direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nudepark II, fase 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0289.0019nudepark2fase1-VSG1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt in artikel 3.1 dat via een bestemmingsplan goede ruimtelijke ordening moet worden toegepast. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een aantal handreikingen en voorwaarden opgenomen waaraan een bestemmingsplan moet voldoen. Goede ruimtelijke ordening hangt direct samen met een aantal andere beleidsterreinen, zoals water en milieu. Al die onderwerpen komen in hoofdstuk 4 aan de orde in het kader van de uitvoerbaarheidstoets. Hoofdstuk 2 – beschrijving van het plan, 3 – beleidskader en 4 – uitvoerbaarheid tezamen bepalen of voldaan wordt aan het criterium van een goede ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 5 wordt de wijze van bestemmen weerspiegelt zoals die in de bijbehorende regels worden opgenomen. Anders gezegd wordt weergegeven welke functies worden toegestaan die de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) mag uitoefenen. In hoofdstuk 6 wordt de gevolgde procedure weergegeven.

1.1 Aanleiding

De gemeente Wageningen is voornemens tezamen met Klok Ontwikkeling een nieuw bedrijventerrein te realiseren, ten zuidwesten van de kern Wageningen. Het betreft de locatie Nudepark II en omvat een uitbreiding van de bestaande bedrijventerreinen Nudepark en Nude 1980. Met de ontwikkeling wordt mede een essentiële bijdrage geleverd aan de gewenste herstructurering van deze bestaande bedrijventerreinen.

Het plangebied heeft op grond van het vigerend bestemmingsplan Buitengebied de bestemmingen Agrarische waarden en Agrarisch - Onderzoek en Onderwijs. De beoogde ontwikkeling kan op grond van de geldende bestemmingen niet worden gerealiseerd. Een herziening van het bestemming is hiermee noodzakelijk, waarin met voorliggend plan wordt voorzien.

1.2 Ligging van het plangebied

Het plangebied omvat de locatie Nudepark II, fase 1 ten zuidwesten van de kern Wageningen en ten noorden van de Rijn. Het plangebied wordt aan de noord- en zuidzijde begrensd door respectievelijk de wegen Lawickse Allee en Wageningse Afweg. Aan de oostzijde sluit het plangebied direct aan op het bestaande bedrijventerrein Nudepark. Ten westen van het plangebied bevindt zich het buitengebied van de gemeente Wageningen, met een hoofdzakelijk agrarische functie. Een visuele weergave van het plangebied is opgenomen in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0019nudepark2fase1-VSG1_0001.png"

Ligging plangebied bron: Google Earth

1.3 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied, dat is vastgesteld door de gemeenteraad van Wageningen op 30 september 2013. De gronden hebben in dit bestemmingsplan de bestemming 'Agrarisch - Onderzoek en Onderwijs', die primair zijn bestemd voor het bieden van ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden voor het landbouwonderzoek en -onderwijs. Daarnaast gelden, ter plaatse, doeleinden ten aanzien van de instandhouding van de historische wegenstructuur ter ontsluiting van het gebied, de versterking van de landschapsstructuur, de versterking van de algemene natuurkwaliteit en de verhoging van het recreatief medegebruik. Er zijn geen bouwvlakken binnen het plangebied aanwezig.

In het westelijk deel van het plangebied geldt de bestemming Agrarisch met waarden. De gronden zijn, ter plaatse, primair bestemd voor het behoud en de ontwikkeling van de agrarische productiestructuur. Daarnaast gelden, ter plaatse, doeleinden ten aanzien van de instandhouding van de bestaande wegenstructuur ter ontsluiting van het gebied, de versterking van de algemene natuurkwaliteit, de versterking van de landschapsstructuur, en de bevordering van het recreatief medegebruik. Er zijn geen bouwvlakken binnen het plangebied aanwezig.

Tot slot bevindt zich in het westelijk deel van het plangebied de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding ten behoeve van bovengronds transport van elektriciteit, waarmee deze gronden zijn bestemd voor leidingstroken, met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.4 Opzet van het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is opgesteld binnen de vigeur van de nieuwe Wro, die sinds 1 juli 2008 van kracht is. Hierin is een wettelijk verplichting opgenomen om bestemmingsplannen en andere ruimtelijke besluiten in digitale vorm vast te stellen. In de Wro en het Bro zijn nadere regelingen opgenomen om het betrouwbaar beschikbaar stellen en vergelijkbaar maken van ruimtelijke plannen en besluiten te bevorderen. Dit door het gebruik van standaarden voor de vormgeving, inrichting en beschikbaarstelling en voor de opzet en inrichting van de regels die bij een bestemmingsplan worden gegeven.

Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd en in die vorm vastgesteld.

Een volledige verbeelding daarvan wordt gelijktijdig vastgesteld. Het bestemmingsplan omvat deze toelichting, de bijlagen bij de toelichting, de regels, de bijlagen bij de regels en de verbeelding (schaal 1:1000).

Indien na vaststelling de inhoud van het langs elektronische weg vastgelegde bestemmingsplan en die van de verbeelding daarvan tot een verschillende uitleg aanleiding geeft, is de eerstbedoelde inhoud beslissend.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de bestaande en toekomstige situatie van het plangebied en het ruimtelijk effect van dit bestemmingsplan.

2.1 Bestaande situatie

Het plangebied heeft een oppervlak van circa 185.000 m² en biedt in de bestaande situatie ruimte aan proefvelden van Wageningen UR en agrarische percelen. In het westen van het plangebied is een hoogspanningsleiding aanwezig. Het plangebied wordt aan de noord- en zuidzijde begrensd door de wegen Lawickse Allee en Wageningse Afweg. Aan de oostzijde bevindt zich het bedrijventerrein Nudepark en het Rijksmonument Nudenoord, een villa uit 1842.

2.2 Toekomstige situatie

2.2.1 Inleiding

Op 30 juni 2003 heeft de gemeenteraad van de gemeente Wageningen ingestemd met de doelstellingen van het bedrijventerrein Nudepark II en een Plan van aanpak vastgesteld. Uitgangspunt daarbij was de koppeling van de ontwikkeling van Nudepark II aan de revitalisering en herstructurering van de bestaande en deels verouderde bedrijventerreinen Nudepark en Nude 1980. Een voorwaarde om deze herstructurering op te pakken is de beschikbaarheid van nieuwe bedrijfskavels op Nudepark II, fase 1. De benodigde gronden die in deze nieuwe kavels moeten voorzien, zijn in eigendom van een private partij (Klok Ontwikkeling). Deze partij doet een beroep op zelfrealisatie.

In 2011 is voor het plangebied een stedenbouwkundig schetsontwerp op hoofdlijnen opgesteld. Aansluitend op dit plan is, mede op basis van beleidsvoornemens uit diverse beleidsnota's en de resultaten van meerdere onderzoeken, een kadernota opgesteld voor de ontwikkeling van de locatie Nudepark II, fase 1. Deze nota is op 12 maart 2012 vastgesteld door de gemeenteraad. Vervolgens is het stedenbouwkundig schetsontwerp op hoofdlijnen uitgewerkt tot een gedetailleerder stedenbouwkundig plan en een verkavelingsplan.

2.2.2 Noodzaak en behoefte

Wettelijke eisen (ladder duurzame verstedelijking)

In artikel 3.1.6 lid 2 van Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de plantoelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing.

In de onderbouwing dienen de volgende vragen beantwoord te worden:

  • 1. voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte;
  • 2. kan binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio in de behoefte worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  • 3. wanneer blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld (m.a.w. zorgen voor optimale inpassing en bereikbaarheid).

Actuele regionale behoefte

In het Regionaal Programma Bedrijventerrein (RPB) van Food Valley is de ontwikkeling van Nudepark II, fase 1 (6 hectare in fase 1 en nog 6 hectare in fase 2) opgenomen. Het RPB vormt de basis voor de afspraken die regio en provincie hebben gemaakt over de ontwikkeling van bedrijventerreinen, zoals vastgelegd in de omgevingsvisie van de provincie Gelderland. Het RPB heeft als belangrijkste doel om het bedrijventerreinenaanbod zowel kwantitatief als kwalitatief zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte. Op basis van de geprognosticeerde behoefte zijn regionale keuzes gemaakt welke terreinen nog wel en welke niet meer ontwikkeld kunnen worden. Het RPB is zowel door de regionaal samenwerkende gemeenten als Gedeputeerde Staten ondertekend. Het RPB beoogt een 'dynamisch' document te zijn. Jaarlijks wordt bekeken wat de stand van zaken is omtrent de actuele ruimtevraag naar nieuw te ontwikkelen werklocaties.

Nudepark II, fase 1 is opgenomen met status groen. Dit betekent dat de ontwikkeling voortgezet kan worden. Onderdeel van dit vervolg is onderzoek naar de regionale behoefte. Dit onderzoek is uitgevoerd in januari 2015 door onderzoeks- en adviesbureau Stec Groep. Het rapport van Stec is als bijlage 1 bijgesloten bij deze toelichting. Hieronder worden de bevindingen van Stec samengevat weergegeven.

Marktregio

Voor het bepalen van de regionale behoefte aan bedrijventerrein is gekeken naar de potentiële vraag in de marktregio. Nudepark II, fase 1 richt zich op het (boven)lokaal midden- en kleinbedrijf. Het is daardoor aannemelijk dat de marktregio voor Nudepark II, fase 1 een gebied van circa 15 autokilometers betreft.

Kwantitatief

De potentiële marktvraag, binnen de marktregio, voor Nudepark II, fase 1 bestaat uit drie deelaspecten, te weten de uitbreidings- en vervangingsvraag (opgenomen in de prognoses van de provincie Gelderland en deel uit makend van het RPB) en extra vraag door beleidsambities.

Uitbreidingsvraag

De provinciale vraagraming (van Gelderland) is recent geüpdatet (2013) waardoor de effecten van de crisis zijn meegenomen. Uit deze raming blijkt dat de Food Valley (Gelderse en Utrechtse gemeenten) voor de periode 2014 tot en met 2025 een autonome uitbreidingsvraag kent van in totaal 78 hectare netto. De inschatting op basis van diverse factoren is dat de marktregio een aandeel van 60 tot 65% heeft in de marktvraag van deze regio. Dat komt neer op een autonome vraag naar bedrijventerrein in de marktregio van 45-50 hectare netto.

Vervangingsvraag

Het RPB gaat uit van een totale vervangingsvraag van 44 hectare netto als gevolg van onttrekking van het aanbod. Verplaatsing/ uitplaatsing van bedrijven gevestigd in (woon)kernen en in het buitengebied, waarbij de bedrijfsactiviteiten niet wenselijk zijn, wordt nagestreefd. In totaal gaat het om circa 15 hectare netto bedrijfsverplaatsingen/-uitplaatsingen uit in de marktregio gelegen terreinen en solitaire locaties. Ook hiervoor moet regionaal voldoende (schuif)ruimte beschikbaar zijn.

Beleidsopgaven

De extra vraag als gevolg van beleidsopgaven bestaat uit: (1) extra bedrijvigheid vanwege Food Valley ambities, (2) extra bedrijvigheid als gevolg van overloop vanuit de Randstad, en (3) extra vraag vanwege logistieke aantrekkingskracht. Voor Food Valley wordt een minimale vraag door beleidsopgaven geschat op 20 ha in de periode 2014 tot en met 2020. Het gaat vooral om vraag naar grootschalige of zeer specifiek gesegmenteerde kavels.

Kwalitatief

Vraag uitgesplitst naar sectoren

In Wageningen en omgeving (marktregio) is een groot deel van de bedrijventerreinen in gebruik door de traditionele en reguliere ruimtegebruikers. Naar de toekomst toe zal er geen grote verschuiving plaatsvinden. Binnen de marktregio komt de grootste vraag nog altijd van logistieke bedrijven (circa 40 tot 50% van de vraag inclusief een deel van de vraag naar handel) en industrie/productiebedrijven. Het marktaandeel van de industrie/productie krimpt weliswaar, maar omvat nog steeds circa 30%. Samen zijn deze sectoren goed voor 70-80% van de totale ruimtevraag. Overige doelgroepen bedragen circa 20% van de vraag. Het gaat om bouw, consumentendiensten en zorggerelateerde of leisurefuncties.

Vraag uitgesplitst naar grootteklasse/ kavelgrootte

In de logistieke sector (de grootste ruimtevrager) is sprake van schaalvergroting die ervoor zorgt dat er een toename zichtbaar is in de vraag naar grote kavels. Er is relatief weinig vraag in deze sector naar kleinere kavels. In de sector industrie en productie is er sprake van een toename in kleinschalige MKB bedrijven. Er vinden hoofdzakelijk kleinere transacties plaats. Middelgrote bedrijven zijn nog steeds dominant in de sector. Handel en reparatie betreffen hoofdzakelijk kleinere bedrijven in business to business of to consumer. Denk aan handel of reparatie in auto's, installatietechniek, bouwbedrijven, etc. Het gros van deze bedrijven is kleinschalig. Consumentendiensten betreft kantoorachtige bedrijfsruimte en perifere detailhandel. Het gaat vooral om kleinschalige en middelgrote bedrijven.

De totale vraag in de marktregio komt neer op 80 tot 85 hectare tot en met 2025. Verdeeld naar grootteklasse van de kavels betreft dit op basis van bovenstaande analyse 25 hectare kleinschalig (tot 7.500 m² kavel), 41 hectare middelgroot (7.500 m² tot 30.000 m² kavel) en 19 hectare grootschalig (>30.000 m² kavel).

Tijdens de behandeling in de raad van de het ontwerpbestemmingsplan en het beeldkwaliteitplan voor Nudepark II, fase op 28 september 2015 heeft de gemeenteraad verzocht om aanvullend onderzoek naar de ruimtelijke aspecten.

De raad vroeg om een aanvullend onderzoek naar vraag en aanbod in Wageningen e.o. en gaf aan het van belang te vinden dat dit aanvullende onderzoek door een onafhankelijke partij in opdracht van de gemeente Wageningen zou worden uitgevoerd. De gemeente heeft Ecorys gevraagd het benodigde, aanvullende onderzoek te verrichten en daarin tevens een inschatting te geven van de risico's als de raad na verstrekking van de aanvullende informatie zou komen tot een besluit over het bestemmingsplan Nudepark II inhoudende: ongewijzigde vaststelling, gewijzigde vaststelling of niet vaststellen.

Dit onderzoek is uitgevoerd door Ecorys in maart van 2016. Het rapport van Ecorys is als bijlage 2 bijgesloten bij deze toelichting. Hieronder worden de bevindingen van Ecorys samengevat weergegeven: Ecorys heeft in het aanvullende onderzoek in de eerste plaats de methoden, uitgangspunten en conclusies van het eerdere onderzoek van STEC naar de regionale behoefte getoetst. Het oordeel van Ecorys over dit onderzoek is positief. In de studie van STEC zijn valide methoden en logische uitgangspunten gehanteerd en de conclusies die t.a.v. de ruimtelijke effecten van Nudepark II, fase 1 worden getrokken, zijn plausibel.

Mogelijkheden binnen bestaand stedelijk gebied

Voor het aanbod zijn drie aspecten beoordeeld: bestaand, leegstaand vastgoed in de marktregio, (her)uitgeefbare ruimte op bestaande terreinen in marktregio en uitgeefbare terreinen met vergelijkbare vestigingscondities in marktregio en daarbuiten.

Bestaand, leegstaand vastgoed

Uit de leegstandsanalyse blijkt dat, hoewel het aantal relatief kleinschalige panden in de marktregio aanzienlijk is, het totale aanbod nog onder de frictieleegstandsnorm ligt en in Wageningen praktisch ontbreekt. Er is in Wageningen sprake van een zeer krappe aanbodsituatie voor regulier MKB uit diverse sectoren. Dit betekent dat er voor (acuut) ruimtezoekende bedrijven weinig tot geen schuifruimte is.

Potentiële opvang door inbreiding op bestaande (verouderde) bedrijventerreinen

Herontwikkeling en/of transformatie zijn voor de opvang van lokaal MKB weliswaar aantrekkelijk. Echter, geconstateerd is dat in Wageningen de bestaande bedrijventerreinen beperkt verouderd zijn en dat er zeer beperkt sprake is de komende jaren van herontwikkeling of herinvulling van bestaande terreinen. Ook in de marktregio is weliswaar sprake van enige veroudering, maar geen grootschalige private herontwikkeling waardoor nieuwe meters en kavels beschikbaar komen.

Potentiële opvang op in uitgifte zijnde bedrijventerreinen en nieuwe terreinen in omliggende gemeenten

Diverse gemeenten in de marktregio hebben plannen voor of ontwikkelen bedrijventerrein. In het marktonderzoek hebben we een analyse gemaakt van deze (harde) plancapaciteit en bestaand stedelijk gebied (en de beperkingen/kansen in de bestaande bestemmingsplannen). Wat blijkt is dat diverse terreinen ontwikkeld worden met een specifiek label of gericht zijn op specifieke doelgroepen (grootschalig, kantoorachtig, campusachtig of kennisintensief). Een aantal belangrijke conclusies uit de analyse:

Nog te ontwikkelen bedrijventerreinen in Wageningen kennen een zeer specifiek label en richten zich op kennisintensieve bedrijvigheid en kantoren. Hierdoor kan een groot deel van de reguliere vraag zich niet vestigen op deze locaties. Er is - buiten leegstaande panden - geen aanbod in Wageningen voor deze doelgroep.

Voor reguliere MKB bedrijven die een kavel zoeken kleiner dan 7.500 m² is het aanbod in de marktregio eveneens beperkt. In totaal gaat het om circa 9 hectare aanbod in terreinen en harde plannen die zich qua profilering richten op deze doelgroep.

Er is meer aanbod dat in potentie de vraag naar kleinschalige kavels kan bedienen. Echter de vraag naar middelgrote en grootschalige kavels (>7.500 m²) kan slechts op enkele terreinen in de marktregio gefaciliteerd worden. Omdat een groot deel van de vraag middelgroot tot grootschalig is zien we hier een mismatch met het aanbod. Hierdoor verwachten we dat slechts een beperkt deel van de vraag naar kleinschalige kavels (circa 5 hectare) op dergelijke terreinen zal landen.

Ecorys heeft vervolgens in lijn met de behoeften van de Wageningse gemeenteraad op een aantal hierboven beschreven punten aanvullend onderzoek verricht. De belangrijkste conclusies hiervan zijn:

De leegstand in het marktgebied van Nudepark II, fase 1 biedt onvoldoende ruimte voor de totale geraamde vraag. Ook als het aanbod aan (leegstaande) bedrijfsruimten in een woonomgeving in ogenschouw wordt genomen.

In het onderzoek van STEC zijn niet specifiek de effecten van de revitalisering van bedrijvenpark Industrieweg e.o. geanalyseerd. Uit een analyse van het revitaliseringsplan en contact met de personen die direct bij de revitalisering zijn betrokken, blijkt dat het niet in de rede ligt dat er in de periode tot 2025 extra ruimtevraag als gevolg van de revitalisering van Industrieweg e.o. in het marktgebied van Nudepark II, fase 1 ontstaat. Dit betekent dat de vervangingsvraag zoals deze eerder door STEC is geraamd, plausibel is.

Een uitsplitsing in milieucategorieën is niet van invloed op de omvang van de behoefteraming zoals deze eerder door STEC voor Nudepark II, fase 1 is opgesteld. Een uitsplitsing in omvangsklassen wèl. Uitgaande van de eerder (relatief conservatief) opgestelde vraagraming van STEC en een verbijzondering binnen het segment tot 7.500 m² wordt de behoefte aan de kavels zoals deze op Nudepark II (fase 1) zijn voorzien door Ecorys ingeschat op 6 tot 7 ha.

De verbijzonderde behoefteraming rechtvaardigt daarmee (ook) de ontwikkeling van fase 1 van Nudepark II. Hier is immers een bedrijventerrein van 6 ha voorzien. De ruimtelijke effecten als gevolg van de ontwikkeling van Nudepark II, fase 1 in termen van extra leegstand, versnelde veroudering en dalende vastgoedwaarden zijn te verwaarlozen. Bovendien kunnen deze effecten met een goede fasering van de uitgifte worden gestuurd en (daarmee) worden geminimaliseerd.

Samengevat blijkt dat de leegstand onder frictie ligt (en feitelijk dus een krappe marktsituatie bestaat), dat bedrijventerreinen (vooral in Wageningen) er goed bij liggen en niet of nauwelijks in aanmerking komen voor grootschalige herontwikkeling en dat het beschikbare en geplande aanbod (hard en onherroepelijk bestemmingsplan) zich vooral richt op grootschalig (of voor specifiek label geschikt zijn). Juist voor lokaal MKB is het aanbod beperkt. De ontwikkeling van Nudepark II fase 1 past daarmee binnen de regionale afspraken en voorziet in een behoefte die niet opgevuld kan worden in bestaand stedelijk gebied (of onaanvaardbare gevolgen heeft voor bestaand stedelijk gebied).

Optimale inpassing en bereikbaarheid

Het beleid voor de verstedelijking gaat niet uit van nabijheid maar van multimodale bereikbaarheid.

De ontwikkeling van Nudepark II, fase 1 voldoet aan de eisen die provinciaal aan intergemeentelijke bedrijventerreinen binnen de marktregio worden gesteld. Het terrein wordt immers in aansluiting op een bestaand bedrijventerrein (Nudepark I) gerealiseerd en biedt ruimte aan een passend milieuregime (maximaal hindercategorie 3). Het plangebied wordt ontsloten via het bestaande bedrijventerrein Nudepark I. Een aansluiting wordt gerealiseerd op de weg Nudepark met een directe verbinding op de N225 via de rotonde aan het begin van Nudepark. Een nieuwe (eigen) ontsluiting op de N225 is onwenselijk omdat dit de doorstroming zou kunnen belemmeren. Gezien het karakter van het bedrijventerrein; het (boven)lokaal midden- en kleinbedrijf is een ontsluiting via een provinciale weg aannemelijk en afdoende.

Bedrijventerrein Nudepark II, fase 1 wordt passend ontsloten. Het plangebied is, zoals gezegd, gelegen naast de N225, een provinciale weg die in directe verbinding staat met de ruit van Wageningen (Kortenoordallee, Nijenoordallee, Diedenweg en Mansholtlaan). Op deze wijze zijn A12, A50 en A15 bereikbaar. Momenteel is de provincie Gelderland bezig met een onderzoek naar een betere doorstroming van de N781. De doorstroming van het verkeer op de N781 vanaf de A12 naar de belangrijke bestemmingen in Wageningen en in omgekeerde richting is een probleem. Wageningen ontwikkelt zich als het centrum van Food Valley. Dit levert economische kansen op: een goede bereikbaarheid is daarvoor essentieel. Er zijn twee oplossingen aangedragen voor een verbetering van de ontsluiting. Een nieuwe route om Wageningen Campus of verbreding van de bestaande N781. Besluitvorming hierover vindt plaats na vaststelling van dit bestemmingsplan. Beiden oplossingen dragen hoe dan ook bij aan een snellere verbinding met de A12 voor Nudepark II, fase 1 in de toekomst.

De hoofdontsluitingsweg voor fietsverkeer richting Nudepark II, fase 1 is de N225. Vanuit het centrum zijn goed onderhouden geasfalteerde fietspaden langs de provinciale weg aanwezig. Na de rotonde bij Nudepark zijn geen losliggende fietspaden meer aanwezig. Het fietsverkeer bevindt zich dan op de rijbaan. Een andere ontsluiting voor langzaam verkeer loopt via de Lawickse Allee, de weg Nudepark en de Grebbedijk. Binnen het nieuwe bestemmingsplan is er een dermate breed wegprofiel bestemd dat er voldoende ruimte is voor fietsverkeer.

Met het openbaar vervoer is het bedrijventerrein te bereiken met bus 45,50 en 80 met een halte aan de N225 ( Halte 'Nudenoord'). Van de bushalte is het circa 200 meter lopen naar het begin van het plangebied door het bestaande bedrijventerrein Nudepark. Aangenomen wordt dat dit een redelijke afstand is om af teleggen voor reizigers die met het openbaar vervoer Nudepark II, fase 1 willen bereiken.

Conclusie

Met het bovenstaande is de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. De ontwikkeling van Nudepark II, fase 1 voorziet in een actuele regionale behoefte en leidt niet tot negatieve ruimtelijke effecten. De ontwikkeling van het bedrijventerrein voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

2.2.3 Kadernota

De gemeente Wageningen heeft op 12 maart 2012 de kaders voor de bedrijventerrein ontwikkeling Nudepark II, fase 1 vastgesteld in de vorm van een kadernota. De kaders zijn opgesteld op basis van het RPB en diverse beleidsnota's. Daarnaast wordt in de kaders aandacht besteed aan de ter plaatse geldende wetgeving en bijbehorend beleid. De kaders, die in het navolgende zijn opgesomd, hebben betrekking op het op te stellen bestemmingsplan. Deze kaders vormen het ruimtelijke en programmatische toetsingskader voor het bestemmingsplan. Afwijkingen hiervan zijn slechts mogelijk indien hiervoor bestuurlijke instemming is verkregen.


De kaders voor het bestemmingsplan voor de bedrijventerrein ontwikkeling Nudepark II, fase 1 zijn:

  • 1. Voor het op te stellen bestemmingsplan Nudepark II, fase 1 aansluiten bij het Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) door 6 hectare netto uitgifte mogelijk te maken;
  • 2. De vigerende bestemming voor Nudepark II, fase 2, wordt conserverend meegenomen in het op te stellen bestemmingsplan Nudepark II, fase 1;
  • 3. De gehele waterberging van Nudepark II, in fase 1, ter plaatse van de hoogspanningsleiding mogelijk maken;
  • 4. De waterberging van Nudepark I via Nudepark II verbinden met de waterberging van Nudepark II, waardoor er een integrale waterberging ontstaat;
  • 5. De waterhuishouding moet aansluiten op de uitgangspunten van "waterplan Wageningen" en moet voldoen aan de eisen die het waterschap stelt;
  • 6. Het bedrijventerrein Nudepark II, fase 1 voldoet aan het beleid voor duurzame gebiedsontwikkeling:
  • een gebouw- en energieconcept dat in de toekomst klimaatneutraal kan worden;
  • minimaal 25% energie zuiniger dan wettelijk vereist en een gemiddelde score van 8 op de GPR prestatievelden;
  • een EPL van minimaal 7,5;
  • gebiedsgerichte duurzaamheidafspraken.


Bovenstaande normen worden voor het plangebied uitgewerkt in een duurzaamheidprofiel.

  • 7. Een beeldkwaliteitsplan wordt vastgesteld als onderdeel van de Welstandsnota Wageningen;
  • 8. Het parkeren dient te voldoen aan de "nota parkeernormen Wageningen";
  • 9. De ontsluiting van Nudepark II vindt plaats via Nudepark I;
  • 10. Naast de hoofdontsluiting dient er nog een ontsluiting gerealiseerd te worden voor de calamiteitenroute;
  • 11. Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1 t/m 3 met uitzondering van inrichtingen die vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen en Vergunningen Besluit milieubeheer (zgn. A-inrichtingen uit de Wet geluidhinder). Dit betekent dat bedrijven die vanwege hun geluidproductie op een gezoneerd industrieterrein thuishoren, op Nudepark II niet zijn toegestaan;
  • 12. Er is geen bedrijfswoning of een woning toegestaan;
  • 13. Kennisintensieve bedrijven worden niet toegestaan;
  • 14. Er is in principe geen detailhandel toegestaan. In het bestemmingsplan zal een afwijkingsbevoegdheid worden opgenomen voor gevallen waarin detailhandel onder voorwaarden wel wordt toegestaan;
  • 15. Uitgangspunten voor de bebouwing langs de Lawickse Allee:
  • kavelgrootte van 1.000 tot 3.000 m²;
  • de hoogte van gebouwen mag ten hoogste 12 meter bedragen;
  • 16. Uitgangspunten voor de bebouwing in het middengebied:
  • de hoogte van gebouwen mag 9 meter bedragen. Alleen op de hoeken van het middengebied mag de bouwhoogte maximaal 12 meter bedragen;
  • kavelgrootte van 600 tot 2.000 m²;
  • 17. Uitgangspunten voor de bebouwing in het deelgebied oost, ten zuiden van het pand Nudeoord (Lawickse Allee 71):
  • kavelgrootte van 600 tot 2.000 m²;
  • de hoogte van gebouwen mag 9 meter bedragen. De maximale bouwhoogte van de accenten mag ten hoogste 12 meter bedragen;
  • 18. Uitgangspunten voor de bebouwing in het deelgebied Zuid, ten noorden van de Wageningse Afweg:
  • kavelgrootte van 4.000 tot 5.000 m²;
  • de hoogte van gebouwen mag ten hoogste 12 meter bedragen;
  • 19. Het plan wordt ontwikkeld conform het kwaliteitshandboek openbare ruimte;
  • 20. Ten behoeve van het op te stellen bestemmingsplan worden de volgende milieuonderzoeken uitgevoerd of geactualiseerd: natuur, bodem, geluid en luchtkwaliteit. De toegestane ontwikkelingen hangen af van de uitkomsten van deze onderzoeken. Daarnaast dient voor de ontwikkeling rekening te worden gehouden met de aspecten landschap, cultuurhistorie, archeologie, water en klimaatbeleid.
  • 21. Het plan wordt ontwikkeld conform de beleidsregels hogere waarde Wet geluidhinder 2008.


Daarnaast zijn met de kadernota de plangrenzen van dit bestemmingsplan vastgesteld en is bepaald dat de voorste bebouwingsgrens langs de Lawickse Allee op ten minste 25 meter, gerekend vanaf de kant van de verharding, moet liggen. In paragraaf 2.2.5 is aangegeven op welke wijze deze uitgangspunten zijn vertaald in dit bestemmingsplan.

2.2.4 Stedenbouwkundig plan

Algemeen

Het plan (Beeldkwaliteitsplan, Grounds, 21 februari 2014) omvat de ontwikkeling van het bedrijventerrein Nudepark II, fase 1 in aansluiting op de bestaande Nudeparken. Het plangebied Nudepark II, fase 1 heeft een totale oppervlakte van ruim 18 hectare. Ter plaatse van het plangebied wordt ruimte geboden aan 6 hectare netto uit te geven bedrijventerrein voor bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 tot en met 3 (fase 1 Nudepark II). Het westelijk deel van het plangebied heeft een groen karakter dat voorziet in een passende landschappelijke overgang richting het buitengebied. De navolgende afbeelding toont het stedenbouwkundig ontwerp voor het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0019nudepark2fase1-VSG1_0002.png"

Stedenbouwkundig schetsontwerp Nudepark II, fase 1 bron: Grounds

Ruimtelijk concept

De gemeente Wageningen hanteert als uitgangspunt dat wordt voorzien in een duurzame gebiedsontwikkeling. Hiertoe moet onder andere worden voorzien in een robuuste groenstructuur en natuurlijke oevers, het behoud van bestaande landschappelijke elementen, een passende landschappelijke inpassing en de realisatie van nieuwe natuur met een grote biodiversiteit. Dit streven tot een duurzame gebiedsontwikkeling heeft ten grondslag gelegen aan het ruimtelijk concept van het nieuwe bedrijventerrein.

De bestaande verkaveling en landschappelijke structuren worden behouden. De robuuste groenstructuur wordt gerealiseerd door bestaande groenstructuren (houtwallen, boomschermen) te versterken en nieuwe structuren, als onderdeel van de wegprofielen en erfafscheidingen, te realiseren. De meest westelijke strook van het plangebied, ter plaatse van de hoogspanningsleiding, wordt ingericht als retentiegebied voor de afkoppeling van hemelwater, waarbij de oevers natuurvriendelijk worden ingericht. De beoogde groenstructuur legt hiermee een robuuste verbinding tussen het westelijk en noordelijk gelegen buitengebied en richting de uiterwaarden behorende bij de Rijn.

Bedrijvigheid

Ter plaatse van het nieuwe bedrijventerrein in het oosten van het plangebied zijn uitsluitend bedrijfsactiviteiten in de milieucategorieën 1 t/m 3, zoals opgenomen in de VNG-brochure Bedrijven en milieuzoneringen , toegestaan. Inrichtingen die vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen en Vergunningen Besluit milieubeheer (de A-inrichtingen uit de Wet geluidhinder) zijn niet toegestaan. Er mogen geen woningen dan wel bedrijfswoningen worden gerealiseerd. Ook kennisintensieve bedrijven zijn niet toegestaan.

Bij de inrichting van het bedrijventerrein wordt nadrukkelijk gestreefd naar een ruimtelijke segmentering van het terrein. Hiertoe zijn vier deelgebieden te onderscheiden, namelijk noord, midden, zuid en oost, zoals aangegeven in de navolgende afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0019nudepark2fase1-VSG1_0003.png"

Ruimtelijke segmentering Nudepark II bron: Grounds

Voor de diverse deelgebieden gelden eigen uitgangspunten ten aanzien van de kavelgrootte, de beoogde hoogtematen en de te realiseren beeldkwaliteit. In de navolgende alinea's wordt per deelgebied een beschrijving gegeven van het gewenste eindbeeld. Deze beschrijving is indicatief.

Deelgebied Noord

Deelgebied Noord bevindt zich direct ten zuiden van de doorgaande weg Lawickse Allee. Ter plaatse van dit deelgebied wordt, in verband met de zichtlocaties, ruimte geboden aan bedrijvigheid met een representatief en hoogwaardig karakter in de vorm van expressieve en transparante gebouwen. Een doorgaande wandvorming is ongewenst, vandaar dat een afwisselende reeks van kop- en langsgevels wordt nagestreefd. De kavelgroottes variëren tussen 1.000 en 3.000 m². De maximale bouwhoogte bedraagt 12 meter. Parkeervoorzieningen zijn aan de zijde van de interne hoofdontsluitingsweg beoogd.

Deelgebied Midden

Het grootste deelgebied, deelgebied midden, wordt geschikt geacht voor de vestiging van reguliere, verzorgende bedrijvigheid in de vorm van onder andere schildersbedrijven, aannemers en installateurs. Bedrijven worden waar mogelijk geclusterd, met als doel efficiënt ruimtegebruik te stimuleren. De kavelgrootte varieert tussen 600 en 2.000 m². De maximale bouwhoogte bedraagt 9 meter, waarbij accenten op de hoeken tot een bouwhoogte van 12 meter zijn toegestaan.

Deelgebied Oost

Dit deelgebied is in het oosten van het plangebied gesitueerd, direct ten zuiden van het bestaande pand Nudenoord op het perceel Lawickse Allee 71. Dit deelgebied heeft de meest groene uitstraling en vormt een ruimtelijke eenheid met (de tuin) van Nudenoord. Ter plaatse van dit deelgebied worden bedrijven met een representatief en hoogwaardig karakter gesitueerd in de vorm van expressieve gebouwen met een duurzaam karakter. Een facility-point behoort tot de mogelijkheden. De beoogde kavelgrootte varieert tussen 600 en 2.000 m². De bouwhoogte bedraagt maximaal 9 meter, waarbij accenten op de hoeken tot een bouwhoogte van 12 meter zijn toegestaan.

Deelgebied Zuid

Direct ten noorden van de Wageningse Afweg is het deelgebied Zuid gesitueerd. Ter plaatse wordt ruimte geboden aan grotere bedrijven in de categorieën distributie, groothandel en productie. De kavelgrootte varieert tussen 4.000 en 5.000 m². In verband met de zichtbaarheid van dit deelgebied vanaf de dijk, ten zuiden van het plangebied, wordt veel waarde gehecht aan een goede inrichting en omkadering van de kavels. Rommeling moet worden voorkomen, door functionele zaken (waaronder parkeren) zoveel mogelijk midden in het deelgebied te projecteren. De maximale bouwhoogte van de gebouwen bedraagt 12 meter.

Ontsluiting

Het plangebied Nudepark II, fase 1 wordt voor gemotoriseerd verkeer ontsloten via het bestaande bedrijventerrein Nudepark I, dat wordt ontsloten op de rotonde op de Lawickse Allee. Voor de calamiteitenroute wordt een separate ontsluiting gerealiseerd. De gemeente is voornemens de Wageningse Afweg af te sluiten voor gemotoriseerd verkeer. De bestaande bedrijven aan deze weg, namelijk RBC en Monsontho, worden via Nudepark II, fase 1 ontsloten.

De ontsluiting voor langzaam verkeer verloopt via de Lawickse Allee, de weg Nudepark en de Grebbedijk. De navolgende afbeeldingen geven inzicht in de ontsluitingsstructuren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0019nudepark2fase1-VSG1_0004.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0019nudepark2fase1-VSG1_0005.png"
Interne verkeersstructuur auto en langzaam verkeer Nudepark II, fase 1 bron: Grounds

Voor wat betreft het aspect parkeren wordt aangesloten bij de gemeentelijke Nota parkeernomen Wageningen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om omgevingsvergunning.

Water- en groenstructuur

De meest westelijke strook van het plangebied, waardoor ook de hoogspanningsleiding loopt, is bestemd voor waterberging van Nudepark II, fase 1. Deze strook wordt ingericht als nat drasgebied en heeft daardoor een overwegend groen karakter. Dit retentiegebied wordt door het plangebied verbonden met de waterberging van Nudepark I, waardoor een integrale waterberging ontstaat.

Met de westelijke retentiezone wordt voorzien in een passende landschappelijke overgang naar het buitengebied van de gemeente Wageningen. Tevens vormt deze zone een essentieel onderdeel van de robuuste groenstructuur die in het plangebied wordt gerealiseerd. Naast de westelijke zone omvat deze groenstructuur bestaande, veelal te versterken, groenstructuren en nieuwe structuren, als onderdeel van de wegprofielen en erfafscheidingen.

De meest relevante water- en groenstructuren zijn in de navolgende afbeeldingen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0019nudepark2fase1-VSG1_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0019nudepark2fase1-VSG1_0007.png"

Groen- en waterstructuren Nudepark II, fase 1 Bron: Grounds

Duurzaamheid

De gemeente Wageningen wil in 2030 klimaatneutraal zijn en heeft hiervoor in 2009 het beleid voor een duurzame gebiedsontwikkeling (DuGo-beleid) vastgesteld. Het bedrijventerrein Nudepark II, fase 1, dat met voorliggend bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, voldoet aan het beleid voor duurzame gebiedsontwikkeling:

  • een gebouw- en energieconcept dat in de toekomst klimaatneutraal kan worden;
  • minimaal 25% energiezuiniger dan wettelijk vereist en een gemiddelde score van 8 op de GPR prestatievelden;
  • een EPL van minimaal 7,5.

Op basis van het DuGo-beleid is voor het plangebied Nudepark II, fase 2 een duurzaamheidsprofiel, als bijlage bij de anterieure overeenkomst, vastgesteld. In dit profiel wordt ingezet op een hoog ambitieniveau voor de volgende thema's:

  • water: een apart hemelwaterriool, ruimte voor water bij een toename van 10% van het verhard oppervlak, natuurlijke oevers en geen gebruik van materialen die de waterkwaliteit negatief beïnvloeden;
  • natuur en landschap: de realisatie van een robuuste groenstructuur, nieuwe natuur, ecologisch groen, natuurlijke oevers en landschappelijke inpassing, het vergroten van de biodiversiteit en behoud van de bestaande landschapselementen. Voorgaande wordt vastgelegd in een beeldkwaliteitsplan;
  • energie: een EPL van minimaal 7,5, een gemiddelde GPR score van 8, 25% zuiniger dan wettelijk vereist, voorzieningen voor klimaat neutrale bedrijven, innovaties op energiegebied, collectieve energiesystemen;
  • openbare verlichting: licht op maat, energiezuinig, led verlichting, lager verlichtingsniveau of minder storend nabij natuurgebieden, duurzame materialen, CO2 neutrale lichtmasten.

Beeldkwaliteit

Het bedrijventerrein Nudepark II, fase 1 is zeer zichtbaar gesitueerd aan de rand van Wageningen, langs de Lawickse Allee. Dit stelt eisen aan de inrichting van het gebied en aan de beeldkwaliteit van langs de randen van het plangebied te situeren bedrijfsbebouwing. Met name langs de Lawickse Allee moet de architectuur van de bedrijfsbebouwing en de inrichting van het terrein aan hoge maatstaven voldoen. De uitgangspunten voor de vormgeving van de bebouwing en de inrichting van het gebied zijn beschreven in het Beeldkwaliteitsplan Nudepark II. Dit beeldkwaliteitsplan zal, na vaststelling door de gemeenteraad, onderdeel gaan uitmaken van de welstandsnota.

Het beeldkwaliteitsplan wordt omgezet in een inrichtingsplan. Dit inrichtingsplan geeft in detail weer op welke wijze onder andere de verhardingen, openbare verlichting maar ook openbaar groen wordt aangelegd. Naast het inrichtingsplan zal ook een beplantingsplan onderdeel uitmaken van de uitwerking van het beeldkwaliteit. Op basis van het inrichtingsplan wordt het gebied bouwrijp gemaakt. Tijdens het bouwrijp maken zal het gebied met de bestemming ´natuur´ worden aangelegd zodat voldaan wordt aan de voorwaardelijke verplichting uit het bestemmingsplan.

2.2.5 Toets Kadernota

In de navolgende opsomming is weergegeven op welke wijze de kaders uit de kadernota zijn vertaald in dit bestemmingsplan. De nummers in deze paragraaf verwijzen naar de kaders in paragraaf 2.2.3. De kaders zijn, voor zover mogelijk en voor zover noodzakelijk in het kader van een goede ruimtelijke ordening, geborgd in de juridische delen (regels en verbeelding) van dit bestemmingsplan:

  • 1. in de regels is vastgelegd dat het gezamenlijk oppervlak van bouwpercelen binnen de bestemming Bedrijventerrein niet meer mag bedragen dan 6,0 ha;
  • 2. de vigerende bestemming voor Nudepark II, fase 2 is conserverend meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied en buiten het plangebied van Nudepark II, fase 1 gehouden;
  • 3. ter plaatse van de hoogspanningsleiding en bijbehorende zakelijk rechtstrook is voorzien in de bestemming 'water' met een aanduiding waterberging, waarmee de realisatie van het retentiegebied met een minimale omvang van 12.600 m² is gewaarborgd;
  • 4. de waterverbindingen tussen Nudepark I en de waterberging in het westen van het plangebied zijn voorzien van de bestemming Water, voor zover het primaire watergangen betreft die in beheer komen van het waterschap, dan wel van een passende aanduiding, waar nog enige flexibiliteit gewenst is in de exacte ligging;
  • 5. het bestemmingsplan is in het kader van vooroverleg besproken met het waterschap en voldoet aan de uitgangspunten van 'waterplan Wageningen'. De resultaten zijn verwoord in paragraaf 4.7 van deze toelichting;
  • 6. voor het plan Nudepark II, fase 1 is een duurzaamheidsprofiel als bijlage bij de anterieure overeenkomst, vastgesteld. waarmee is gewaarborgd dat wordt voldaan aan het beleid voor duurzame gebiedsontwikkeling;
  • 7. voor het plangebied is een beeldkwaliteitplan opgesteld, dat gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd en vervolgens door de raad wordt vastgesteld. Het beeldkwaliteitplan gaat hiermee onderdeel uitmaken van de welstandsnota;
  • 8. in de regels is met artikel 4.2.3 geborgd dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernomen;
  • 9. de hoofdontsluiting van het plangebied is vastgelegd door middel van de bestemming Verkeer en de aanduiding verkeer, waarmee wordt aangesloten op de ontsluitingsstructuur van het bestaande bedrijventerrein Nudepark I;
  • 10. in de toelichting van dit bestemmingsplan is opgenomen dat voor de calamiteitenroute een separate ontsluiting wordt gerealiseerd, namelijk in noordelijke richting vanuit Nudepark II, fase 1 naar de Lawickse Allee;
  • 11. met de bestemming Bedrijventerrein worden uitsluitend bedrijven in de categorieën 1 t/m 3 toegestaan. In verband met hindergevoelige objecten in de directe omgeving van het plangebied is een zonering op de verbeelding aangegeven, waarmee plaatselijk uitsluitend de realisatie van lichtere categorieën bedrijven mogelijk wordt gemaakt. De vestiging van geluidzonering-plichtige bedrijven is niet toegestaan.
  • 12. de bestemmingen maken de realisatie van woningen niet mogelijk;
  • 13. de vestiging van kennisintensieve bedrijven en kantoren is uitgesloten.
  • 14. In de regels is in artikel 3.5.2 een afwijkingsbevoegdheid voor detailhandel met voorwaarden opgenomen;
  • 15. de maximale bouwhoogte en maximale bouwhoogte van de accenten op de hoeken is vastgelegd. De gewenste minimale en maximale kavelgroottes zijn door middel van deelgebieden 1 tot en met 4 vastgelegd; Daarnaast is in het kader van de flexibiliteit in artikel 3.3 een afwijkingsbevoegdheid voor de kavelgroottes met voorwaarden opgenomen;
  • 16. zie 14;
  • 17. zie 14;
  • 18. zie 14;
  • 19. de eisen uit het kwaliteitshandboek openbare ruimte zijn opgenomen in de exploitatieovereenkomst die tussen de ontwikkelende partij en de gemeente is afgesloten;
  • 20. de gevraagde milieuonderzoeken zijn uitgevoerd, waarvan de resultaten in hoofdstuk 4 van deze toelichting zijn opgenomen;
  • 21. ten behoeve van de ontwikkeling is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in paragraaf 4.5.3 van deze toelichting, in de regels en op de verbeelding d.m.v een aanduiding.

Tot slot is de afstand van 25 meter tussen de beoogde bedrijfsbebouwing en de Lawickse Allee gewaarborgd in artikel 3.2.1 van de regels.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Provinciaal en regionaal beleid

Provinciaal ruimtelijk beleid

De provinciale denkbeelden met betrekking tot de gewenste toekomstige ontwikkeling van het plangebied van de gemeente Wageningen zijn neergelegd in de Omgevingsvisie Gelderland, de Omgevingsverordening en de bijbehorende omgevingsagenda. De Omgevingsvisie en Omgevingsverordening zijn vanaf 18 oktober 2014 in werking. Een eerste en tweede actualisatie van de Omgevingsverordening over water en natuur zijn op respectievelijk 8 juli en 11 november 2015 vastgesteld.

Omgevingsvisie Gelderland

De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • 1. een duurzame economische structuur;
  • 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om krachtige steden en vitale dorpen met voldoende werkgelegenheid. Het verbeteren van de economische structuur is een belangrijke opgave voor de Gelderse samenleving. Er zijn veel kansen om de economische structuur te verbeteren. Het streven is om de concurrentiekracht van Gelderland te vergroten door een duurzame versterking van de ruimtelijke economische structuur. De provincie richt zich met haar partners op:

  • kansen bieden aan bestaande en nieuwe bedrijven;
  • het creëren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat in de stedelijke regio's;
  • het creëren van een goede bereikbaarheid van de stedelijke gebieden en de economische kerngebieden met fiets, openbaar vervoer en auto maar ook digitaal
  • het versterken van ruimtelijke randvoorwaarden voor de sterke (top)sectoren en het verbeteren van de kennisinfrastructuur;
  • een gezonde vrijetijdseconomie en aandacht voor cultuurbeleving;
  • een adequaat beheer (kwaliteit en kwantiteit) van bestaande en eventueel nieuwe woongebieden, bedrijventerreinen, kantoren en detailhandel in Gelderland.

Ten aan zien van nieuwe bedrijventerreinen geeft de provincie aan dat veel ondernemers verantwoord willen innoveren en groeien. Dat betekent dat zij niet bij voorbaat gestopt willen worden in het nader uitwerken van gewenste ontwikkelingen door onwrikbare regels.

De provincie herkent deze ambitie en zorg van ondernemers. Dit speelt bij bestaande bedrijventerreinen en bedrijfslocaties maar bijvoorbeeld ook in de uiterwaarden in Rivierengebied. De uiterwaarden hebben van van oudsher een belangrijke economische functie.

Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB)

In juni 2010 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Structuurvisie Bedrijventerreinen en werklocaties vastgesteld. Als uitwerking van de structuurvisie hebben de regio's een Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) opgesteld. Het RPB is een bestuurlijk document en bevat regionale afspraken over regionale Programmering van bedrijventerreinen. Het RPB wordt door Gedeputeerde Staten van Gelderland vastgesteld.

Voor de regio Food Valley (voorheen de regio De Vallei) is een dergelijk RPB opgesteld. In dit RPB is het aanbod aan bedrijventerreinen (terstond uitgeefbaar en harde plannen) uitgezet tegen de vraag voor de periode 2011 - 2025. Voor wat betreft de vraag zijn twee scenario's doorgerekend. Het eerste scenario gaat uit van de vervangingsvraag en een gedeeltelijke van de te verwachten aanvullende vraag vanuit ontwikkelingen in de regio. In het tweede scenario is de vraag vanuit ontwikkelingen in de regio volledig meegenomen.

Geconcludeerd wordt dat de beschikbare harde plannen en uitgeefbare terreinen bij scenario 1 een tekort van 81 hectare vertonen. Een deel van de zachte plannen moet dan ook in procedure worden genomen om tijdig aan de vraag te kunnen voldoen. De regio heeft de diverse zachte plannen beoordeeld aan de hand van een aantal criteria. Geconcludeerd wordt dat Nudepark II, fase 1 (6 hectare netto) moet worden ontwikkeld om te voorzien in de lokale behoefte in Wageningen. Daarnaast is de ontwikkeling gerelateerd aan de behoefte aan schuifruimte ten behoeve van de herstructurering van Nudepark I.

Omgevingsverordening Gelderland

In de Omgevingsverordening zijn regels (randvoorwaarden) opgenomen passend bij de provinciale aanpak van ambities en doelen in deze Omgevingsvisie. Veel van deze regels waren eerder in diverse andere verordeningen van de provincie opgenomen. De provincie trekt deze oude verordeningen in en brengt de Omgevingsverordening ervoor in de plaats. De regels in de Omgevingsverordening zijn zodanig dat zij goed passen bij de accenten in de aanpak van deze Omgevingsvisie.

Bedrijventerreinen (artikel 2.3.2.1)

In bestemmingsplannen wordt de bestemming tot bedrijventerreinen slechts toegestaan ìndien dit past in de door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale afspraken ten aanzien van de programmering van bedrijventerreinen (Regionaal Programma Bedrijventerreinen).

Intergemeentelijke en lokale bedrijventerreinen (artikelen 2.3.2.3 en 2.3.2.4)

De provincie vindt het van belang dat stedelijke uitbreidingen (waaronder werklocaties) passen in of aansluiten op het reeds aanwezige bebouwde gebied. Daarnaast vinden zij het belangrijk dat aard en schaal van nieuw te vestigen bedrijven, voorzieningen en instellingen en dergelijke passen bij of een goede aanvulling zijn op het bestaande productiemilieu, de werkgelegenheidsstructuur en de omvang van de woonkern. Bij nieuw vestiging van bedrijven moet ook sprake zijn van een aangetoonde binding aan de betreffende gemeente/locatie en van een passend milieuregime. Verder dienen het bereikbaarheidsprofiel van de betreffende locatie en het mobiliteitsprofiel van de (gewenste) vestigingen met elkaar in overeenstemming te zijn.

Een lokaal bedrijventerrein is een terrein waarop kleinschalige bedrijven met een lokale functie en een lage milieucategorie kunnen worden toegelaten. Naast lokale bedrijventerreinen zijn er een beperkt aantal intergemeentelijke bedrijventerreinen. Dit zijn terreinen ten behoeve van meer gemeenten. Voor lokale bedrijventerreinen geldt in beginsel een maximale kavelgrootte van 0,5 ha voor intergemeentelijke bedrijventerreinen een maximale kavelgrootte van 0,75 ha.

Gemeenten kunnen in hun bestemmingsplannen van de maximale kavelgrootte afwijken indien aangetoond kan worden dat er sprake is van een aan de betreffende gemeente, kern of locatie gebonden bedrijf, waarbij de bedrijfsvoering een ruimere kavelgrootte noodzakelijk maakt.

Omgevingsagenda

Bij het maken van de Omgevingsvisie zijn vier majeure opgaven naar voren gekomen. Het gaat om opgaven die van belang zijn voor heel Gelderland, maar met name in specifieke regio's spelen en in hun aard juist multisectorale aspecten benadrukken. Wat daarbij opvalt is dat de stedelijke gebieden, vanwege de opgaven die daar actueel zijn, meer aandacht krijgen dan voorheen.

Voor Nudepark II, fase is de 'Economische kracht van de Stedelijke netwerken' van belang. Stedelijke agglomeraties zijn economische motoren. In Gelderland zijn dit de stedelijke netwerken Arnhem-Nijmegen, Ede-Wageningen en Stedendriehoek. Het is de woonomgeving van de meeste Gelderlanders. De stedelijke netwerken bieden werk, culturele voorzieningen en hoger onderwijs voor de inwoners van zowel de steden als hun omgeving. De uitgangspositie van deze stedelijke netwerken is goed door de aanwezigheid van top-sectoren de inbedding in een prachtige omgeving en een goede ligging en bereikbaarheid.

Deze potenties kunnen nog beter benut worden. Door een betere samenwerking tussen steden en door te investeren in aantrekkelijke vestigingslocaties voor bedrijven en bewoners.

Conclusie

Onderhavige ontwikkeling van het bedrijventerrein Nudepark II, fase 1 is in lijn met de provinciale beleidsambities. De ontwikkeling voldoet aan de eisen die provinciaal aan intergemeentelijke bedrijventerreinen worden gesteld. Het terrein wordt immers in aansluiting op een bestaand bedrijventerrein (Nudepark I) gerealiseerd en biedt ruimte aan een passend milieuregime (maximaal hindercategorie 3).

Daarnaast is de ontwikkeling van Nudepark II, fase 1 in het RPB opgenomen, waarmee de ontwikkeling regionaal is afgestemd.

3.2 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Wageningen

In de structuurvisie (vastgesteld december 2013) wordt aangegeven wat de urgente ruimtelijke opgaven zijn voor de gemeente. De structuurvisie beschrijft de ruimtelijke ambities en vormt een kwalitatief ruimtelijk ontwikkelings- en toetsingskader voor de komende 10 jaar. De structuurvisie biedt voldoende flexibiliteit om te kunnen sturen op veranderingen in de markt en om te kunnen anticiperen op nog onbekende ontwikkelingen

Het bieden van ruimte voor de lokale en regionale werkgelegenheid. De reguliere economie is geconcentreerd op de Nudeparken (inclusief Costerweg e.o.) en Rijnhaven. Dit zijn belangrijke concentratiegebieden voor het lokale MKB. Rijnhaven, een van de grootste binnenhavens van Nederland met overslag van bulkgoederen (zoals olie, zand en grind), voorziet daarnaast in belangrijke mate in de veevoedervoorziening voor de regio Food Valley. Wageningen wil de lokale werkgelegenheid de ruimte bieden door herstructurering en beperkte uitbreiding van Nudeparken en Rijnhaven. Grootschalige uitbreidingen van regionale bedrijventerreinen worden elders in de regio opgevangen. Werkgelegenheid houdt niet op aan de rand van het bedrijventerrein. De zorg- en kleinschalige wijkeconomie zijn belangrijke groeisectoren. De vergrijzing (zorg economie), flexibilisering van de arbeidsmarkt(kleinschalig werken in de wijken) zijn motoren voor deze ontwikkeling. Wageningen wil ruimte bieden aan het ‘werken in de wijken. Het draagt bij aan de vitaliteit, de leefbaarheid, het ondernemerschap en de diversiteit van de wijken.

Binnen de structuurvisie is het plangebied opgenomen in project nummer 22. Hierover wordt het volgende gemeld:

Nude(parken) en Rijnhaven

Het betreffen meerdere, losse projecten die alle deel uitmaken van de strategische zone Nude (parken)/Rijnhaven. De ruimtelijke en programmatische kaders zijn nog niet volledig in beeld. Deze kristalliseren de komende tijd uit, al dan niet in het revitaliseringsplan of gebiedsuitwerking. Nu wordt volstaan met een opsomming van mogelijke projecten binnen deze strategische zone.

De opgave

Revitalisering van woon- en werkgebied en uitbreiden werkgebied

  • Verbinden haven en centrum
  • Verbetering landschappelijke inpassing
  • Koppeling met project Deltadijk, zoeken naar koppelingsmogelijkheden

Kader structuurvisie

  • Onderdeel van Strategische zone: Nude(parken) / Rijnhaven
  • Ligging in stedelijke wijk, wijk strategie: vitaliseren

Ruimtelijk kader

  • Kwalitatieve-recreatieve versterking Kop Haven en
  • Herontwikkeling driehoek Nude, Grebbedijk en Havenafweg (17)
  • Herstructurering woongebied (18)
  • Herstructurering Nudestrip, herontwikkeling winkelplint (19)
  • Revitalisering Industrieweg e.o. Nudepark en haven (20)
  • Ontwikkeling / bebouwing Costerweg 65 (21)
  • Ontwikkeling Rijn- businesspark (22)

Rollen en verantwoordelijkheid

  • Gezamenlijke opgave van verschillende partijen, die ieder voor hun deel een actieve ontwikkelende rol hebben
  • Gemeente: Verleiden door investeringen in de openbare ruimte
  • Ontwikkelaar(s): Ontwikkelen

Financiën (overheidsinvesteringen)

  • Verbetering openbare gebied

Uitwerking

  • Nog onbekend

Periode

  • Middellange termijn
  • Indicatief: 2016 – 2025 e.v.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0019nudepark2fase1-VSG1_0008.png"

Bron: Structuurvisie Wageningen

In de structuurvisie is het plangebied aangewezen als Nude. Doel is transformeren: functieverandering door ontwikkeling van nieuw stedelijke gebieden.

Programmabegroting

De gemeente Wageningen heeft in haar Programmabegroting 2012 - 2015 aangegeven in te zetten op een verkenning naar de mogelijkheden van herstructurering en revitalisering van bestaande bedrijventerreinen rond de haven en Nudeparken. Tevens wordt belang gehecht aan een gefaseerde ontwikkeling van het terrein Nudepark II, waarmee ruimte wordt geboden aan de vestiging van traditionele bedrijven.

Conclusie

De ontwikkeling is volledig in lijn met het gemeentelijk beleid. Er wordt invulling gegeven aan de geconstateerde behoefte aan bedrijventerrein, die niet aan de kennissector is gerelateerd. In het structuurplan is bepaald dat het plangebied hiervoor de beste locatie is. Met het plan wordt bovendien voldaan aan de eisen die in het structuurplan worden gesteld voor wat betreft waterberging en ontsluiting. De planontwikkeling is opgenomen in de Programmabegroting 2012 - 2015.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet ingevolge de Wro aangetoond worden (artikel 3.1.6 lid 1 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoek verplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten, maar ook naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Daarvan wordt in dit hoofdstuk verslag gedaan.

4.1 Vormvrije MER-beoordeling

Sinds 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. (uitvoeringswetgeving met betrekking tot de milieueffectrapportage) gewijzigd. Een belangrijke wijziging is dat de drempels voor de m.e.r.-beoordeling zijn gewijzigd van absolute naar indicatieve waarden. De consequentie van de nieuwe regeling is dat in elk besluit of plan, dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst, aandacht moet worden besteed aan de milieueffectrapportage (m.e.r.), met als doel de milieugevolgen van een besluit in beeld te brengen.

Met betrekking tot de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein is in de D-lijst een drempelwaarde van 75 hectare opgenomen. Het bestemmingsplan Nudepark II, fase 1 maakt de realisatie van maximaal 6 hectare uitgeefbaar bedrijventerrein mogelijk. Voor 1 april 2011 kon op basis van dit oppervlak nog worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was. Op grond van de momenteel geldende regeling moet bevoegd gezag een nadere motivering geven in de vorm van een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

De ontwikkeling die met het bestemmingsplan Nudepark II, fase 1 mogelijk wordt gemaakt (6 hectare) ligt ver onder de drempelwaarde van de D-lijst (75 hectare). In de navolgende paragrafen van dit hoofdstuk wordt aangetoond dat voor deze ontwikkeling geen sprake is van negatieve effecten op milieu- en omgevingsaspecten (archeologie en cultuurhistorie, ecologie, kabels en leidingen, bodem, externe veiligheid, geluid, bedrijvigheid en milieuzonering, geur, lucht, verkeer en parkeren en water). In het kader van de ligging van het plangebied nabij het Natura 2000-gebied is een voortoets uitgevoerd, die is verwoord in paragraaf 4.3. Uit deze voortoets blijkt dat het plan geen (significant) negatieve effecten heeft op het nabijgelegen Natura-2000 gebied Neder-Rijn. De instandhoudingsdoelstellingen van de soorten en habitattypen, waarvoor de Neder-Rijn is aangewezen als Natura 2000-gebied, komen niet in gevaar. In deze voortoets wordt bovendien geconcludeerd dat vanuit de voorgenomen ontwikkelingen in de directe omgeving van het plangebied (Renovatie steenfabriek Plasserwaard, Tankstation Nudepark, Bestemmingsplan Aan de Rijn 3 en Herontwikkeling Rijnhaven) geen cumulatieve effecten te verwachten zijn.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen, ook geen cumulatieve, te verwachten zijn. Een nadere m.e.r.-beoordeling wordt niet noodzakelijk geacht.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet. Gemeenten zijn verplicht om in de bestemmingsplannen rekening te houden met eventuele archeologische waarden en verwachtingen. Het uitgangspunt daarbij is behoud van de vindplaats en wanneer dat niet mogelijk is om de resten conform de daarvoor geldende eisen te laten opgraven. Overigens geldt een en ander alleen wanneer de vindplaats als behoudens waardig wordt aangemerkt. De gemeente Wageningen heeft in 2008 een archeologische beleidskaart laten maken. Vooruitlopend hierop heeft in de 'geest van Malta' al in 2002 een vooronderzoek plaatsgevonden. Hiermee kan voorafgaand aan de realisatie van de plannen inzicht gekregen worden met betrekking tot de aanwezigheid van eventuele archeologische waarden en kan de verwachting worden gespecificeerd. Indien bij de werkzaamheden alsnog toevalsvondsten worden gedaan dienen deze onmiddellijk te worden aangemeld.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn. Is de verwachting dat er archeologisch waardevolle zaken aanwezig kunnen zijn aanwezig dan is vooronderzoek nodig.

RAAP Archeologisch Adviesbureau heeft in mei 2002 de archeologische waarden in het plangebied in kaart gebracht in de vorm van een bureau- en veldonderzoek (karterend en waarderend) .

Tijdens het karterend onderzoek zijn twee archeologisch vindplaatsen in beeld gebracht. Deze vindplaatsen zijn door middel van een waarderend boor onderzoek nader onderzocht. Beide vindplaatsen liggen ingebed in een pakket oever- en komafzettingen. De kwaliteit van de vindplaatsen is in het algemeen goed te noemen. Vindplaats A betreft vermoedelijk (een deel van) een nederzettingsterrein dat globaal gedateerd kan worden in de periode Neolithicum-Ijzertijd. Vindplaats B betreft vermoedelijk een (deel van een) nederzettingsterrein, waarvan de aard, datering en precieze omvang onduidelijk zijn.

De aanwezigheid van de archeologische vindplaatsen lijkt samen te hangen met het voorkomen van een (deels afgedekte) stroomgordel in het plangebied. Behalve voor bewoning zal de oeverwal zeer waarschijnlijk ook benut zijn voor andere activiteiten, zoals akkerbouw. In dergelijke zones kan sprake zijn van perceleringen, erfafscheidingen, waterputten, spiekers, etc.., die door middel van booronderzoek nauwelijks aantoonbaar zijn. Dit is met name aan de orde voor het noordwestelijk deel van het plangebied (de omgeving van vindplaats A). Het is bovendien niet uit te sluiten dat in het plangebied graven aanwezig zijn, die ook moeilijk in kaart zijn te brengen door middel van booronderzoek.

In december 2012 heeft Archeodienst BV een proefsleuvenonderzoek verricht. Tijdens dit onderzoek is een bijzonder zeldzame vondst gedaan van tientallen kilo's gebroken en deels verbrande stenen uit het Laat Neolithicum. De exacte betekenis hiervan is nog niet bekend. Bovendien zijn sporen gevonden uit de Midden Bronstijd en Ijzertijd.

Op basis van de behoudenswaardigheid van vindplaats A (gelegen in het uiterste noord westen van het plangebied) adviseert Archeodienst BV binnen deze locatie geen bodemingrepen toe te passen. Indien bodemingrepen dieper dan 40 cm noodzakelijk zijn, adviseert Archeodienst BV de vindplaats of het gedeelte van de vindplaats dat verstoord gaat worden, te onderzoeken door middel van een opgraving. Het gaat hier binnen de grenzen van het plangebied om een maximale oppervlakte van ca. 4230 m².

Vindplaats A is binnen het plangebied bestemd als agrarisch. Bebouwing is niet mogelijk gemaakt.

Cultuurhistorie

Eén van de pijlers uit de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (MoMo) van het Rijk betreft het opnemen van cultuurhistorische waarden in de ruimtelijke ordening. Met de wijziging van het Artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) op 1 januari 2012 heeft dit haar beslag gekregen. Op grond van deze wijziging moet het aspect cultureel erfgoed expliciet worden meegewogen bij de vaststelling van een bestemmingsplan.

In maart 2012 is door Overland een onderzoek naar de cultuurhistorie van het toekomstig bedrijventerrein Nudepark II verricht . Geconstateerd wordt dat het plangebied ligt op de zuidelijke rand van de grote open ruimte, daar waar de uiteinden van de stuw wallen van de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug elkaar dicht naderen. Zowel de aanwezigheid van de stuw wallen (vooral de Grebbeberg) als die van de Rijn (in de vorm van de Grebbedijk) is in het plangebied goed waarneembaar. Het gebied ten westen van Nudenoord heeft de historische grote schaal, met rechte, noordzuidlopende lijnen, goed behouden. Die schaal is vanaf de dijk, de Lawickse Allee en de Wageningse Afweg goed waar te nemen. De grote schaal versterkt de beleving van de grote ruimte tot aan de Grebbeberg en maakt het mogelijk tot op de randen van de ruimte (Grebbeberg en Grebbedijk) te kijken. In het plangebied is nog steeds de overgang tussen de twee karakters van het gebied waarneembaar, zowel wat betreft perceel structuur als de aard van de beplanting. De Grebbedijk en de Wageningse Afweg hebben een landelijk en kleinschalig karakter. In zekere zin heeft ook de grotere Lawickse Allee nog een historisch karakter, met name als we die vergelijken met de periode direct na de verbetering in de vroege negentiende eeuw.

Bepaalde historisch-ruimtelijke kwaliteiten van het plangebied zijn gewaarborgd voor de toekomstige situatie van het plangebied in het Beeldkwaliteitplan. Allereerst zal de oude overgang van kleinschalig, droog en onregelmatig, naar grootschaliger, natter en regelmatig, in de toekomstige situatie in het plangebied nog herkenbaar zal zijn. Bovendien wordt het restant van de tuin van Nudenoord gerespecteerd en groen gelaten. De onregelmatige vorm van het aansluitende perceel ten zuiden van Nudenoord blijft intact en zal worden geaccentueerd als 'groene scheg'. Ten westen van Nudenoord blijft het gebied ingericht in grote rechthoekige blokken. De kenmerkende noord-zuidrichting blijft behouden. Doordat deze echter wordt onderbroken door oost-westwegen met beplanting zal deze minder prominent worden. Positief is ook dat de historische verbindingsweggetjes tussen Lawickse Allee en Wageningse Afweg blijven bestaan als paden binnen het wegenstelsel van het bedrijventerrein (ontsluiting langzaam verkeer). De voorgestelde retentiebekkens langs de westrand zijn een enigszins wezensvreemd element in het gebied, aangezien plas-drassituaties hier van oorsprong niet voorkwamen. Vele van de hierboven genoemde voorwaarden zijn terug te vinden in de regels en op de plankaart. De afstand tot wegen, de afstand tussen de gebouwen onderling en de aanleg van groen om bepaalde zichtlijnen en structuren uit het oude landschap zichtbaar te laten zijn.

Onder andere de volgende aanbevelingen worden gedaan voor de inrichting van het plangebied:

  • De plek waar de Wageningse Afweg van de Grebbedijk afsplitst (bij het monument Grebbedijk 12) geeft komend vanaf Wageningen een fraai landelijk uitzicht over de lengte van de Afweg en over de grote open ruimte tussen Wageningen en Grebbeberg. Veel toeristen en recreanten fietsen en wandelen langs deze plek. De inrichting biedt kansen om dit panorama te behouden. Ten zuiden van de Afweg is immers geen bebouwing gepland en blijft een landelijk uitzicht behouden. Aan de noordkant ligt langs de weg een breed water met daarachter een groenstrook. Daarmee blijft de bebouwing op enige afstand van de Afweg. Het verdient aanbeveling om bij de inrichting van de weg en de groenstroken en bij het toekomstig beheer steeds rekening te houden met dit panorama.
  • De Wageningse Afweg heeft een landelijk karakter. Het is aan te bevelen om de Afweg landelijk te houden. Ontsluiting van het bedrijventerrein zou dan via de wegen op het terrein zelf moeten gebeuren.
  • Het is aan te bevelen om het bestaande parkeerterrein tussen de Wageningse Afweg en de Grebbedijk een nieuwe plek te geven op het nieuwe bedrijventerrein. Dit zal een grote landschappelijke winst betekenen.
  • Het is wellicht is mogelijk de wegenstructuur binnen het bedrijventerrein nog beter aan te passen aan de grootschalige en rechtlijnige historische structuur van het gebied. Het oost-westaccent is belangrijk binnen het gebied zelf. Het schetsontwerp biedt de mogelijkheid om vanuit het bedrijventerrein visueel contact te behouden met de grote ruimte tussen Wageningen en de Grebbeberg en met de Grebbeberg zelf. Dit pleit er voor om de oost-west verbinding min of meer open te houden, en ook de beplanting aan de westelijke rand van het gebied (ter plekken van de oost-weststraten) open te laten. Het historische noord-zuidaccent is belangrijk bij het overzicht over het gebied vanaf de Grebbedijk en (in mindere mate) de Wageningse Afweg en de Lawickse Alle. Dat kan door juist de noord-zuidlijnen tussen Wageningse Afweg en Lawickse Allee te accentueren. Dit kan met bomenrijen of wellicht juist met open corridors.
  • In de loop van de jaren '70 is de fruitteelt grotendeels uit het gebied verdwenen. Mogelijk kan de beplanting aansluiten bij het vroegere karakter als fruitgebied. Dat kan door fruitbomen te planten, maar mogelijk ook door beplanting het aanzicht van windsingels te geven.
  • De terreinen van de retentiebekkens zullen de rand van de grote ruimte tussen Wageningen en de Grebbeberg vormen, en dus is de vormgeving belangrijk. De noord-zuidoriëntatie past goed in het landschap. Het verdient aanbeveling het terrein hierbij zo vlak mogelijk te houden en vrij van opgaand geboomte.
  • Het schetsontwerp nodigt uit om de aard van de bebouwing aan te laten sluiten bij de omgeving. Hierbij zijn de buitenranden het belangrijkst. De realisatie van nieuwe kwaliteiten (representativiteit, vormgeving bebouwing, water, groen) zijn hier belangrijk.

In het stedenbouwkundig ontwerp is, waar mogelijk, rekening gehouden met deze aanbevelingen. Zo is uitgegaan van een ontsluiting via het bestaande bedrijventerrein Nudepark I en een afsluiting van de Wageningse Afweg voor gemotoriseerd verkeer. In het beeldkwaliteitsplan dat voor het plangebied is opgesteld, is nader invulling gegeven aan de beplanting en beeldkwaliteit van de bebouwing. Bovenstaande aanbevelingen zijn daarbij zoveel mogelijk in acht genomen.

Conclusie cultuurhistorie

Het aspect cultureel erfgoed is expliciet meegewogen bij de toekomstige inrichting van het plangebied.

4.3 Ecologie

Gebiedsbescherming

Bij ruimtelijke ingrepen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden van het plangebied. In dit kader is in februari 2014 door Staro onderzoek natuurwaarden opgesteld (Voortoets Natuurbeschermingswet 1998, Staro, februari 2014) . Bescherming in het kader van de natuurwet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van toepassing.

De herinrichting van het plangebied vindt plaats buiten de EHS. Er hoeft derhalve geen rekening te worden gehouden met de mogelijke effecten. Voor het nabijgelegen Natura 2000-gebied geldt dit niet. Tijdens de ontwikkeling van het bedrijventerrein, maar ook daarna, kunnen er mogelijk negatieve significante effecten zijn op de aangewezen waarden voor het Natura 2000-gebied.

In dit kader is in mei 2014 door Staro Natuur en Buitengebied een Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 opgesteld. Daarnaast is ter ondersteuning van dit rapport door DGMR op 21 februari 2014 een bepaling stikstofdepositie uitgevoerd. De voortoets is in oktober 2014 aangevuld met de rekenresultaten van de stikstofdepositie. Deze onderzoeken zijn als bijlagen bij deze toelichting gevoegd.

De conclusie van deze beoordeling is dat de plannen geen (significant) negatieve effecten zullen hebben op het nabij gelegen Natura 2000-gebied Rijntakken. De instandhoudingsdoelstellingen van de soorten en habitattypen waarvoor de Rijntakken is aangewezen als Natura 2000-gebied, komen niet in gevaar. Ook hebben de voorgenomen plannen geen negatief effect op Natura 2000-gebieden die op grotere afstand van het plangebied liggen.

De ontwikkeling is derhalve niet vergunningsplichtig in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998.

Soortenbescherming

De soortbescherming is in Nederland vastgelegd in de Flora- en faunawet. Los van de zorgplicht (Art. 2), die inhoudt dat zorgvuldig moet worden omgesprongen met alle dieren en planten, zijn ongeveer 500 soorten specifiek door de Flora- en faunawet beschermd. Doel van de wet is er zorg voor te dragen dat de gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten niet in gevaar komt. In de Flora- en faunawet zijn tabellen samengesteld van soorten die een beschermde status genieten. Met name de artikelen 2, 8, 9, 10 en 11 van deze wet hebben directe gevolgen voor de wijze waarop en de mate waarin planologische ingrepen en feitelijke werkzaamheden invloed mogen hebben op de beschermde soorten.

Om inzicht te krijgen in de natuurwaarden die in het plangebied aanwezig zijn, is door Staro Natuur en Buitengebied in januari 2012 een quickscan natuurwaarden uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat in het plangebied mogelijk strikt beschermde diersoorten voorkomen en dat nader onderzoek noodzakelijk is voor de volgende soortgroepen: vissen, amfibieën, reptielen, vogels met een vaste rust- of verblijfplaats en zoogdieren. Derhalve is in oktober 2012 een uitgebreide veldinventarisatie uitgevoerd (Rapportage natuurwaardenonderzoek en effectbeoordeling, Staro, 11 oktober 2012) in de periode maart t/m september naar de volgende soortgroepen: amfibieën, reptielen, vissen, vogels en zoogdieren.

Vogels

In het plangebied komen geen vaste rust- en verblijfplaatsen van huismussen en steenuilen voor. In de buurt van het plangebied zijn wel roepende steenuilen waargenomen. Het verwijderen van het weiland en het omvormen van het terrein onder de elektriciteitsmast, potentieel foerageergebied voor steenuilen, zal geen negatief effect hebben op steenuilen die voorkomen in de omgeving van het plangebied.

Amfibieën en reptielen

In het plangebied komen amfibie soorten van tabel 1 van de Flora- en faunawet voor; kleine watersalamander, bastaardkikker en gewone pad. Voor soorten van tabel 1 van de Flora- en faunawet geldt een vrijstelling in het geval van ruimtelijke ontwikkeling. Ook is in het plangebied poelkikker (FFtabel 3) waargenomen. Soorten van tabel 3, zoals de poelkikker, zijn wel ontheffingsplichtig, tenzij schade aan de soort door het nemen van mitigerende maatregelen voorkomen wordt. In het plangebied zijn geen ringslangen waargenomen. De voorgenomen plannen zullen een negatief effect hebben op het landbiotoop van amfibieën. Na herinrichting zal het plangebied echter nog steeds geschikt zijn. De aanleg van de plasdraszones en de nieuwe sloot zullen een positief effect hebben op de kwaliteit en het areaal leefgebied voor amfibieën (FFtabel 1 en 3).

Vissen

Door de periodiek lage waterstanden in de sloten kan het voorkomen van meer kritische en beschermde vissoorten binnen het plangebied worden uitgesloten. De voorgenomen plannen hebben geen effect op beschermde vissen.

Zoogdieren

Staro heeft in oktober 2012 onderzoek verricht naar de aanwezige fauna in het plangebied. Uit dit onderzoek kunnen de volgende bevindingen worden gemeld:

In het plangebied zijn geen vaste rust- en verblijfplaatsen van de vleermuizen aangetroffen. Ook is er geen sprake van essentieel foerageergebied of essentiële vliegroutes van vleermuizen in het plangebied. Staro concludeert derhalve dat de voorgenomen herinrichting van het plangebied geen negatieve effecten heeft op vleermuizen. Gelet op het feit dat er geen sprake is van essentieel foerageergebied dat verloren gaat, worden de in de Flora- en faunawet opgenomen verboden niet overtreden. Gelet op het feit dat de voorkomende vliegroutes niet samenvallen met vaste rust- en verblijfplaatsen worden de in de Flora- en faunawet vastgelegde verboden niet overtreden en is derhalve ook geen ontheffing op grond van de Flora- en faunawet vereist voor de met het bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen.

Door Staro zijn tijdens het natuuronderzoek geen nesten van de groene specht aangetroffen binnen het plangebied. Een nest van groene specht is overigens niet jaarrond beschermd. De groene specht kan het plangebied mogelijk gebruiken als foerageergebied, maar het plangebied is slechts matig geschikt als foerageergebied en betreft in ieder geval geen belangrijk, essentieel foerageergebied voor de groene specht. Er zijn voldoende alternatieve foerageergebieden in de buurt aanwezig.

Staro heeft vastgesteld dat de ringslang niet voorkomt in het plangebied. Daarnaast vormt het plangebied, gelet op de aanwezige terreintypen, geen geschikt leefgebied voor de ringslang.

Waterspitsmuis; Na uitgebreid onderzoek met live-traps is gebleken dat de waterspitsmuis niet in het plangebied voorkomt. Voorgenomen plannen zullen geen effect hebben op waterspitsmuizen.

De aanwezigheid van de steenuil is onderzocht in het plangebied. De aanwezige gebouwen en knotwilgen in het plangebied zijn onderzocht op sporen van steenuilen. Daarnaast is op een aantal geschikte avonden het geluid van roepende steenuilen afgespeeld om een reactie op te roepen bij territoriale steenuilen in de omgeving van het plangebied. Hieruit is gebleken dat het plangebied niet behoort tot het territorium van een steenuil. Ook is het plangebied, voornamelijk akkers en verharding, niet geschikt om te dienen als functioneel leef- c.q. foerageergebied voor steenuilen. Wel zouden dieren kunnen foerageren in de bermen langs de Wageningse Afweg. Deze blijven onveranderd, er zal derhalve geen negatief effect optreden aan het leefgebied van steenuilen in de omgeving van het plangebied. Een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet is derhalve niet vereist.

Ten aanzien van de poelkikkers merken wij het volgende op. Uit het rapport van Staro (oktober 2012) blijkt dat de poelkikker in de nabijheid van het plangebied voorkomt. Om mogelijk negatieve effecten voor de poelkikker te voorkomen, zullen mitigerende maatregelen worden genomen waarmee overtreding van de in de Flora- en faunawet vastgelegde verboden wordt voorkomen. De te treffen mitigerende maatregelen (waaronder het gefaseerd uitvoeren van de werkzaamheden) zijn vastgelegd in een mitigatieplan en zijn voldoende om overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen (Staro, oktober 2014). Het mitigatieplan ligt met het bestemmingsplan ter inzage en is als bijlage bij de toelichting opgenomen. Het mitigatieplan zal, zoals dat gebruikelijk is, verder worden verankerd in een ecologisch werkprotocol. Gelet op het feit dat overtreding van de Flora- en faunawet wordt voorkomen, is het aanvragen van een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet niet aan de orde.

Conclusie

De Flora- en faunawet staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.4 Bomen

Op 9 mei 2014 heeft Expedio Arbori in opdracht van Klok Ontwikkeling een veldinspectie en inventarisatie gehouden van de bestaande bomen in en rond het plangebied. Bij het uitvoeren van de inventarisatie en inspectie stond de volgende vraag centraal: "Wat is de kwaliteit van het huidige bomenbestand en welke waarde vertegenwoordigen de bomen volgens de voorwaarden zoals deze in de lokale APV zijn opgenomen”.

Omdat niet alle bomen binnen het plangebied behouden kunnen blijven en mogelijk via een omgevingsvergunning kap worden gekapt, zijn alle bomen getoetst aan de voorwaarden zoals deze zijn weergegeven in de lokale APV. Ook is rekening gehouden met de door de gemeente Wageningen opgestelde lijst van monumentale bomen.

Gebaseerd op de inventarisatie en visuele inspectie van de bomen is een redelijk tot normale conditie bij de bomen waargenomen. De bomen en boomvormers vormen zowel de inkleding als omzoming van de afzonderlijke percelen en hebben als doel te zorgen voor een groene invulling en een besloten sfeer. Doordat er in de afgelopen jaren geen tot weinig onderhoud meer aan de bomen is gepleegd, is het beeld verwaarloosd en zijn er als gevolg van hiervan meerdere mechanische gebreken in de kronen ontstaan.

Conclusie

Blijkens bovenstaand onderzoek zijn geen van de geïnventariseerde bomen opgenomen in de lijst van monumentale bomen. Van de 151 bomen welke men voornemens is te kappen, dient voor 104 bomen een omgevingsvergunning kap te worden aangevraagd.

4.5 Kabels en leidingen

Binnen het plangebied is een bovengrondse transportleiding voor elektriciteit aanwezig. Het betreft een 150 kV-hoogspanningsleiding. Ten behoeve van dit leidingtracé geldt dat er sprake is van een zakelijk rechtstrook. Bij een zakelijk rechtstrook wijken de belangen van de eigenaar van het terrein voor het belang van de beheerder van de hoogspanningslijn. Naast het recht van opstal voor de elektriciteitsmast op het desbetreffende perceel geldt doorgaans, dat er een strook grond aan weerszijden van de lijn moet worden vrijgehouden van bebouwing: de zakelijk rechtstrook. Het recht van opstal bestaat onafhankelijk van de verplichtingen die voortvloeien uit de bouwverordening. De breedte van deze vrij te houden zakelijk rechtstrook is afhankelijk van de capaciteit en de uitvoering van de hoogspanningslijn. Ten aanzien van de 150kV-leiding geldt doorgaans een zakelijk rechtstrook van 22,5 meter aan weerszijden van de hoogspanningsleiding, waarbinnen geen gebouwen mogen worden gerealiseerd. Deze zakelijk rechtstrook is op de verbeelding weergeven. Verder zijn in het plangebied geen leidingen aanwezig die in het kader van dit bestemmingsplan bijzondere bescherming behoeven.

Conclusie

Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend bestemmingsplan.

4.6 Milieu

In deze paragraaf wordt ingegaan wordt op de aspecten bodem, externe veiligheid, geluid, bedrijvigheid en milieuzonering, geur en lucht.

4.6.1 Bodem

De bodemkwaliteit is in het kader van een bestemmingsplan van belang indien er sprake is van functie veranderingen of een ander gebruik. De bodem moet geschikt zijn voor de beoogde functie. Een eventuele verontreiniging dient milieutechnisch opgeruimd te kunnen worden en dit dient financieel haalbaar te zijn.

Westelijk deel plangebied

Ecopart B.V. heeft in september 2010 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd naar het perceel gemeente Wageningen, sectie G, nummer 2006, in het westen van het plangebied (verkennend bodemonderzoek Lawickse Allee ong, uitgevoerd door Ecopart b.v. d.d. 20 september 2010 met kenmerk 15227, versie 1.0.). Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat plaatselijk lichte bij mengingen met puin en asfalt deeltjes in de bovengrond zijn aangetroffen. De mate waarin deze zijn aangetroffen geven geen aanleiding om een relevante verontreiniging te verwachten. De gehalten van onderzochte stoffen in de bovengrond en ondergrond liggen allen onder de generieke achtergrondwaarde. Uit de analyseresultaten van de grondwatermonsters blijkt dat voor barium licht verhoogde gehalten zijn gemeten. De concentraties van de overige stoffen in het grondwater liggen onder de streefwaarde.

Geconcludeerd wordt dat het niet aannemelijk is dat de geconstateerde lichte verontreiniging risico's voor de volksgezondheid met zich meebrengt. Indien het geheel aan onderzoeksresultaten wordt beoordeeld in het licht van de geplande terreinbestemming c.q. -inrichting, is er sprake van een aanvaardbare situatie. De overwegingen hierbij zijn dat het slechts licht verhoogde gehaltes betreft, de te verrichten inspanning om te komen tot een strikt multifunctioneel bodemkwaliteitsniveau en een zienswijze vanuit een risicobenadering (ontbreken blootstellings- of verspreidingsroutes in de toekomstige situatie). Er is vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaar tegen het gebruik van het onderzoeksgebied inzake de herziening van het bestemmingsplan.

Oostelijk deel plangebied

NIPA milieutechniek b.v. heeft in januari 2012 een actualiserend bodemonderzoek uitgevoerd naar de percelen gemeente Wageningen, sectie G, nummer 2249, 2230, 2005 en 2007 (ged.) (verkennend bodemonderzoek Lawickse Allee ong, uitgevoerd door NIPA Milieutechniek d.d. 9 januari 2012 met kenmerk 12758).

In de bovengrond (0,0 -1,5 m-mv) wordt de achtergrondwaarde plaatselijk overschreden voor barium, cadmium, kobalt, kwik, lood, nikkel, zink en pak. In de ondergrond (0,5 - 2,0 m-mv) wordt de achtergrondwaarde plaatselijk overschreden voor kwik, nikkel en kobalt. In het grondwater (0,7 - 1,7 m-mv) is een streefwaarde overschrijding aangetoond voor barium en plaatselijk voor kwik.

Er blijkt verder dat er zintuiglijk geen asbest verdachte materialen zijn aangetroffen in de grond of op het maaiveld. De slootbodem bestaat uit klei en is van vergelijkbare kwaliteit als de kleiige toplaag. Indien getoetst als waterbodem blijkt dat het materiaal voldoet aan de eisen die in de Regeling bodemkwaliteit worden gesteld aan klasse B materiaal.

De aangetoonde gehaltes vormen geen aanleiding voor het uitvoeren van een aanvullend of nader bodemonderzoek. Tegen de eventuele bebouwing van de onderzoekslocatie zijn geen zwaarwegende milieuhygiënische bezwaren aan te voeren.

Indien de grond moet worden afgevoerd van de locatie, dient rekening te worden gehouden met gebruiksbeperkingen van de vrijkomende grond. Conform de Regeling bodemkwaliteit mag de grond slechts onder voorwaarden worden hergebruikt. Eventueel vrijkomende grond mag echter wel op de locatie worden hergebruikt. Grond die binnen de gemeente wordt hergebruikt kan, wanneer de gemeente beschikt over een bodemkwaliteitskaart, op basis van het onderzoek worden hergebruikt.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend bestemmingsplan.

4.6.2 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen (circulaire normering gevaarlijke stoffen, augustus 2004 / 2010) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op 2 maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

In dit kader is in januari 2012 door DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. een onderzoek naar externe veiligheid uitgevoerd. In dit onderzoek zijn de relevante risicobronnen vastgesteld, op basis van de Risicokaart, Marktverwachting vervoer gevaarlijke stoffen per spoor, Basisnet spoor, Basisnet weg en de jaarintensiteiten vervoer gevaarlijke stoffen over de weg.

Uit de inventarisatie blijkt dat er geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen aanwezig zijn nabij het plangebied. Er zijn ook geen buisleidingen in het gebied. In de omgeving is één inrichting gelegen, die mogelijk invloed heeft op het veiligheidsniveau in het plangebied. Dit betreft de Leerdammer Company (ammoniak koelinstallatie tank). Het invloed gebied van deze inrichting bevindt zich echter buiten het plangebied. Een verdere berekening naar de invloed van de ontwikkeling op het groepsrisico is dan ook niet noodzakelijk.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend bestemmingsplan.

4.6.3 Geluid

De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer, spoor en/of door inrichtingen, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. De wet stelt dat in principe de geluidsbelasting op de gevel van woningen niet hoger mag zijn dan de voorkeursgrenswaarde, dan wel een nader bepaalde waarde (hogere grenswaarde). De wet stelt verplicht onderzoek te verrichten indien binnen de onderzoekszones van wegen gebouwd wordt.

Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk. Het plan heeft wel extra voertuigbewegingen van en naar het plangebied Nudepark II tot gevolg. In dit kader is door DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. onderzoek gedaan naar indirecte hinder, als gevolg van deze extra voertuigbewegingen .

De indirecte hinder is getoetst (Akoestisch onderzoek indirecte hinder, DGMR, 12 januari 2012) aan de Circulaire van 29 februari 1996, 'Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting: beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer'. Kort samengevat komt dit neer op een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde met een ontheffingsmogelijkheid tot 65 dB(A) etmaalwaarde. Indien van de ontheffingsmogelijkheid gebruik wordt gemaakt, dient aangetoond te worden dat het binnenniveau voldoet aan 35 dB(A) etmaalwaarde.

De bovenstaande voorkeursgrenswaarde en grenswaarde gelden per bedrijf in het kader van de vergunningverlening. In het kader van de bestemmingsplanprocedure is in dit onderzoek aangesloten bij de Circulaire. Hierbij is de gehele verkeersaantrekkende werking van het Nudepark II bepaald en getoetst aan de voorkeurswaarde en de grenswaarde uit de circulaire. De resultaten staan in de navolgende tabel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0019nudepark2fase1-VSG1_0009.png"

Geconcludeerd wordt dat de geluidsbelasting afkomstig van de indirecte hinder onder bepaalde voorwaarden acceptabel is, aangezien deze valt in de bandbreedte tussen de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) en de maximale grenswaarde van 65 dB(A). Maatregelen om de indirecte hinder te reduceren zijn stille wegdekken en schermen. Stille wegdekverhardingen zijn minder geschikt op locaties waar veel (vracht)verkeer optrekt en af remt. Daarnaast zullen schermen niet wenselijk zijn aangezien deze het uitzicht van de woningen wegnemen.

Bij de afweging of de geluidniveaus acceptabel zijn kan rekening worden gehouden met de bestaande situatie. De N225 is een weg met een etmaalintensiteit van 10190 motorvoertuigen per etmaal. De toename van 742 motorvoertuigbewegingen heeft langs deze weg een toename van 0,3 dB tot gevolg. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de geluidsbelasting ten gevolge van de N225 niet significant wijzigt ten gevolge van de realisatie van Nudepark II.

Conclusie

De geluidniveaus afkomstig van de indirecte hinder worden acceptabel geacht aangezien deze geen significante bijdrage leveren aan de geluidsbelasting afkomstig van de N225. Vanwege de hoge geluidsbelasting afkomstig van de N225 is ervan uitgegaan dat de woningen langs deze weg voldoende geluidswering hebben om te voldoen aan de binnenniveau van 35 dB(A) etmaalwaarde voor indirecte hinder. Het aspect indirecte geluidhinder vormt hiermee geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend bestemmingsplan.

4.6.4 Bedrijvigheid en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om te kijken naar de bestaande, omliggende functies in relatie tot de nieuwe functie die planologisch mogelijk wordt gemaakt. Indien een (agrarisch) bedrijf in de omgeving van nieuwe ruimtelijke plannen is gelegen, moet worden getoetst of de nieuwe bestemming de vergunde rechten van bestaande (agrarische) bedrijven niet aantast. Daarnaast mogen hindergevoelige functies in de omgeving niet door de nieuwe bestemming worden gehinderd.

Voorliggend plan maakt de realisatie van nieuwe bedrijven in de vorm van een bedrijventerrein mogelijk. De woningen (burgerwoningen of bedrijfswoningen) nabij het plangebied zijn hindergevoelig. Door middel van een zonering wordt er met dit bestemmingsplan voor gezorgd dat de beoogde bedrijfsvoering niet in strijd is met deze omliggende gevoelige functies. De zonering die op de verbeelding is opgenomen, is gebaseerd op de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering (2009)'. In deze VNG-publicatie zijn richtafstanden bepaald ten opzichte van een rustige woonwijk. De richtafstanden zijn een hulpmiddel voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming. Bij de bepaling van de afstanden wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden van de ruimtelijke relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Overigens zijn de zoneringsmethode en de milieucategorieën in onder andere de Staat van bedrijfsactiviteiten gebaseerd op richtafstanden en daarmee indicatief. Een gemeente kan hier, zij het gemotiveerd, vanaf wijken.

In de VNG-publicatie wordt voor de te hanteren richtafstand onderscheid gemaakt in twee omgevingstypen, namelijk rustig woongebied en gemengd gebied. Rustig woongebied betreft een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding en daarmee vrijwel geen ruimte biedt aan andere functies. Het omgevingstype gemengd gebied omvat een gebied met een matige tot sterke functiemening, waar naast woningen ook andere functies voorkomen. Ook lintbebouwing in het buitengebied met een overwegend agrarische en andere bedrijvigheid en gebieden direct langs hoofdstructuur worden als gemengd gebied beschouwd. In gemengd gebied kunnen de richtafstanden uit de VNG-uitgave met één afstandsstap worden verlaagd, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat ter plaatse.

De DGMR heeft onderzoek verricht naar de milieuzonering van Nudepark II, fase 1 (d.d. 22 januari 2014).

Ter plaatse van het plangebied Nudepark II, fase 1 worden enkel bedrijven met een milieucategorie 1, 2, 3.1 en 3.2 gewenst geacht. Voor deze bedrijven geldt op basis van de VNG-publicatie een richtafstand van respectievelijk 10, 30, 50 en 100 meter ten opzichte van rustig woongebied. Het plangebied Nudepark II grenst echter direct aan de Lawickse Allee, die onderdeel uitmaakt van de hoofdinfrastructuur van Wageningen. Daarnaast kenmerkt de omgeving van het plangebied zich door lintbebouwing met overwegend bedrijvigheid. Er is hier dus sprake van gemengd gebied, waarmee voor de betreffende milieucategorieën respectievelijk afstanden gelden van 0, 10, 30 en 50 meter ten opzichte van omliggende hindergevoelige functies.

In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich de volgende hindergevoelige functies :

  • De bedrijfswoning op het perceel Wageningse Afweg 9;
  • De villa op het perceel Lawickse Allee 71;
  • De bedrijfswoning op het perceel Lawickse Allee 170.

De bedrijfswoning op het perceel Wageningse Afweg 9 bevindt zich op een grotere afstand dan 50 meter van het plangebied en heeft derhalve geen consequenties voor de toegestane bedrijvigheid in het plangebied. Voor de overige twee woningen is, met de zonering die op de verbeelding is weergegeven, gewaarborgd dat zij buiten de hinderafstand van de toegestane bedrijven zijn gesitueerd. De zonering is, in lijn met de VNG-publicatie, gebaseerd op de afstand tussen de locatie waar een woning kan worden gebouwd (het bouwvlak) en de grens van de bestemming Bedrijventerrein in onderhavig bestemmingsplan. Aan de hand van een 'Staat van bedrijfsactiviteiten', wordt een lijst van bedrijven gegeven die in de verschillende zones toelaatbaar zijn. Dit is afhankelijk van de milieucategorie die aan een bedrijf is gekoppeld. Deze Staat van bedrijfsactiviteiten is als bijlage bij de regels van het bestemmingsplan opgenomen.

In de omgeving van het nieuwe bedrijventerrein is echter ook sprake van nog niet gerealiseerde, maar wel geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen. Het gaat om woningen die mogelijk zijn gemaakt door de bepalingen van het bestemmingsplan Plantenveredeling Lawickse Allee. Op basis van de verbeelding van het bestemmingsplan Plantenveredeling Lawickse Allee wordt geconstateerd dat de afstand dusdanig is dat de geluidseffecten van Nudepark II, fase 1 de grenswaarden niet zullen overschrijden.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan gesteld worden dat de nieuwe woonbestemmingen toegestaan op grond van het bestemmingsplan Plantenveredeling Lawickse Allee geen belemmering vormen voor bedrijfsvestiging op Nudepark II, fase 1. De geluidsbelasting vanwege nieuwe bedrijven zal bij deze woningen onder de toegestane grenswaarden blijven. Het aspect bedrijvigheid en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend bestemmingsplan.

4.6.5 Geur

In de omgeving van het plangebied zijn geen veehouderijen met geurcontouren gelegen. Hierdoor behoeft in het plangebied geen rekening te worden gehouden met geurgevoelige functies en geurgevoelige bedrijfsactiviteiten. Andersom zullen de eventuele geurveroorzakende functies op het bedrijventerrein de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven niet beperken.

Conclusie

Het aspect geur heeft geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling tot gevolg.

4.6.6 Lucht

Op 15 november 2007 is de 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden. Sinds 1 januari 2009 is tevens het 'Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)' van kracht. In het kader van deze wet- en regelgeving dient gekeken te worden of een bepaalde functie niet te veel luchtvervuiling veroorzaakt. Deze nieuwe wet- en regelgeving maakt onderscheid tussen projecten die "in betekende mate" en "niet in betekende mate" (NIBM) leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Projecten, die maximaal 3% van de grenswaarde (= 1,2 µg/m³ voor zowel NO2 als PM10) bijdragen aan de lokale luchtkwaliteit vallen onder de definitie van NIBM en hoeven niet meer getoetst te worden aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Op basis van de wet- en regelgeving is voor projecten die 'niet in betekenende mate' de luchtkwaliteit verslechteren (tot 500 woningen of 33.333 m² bvo. kantoorruimte per ontsluiting) geen luchtkwaliteit-onderzoek noodzakelijk.
Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van een bedrijventerrein mogelijk. Deze functie is niet nader genoemd en daarmee gekwantificeerd in de wet- en regelgeving.

Als gevolg van het plan zijn de volgende gegevens relevant:

Extra verkeer als gevolg van het plan   Extra voertuigbewegingen (weekdaggemiddelde)
Aandeel vrachtverkeer  
742

10.0%  
Maximale bijdrage extra verkeer   NO2 in µg/m³
PM10 in µg/m³  
1.65
0.27  
Grens voor "Niet In Betekenende Mate" in µg/m³     1.2  

Conclusie; De bijdrage van het extra verkeer is mogelijk in betekenende mate; nader onderzoek noodzakelijk

Dit onderzoek is in januari 2012 door DGMR Industie, Verkeer en Milieu B.V. uitgevoerd. Op 6 mei 2014 is nader onderzoek verricht naar de Luchtkwaliteit.

De luchtverontreiniging ten gevolge van het plan kan worden veroorzaakt door verkeersbewegingen van en naar het plangebied en door procesemissies als gevolg van de beoogde industriële activiteiten. Gelet op de aard van de industriële activiteiten (bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3.2) zal de uitstoot echter beperkt c.q. verwaarloosbaar zijn. Het verkeer van en naar het bedrijventerrein is bepalend voor de luchtkwaliteit.

Luchtverontreiniging afkomstig van wegverkeer kan van invloed zijn op de leefkwaliteit in de omgeving van het plan Nudepark II. De verkeer aantrekkende werking van het plan draagt bij aan de luchtverontreiniging van de omgeving. Het doel van het onderzoek (Onderzoek luchtkwaliteit, DGMR, 25 februari 2014) naar de luchtkwaliteit is het bepalen van de bijdrage van de verkeer aantrekkende werking aan de luchtverontreiniging.

De invloed van het plangebied op de luchtkwaliteit is vastgesteld met behulp van een berekening met het NIBM tool van infomil. Hierbij is uitgegaan van 742 extra voertuigbewegingen ten gevolge van de ontwikkeling met een aandeel vrachtverkeer van 10%. Deze verkeer aantrekkende werking is afgeleid van www.verkeersgeneratie.nl.

Uit de berekening volgt dat de maximale planbijdrage van Nudepark II, fase 1 voor de parameters NO2 en PM10 op de ontsluitingsweg van het plan zeer gering is en ruimschoots onder de grenswaarde van 1,2 µg/m³ ligt. Hiermee valt het plan binnen de kaders van het Besluit niet in betekenende mate. Aangezien het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging van de omgeving, is geen onderzoek naar de grenswaarden uit de Wet milieubeheer voor deze planlocatie noodzakelijk. Het aspect lucht vormt geen belemmering voor de realisatie van dit bestemmingsplan.

In het kader van zienswijzeprocedure heeft DGMR een aanvullend luchtkwaliteitonderzoek (d.d.21 oktober 2014) uitgevoerd voor het bedrijventerrein Nudepark II. Het onderzoek is als bijlage bij de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen.

Het doel van dit luchtkwaliteitonderzoek is het berekenen en toetsen van de luchtverontreinigende stoffen in de directe omgeving van het bedrijventerrein. Er is getoetst of sprake is van een niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Daarbij is getoetst aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5. In dit onderzoek is zowel de directe emissie van het bedrijventerrein als de luchtkwaliteitonderzoeken ten gevolge van de bijbehorende verkeersaantrekkende werking over de provinciale weg N225 beschouwd. Voor de hernieuwde berekening is uitgegaan van Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bijlage bij de regels. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is aangepast ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan, waarbij is gekozen om bedrijven met een significante uitstoot van NOx (en ammoniak) niet op het bedrijfsterrein toe te laten. Dit betreft onder andere elektriciteitsproductiebedrijven, composteerbedrijven en fabrieken voor zuivelproducten.

Uit de rekenresultaten volgt dat ruimschoots voldaan wordt aan de wettelijke grenswaarden. Het aspect luchtkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor de realisatie van het bedrijventerrein.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend bestemmingsplan.

4.7 Verkeer en parkeren

Het plangebied Nudepark II wordt voor gemotoriseerd verkeer ontsloten via het bestaande bedrijventerrein Nudepark I, dat wordt ontsloten op de rotonde op de Lawickse Allee. Voor de calamiteitenroute wordt een separate ontsluiting gerealiseerd, namelijk in noordelijke richting vanuit Nudepark II naar de Lawickse Allee. De gemeente is voornemens de Wageningse Afweg af te sluiten voor gemotoriseerd verkeer. De bestaande bedrijven aan deze weg, namelijk RBC en Monsanto, worden via Nudepark II ontsloten. De capaciteit van de Lawickse Allee is zodanig, dat het aantal verkeersbewegingen, dat door het plan Nudepark II wordt veroorzaakt, in voldoende mate kan worden opgevangen. Bovendien is de vormgeving van de rotonde, die zorgdraagt voor de aansluiting van Nudepark I op de Lawickse Allee, afgestemd op de realisatie van Nudepark II.

De ontsluiting voor langzaam verkeer verloopt via de Lawickse Allee, de weg Nudepark en de Grebbedijk.

Voor wat betreft het aspect parkeren moet worden voldaan aan de gestelde parkeenormen uit de parkeernormennota zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van een aanvraag om omgevingsvergunning. De exacte aard en omvang van functies in onderhavig plan zijn nog niet bekend. Zodoende is ook het aantal benodigde parkeerplaatsen nog niet inzichtelijk.

De parkeervraag wordt binnen het plangebied op eigen terrein van de toekomstige bedrijven gerealiseerd. Hiertoe is in de regels een bepaling opgenomen.

Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend bestemmingsplan.

4.8 Water

Omgang met water vormt een belangrijk onderdeel van een bestemmingsplanprocedure. Doordat bij nieuwe ontwikkelingen veelal het verharde oppervlakte en daardoor afvoer en infiltratiemogelijkheden van hemelwater wijzigt, is het gewenst inzicht te verkrijgen in op welke wijze dit kan worden uitgevoerd.

Op grond van de afspraak uit de startovereenkomst Waterbeheer 21ste eeuw (WB21) dienen decentraleoverheden in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf op te nemen. In deze paragraaf, die het resultaat weergeeft van het uitgevoerde watertoets proces, dient te worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Een watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Middels een waterparagraaf wordt de waterhuishouding in de bestaande en nieuwe situatie beschreven. Deze waterparagraaf bevat zowel het wateradvies als enkele randvoorwaarden waaraan het plan moet voldoen.

4.8.1 Beschrijving plangebied

Het plangebied betreft de locatie Nudepark II, fase 1, te Wageningen. De locatie wordt globaal begrensd door de Lawickse Allee (noordzijde), achterzijde bedrijfspercelen Nudepark I (oostzijde), de Wageningse Afweg (zuidzijde) en de bestaande hoogspanningsleiding (westzijde). De totale planlocatie (fase 1 en 2) heeft een oppervlakte van circa 18,3 ha. Fase 1 (incl. het totale retentiegebied) heeft een oppervlakte van circa 12,5 ha, fase 2 omvat circa 6,0 ha. In de huidige situatie is het terrein onverhard en in gebruik als akkerland c.q. proefvelden van Wageningen Universiteit en Research (WUR). In de nieuwe situatie is de verharde oppervlakte van fase 1 (totaal van daken, terreinverhardingen en openbare verhardingen) circa 7,0 ha, voor fase 2 bedraagt deze ca. 5,6 ha.

4.8.2 Bestaande geohydrolische gesteldheid

Om de toestand van de bodem in beeld te krijgen, is gebruik gemaakt van de rapportage 'Bedrijvenpark Nude 2; Waterhuishoudingsplan en Natte Paragraaf' d.d. 2 december 2004 van ingenieursbureau Royal Haskoning. De hoofdconclusies van dit onderzoek zijn als volgt:

  • De bestaande maaiveldhoogte bedraagt ca. 8,0 m (oostzijde) à 7,0 m +NAP (westzijde);
  • Vanaf het maaiveld is een afsluitende deklaag van klei aanwezig, met daaronder een zandondergrond;
  • Het plangebied grenst aan de zuidzijde aan een primaire watergang van het waterschap. Aan de zuidoostzijde zijn sloten c.q. greppels aanwezig met een tertiaire status;
  • Oppervlaktewater in de Nude stroomt van oost naar west. Het peilbeheer in de bestaande watergang ten zuiden van bedrijventerrein Nudepark I en de sloten c.q. greppels aan de zuidoostzijde van de planlocatie betreft een gestuwd peil op 6,50 m +NAP. De watergang ten zuiden van Nudepark II (parallel aan de Wageningse Afweg) en overige watergangen zijn vrij afwaterend tot de stuw in de Haarwal (zomerpeil 5,85 m +NAP; winterpeil 5,35m +NAP);
  • Op basis van de beschikbare gegevens heeft het gebied grondwatertrap VI (GHG 40 - 80 cm-mv, GLG >1,20 cm -mv);
  • Vanwege de ligging van de planlocatie nabij de Neder-Rijn moet rekening worden gehouden met kwel tijdens hoge rivierwaterstanden;Het gebied is momenteel in gebruik als agrarisch gebied en als proefveld van de WUR. Gedurende de winter wordt er gedraineerd, tenzij deze drainage (onderbemaling in een aantal sloten) op laste van het waterschap gestopt moet worden om grotere problemen benedenstrooms te voorkomen. 's Zomers draait er een beregeningsinstallatie op een ondiepe bron.

Op grond van bovenstaande criteria wordt het infiltreren van het hemelwater in de bodem niet wenselijkgeacht. Er bestaat wel de mogelijkheid om het hemelwater (vertraagd) af te voeren naar het oppervlaktewater.

4.8.3 Beleid

Het algemene waterbeleid dat op het plangebied van toepassing is, staat beschreven in de Vierde Nota Waterhuishouding van de rijksoverheid, het Waterhuishoudingsplan Gelderland van de provincie Gelderland, het Beheersplan van het waterschap Vallei & Veluwe en het Waterplan Wageningen.

Op Europees, nationaal en stroomgebiedsniveau wordt gewerkt aan de Kaderrichtlijn Water (KRW). De KRW streeft naar duurzame en robuuste watersystemen. Basisprincipes van het nationaal en Europees beleid zijn: meer ruimte voor water, voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd en stand-still (géén verdere achteruitgang in de huidige (jaar 2000) chemische en ecologische waterkwaliteit).

Het bovenstaande resulteert in twee drietrapsstrategieën, die zijn vastgelegd in de Nota Ruimte (2006):

  • Waterkwantiteit (vasthouden, bergen, afvoeren)
  • Waterkwaliteit (schoonhouden, scheiden, zuiveren)

De trits voor waterkwantiteit betekent dat neerslag bij voorkeur wordt vastgehouden op de plaats waar het valt. Indien vasthouden niet mogelijk is, wordt neerslag geborgen in oppervlaktewater. De trits voor waterkwaliteit houdt in dat gestreefd moet worden naar het voorkomen van verontreinigingen. Indien schoonhouden niet mogelijk is, worden schone en vervuilende bronnen gescheiden.

4.8.4 Proces van de Watertoets

Er heeft een vooroverleg plaatsgevonden met de gemeente Wageningen en waterschap Vallei & Veluwe. De hieruit voortvloeiende afspraken en ruimtelijke gevolgen voor de benodigde waterberging zijn verwerkt in het bestemmingsplan. De randvoorwaarden zijn terug te vinden in het Rapport over de waterhuishouding van BOOT d.d. 21 januari 2013. Verder is in dit rapport een dimensionering van het HWA-stelsel en DWA-stelsel opgenomen (zie bijlage bij deze toelichting). Op basis hiervan is een watervergunning verleend op 16 mei 2013 voor het bouwrijp maken van het gebied. Bij de daadwerkelijke start van deze werkzaamheden zal worden bezien of de verleende vergunning moet worden geactualiseerd.

4.8.5 Aandachtspunten op regionaal niveau

Het plangebied is gelegen nabij een primaire waterkering. De planlocatie bevindt zich echter niet in de kern- of beschermingszone van de waterkering.

Hoofdwatersysteem

Het plan grenst aan de zuidzijde aan een hoofdwatergang (met primaire status). Deze A-watergang wordt onderhouden middels rijdend materieel.

Voor dit plan zijn de volgende onderdelen uit de keurbepalingen primair van belang:

  • Indien in de beschermingszone werkzaamheden worden verricht, zoals het wijzigen van het talud van de watergang, het plaatsen van beschoeiing en objecten en het aanplanten van opstaand groen, dient hiervoor een watervergunning bij het waterschap te worden aangevraagd.

Waterafhankelijke natuur

Binnen het plangebied is geen sprake van kwelafhankelijke natuur. In de indirecte omgeving van het plangebied zijn tevens geen kwelafhankelijke natuurgebieden aanwezig.

4.8.6 Aandachtspunten plangebied

In de door BOOT op 8 mei 2012 vastgestelde memo over de structuur van de waterhuishouding is mede op basis van de bijgevoegde verbeeldingen af te lezen hoe het plangebied wordt ingericht.

Infiltratie hemelwater

Infiltratie van hemelwater wordt als gevolg van de bodemopbouw en relatief hoge grondwaterstanden in het plangebied niet wenselijk geacht.

Berging hemelwater in open water

Hemelwater, afkomstig van verharde delen van het plangebied, wordt in de toekomstige situatie ondergronds afgevoerd naar watergangen binnen het plangebied en het aan de westzijde van het plangebied geprojecteerde retentiegebied.

De waterafvoer vanuit de watergang ten zuiden van Nudepark I zal via het centrale deel van het plangebied naar het retentiegebied worden geleid. Dit heeft als voordeel dat de watergangen in het plangebied en het retentiegebied enerzijds optimaal worden benut, anderzijds wordt de doorstroming van het watersysteem bij regenval in droge perioden zoveel mogelijk bevorderd. De stromingsrichting is met blauwe pijlen in onderstaande figuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0019nudepark2fase1-VSG1_0010.png"

Watersysteem plangebied bron: BOOT organiserend ingenieursburo B.V (2012)

Het toekomstige retentiegebied zal het hemelwater ontvangen en bergen van zowel fase 1 als fase 2 van bedrijventerrein Nudepark II. Het retentiegebied krijgt een minimaal (gemiddeld) wateroppervlak van ca. 12.600 m² (ca. 30% van het geprojecteerde retentiegebied) en voldoet hiermee aan de gestelde bergingseisen van het waterschap. De realisatie en instandhouding van het retentiegebied is met voorliggend bestemmingsplan door middel van een aanduiding planologisch gewaarborgd.

De gemeente streeft ernaar om het gebruik van uitlogende bouwmaterialen te voorkomen en heeft deze eis ook doorgelegd aan de ontwikkelaar van het plan. Het plan veroorzaakt geen nadelige gevolgen voor of door het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.

Beheer retentiegebied

Het beheer en onderhoud van het retentiegebied zal vooralsnog door of namens het toekomstige parkmanagement worden uitgevoerd.

De watergangen binnen het centrale deel van het plangebied zullen een primaire status verkrijgen en in beheer komen van waterschap Vallei & Veluwe. Het profiel van deze watergangen zal nog nader in overleg met het waterschap worden afgestemd. De realisatie en instandhouding van deze watergangen is met voorliggend bestemmingsplan door middel van een bestemming Water planologisch gewaarborgd.

Hoge grondwaterstand

Gelet op de grondwatersituatie zijn in het plangebied geen kansen om grondwater te benutten voor het versterken van de ruimtelijke kwaliteit.

Het plan is niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied. In en om het plangebied is geen grondwateroverlast bekend. Ingrepen voortkomend uit dit plan zullen geen bodemlagen aantasten als gevolg waarvan het grondwatersysteem verandert.

Er zal binnen het plangebied geen drainagesysteem worden aangelegd. Hiermee wordt het plangebied waterneutraal aangelegd.

Drinkwaterwinning

Het plangebied ligt niet in of nabij een waterwingebied.

Bodemdaling

Gelet op bodemopbouw en grondwatersituatie is het plangebied als niet-gevoelig voor bodemdaling aan te merken.

Kwaliteit oppervlaktewater

Het plangebied bevindt zich niet binnen een gebied waaraan bijzondere waterkwaliteitsdoelen zijn verbonden (ingevolge de Kaderrichtlijn Water en/of het Provinciaal Waterhuishoudingsplan).

Watergebonden recreatie

De planlocatie is gelegen in een gebied met bestaande bebouwing. Het plangebied is niet geschikt voor watergebonden recreatie.

Ondergrondse leidingen

Binnen het plangebied en in de directe omgeving daarvan bevindt zich geen hoofdleiding van het drinkwaternetwerk of hoge druk gasleiding. Er is wel een bovengrondse hoogspanningsleiding aan de westzijde van het terrein aanwezig. Voor de waterhuishouding heeft deze geen nadelige gevolgen.

Riolering

Het vuilwater van het toekomstige bedrijventerrein zal middels een DWA-verzamelriool worden afgevoerd naar het bestaande gemeentelijke verbeterd gescheiden rioolstelsel in Nudepark I.

Het hemelwater van daken, terreinverhardingen en openbare verhardingen zal, afhankelijk van de te vestigen type bedrijven, via een gescheiden HWA- of verbeterd gescheiden HWA-stelsel (middels pomp op het DWA-stelsel) naar de geprojecteerde watergangen worden afgevoerd. De uiteindelijke keuze zal in overleg met gemeente en waterschap worden gemaakt.

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend bestemmingsplan.

4.9 Economische uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan.

Ten behoeve van de ontwikkeling van dit plan is in een (anterieure) overeenkomst met de initiatiefnemer vastgelegd dat de (plan)kosten voor diens rekening zijn. Het betreft zowel eventuele planschade als de gemeentelijke kosten. In artikel 6.12 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening (Grondexploitatiewet) is bepaald dat de gemeenteraad kan besluiten om geen grondexploitatieplan vast te stellen, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is. Door middel van de gesloten anterieure overeenkomst is het kostenverhaal bij onderhavig plan verzekerd. Bovendien zijn in de overeenkomst nadere afspraken gemaakt over de fasering en landschappelijke inpassing. Het vaststellen van een exploitatieplan is hiermee niet noodzakelijk. In de exploitatieopzet, die ten grondslag ligt aan de gesloten overeenkomst, is bovendien aangetoond dat de opbrengsten van de ontwikkeling de te maken kosten overtreffen.

Conclusie

De economische uitvoerbaarheid is voldoende aangetoond.

Hoofdstuk 5 Wijze van bestemmen

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is niet het enige instrument. Andere wetten en regels zoals de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Monumentenwet 1988, de Wet Milieubeheer en de bouwverordening zijn ook belangrijk voor het uitoefenen van het ruimtelijk beleid. Meer informatie over de rol en betekenis van het bestemmingsplan is te vinden op de site van de gemeente en op www.ruimtelijkeplannen.nl.

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan is een middel waarmee gebruiksmogelijkheden aan gronden worden toegekend. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:

  • de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren;
  • de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (de overgangsregels zijn hierbij mede van belang).

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken' (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden).

Een bestemmingsplan regelt derhalve:

  • het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);

En een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:

  • het bebouwen van de gronden;
  • het verrichten van werken (aanleggen).

Door middel van een verbeelding wordt aangegeven welke bestemming voor bepaalde gronden gelden. Aan de hand van de bestemming worden regels aan de betreffende gronden gekoppeld. Daarnaast kan er, naast een bestemming, sprake zijn van een dubbelbestemming. Deze dubbelbestemming geeft inzicht in de aanvullende bepalingen die ter plaatse gelden.

5.2 Hoofdstukopbouw van de planregels

De planregels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2);
  • 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels opgenomen. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen de (mogelijke) afwijkingsmogelijkheden met betrekking tot de bouw en/of het gebruik. Ten slotte zijn (eventuele) omgevingsvergunningstelsel en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen.
  • 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Waaronder algemene bouwregels, maar ook regels met betrekking tot mogelijke afwijkingen.
  • 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en is bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).

5.3 Dit bestemmingsplan

5.3.1 Algemeen

Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd en in die vorm vastgesteld. Een volledige verbeelding daarvan op papier wordt gelijktijdig vastgesteld. De volledige verbeelding op papier voor dit bestemmingsplan omvat deze toelichting, de bijlagen bij de toelichting, de regels, de bijlagen bij de regels en een kaart (verbeelding) schaal 1:1000. Indien na vaststelling de inhoud van het langs elektronische weg vastgelegde bestemmingsplan en die van de verbeelding daarvan op papier tot een verschillende uitleg aanleiding geeft, is de eerstbedoelde inhoud beslissend.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

5.3.2 Dit bestemmingsplan en dubbelbestemmingen

Het voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen: Bedrijventerrein, Groen, Verkeer en Water. Daarnaast zijn twee dubbelbestemmingen te onderscheiden, namelijk Leiding - Hoogspanningsverbinding en Waarde - Archeologie.

Bedrijventerrein

De bestemming Bedrijventerrein is van toepassing op het oostelijk deel van het plangebied. De gronden ter plaatse zijn bestemd voor bedrijven. Aan de hand van een zonering op de verbeelding en de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten is vastgelegd welk type bedrijf zich op een bepaalde locatie binnen het bedrijventerrein kan vestigen. Hierbij is onderscheid gemaakt in de bedrijfscategorieën 1 en 2 en 1 t/m 3.2. Met deze zonering wordt eventuele hinder van de bedrijfsactiviteiten ten opzichte van omliggende hindergevoelige objecten (waaronder woningen) voorkomen. In de regels zijn bedrijfswoningen en geluidszonering-plichtige bedrijven en bedrijven met een risico op het gebied van externe veiligheid niet toegestaan. Naast bedrijvigheid wordt ondergeschikt ruimte geboden aan wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, groenvoorzieningen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen en waterhuishoudkundige doeleinden. Door middel van de aanduiding 'verkeer' is gewaarborgd dat ter plaatse, of in de directe omgeving, een verkeersverbinding wordt gerealiseerd. De exacte ligging van deze verbindingen is op dit moment nog niet bekend. Door middel van voornoemde regeling wordt nog enige flexibiliteit geboden.

Ten aanzien van het bouwen is sprake van een globale regeling. Om de gewenste afstand van 25 meter tussen de beoogde bedrijfsbebouwing en de Lawickse Allee te waarborgen, is in de regels een bepaling opgenomen. In de regels zijn voor gebouwen een aan te houden afstand tot de voorste-, achterste en zijdelingse perceelgrenzen opgenomen. Daarnaast zijn de maximale bouwhoogten en kavelgroottes, zoals deze door de gemeenteraad zijn vastgesteld in de vorm van een kadernota, in de regels vastgelegd. In verband met de variërende kavelgroottes zijn hiertoe vier deelgebieden onderscheiden. Gebouwen mogen overigens pas worden gebouwd op het moment dat is aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn maximale hoogten in de regels vastgelegd.

Van de bouwregels kan worden afgeweken met als doel enige flexibiliteit te bieden. Deze regeling maakt het mogelijk dat de kavelgroottes onder voorwaarden maximaal 7.500 m2 worden.

Van de gebruiksregels kan worden afgeweken met als doel enige flexibiliteit te bieden. Deze regeling maakt het mogelijk dat een bedrijf wordt gevestigd, die niet is opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar waarvan is aangetoond dat deze naar aard en de invloed op de omgeving vergelijkbaar is. Daarnaast kunnen op grond van dit artikel detailhandelsvoorzieningen worden gevestigd.

Natuur

De voor ‘natuur’ bestemde gronden zijn bestemd voor het behoud, herstel en beheer van de daar aanwezige natuurwaarden. Daarnaast heeft het gebied, gelegen in het westen van het plangebied, de functie ‘waterberging’ ter compensatie van de aan te leggen verhardingen en als overloop voor de aanwezige watergangen in het plangebied. Ter bescherming van het gebied mogen op de gronden geen gebouwen worden gebouwd. Bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen niet hoger zijn dan 3 meter.

Voorwaardelijke verplichting

In voorliggend bestemmingsplan is gebruik gemaakt van een zogenoemde 'voorwaardelijke verplichting'. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak (uitspraak "Linderveld" - AbRS 22 maart 2006, BR 2006, p. 546, nr. 200502510/1) blijkt dat in een bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting kan worden opgenomen.

Omdat dit een relatief nieuw instrument is wordt een uitleg noodzakelijk geacht. De voorwaardelijke verplichting voorziet in een borging van de maatregelen om te komen tot een ruimtelijke kwaliteitsimpuls in de groene omgeving. Deze maatregelen zijn (mits ruimtelijk relevant, niet geheelgeborgd middels sectorale wetgeving of middels de privaatrechtelijke overeenkomst welke is gesloten) als voorwaardelijke verplichting in de regels van het plan opgenomen.

Concreet betekend dit dat het gebruik van, en het in gebruik (laten) nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemmingsomschrijving pas is toegestaan nadat de aanleg en instandhouding van de als 'natuur' met de 'functieaanduiding waterberging' bestemde vlak als opgenomen in het beeldkwaliteitplan (bijlage bij de regels) is gerealiseerd. Dit teneinde te komen tot een goede ruimtelijke inpassing van het gehele gebied.

Verkeer

De bestemming Verkeer is van toepassing op de vaststaande ontsluitingsstructuur in het oosten van het plangebied. Ter plaatse zijn diverse verkeersvoorzieningen, waaronder straten, paden en parkeervoorzieningen toegestaan. Ten behoeve van enige flexibiliteit in het te realiseren verkeersprofiel zijn eveneens groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige doeleinden toegestaan. Gebouwen mogen niet worden gebouwd. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering is een bouwhoogte van maximaal 12 meter toegestaan. De maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde is 5 meter.

Water

De watergangen binnen het centrale deel van het plangebied, die in het beheer komen van het waterschap, zijn voorzien van de bestemming Water. De gronden zijn hiermee bestemd voor waterhuishoudkundige voorzieningen, waterpartijen, waterberging en waterlopen. Tevens zijn groenvoorzieningen en wegen en paden toegestaan. Ondergeschikt kunnen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gerealiseerd tot een hoogte van maximaal 3 meter. Het betreft onder andere bruggen, dammen en duikers.

Leiding - Hoogspanningsverbinding

De dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding is bedoeld voor het beheer en onderhoud van de bestaande hoogspanningsleiding en de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met deze leiding. Binnen de dubbelbestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Van deze bouwregeling kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken. Hiervoor moet advies van de leidingbeheerder zijn verkregen. Tevens is bepaald dat, voor het uitvoeren van bepaalde andere-werken, een omgevingsvergunning moet zijn verkregen. Het betreft onder andere werkzaamheden in de grond, het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, het wijzigen van watergangen en het beplanten of rooien van houtgewassen. De vergunning wordt in principe geweigerd, indien afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding.

Waarde - Archeologie

De dubbelbestemming Waarde - Archeologie is bedoeld voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Het betreft in dit geval de vindplaatsen binnen het plangebied, zoals beschreven in paragraaf 4.2 van deze toelichting. Binnen de dubbelbestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Overige bouwwerken zijn slechts onder voorwaarden toelaatbaar, op grond waarvan geen onevenredige aantasting van de archeologische waarden kan plaatsvinden. Van deze bouwregeling kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken. Hiervoor moet zijn aangetoond dat geen sprake is van onevenredige aantasting van de archeologische waarden. Tevens is bepaald dat, voor het uitvoeren van bepaalde andere-werken, een omgevingsvergunning moet zijn verkregen. Het betreft onder andere werkzaamheden in de grond, het wijzigen van het waterpeil, het aanleggen of rooien van bos en het aanleggen van ondergrondse leidingen. De andere-werken zijn slechts toelaatbaar als is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.

Door middel van een wijzigingsbevoegdheid is geregeld dat de dubbelbestemming kan komen te vervallen, op het moment dat is aangetoond dat er geen sprake meer is van de aanwezigheid van archeologische waarden en/of deze zijn veiliggesteld. Met de wijzigingsbevoegdheid kan de dubbelbestemming ook worden uitgebreid binnen het plangebied.

5.3.3 De overige regels

In de hoofdstukken 1, 3 en 4 zijn meer algemene regels opgenomen, die veelal geen nadere toelichting behoeven. Voor dit plan verdient de regeling in artikel 12.1 nog wel aandacht. In dit artikel is bepaald dat het gezamenlijk oppervlak van alle uit te geven bedrijfspercelen (van fase 1) niet meer mag zijn dan 6,0 hectare. Dit is in lijn met het Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB).

Hoofdstuk 6 Procedure

 

6.1 Voorbereiding

Ten behoeve van participatie van burgers en maatschappelijke organisaties is voldaan aan de meldingsplicht, zoals deze conform artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geldt bij een voornemen tot voorbereiding van een bestemmingsplan. Dit voornemen is op 7 mei 2014 digitaal gepubliceerd in het Gemeenteblad.

In het kader van het bestemmingsplan zal een informatiebijeenkomst worden gehouden om omwonenden en andere belangstellenden informatie te verschaffen met betrekking tot de voorgenomen ontwikkeling.

6.2 Overleg

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Bro is het ontwerpbestemmingsplan “Nudepark II, fase 1” toegezonden aan de provincie Gelderland en het Waterschap Vallei en Veluwe. De provincie heeft geen opmerkingen. Het waterschap heeft verzocht voor de watergang onder de hoogspanningsverbinding de bestemming 'Water' met de aanduiding 'waterberging' op te nemen. Het ontwerpbestemmingsplan is hierop aangepast. Het vooroverleg heeft dan ook geleid tot een aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

6.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan is na publicatie op de website van de Staatscourant en het Gemeenteblad gedurende zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze termijn zijn er enkele zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan ingediend. In de zienswijzennota is uitgebreid ingegaan op de ingediende zienswijzen. De zienswijzen hebben aanleiding gegeven het ontwerpbestemmingsplan gewijzigd voor te leggen aan de raad ter vaststelling.

6.4 Vaststelling

Op 4 juli 2016 heeft de gemeenteraad van Wageningen het bestemmingsplan ‘Nudepark II, fase 1’ gewijzigd vastgesteld. Het plan zal nu ter inzage worden gelegd voor een periode van zes weken. Tegen het vaststellingsbesluit kan beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestruursrechtspraak van de Raad van State.