direct naar inhoud van Regels
Plan: Nudepark II, fase 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0289.0019nudepark2fase1-VSG1

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

het bestemmingsplan Nudepark II, fase 1 met identificatienummer NL.IMRO.0289.0019nudepark2fase1-VSG1 van de gemeente Wageningen;

1.2 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar in gevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Akoestisch gebied

een op de verbeelding in de bijlage bij deze regels van het bestemmingsplan aangegeven deel van het industrieterrein waarvan de beschikbare geluidsruimte is uitgedrukt als emissiekengetal;

1.6 Ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;

1.7 Archeologisch waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met het voorkomen van archeologische relicten;

1.8 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 Bebouwingspercentage

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.10 Bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen;

1.11 Bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of het terrein in overeenstemming met de bestemming noodzakelijk is;

1.12 Bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van ter inzagelegging van het ontwerp van het plan legaal bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van ter inzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van ter inzagelegging van het plan legaal bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.13 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.16 Bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.17 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.19 Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 Bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.21 Bruto vloeroppervlak (b.v.o.)

het totaal aantal vierkante meters in gebruik voor een bepaald doel, al dan niet verspreid over meerdere vloeren;

1.22 Detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is;

1.23 Emissiekengetal

geluidsemissie van een kavel of akoestisch gebied uitgedrukt als bronvermogen per vierkante meter (dB(A)/m²); het emissiekengetal is weergegeven als etmaalwaarde, zoals bedoeld in de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (HMRI 1999);

1.24 Escortbedrijf

de natuurlijke persoon of groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

1.25 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 Geluidsbelasting

etmaalwaarde van het equivalent geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats als bedoeld in artikel 1 Wet geluidhinder;

1.27 Geluidsgevoelige objecten

te beschermen woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.28 Geluidsruimte

een aan een kavel of akoestisch gebied toegekende totale geluidsemissie;

1.29 Geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.30 Internetdetailhandel

Detailhandel zonder showroom, waarvan de handel voornamelijk via internet loopt, waarbij het ter plaatse afhalen van een product dat via internet is besteld is toegestaan, alsmede het afrekenen van een product. De afhaalfunctie mag enkel in een bedrijfsruimte die is gevestigd op een bedrijventerrein. Het afhaalgedeelte mag niet meer bedragen dan 10 m² en uitstalling van producten is niet toegestaan. Opslag is toegestaan;

1.31 Kavel

een kavel waarop een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 Wet milieubeheer is of kan worden gevestigd;

1.32 Nutsvoorzieningen

een voorziening, uitsluitend of in hoofdzaak gericht op:

  • a. de levering van elektriciteit, gas, water en warmte;
  • b. de verzorging van telecommunicatie;
  • c. de afvoer en verwerking van afvalstoffen;
1.33 Omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.34 Ondergronds bouwwerk

Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;

1.35 Peil
  • Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.36 Perifere detailhandelsvoorzieningen (PDV)

grootschalige detailhandel in de branches auto's, boten, caravans, detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke en milieuverstorende stoffen, grove bouwmaterialen, bouwmarkten, tuincentra, keukens en sanitair, en de gehele woninginrichting, waaronder meubelen.

1.37 Productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.38 Prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.39 Seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.40 Staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.41 Verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.42 Verkavelingskaart

een kaart van het bestemmingsplangebied met hierop aangegeven de akoestische gebieden;

1.43 Voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.44 Wet/Wettelijke regeling

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d. dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;

1.45 Wijziging/wijzigen

een wijziging/het wijzigen als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten en gerekend:

2.1 Afstand tot de bouwperceelsgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk tot waar die afstand het kortst is;

2.2 Berekenen emissiekengetal

de bepaling van de emissiekengetallen in dB(A)/m² van een akoestisch gebied of kavel vindt plaats door per periode van de dag het bedrijfsuurgecorrigeerde bronvermogen energetisch te sommeren. Dit gesommeerde bronvermogen wordt vervolgens omgerekend naar een emissie per m² met behulp van de formule: L kavel = L wr - 10 * log(A). Hierbij staat A voor de oppervlakte van de kavel in m².

2.3 Berekenen geluidsimmissie bij herindeling akoestische gebieden

in geval het bevoegd gezag een akoestisch gebied opdeelt in kavels, als bepaald in artikel 1, geschiedt de berekening van de geluidsimmissie in overeenstemming met wat in artikel 2.4 is bepaald, met dien verstande dat voor elke kavel dat deel uitmaakt van het betreffende akoestisch gebied, hetzelfde emissiekengetal gehanteerd wordt als voor het akoestisch gebied;

2.4 Berekenen immissiewaarde ter plaatse van de toetspunten

de bepaling van de gebruikte geluidsruimte als geluidsimissiewaarde in dB(A) ter plaatse van de toetspunten vindt plaats conform de meet- en rekenmethode industrielawaai voor complexe situatie (methode II), zoals beschreven in de HMRI 1999, onder de in de handleiding bepaalde voorwaarden. Bij de berekening wordt:

  • uitgegaan van alle tot de inrichting behorende installaties, toestellen, alsmede door die inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en alle overige tot in de inrichting behorende bronnen, voor zover die zijn gelegen of plaatsvinden binnen het bouwperceel, een en ander met de representatieve bedrijfssituatie als uitgangspunt (deze geluidsbelasting wordt afzonderlijk bepaald voor de dag-, de avond- en de nachtperiode).
  • gebruik wordt gemaakt van het model Geomilieu (versie 1.19), waarbij de modeluitgangspunten en invoergegevens worden gebruikt zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels;
2.5 Berekenen immissiewaarde voor akoestisch gebied

de immissiewaarden voor akoestisch gebied worden bepaald conform een op de HMRI 1999 gebaseerd geluidsmodel, waarin de oppervlaktebronnen per akoestisch gebied zijn opgenomen. De geluidsbelasting wordt berekend op de relevante toetspunten (geluidsgevoelige bestemmingen);

2.6 Bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.7 Goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.8 Inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde (ten aanzien van de plaatsing van gebouwen) ten aanzien van het bouwen (binnen bestemmingsvlakken) worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.

2.10 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.11 Oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijventerrein" aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven ter plaatse van:

  • a. 'bedrijf tot en met categorie 1' bedrijven in de categorieën 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. 'bedrijf tot en met categorie 2' bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. 'bedrijf tot en met categorie 3.2' bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

met dien verstande dat:

  • d. geluidzoneringsplichtige bedrijven en bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid (Bevi) of het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo) niet zijn toegelaten;
  • e. bedrijfswoningen niet zijn toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. wegen en paden;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  • j. een verkeersverbinding ter plaatse van de aanduiding 'verkeer';
  • k. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met de daarbij behorende:

  • l. gebouwen;
  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'deelgebied 1' minimaal 1.000 m² en maximaal 3.000 m²;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'deelgebied 2' minimaal 600 m² en maximaal 2.000 m²;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'deelgebied 3' minimaal 4.000 m² en maximaal 5.000 m²;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'deelgebied 4' minimaal 600m² en maximaal 2.000 m²;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'deelgebied 1' moet de bebouwing op een afstand van ten minste 19,50 meter vanaf de noordelijke grens van het plangebied worden gesitueerd;
  • c. de bebouwing is georiënteerd op de openbare weg;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'deelgebied 1' bedraagt de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens minimaal 5,00 meter en de afstand tot de zuidelijke bouwperceelsgrens minimaal 5,00 meter;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'deelgebied 2' bedraagt de afstand tot de voorste en zijdelingse bouwperceelsgrens minimaal 3,00 meter;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'deelgebied 3' bedraagt de afstand tot de noordelijke en zuidelijke bouwperceelsgrens minimaal 5,00 meter en de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens minimaal 3,00 meter;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'deelgebied 4' bedraagt de afstand tot de openbare weg minimaal 5,00 meter;
  • h. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'deelgebied 1' 12,00 meter;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'deelgebied 2' 9,00 meter, en de accenten op de hoeken 12,00 meter;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'deelgebied 3' 12,00 meter;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'deelgebied 4' 9,00 meter en de accenten op de hoeken 12,00 meter.
3.2.2 Bouwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1,00 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 10,00 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,00 meter bedragen.
3.2.3 Parkeernorm

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat is aangetoond dat ten behoeve van het betreffende bedrijf op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt of zal worden voorzien overeenkomstig de gestelde parkeernormen uit de parkeernormennota zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om omgevingsvergunning.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de oppervlakte van het bouwperceel als bedoeld in artikel 3.2.1, onder a tot ten hoogste 7.500 m². Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • b. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • c. er wordt voldaan aan de gestelde parkeernormen uit de parkeernormennota, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag van de omgevingsvergunning.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:

  • a. prostitutiedoeleinden, seksinrichtingen en escortbedrijven;
  • b. Geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • c. Vuurwerkopslag;
  • d. Bevi-inrichtingen;
  • e. Wonen;
  • f. Detailhandel, met uitzondering van detailhandel als bedoeld in artikel 3.5.2;
  • g. Verkooppunten voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • h. (permanente) opslag van goederen en materialen voor de voorgevel;
  • i. Zelfstandige kantoren.

3.4.2 Voorwaardelijke verplichting

Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen:

  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de als 'natuur' met de 'functieaanduiding waterberging' bestemde vlak conform het in de bijlage 5 bij de regels opgenomen beeldkwaliteitplan (d.d. 21 februari 2014), teneinde te komen tot een goede ruimtelijke inpassing;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de als 'natuur' met de 'functieaanduiding waterberging' bestemde vlak conform het in bijlage 5 bij de regels opgenomen beeldkwaliteitplan (d.d. 21 februari 2014), teneinde te komen tot een goede ruimtelijke inpassing.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 en worden toegestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die gelet op de milieubelasting en ruimtelijke uitstraling naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten onder de ter plaatse toegestane categorieën, mits het niet betreft geluidzoneringsplichtige inrichtingen of bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo). In ieder geval wordt hieronder verstaan het toestaan van handel in auto's, moterfietsen en vrachtauto's en het toestaan van verhuurbedrijven van transportmiddelen (excl. personenauto's), machines en werktuigen voor roerende goederen n.e.g.

3.5.2

Bij omgevingsvergunning kan ten behoeve van het toestaan van detailhandel door bedrijven worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 onder de volgende voorwaarden:

  • a. perifere detailhandel is toegestaan, mits:
    • 1. de minimale verkoopvloeroppervlakte 1000 m² bedraagt;
    • 2. maximaal 15 % van de verkoopvloeroppervlakte met een maximum van 150 m² voor branchevreemd assortiment is ingericht;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 4. het nieuwe gebruik moet voldoen aan de gestelde parkeernormen uit de parkeernormennota zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om omgevingsvergunning;
    • 5. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeer(sontsluiting) en verkeersveiligheid op het bedrijventerrein.
  • b. Internetdetailhandel is toegestaan, mits:
    • 1. alleen een afhaalfunctie wordt ingericht en de mogelijkheid tot het afrekenen van producten;
    • 2. het afhaalgedeelte niet meer bedraagt dan 10 m²;
    • 3. geen uitstalling van producten voor verkoop plaatsvindt.
  • c. Productiegebonden detailhandel is toegestaan, mits:
    • 1. de detailhandel gerelateerd is aan de bedrijfsactiviteiten;
    • 2. maximaal 15% van het gebouw met een maximum van 150 m² voor productiegebonden detailhandel is ingericht;
    • 3. productiegebonden detailhandel maximaal 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt met een maximum van 1.500 m² per gebouw;
    • 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 5. het nieuwe gebruik moet voldoen aan de gestelde parkeernormen uit de parkeernormennota zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om omgevingsvergunning;
    • 6. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeer(sontsluiting) en verkeersveiligheid op het bedrijventerrein.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.1.1 Algemeen

De voor "Natuur" aangewezen gronden zijn, bestemd voor:

  • a. behoud, beheer en herstel van de natuurwaarden;
  • b. waterhuishoudkundige doeleinden, waterpartijen, waterberging en waterlopen;
  • c. waterberging ter plaatse van de aanduiding 'waterberging';
  • d. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • e. wegen en paden;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.


4.1.2 Natuurwaarden

De natuurwaarden in het gebied worden gevormd door:

  • 1. behoud en verdere ontwikkeling van de natuurwaarden;
  • 2. de uitwisselmogelijkheden voor planten en dieren;
  • 3. de ontwikkeling van de functie van de opgaande beplanting;
  • 4. het ontwikkelen van voortplantingsplaatsen en winterbiotopen voor amfibieën.
4.2 Bouwregels

4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.


4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3,00 meter mag bedragen.

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden voor:

  • a. winnen van klei en zand.
  • b. voor lawaaisporten;
  • c. voor verblijfsrecreatie;
  • d. voor militaire oefeningen.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn, bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met de daarbij behorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering mag niet meer bedragen dan 12,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,00 meter bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. opslag of het laten opslaan van bagger en grondspecie;
  • b. opslag of het laten opslaan van vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden, seksinrichtingen en escortbedrijven.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Water" aangewezen gronden zijn, bestemd voor:

  • a. waterhuishoudkundige doeleinden, waterpartijen, waterberging en waterlopen;
  • b. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • c. wegen en paden;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3,00 meter mag bedragen.

Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Leiding - Hoogspanningsverbinding" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een hoogspanningsleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding';
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met de daarbij behorende:

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 6) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

7.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3,00 meter.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 7.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
7.4.2 Weigeren van een omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

7.4.3 Advies van de leidingbeheerder

Een omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

7.4.4 Geen omgevingsvergunning benodigd

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. andere-werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. andere-werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

Artikel 8 Waarde - Archeologie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijn, voor archeologisch onderzoek

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 6) mogen binnen deze bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

8.2.2 Overige bouwwerken

Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn op de in artikel 8.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
  • b. een bouwwerk die zonder graafwerkzaamheden dieper dan 35 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
  • c. een bouwwerk waarbij het op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 8.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden dieper dan 35 centimeter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
8.4.2 Verlenen van een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van artikel 8.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  • a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het doen van opgravingen;
  • c. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

8.4.3 Uitzonderingen op het verbod

Het verbod, als bedoeld in artikel 8.4.1, is niet van toepassing indien:

  • a. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.4.1 of een ontgrondingsvergunning;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
  • c. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  • a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;
  • c. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Afwijkingen bestaande bouw

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

10.2 Afwijkingen bestaande afstand

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

10.3 Bestaand bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

10.4 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan onder het gebouw;
  • b. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4,00 meter onder peil;
  • c. bij het berekenen van de bllijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak dan wel inhoud, wordt de oppervlakte dan wel inhoud van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Deelgebieden

Voor de gronden ter plaatse van de aanduidingen 'Deelgebied 1', 'Deelgebied 2', 'Deelgebied 3' en 'Deelgebied 4', gelden de regels zoals opgenomen in de bestemming Bedrijventerrein (artikel 3) voor deze afzonderlijke gebieden.

11.2 Specifieke vorm van bouwterrein - geluidsverdeling
11.2.1 Aanduidingsdoelstelling

Voor de met 'specifieke vorm van bouwterrein - geluidsverdeling' aangeduide gronden gelden de volgende regels:

  • a. De gebruikte geluidsemissie (als emissiekengetal) per kavel mag niet meer bedragen dan de emissie zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bouwterrein - geluidsverdeling' in dB(A)/m² op de verbeelding.
  • b. De cumulatieve geluidsbelasting vanwege het bedrijventerrein mag ter plaatse van geluidsgevoelige bestemmingen buiten het bedrijventerrein op een beoordelingshoogte van 5,00 meter niet meer bedragen dan de immissiewaarde van 50 dB(A) - etmaalwaarde.
  • c. In afwijking van het bepaalde in sub a is een hogere emissie dan het emissiekengetal toegestaan, indien dit geen effect heeft op de cumulatieve geluidsbelasting zoals bedoeld onder b.
  • d. Een akoestisch gebied als bedoeld in artikel 1, kan al dan niet op verzoek door het bevoegd gezag worden opgedeeld in een of meerdere kavels, waarbij de berekeningsprocedure dient te worden gevolgd zoals bepaald in artikel 2.3.
11.2.2 Specifieke gebruiksregels

Binnen de aanduiding 'specifieke vorm van bouwterrein - geluidsverdeling' is het navolgende gebruik niet toegestaan:

  • a. Het gebruik van gronden door inrichtingen voor zover dit gebruik een grotere geluidsemissie en/of geluidimmissie tot gevolg heeft dan is aangegeven in artikel 11.2.1.
  • b. Het in gebruik hebben van een inrichting zonder te beschikken over een akoestische rapportage, tenzij het bevoegd gezag besluit dat het overleggen van een rapport van een akoestisch onderzoek niet verreist is, aangezien aannemelijk is gemaakt dat voldaan wordt aan de waarden als bedoeld in het artikel 11.2.1.
11.2.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om de gebruikte geluidsemissie zoals bedoeld in artikel 11.2.1 sub a voor de akoestische gebieden te verhogen onder de volgende voorwaarden:

  • a. de bedrijfseconomische noodzaak voor verruiming van geluidsruimte is aangetoond;
  • b. de cumulatieve geluidsbelasting vanwege het bedrijventerrein overschrijdt, ter plaatse van geluidsgevoelige bestemmingen buiten het bedrijventerrein op een beoordelingshoogte van 5,00 meter, niet de immissiewaarde van 50 dB(A) - etmaalwaarde;
  • c. de belangen van andere inrichtingen op het bedrijventerrein niet onevenredig worden aangetast;
  • d. uit een akoestisch onderzoek is gebleken dat:
    • 1. de geluidsbelasting ter plaatse van geluidsgevoelige bestemmingen buiten het bedrijventerrein verruiming toelaat (de geluidsbelasting vanwege een individueel bedrijf bedraagt niet meer dan 50 dB(A) en de cumulatieve geluidsbelasting vanwege het bedrijventerrein bedraagt niet meer dan 50 dB(A));
    • 2. ondanks toepassing van de beste beschikbare technieken en een qua beperking van geluidhinder optimale terrein (kavel) indeling, een grotere geluidsemmissie noodzakelijk is ter optimalisering of uitbreiding van de bedrijfsvoering;
    • 3. de geluidsimissie vanwege een akoestisch gebied ter plaatse van geluidsgevoelige bestemmingen buiten het bedrijventerrein niet hoger wordt dan berekend op basis van de oppervlaktebronnen, waarbij de berekeningsprocedure dient te worden gevolgd zoals bepaald in artikel 2.3.
  • e. het bedrijf past binnen het ruimtelijk beleid voor het bedrijventerrein.
  • f. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om de gebruikte geluidsemissie zoals bedoeld in artikel 11.2.1 sub a per kavel te verkleinen onder de volgende voorwaarde:
    • 1. uit de omgevingsvergunning of een melding blijkt ten behoeve van de inrichting geen gebruik meer wordt gemaakt van de voor inrichting beschikbare geluidsruimte.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Afwijken van de regels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht gegeven maten, afmetingen en percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, kunstobjecten, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje of kunstobject ten hoogste 50 m³ zal bedragen.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Maximaal oppervlak uit te geven terrein

Het gezamenlijk oppervlak van bouwpercelen binnen de bestemming "Bedrijventerrein" bedraagt maximaal 6,0 ha.

13.2 Van toepassing verklaring bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, voor zover hierin niet wordt voorzien in de betreffende bestemming;
  • e. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.1.1 Aanwezige bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of een omgevingsvergunning , en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.1.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van artikel 14.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het artikel met maximaal 10%.

14.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Artikel 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
14.2.1 Bestaand gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

14.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 14.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

14.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 14.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

14.2.4 Verboden gebruik

Artikel 14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Nudepark II, fase 1" van de gemeente Wageningen.