direct naar inhoud van 4.5 Milieu
Plan: Bestemmingsplan Dalkweg 8
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.3102-VS00

4.5 Milieu

4.5.1 Geluid

De Wet geluidhinder heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van de wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect geluid. Geluidsbelasting op gevels van geluidsgevoelige objecten moet binnen de normen blijven. Het gaat hier zowel om geluidhinder van wegverkeer als van railverkeer. Het plangebied ligt niet in de directe nabijheid van een spoorweg en ondervindt dan ook geen hinder van railverkeer. De spoorlijn Apeldoorn - Klarenbeek ligt op meer dan een kilometer van het plangebied.

Gezien de verkeersintensiteit van de aanliggende weg, bestaat er geen akoestisch bezwaar tegen de bouw van de woning en behoeft geen nader akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.

4.5.2 Bodem

In oktober 2011 heeft Aveco de Bondt een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 uitgevoerd (rapportnummer R-PTW/830 110920). Het gehele rapport is toegevoegd als bijlage 4 van de toelichting.

Tijdens het verrichten van de handboringen zijn geen bijzonderheden waargenomen die kunnen wijzen op de aanwezigheid van een bodemverontreiniging. In de boven- en ondergrond zijn geen bijmengingen aangetroffen. Tevens zijn op het maaiveld of in de bodem zintuiglijk geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Uit het uitgevoerde bodemonderzoek is gebleken dat de bovengrond plaatselijk een licht verhoogd gehalte aan PAK bevat. Het aangetoonde gehalte overschrijdt de betreffende achtergrondwaarde (AW2000-waarde), maar ligt beneden de toetsingswaarden voor nader onderzoek. In de ondergrond zijn geen van de onderzochte stoffen in verhoogde gehalten aangetoond. In het ondiepe grondwater is een licht verhoogde concentratie aan xylenen gemeten. De aangetoonde concentratie overschrijdt de betreffende streefwaarde, maar ligt beneden de toetsingswaarden voor nader onderzoek.

Gezien de vastgestelde bodemkwaliteit zijn er geen risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu. Voor geen van de gemeten stoffen wordt de interventiewaarde overschreden. Gegeven de in het rapport beschreven onderzoeksresultaten, wordt de grond vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt geacht voor het huidige gebruik en voorgenomen herontwikkeling.

Asbest

Aveco de Bondt heeft tevens een onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van asbesthoudende materialen in de schuren (rapportnummer R-TST/235). Het gehele rapport is toegevoegd als bijlage 5 van de toelichting. Geconcludeerd kan worden dat in de schuren asbesthoudende materialen aanwezig zijn. Tijdens de sloop van de schuren dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van de asbesthoudende materialen. De asbesthoudende materialen dienen voorafgaand aan de sloop te worden verwijderd. In bijlage 1 van het onderzoek zijn de risicoclassificaties vermeld voor de uitvoering van beroepsmatige activiteiten met asbest of asbesthoudende materialen. De wijze van uitvoering van de beroepsmatige activiteiten (saneren) kan van invloed zijn op de vastgestelde risicoklasse. Het asbestverwijderingsbedrijf blijft hierdoor verantwoordelijk voor het juist indelen van de risico’s (het afwijken naar een hogere risicoklasse) van het saneringswerk.

In de ligboxenstal, veldschuur en varkensschuur zijn mestkelders aanwezig. Het is mogelijk dat onder de betonvloer van de mestkelders asbestplaten zijn toegepast als bekisting. Tijdens het vooronderzoek en de visuele inspectie is geen informatie beschikbaar gekomen over de mogelijke aanwezigheid van asbestplaten onder de betonvloer. Om de aanwezigheid en/of afwezigheid van de asbestplaten te kunnen aantonen dient een destructief onderzoek te worden uitgevoerd. Ten behoeve van het slopen is nog wel een type B rapport vereist, drie weken voordat ze gaan slopen. Uiteraard na het verkrijgen van een omgevingsvergunning met slopen.

4.5.3 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden. Met deze wet wordt de wijziging van de Wet Milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414) bedoeld. De 'Wet luchtkwaliteit' vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Met de nieuwe wet en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. Er is sprake van verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" indien één van de volgende ontwikkelingen zich voordoet:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij één ontsluitende weg of 3.000 woningen bij twee ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • kantoorlocaties: 10.000 m2 brutovloeroppervlak bij één ontsluitende weg; 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij twee ontsluitende wegen.

Het bestemmingsplan heeft niet één van deze ontwikkelingen tot gevolg. Geconcludeerd kan worden dat de luchtkwaliteit door de plannen op het landgoed niet “in overwegende mate” zal verslechteren. Om die reden hoeft niet verder op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.

4.5.4 Externe veiligheid

Op 28 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In dit besluit zijn regels gesteld om risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Bedrijven die onder dit besluit vallen zijn onder meer chemische bedrijven, lpg-tankstations en bedrijven die 10.000 kilo of meer aan chemicaliën opslaan. Het besluit verplicht gemeenten en provincies voortaan met veiligheidsnormen rekening te houden. Op basis van de "Risicokaart provincie Gelderland" blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bedrijven gevestigd zijn die vallen onder het Bevi. Uitvoering van het voorgenomen plan vormt geen extra risico in het kader van externe veiligheid.

De basis voor de risicobenadering bij het vervoer van gevaarlijke stoffen (over weg, water en spoor) ligt in "Omgaan met risico's". De algemene uitgangspunten zijn uitgewerkt in de "Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (RNVGS). Sinds augustus 2004 is er sprake van een "Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen". Met deze circulaire wordt het beleid als vervat in de RNVGS verder geoperationaliseerd en verduidelijkt. Als verplichte route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen kunnen rijks-, provinciale en gemeentewegen worden aangewezen. Het plangebied ligt niet in de nabijheid van een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Om die reden wordt hier verder geen aandacht aan besteed. Verder dient voor wat betreft het aspect externe veiligheid bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te worden gehouden met buisleidingen (aardgastransport). In of in de omgeving van het plangebied zijn dergelijke buisleidingen echter niet aanwezig.

4.5.5 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies.

In de omgeving van het plangebied is één agrarisch bedrijf aanwezig, gelegen aan de Henkenburgweg. Er moet een afstand van 50 meter vanaf het agrarisch bouwperceel worden aangehouden. De nieuw te bouwen woning bevindt zich op ruim 200 meter. Geconcludeerd kan worden dat het gevestigde bedrijf niet belemmerd wordt in de bedrijfsvoering.