direct naar inhoud van Regels
Plan: Stoomhoutzagerij Wilpschedijk, Steenenkamer
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.9104-VS00

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Stoomhoutzagerij Wilpschedijk, Steenenkamer met identificatienummer NL.IMRO.0285.9104-VS00 van de gemeente Voorst;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden bedrijf:

het uitsluitend door de bewoner(s) verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, die in een woning en/of overige gebouwen worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben of heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder een aan huis verbonden bedrijf wordt verstaan een bedrijf dat is opgenomen in categorie A of B van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten-functiemenging;

1.6 aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, dat uitsluitend door de bewoner(s) in een woning en/of overige gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 agrarisch medegebruik:

een agrarisch gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit agrarisch gebruik is toegestaan;

1.8 ander bouwwerk:

bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.9 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over opgravingsvergunning beschikt;

1.10 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bebouwingspercentage:

percentage van het bouwvlak dat bebouwd mag worden bebouwd;

1.13 bed & breakfast:

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt waarbij de bed & breakfast over maximaal twee van de drie essentiële woonvoorzieningen, te weten douche/bad, wc en keuken(blok), beschikt;

1.14 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.15 beperkt kwetsbaar object

object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen artikel 1 lid 1 sub b;

1.16 bestaand:

1. met betrekking tot bebouwing:

de bebouwing als aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van de ter visielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning was verleend;

2. met betrekking tot gebruik:

het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bevoegd gezag:

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 calamiteit:

een (natuur)ramp of een niet-verwachte gebeurtenis, die ernstige schade veroorzaakt;

1.27 culturele voorzieningen:

Musea, (muziek)theaters, expositieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.28 cultuur en ontspanning:

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanningen, waaronder begrepen: culturele voorzieningen, muziek- en dansscholen, oefenruimten, creativiteitscentra, ateliers;

1.29 dagrecreatie:

activiteiten gericht op ontspanning in de vrije tijd zoals sport en spel, natuurbeleving, amusement en uitstapjes, die uitsluitend plaatsvinden binnen een tijdsbestek van een dag, zonder overnachting en waartoe tevens kleinschalige horeca-activiteiten worden gerekend;

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.31 extensieve dagrecreatie:

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen en natuurobservatie;

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 kwetsbaar object:

object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen artikel 1 lid 1 sub l;

1.34 landschapswaarden:

de waarden die een gebied ontleent aan zijn visueel waarneembare verschijningsvorm, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

1.35 maatvoeringsvlak:

een als zodanig aangegeven aanduiding ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak, met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;

1.36 overige gebouwen:

al dan niet vrijstaande gebouwen, niet zijnde hoofdgebouwen;

1.37 overkapping:

een bouwwerk met maximaal twee wanden, al dan niet behorend tot de eigen constructie, dat strekt tot beschutting. Onder een overkapping wordt ook een carport of veranda verstaan;

1.38 peil:
  • 1. voor gebouwen: 6,50 meter +NAP;
  • 2. voor andere bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein;
1.39 recreatief medegebruik:

extensieve vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte;

1.40 recreatiewoning:

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat uitsluitend bedoeld is als verblijf gedurende een gedeelte van het jaar van een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft;

1.41 risicobedrijf:

een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit en/of een inrichting waarbinnen een risicobron aanwezig met een contour voor het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar berekend conform de uitgangspunten zoals vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen;

1.42 vloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep c.q. een aan huis verbonden bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.43 waarden:

de aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, landschap, natuur en/of ecologie;

1.44 (bedrijfs)woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.45 zeer kwetsbaar object:

object waarin zich personen bevinden die in geval van een calamiteit niet in staat zijn zichzelf zonder hulp van buitenaf in veiligheid te brengen. Voorbeelden van zeer kwetsbare objecten zijn zorgcomplexen, ziekenhuizen, detentiecentra, kinderdagverblijven, basisscholen, begeleid wonen met 24-uurszorg en bejaardenhuizen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot (zijdelingse) bouwperceelgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijdingen van de overstekende delen niet meer dan 0,70 m bedragen;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vvanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren;

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de horizontale diepte van een bouwwerk:

de diepte, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

Voor 'Agrarisch - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (hobbymatig) agrarisch gebruik;
  • b. extensief recreatief en/of educatief medegebruik;
  • c. agrarisch natuurbeheer;
  • d. bosbouw;
  • e. opslag van boomstammen ten dienste van de aan de overzijde van de weg gelegen houtzagerij;
  • f. openbare nutsvoorzieningen;
  • g. onverharde of half verharde paden ter ontsluiting van aanliggende gronden of ten behoeve van extensieve recreatie;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen en kabels en leidingen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': parkeren op onverhard/half verhard terrein.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' mag geparkeerd worden gedurende maximaal 12 dagen per jaar.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. houtzagerij;
  • b. klompenmakerij;
  • c. functies op het gebied van cultuur en ontspanning;
  • d. (ambachtelijke) bedrijven tot en met categorie B van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging';
  • e. ambachtelijk bouwbedrijf tot maximaal 200 m2;
  • f. kleinschalige detailhandel van, in hoofdzaak, ter plaatse vervaardigde producten of gewassen;
  • g. dagrecreatieve functies;
  • h. ondergeschikte horeca tot en met categorie 1a van de bij deze regels behorende Staat van Horeca- activiteiten;
  • i. inpandige opslag als zelfstandige functie tot maximaal 1000 m2;
  • j. wonen ten dienste van de functies a tot en met e;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden;
  • l. aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven uitsluitend in de bedrijfswoning, welke zijn genoemd in categorie A of B van de bij dit plan behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging', met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de bedrijfswoning mag worden gebruikt met een maximum van 50 m²;
    • 2. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    • 3. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
    • 5. geen opslag plaatsvindt van risicovolle onderdelen;
    • 6. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • m. bed & breakfast in de bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 3 kamers mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen per woning;
    • 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
  • n. bed & breakfast buiten de bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 5 kamers mogen worden gebruikt met een maximum van 11 slaapplaatsen;
    • 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
  • o. het herstel en de bescherming van landschappelijke waarden;
  • p. waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;
  • q. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen, groen, erven, paden, verhardingen en parkeerplaatsen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de maximale goothoogte bedraagt 6,5 m en de maximale bouwhoogte bedraagt 10,5 m tenzij anders is aangegeven op de verbeelding;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b. mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – asymmetrisch dak' de goothoogte aan de oostzijde maximaal 4,5 m bedragen;
  • d. gebouwen worden uitgevoerd met een kap tenzij op de verbeelding 1 hoogtemaat is aangegeven;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder b. en d. geldt ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dat, ter behoud van de cultuurhistorische waarde, uitsluitend de bestaande en/of oorspronkelijke inhoud, goot- en bouwhoogte zijn toegestaan waarbij een uitzondering wordt gemaakt ten behoeve van isolatiemaatregelen en de plaatsing van lichtkoepels in zoverre dat die de cultuurhistorische waarde van het pand niet onevenredig aantasten;
  • f. er is maximaal één bedrijfswoning toegestaan met een inhoud van maximaal 750 m³;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bebouwingspercentage maximaal het aangegeven percentage bedragen.

4.2.2 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen;
  • b. er zijn maximaal 2 vlaggenmasten toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 8 m;
  • c. er is een hijsgiek toegestaan met een hoogte van maximaal 10 m;
  • d. de bouwhoogte van een hellingbaan voor boomstammen, bruggen en trappen mag maximaal 5,5 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 150 m².
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de gebouwen ten einde een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke situatie van de bebouwing onderling en in relatie tot hun omgeving te verzekeren.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 en toestaan dat:

  • a. buiten het bouwvlak wordt gebouwd waarbij geldt dat:
    • 1. de totale oppervlakte aan bebouwing binnen het bestemmingsvlak maximaal 3725 m2 bedraagt;
    • 2. de goothoogte maximaal 7,5 m en de bouwhoogte maximaal 10,5 m bedraagt;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 2. bedraagt in het geval van een (bedrijfs)woning de goothoogte maximaal 8,5 m en de bouwhoogte maximaal 10,5 m;
  • b. hoger wordt gebouwd dan de in lid 4.2.1 en lid 4.4 onder a. aangegeven maximale goot- en bouwhoogten met een afwijkingspercentage van maximaal 15;
  • c. een architectonisch bijzonder hoogte-accent wordt gebouwd, waarbij de goot- en bouwhoogte maximaal 12 m bedraagt;
  • d. wordt afgeweken van de bestaande en/of oorspronkelijke inhoud, goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • e. de inhoud van de (bedrijfs)woning maximaal 1000 m3 bedraagt;
  • f. het bepaalde in lid a tot en met e wordt uitsluitend toegepast indien aangetoond wordt dat sprake is van een goede landschappelijke en cultuurhistorische invulling met daarbij bijzondere aandacht voor de situering, vormgeving en maatvoering van de gebouwen.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Voorwaardelijke verplichtingen
a Parkeren

Bouwwerken mogen overeenkomstig de in lid 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat is aangetoond dat binnen het bestemmingsvlak in voldoende mate wordt voorzien in de dagelijkse parkeerbehoefte hetgeen betekent dat voldaan wordt aan de parkeerrichtlijnen als opgenomen in bijlage 3 van de regels.

b Landschappelijke inpassing

Bouwwerken mogen overeenkomstig de in lid 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 3 jaar na inwerkingtreding van dit bestemmingsplan een start is gemaakt met de uitvoering van de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 4 van deze regels opgenomen groenplan en dat de gehele uitvoering binnen 10 jaar na inwerkingtreding van dit bestemmingsplan is afgerond en in stand wordt gehouden teneinde te komen tot een goede landschappelijke en cultuurhistorische inpassing.

4.5.2 Wonen en geluidhinder

Op de gevels van (bedrijfs)woningen mag, na voltooiing van de bouw, de geluidbelasting geen overschrijding inhouden van de ter plaatse maximaal toegestane grenswaarden bij of krachtens de Wet geluidhinder, tenzij de woonbebouwing is of wordt voorzien van dove gevels, in welk geval geen beperkingen uit hoofde van de Wet geluidhinder van toepassing zijn.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in:

  • a. lid 4.1 voor de vestiging van bedrijven welke niet zijn genoemd in de in bijlage 1 bij deze regels opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging' of,
  • b. lid 4.1 voor de vestiging van bedrijven die worden genoemd in categorie C mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie B zoals die zijn genoemd in bijlage 1 bij deze regels behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging';
  • c. lid 4.1 voor de vestiging van een destilleerderij met een maximale vloeroppervlakte van
    320 m2, mits hierbij wordt aangetoond dat deze functie milieukundig en vanuit brandveiligheid aanvaardbaar is;
  • d. lid 4.1 om de bedrijfswoning om te zetten in een burgerwoning waarbij tevens het bepaalde in lid 4.5.2. van toepassing is;
  • e. lid 4.1 om maximaal 2 recreatiewoningen toe te staan;
  • f. lid 4.5.1 indien op een andere wijze wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • g. lid 4.5.1 om andere termijnen te stellen ten behoeve van de uitvoering van de landschapsmaatregelen waarbij voorwaarden gesteld kunnen worden door het bevoegd gezag;
  • h. het bepaalde bij a, tot en met f. wordt uitsluitend toegepast indien aangetoond wordt dat sprake is van een goede landschappelijke en cultuurhistorische invulling met daarbij bijzondere aandacht voor de situering, vormgeving en maatvoering van de gebouwen en functies. Daarnaast moet worden aangetoond dat er milieukundig gezien sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en omliggende functies niet onevenredig worden belemmerd en er wordt voldaan aan de eisen uit de Wet geluidhinder.
4.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
4.7.1 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Voor het (gedeeltelijk) slopen van bouwwerken is, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' een omgevingsvergunning vereist.

4.7.2 Beoordelingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
  • c. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • d. het delen van een gebouw of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
4.7.3 Omgevingsvergunningplicht

Het bepaalde in lid 4.7.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, de bescherming, het herstel en/of de versterking van de in het gebied aanwezige landschappelijke waarden waarbij de gronden zijn vormgegeven en ingericht als een continue groene (gras met bomen) eenheid;
  • b. beplanting, onder meer in de vorm van enkele verspreide boomgroepen van inheemse soorten die de samenhang van het gebied met de dijk en de ingepolderde uiterwaarden versterkt en die de landschappelijke inpassing van de nieuwe ontwikkelingen op aangrenzende gronden laat aansluiten op de landschappelijke karakteristiek van oeverwal, dijk en ingepolderde uiterwaarden;
  • c. recreatief medegebruik;
  • d. fiets- en wandelpaden;
  • e. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. openbare nutsvoorzieningen;
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 1 m, met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan.

5.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in 5.1 om de aanleg van een ontsluitingspad vanaf de Burgemeester van der Feltzweg mogelijk te maken onder voorwaarde dat deze ten dienste is van een in de uiterste noordwesthoek van het plangebied te bouwen woning.

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een middelmatige archeologische verwachting.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport ten aanzien van een inventariserend archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de eisen van het bevoegd gezag, heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • b. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van maximaal 1000 m2;
    • 3. een bouwwerk waarbij graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden plaatsvinden.
  • c. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 6.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 6.2 in acht is genomen;
  • b. minder diep uitgevoerd worden dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden geplaatst kunnen worden of een oppervlakte beslaan van maximaal 1000 m2;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. het normale onderhoud of gebruik betreffen.
6.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 6.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport ten aanzien van een inventariserend archeologisch onderzoek dat voldoet aan de eisen van het bevoegd gezag heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. een rapport niet noodzakelijk is indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

Artikel 7 Waarde - Landschap

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  • a. het behoud, de bescherming, het herstel en/of de versterking van de in het gebied aanwezige landschappelijke waarden in de vorm van karakteristieke beplantingen zoals heggen, wegbeplantingen, bosjes en hoogstamboomgaarden;
  • b. het behoud en de ontwikkeling van de ecologische waarden, tot uitdrukking komende in de landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden;
7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.2.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Landschap zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • c. het aanleggen van bovengrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
7.2.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van 7.2.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, dan wel worden uitgevoerd ter realisering van een bouwvergunning of omgevingsvergunning;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de primaire bestemming betreffen;
  • c. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Wet natuurbescherming;
  • d. worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Wet natuurbescherming vastgesteld beheersplan;
  • e. worden uitgevoerd conform het in bijlage 4 opgenomen groenplan.
7.2.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.2.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de agrarische, landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijke waarden en/of aangrenzende natuurlijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduiding, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
9.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

Voor een (deel van een) bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;

9.3 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de onderkant van het ondergrondse bouwwerk (inclusief fundering) bedraagt ten hoogste 4 m onder het peil.
9.4 Vervangende bouwregel

Indien bestaande bebouwing afwijkt van de in dit plan gegeven regels ten aanzien van afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages dan zijn de bestaande afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages als maximaal aan te merken en als zodanig toegestaan.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bewoning van recreatiewoningen is niet toegestaan;
  • b. bewoning van gastenverblijven is niet toegestaan;
  • c. het gebruik van bijgebouwen als woonruimte is niet toegestaan;
  • d. het gebruik van de gronden als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover deze opslag geschiedt in het kader van het normale onderhoud, is niet toegestaan;
  • e. het gebruik van de gronden voor het beproeven van motorvoertuigen of voor het beoefenen van gemotoriseerde snelheids- en/of behendigheidssporten en de (model)vliegsport is niet toegestaan.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Veiligheidszone LPG

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' gelden, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de veiligheidszone - lpg' is nieuwbouw van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet toegestaan;
  • b. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a, ten behoeve van toestaan van beperkt kwetsbare objecten, mits in een door de omgevingsdienst goed bevonden motivatie aandacht is besteed aan de volgende aspecten:
    • 1. het aantal mensen dat wordt blootgesteld aan het risico;
    • 2. het ontbreken van geschikte alternatieve locaties voor het risico; en
    • 3. de mate van zelfredzaamheid van de blootgestelde personen.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Algemene afwijkingen
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:
    • 1. de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
    • 2. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 75 m³ bedraagt;
  • b. De onder a bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    3. de sociale veiligheid;
    4. de verkeersveiligheid.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

13.2 Staat van bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten-functiemenging' te wijzigen voor wat betreft de categorie-indeling van bedrijven, indien en voor zover ten gevolge van technische en/of milieuhygiënische ontwikkelingen de milieubelasting van de desbetreffende typen bedrijven wijzigt.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Verwijzing naar andere wettelijke bepalingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van vaststelling van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%;
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Stoomhoutzagerij Wilpschedijk, Steenenkamer.