.2.4

Voor het bouwen van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. nutsvoorzieningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 3,00 meter bedragen.

5.2.5

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1,00 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,00 meter bedragen.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.3 onder b voor het toestaan van een kortere afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot de voorgevel van een hoofdgebouw, mits:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de belangen van eigenaren en gebruikers van naburige percelen niet onevenredig worden geschaad.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • c. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  • d. het gebruik van gronden en/of bebouwing ten behoeve van prostitutiedoeleinden en/of een seksinrichting en/of een escortbedrijf;

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

6.2.1

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemming(en) mogen binnen deze bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

6.2.2

Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemming(en), zijn op de in lid 6.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 250 m2;
  • c. een bouwwerk waarbij het op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen indien uit archeologisch onderzoek, dan wel andere informatiebronnen blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden te beschermen en/of veilig te stellen door:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht, of;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige, en/of;
  • d. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 6.1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden dieper dan 0,30 meter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

6.5.2

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van lid 6.5.1 onder a geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  • a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het doen van opgravingen;
  • c. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

6.5.3

Het verbod, als bedoeld in lid 6.5.1 onder a is niet van toepassing, indien:

  • a. de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 250 m2;
  • b. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.5.1 of een ontgrondingsvergunning;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
  • d. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
    • 1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    • 2. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;
  • b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 vrijwaringszone - molenbiotoop

8.1.1 Aanduidingsomschrijving

De ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van een vrije windvang voor de molen en de bescherming van de cultuurhistorische waarde van de molen.

8.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemming(en) mag op deze gronden niet hoger worden gebouwd dan:

  • a. binnen een afstand van 166 meter van de molen: de bouwhoogte die gelijk is aan de stellinghoogte van de molen gemeten in meters + NAP;
  • b. binnen een afstand van 166 meter tot 400 meter van de molen: de bouwhoogte genoemd onder a vermeerderd met (de afstand tussen het bouwwerk en de molen -166 meter) / 50 gemeten in meters + NAP.

8.1.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.1.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), mits advies is verkregen van de provinciale molendeskundige.

8.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 8.1.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van gronden hoger dan de hoogte die op grond van het bepaalde in lid 8.1.2 is toegestaan voor bouwwerken;
  • b. het aanleggen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur met een bouwhoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in lid 8.1.2 is toegestaan voor bouwwerken;
  • c. het aanplanten van bomen en/of houtgewas en het aanbrengen van beplanting met een uitgroeihoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in lid 8.1.2 is toegestaan voor bouwwerken.

8.1.5

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.1.4 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het werk of de werkzaamheid dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de cultuurhistorische waarde van de molen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

8.1.6

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.1.4 wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van een onafhankelijk molendeskundige.

8.1.7

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.1.4 is nodig voor:

  • a. werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regels:

  • a. bij recht op de verbeelding middels een aanduiding of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits de bestemmingsgrenzen niet worden overschreden;
  • b. toegestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en kan worden toegestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 meter;
  • d. en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • e. en toestaan dat openbare nutsvoorzieningen, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, kunstobjecten, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw of kunstobject ten hoogste 50 m3 zal bedragen;
  • f. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte wordt verhoogd met maximaal 25% van de maximaal voorgeschreven bouwhoogte.

Artikel 10 Overige regels

Bij een verwijzing naar een wettelijke regeling is bedoeld de desbetreffende regeling, zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht bouwwerken

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 12 Overgangsrecht gebruik

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Patrimonium.

Bijlage 4 Nader bodemonderzoek

Bijlage 6 Vooronderzoek archeologie

Bijlage 7 Quickscan Herstructuringswijk Patrimonium

Bijlage 8 Aanvullend onderzoek 2013 Wijk Patrimonium

Bijlage 9 Soortgericht onderzoek Herstructuringswijk Patrimonium

Bijlage 10 Mitigatieplan wijk Patrimonium Wageningen

Bijlage 11 Activiteitenplan Patrimonium Wageningen

Bijlage 12 Werkprotocol Patrimonium Wageningen

Bijlage 13 Aanvraag Ontheffing artikel 75 flora- en faunawet

Bijlage 14 Ontheffing artikel 75 Flora- en faunawet

Bijlage 15 Wijkplan Patrimonium Vernieuwt

Bijlage 16 Akoestisch onderzoek Patrimonium

Bijlage 4 Nader bodemonderzoekBijlage 4 Nader bodemonderzoekBijlage 4 Nader bodemonderzoekBijlage 3 Verkennend bodemonderzoek asbestRegels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Patrimonium, met identificatienummer NL.IMRO.0289.0037patrimonium-ONT1 van de gemeente Wageningen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.7 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.8 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.9 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.10 gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.11 aanbouw

de toevoeging van afzonderlijke ruimten aan een woning;

1.12 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.13 Aio

Assistent in opleiding;

1.14 aan huis gebonden beroep

het uitoefenen van een vrij beroep waaronder verstaan wordt: een aan de persoon gebonden medisch (arts, tandarts e.d.), paramedisch (fysiotherapie, pedicure e.d.) administratief (adviesbureau, accountant e.d.) en daarmee gelijk te stellen beroep, niet zijnde een bedrijfsmatige activiteit;

1.15 aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteit

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, zoals siersmid, opticien, kap- en schoonheidssalon, uitzend- en reclamebureau, met uitzondering van prostitutiebedrijf, seksinrichting en/of escortbedrijf;

1.16 bebouwing

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.17 bestaand

  • bij bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • bij gebruik: het gebruik van gronden en opstellen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

1.18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 bouwen

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 bruto-vloeroppervlak

het totaal aantal vierkante meters in gebruik voor een bepaald doel, al dan niet verspreid over meerdere vloeren;

1.28 bijgebouw

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en dat qua afmetingen en functie al dan niet vrijstaand ondergeschikt is aan dat hoofd)gebouw;

1.29 escortbedrijf

de natuurlijke persoon of groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

1.30 evenement

een tijdelijke activiteit, al dan niet in de openbare lucht en al dan niet in tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, vermaak, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden;

1.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.33 kamerverhuur

de verhuur van niet-zelfstandige woonruimten binnen een woning aan personen voor bewoning;

1.34 NAP

het normaal amsterdams peil (NAP);

1.35 nutsvoorziening

een voorziening, uitsluitend of in hoofdzaak gericht op:

  • de levering van elektriciteit, gas, water en warmte;
  • de verzorging van telecommunicatie;
  • de afvoer en verwerking van afvalstoffen;

1.36 omgevingsvergunning

een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.37 oprit

verharding, gelegen voor de hoofdtoegang van een woning of bijbehorende garage;

1.38 overkapping

een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;

1.39 peil

  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

1.40 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.41 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.42 speelterrein

een al dan niet verhard terrein voor het uitvoeren van spelen en sport in de open lucht;

1.43 uitbouw

de vergroting van een bestaande ruimte van een woning;

1.44 uitstalling

een verplaatsbare voorziening, zoals een (markt)kraam, een wagen of een tafel, voor het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel aanbieden van diensten;

1.45 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;

2.7 de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel;

2.8 bebouwingspercentage

voor zover op de kaart een maximum bebouwingspercentage is aangegeven, is dit van toepassing op de oppervlakte van het terrein binnen het bouwvlak, dan wel bouwperceel.

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen wordt de goothoogte van een dakkapel buiten beschouwing gelaten.

Bij de toepassing van het bepaalde (ten aanzien van de plaatsing van gebouwen) ten aanzien van het bouwen (binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken) worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. voet- en (brom)fietspaden;
  • d. speelterreinen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, waterlopen en rioolbergingskelders;

met daaraan ondergeschikt de daarbij behorende:

  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. verhardingen.

3.2 Bouwregels

3.2.1

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van nutsvoorzieningen als bedoeld in lid 3.2.3.

3.2.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 4,00 meter mag bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 1,50 m mag bedragen.

3.2.3

Voor het bouwen van nutsvoorzieningen geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 3,00 meter bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. opslag of het laten opslaan van bagger en grondspecie;
  • b. opslag of het laten opslaan van vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
  • c. het gebruik van gronden en/of bebouwing ten behoeve van prostitutie en/of een seksinrichting en/of een escortbedrijf.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonstraten;
  • b. voet- en (brom)fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. uitstallingen;
  • h. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

en in beperkte mate voor:

  • i. tuinen, erven en terreinen;

met de daarbij behorende:

  • j. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.2.1

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van nutsvoorzieningen als bedoeld in lid 4.2.3.

4.2.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van deze bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet meer mag bedragen dan 5,00 meter.

4.2.3

Voor het bouwen van nutsvoorzieningen geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 3,00 meter bedragen.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. opslag of het laten opslaan van bagger en grondspecie;
  • b. opslag of het laten opslaan van vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden, seksinrichtingen en escortbedrijven.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep op maximaal 30% van het bruto-vloeroppervlak van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum per woning van:
    • 1. 45 m2 bij bouwpercelen tot 750 m2;
    • 2. 60 m2 bij bouwpercelen van 750 m2 tot 1.500 m2;
    • 3. 75 m2 bij bouwpercelen vanaf 1.500 m2;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kamerverhuur', is tevens kamerverhuur toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. moestuinen;
  • g. speelterreinen;
  • h. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • i. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • j. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • k. opritten;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.2.1

Voor het bouwen van gebouwen geldt een bebouwingspercentage per bouwperceel van maximaal 60%.

5.2.2

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouw- en goothoogte mogen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum goothoogte (m)' aangegeven bouw- en goothoogte bedragen;
  • c. het aantal te bouwen woningen bedraagt maximaal 149;
  • d. de diepte van de woningen bedraagt maximaal 15 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'diepte (m)' een maximale diepte is toegestaan van 22 meter.

5.2.3

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden minimaal 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd, met dien verstande dat voor de voorgevel van een hoofdgebouw een uitbouw in de vorm van een erker is toegestaan, mits:
    • 1. de horizontale diepte ten hoogste 1,00 meter bedraagt, met dien verstande dat de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden ten minste 2,50 meter bedraagt;
    • 2. voor zover de erker wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte ten hoogste 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 meter bedraagt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mag niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 30 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 150 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 60 % bedraagt;
    • 2. 50 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte van 150 m2 tot en met 500 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 60 % bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag respectievelijk niet meer dan 3,00 en 5,00 meter bedragen.

5.2.4

Voor het bouwen van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. nutsvoorzieningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 3,00 meter bedragen.

5.2.5

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1,00 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,00 meter bedragen.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.3 onder b voor het toestaan van een kortere afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot de voorgevel van een hoofdgebouw, mits:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de belangen van eigenaren en gebruikers van naburige percelen niet onevenredig worden geschaad.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • c. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  • d. het gebruik van gronden en/of bebouwing ten behoeve van prostitutiedoeleinden en/of een seksinrichting en/of een escortbedrijf;

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

6.2.1

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemming(en) mogen binnen deze bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

6.2.2

Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemming(en), zijn op de in lid 6.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 250 m2;
  • c. een bouwwerk waarbij het op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen indien uit archeologisch onderzoek, dan wel andere informatiebronnen blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden te beschermen en/of veilig te stellen door:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht, of;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige, en/of;
  • d. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 6.1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden dieper dan 0,30 meter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

6.5.2

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van lid 6.5.1 onder a geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  • a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het doen van opgravingen;
  • c. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

6.5.3

Het verbod, als bedoeld in lid 6.5.1 onder a is niet van toepassing, indien:

  • a. de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 250 m2;
  • b. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.5.1 of een ontgrondingsvergunning;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
  • d. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
    • 1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    • 2. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;
  • b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 vrijwaringszone - molenbiotoop

8.1.1 Aanduidingsomschrijving

De ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van een vrije windvang voor de molen en de bescherming van de cultuurhistorische waarde van de molen.

8.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemming(en) mag op deze gronden niet hoger worden gebouwd dan:

  • a. binnen een afstand van 166 meter van de molen: de bouwhoogte die gelijk is aan de stellinghoogte van de molen gemeten in meters + NAP;
  • b. binnen een afstand van 166 meter tot 400 meter van de molen: de bouwhoogte genoemd onder a vermeerderd met (de afstand tussen het bouwwerk en de molen -166 meter) / 50 gemeten in meters + NAP.

8.1.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.1.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), mits advies is verkregen van de provinciale molendeskundige.

8.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 8.1.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van gronden hoger dan de hoogte die op grond van het bepaalde in lid 8.1.2 is toegestaan voor bouwwerken;
  • b. het aanleggen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur met een bouwhoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in lid 8.1.2 is toegestaan voor bouwwerken;
  • c. het aanplanten van bomen en/of houtgewas en het aanbrengen van beplanting met een uitgroeihoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in lid 8.1.2 is toegestaan voor bouwwerken.

8.1.5

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.1.4 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het werk of de werkzaamheid dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de cultuurhistorische waarde van de molen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

8.1.6

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.1.4 wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van een onafhankelijk molendeskundige.

8.1.7

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.1.4 is nodig voor:

  • a. werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regels:

  • a. bij recht op de verbeelding middels een aanduiding of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits de bestemmingsgrenzen niet worden overschreden;
  • b. toegestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en kan worden toegestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 meter;
  • d. en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • e. en toestaan dat openbare nutsvoorzieningen, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, kunstobjecten, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw of kunstobject ten hoogste 50 m3 zal bedragen;
  • f. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte wordt verhoogd met maximaal 25% van de maximaal voorgeschreven bouwhoogte.

Artikel 10 Overige regels

Bij een verwijzing naar een wettelijke regeling is bedoeld de desbetreffende regeling, zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht bouwwerken

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 12 Overgangsrecht gebruik

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Patrimonium.