direct naar inhoud van Regels
Plan: Boevenbrinkstraat 4 en Quabbenburgerweg, Terwolde
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.20330-OW00

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Boevenbrinkstraat 4 en Quabbenburgerweg, Terwolde van de gemeente Voorst;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0285.20330-OW00 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden bedrijf:

het door de bewoner(s) verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, die in een woning en/of overige gebouwen worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben of heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder een aan-huis-verbonden bedrijf wordt verstaan een bedrijf dat is opgenomen in categorie 1 van de bij dit plan behorende standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten;

1.6 aan-huis-verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, dat door de bewoner(s) in een woning en/of overige gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 agrarisch natuurbeheer:

agrarisch beheer met inachtneming van het behouden van natuur- en landschapswaarden, zoals weidevogelbeheer, randenbeheer, slootkantenbeheer en dergelijke;

1.8 ambachtelijke bedrijvigheid:

bedrijfsuitoefening waarbij het werk geheel of grotendeels met de hand wordt uitgevoerd (bijvoorbeeld timmerwerk, meubelmaken, schoenmaken, pottenbakken, zilversmeden e.d.) en veelal van beperkte omvang met eventueel als nevenactiviteit ondergeschikte detailhandel in ter plaatse be- en verwerkte goederen;

1.9 ander bouwwerk:

bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.10 archeologisch deskundige:

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijk deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie;

1.11 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

1.12 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.13 bed & breakfast:

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, die uitsluitend wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de (bedrijfs)woning en waarbij de bed & breakfast over maximaal twee van de drie essentiële woonvoorzieningen, te weten douche/bad, wc en keuken(blok), beschikt en met dien verstande dat de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;

1.14 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.15 (bedrijfs)woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.16 begane grondvloer

de constructieve vloer, met een maximum van 15 cm dikte waarbij isolatie niet meegerekend wordt;

1.17 bestaand:

1. met betrekking tot bebouwing:

de bebouwing als aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning was verleend;

2. met betrekking tot gebruik:

het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bevoegd gezag:

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.21 bouwen:

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen of vergroten van een bouwwerk;

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.26 bouwwerken geen gebouwen zijnde

ander bouwwerk;

1.27 cultuurhistorische waarden:

de waarden die een gebied ontleent aan zijn door vroegere cultuur-, bodembewerkings- of levenspatronen ontstane verschijningsvorm of eigenschappen, of in of op de bodem voorkomende overblijfselen van die patronen;

1.28 dagrecreatie:

activiteiten gericht op ontspanning in de vrije tijd zoals sport en spel, natuurbeleving, amusement en uitstapjes, die uitsluitend plaatsvinden binnen een tijdsbestek van een dag, zonder overnachting en waartoe tevens kleinschalige horeca-activiteiten worden gerekend;

1.29 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de opslag, de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.30 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek;

1.31 extensieve dagrecreatie:

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie;

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen:

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie;

1.34 landschappelijke waarde:

de waarden die een gebied ontleent aan zijn visueel waarneembare verschijningsvorm, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

1.35 mantelzorg:

langdurige zorg die buiten organisatorisch verband wordt geboden aan een ieder die op fysiek, psychisch en/of verstandelijk vlak hulpbehoevend is en waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie;

1.36 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna;

1.37 normaal onderhoud of gebruik:

het onderhoud of gebruik dat, gelet op de bestemming, noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.38 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.39 overige gebouwen:

gebouwen: al dan niet vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen;

1.40 overkapping:

een bouwwerk met maximaal twee wanden, al dan niet behorende tot de eigen constructie, dat strekt tot beschutting. Onder een overkapping wordt ook een carport of veranda verstaan;

1.41 paardenbak:

niet-overdekte rijbaan voorzien van niet natuurlijk bodemmateriaal en/of voorzien van hekwerk ten behoeve van (hobbymatig) paardrijden;

1.42 peil:
  • a. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein;
1.43 recreatie:

activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning als doel hebben;

1.44 recreatief medegebruik:

extensieve vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte;

1.45 recreatieverblijf

een verblijf bedoeld voor het accommoderen van gasten voor kortdurend recreatief verblijf, niet bedoeld voor bewoning;

1.46 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn. Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de overstekenende delen niet meer dan 0,7 m bedraagt.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Hierbij geldt voor een hellend pannendak of rietendak de onderkant van de panlatten of rietlatten als meetlijn.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens het Bouwbesluit.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de versterking van de in het gebied aanwezige landschappelijke waarden;
  • b. het behoud en de ontwikkeling van ecologische waarden;
  • c. (hobbymatige) agrarische doeleinden;
  • d. agrarisch natuurbeheer;
  • e. onverharde paden ten dienste van de bestemming;
  • f. voorzieningen ten behoeve van ontsluiting van aan deze bestemming grenzende gronden;
  • g. extensief recreatief en/of educatief medegebruik;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen en kabels en leidingen;
3.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend afrasteringen tot een hoogte van 1 m toegestaan.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • c. het aanleggen van bovengrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

3.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 3.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • b. die normaal onderhoud en beheer ten dienste van de primaire bestemming betreffen;
  • c. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Natuurbeschermingswet;
  • d. die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan;
  • e. die worden uitgevoerd krachtens het "Functieveranderingsplan Boevenbrinkstraat 4 en Quabbenburgerweg, Terwolde" zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels en die werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die voor de uitvoering van deze plannen noodzakelijk zijn.
3.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de agrarische, landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijke waarden en/of aangrenzende natuurlijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 4 Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg, instandhouding en ontwikkeling van bosbeplanting, onder meer ten behoeve van de houtproductie;
  • b. het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke en bosbouwkundige waarden, zoals deze tot stand komen in de hoog opgaande beplanting en het (micro)reliëf;
  • c. het behoud en/of herstel van de natuurlijke waarden van het bos-ecosysteem;
  • d. extensief recreatief en/of educatief medegebruik;
  • e. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. (on)verharde paden ten dienste van de bestemming en aanliggende bestemmingen;
  • g. openbare nutsvoorzieningen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - voedselbos', tevens een voedselbos.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan indien het kassen betreffen ten behoeve van voedselvoorziening;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;
  • d. de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 40 m2.
4.2.2 Andere bouwwerken

Op deze gronden zijn uitsluitend terreinafscheidingen tot een hoogte van 1 m toegestaan.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Bos' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen, aanleggen en/of verharden van bosbouwkundige ontsluitingswegen, voet-, fiets- en/of ruiterpaden;
  • b. het aanleggen van parkeerplaatsen;
  • c. het egaliseren, afgraven en ophogen van gronden;
  • d. het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen uitsluitend ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet.

4.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 4.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • b. die normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Natuurbeschermingswet;
  • d. die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan;
  • e. die worden uitgevoerd krachtens het "Functieveranderingsplan Boevenbrinkstraat 4 en Quabbenburgerweg, Terwolde" zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels en die werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die voor de uitvoering van deze plannen noodzakelijk zijn.

4.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de bosbouwkundige, landschappelijke en/of natuurlijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. fruitbomen;
  • b. landschapsverzorging in de vorm van houtopstanden;
  • c. afschermende beplanting;
  • d. voorzieningen ten behoeve van ontsluiting.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend afrasteringen tot een hoogte van 1 m toegestaan.

Artikel 6 Natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de natuurlijke waarden, zoals die vooral tot uitdrukking komen in de vegetatie, en landschappelijke waarden, zoals die vooral tot uitdrukking komen in het (micro)reliëf;
  • b. het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke en bosbouwkundige waarden, zoals deze tot stand komen in de hoog opgaande beplanting en het (micro)reliëf;
  • c. extensief recreatief en/of educatief medegebruik;
  • d. natte natuur in combinatie met een poel;
  • e. onverharde paden ten dienste van de bestemming;
  • f. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. voet- en fietspaden (voor zover die onderdeel uitmaken van een groter voet- en fietspadennetwerk);
  • h. openbare nutsvoorzieningen;
6.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend terreinafscheidingen tot een hoogte van 1 m toegestaan.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van de gronden als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover deze opslag geschiedt in het kader van het normale onderhoud, is niet toegestaan;
  • b. het gebruik van de gronden als sport-, wedstrijd-, speel-, parkeer- en/of kampeerterrein is niet toegestaan;
  • c. het gebruik van de gronden voor het beproeven van motorvoertuigen of voor het beoefenen van gemotoriseerde snelheids- en/of behendigheidssporten en de (model)vliegsport is niet toegestaan.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van wegen, voet-, fiets- en/of ruiterpaden, met uitzondering van halfverharding ten behoeve van de ontsluiting van achtergelegen bestemmingen;
  • b. het aanleggen van parkeerplaatsen;
  • c. het egaliseren, afgraven of ophogen van gronden;
  • d. het aanbrengen, dan wel wijzigen van drainagesystemen;
  • e. het graven, vergraven, verbreden, verdiepen of dempen van watergangen, vijvers en poelen;
  • f. het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen uitsluitend ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet.

6.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 6.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • b. die normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Natuurbeschermingswet;
  • d. die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan;
  • e. die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurschoonwet vastgesteld beheersplan;
  • f. die worden uitgevoerd krachtens het "Functieveranderingsplan Boevenbrinkstraat 4 en Quabbenburgerweg, Terwolde" zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels en die werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die voor de uitvoering van deze plannen noodzakelijk zijn.

6.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuurlijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig wordt of kan worden verkleind.

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen;
  • b. voorzieningen ten behoeve van ontsluiting van aan deze bestemming grenzende gronden;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen en kabels en leidingen en parkeervoorzieningen.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 1 m bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken bedraagt maximaal 10 m2 per bouwperceel.
7.2.1 Uitzonderingen bouwregels

Het bepaalde in lid 7.2 is niet van toepassing op overkappingen met een maximale hoogte van 3 meter en oppervlakte van 10 m2.

Artikel 8 Wonen - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. gebouwen en bouwwerken ten dienste van het wonen;
  • c. het herstel en de bescherming van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • d. aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 van de in Bijlage 1 bij de regels opgenomen '' bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 100 m2 aan bebouwing per bouwperceel mag worden gebruikt;
    • 2. buitenopslag niet is toegestaan;
    • 3. opslag van risicovolle onderdelen niet is toegestaan;
    • 4. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    • 5. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 6. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
  • e. bed & breakfast, uitsluitend in een woning, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    • 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', bescherming, instandhouding en herstel van de waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'recreatieverblijf', een recreatieverblijf, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    • 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
  • h. hobbymatig agrarisch medegebruik;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch natuurbeheer': tevens het houden van dieren voor agrarisch natuurbeheer;
  • j. openbare nutsvoorzieningen en kabels en leidingen;
  • k. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, paden, verhardingen, water en parkeren.
8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

8.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen een bouwvlak gebouwd;
  • b. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan, tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte in meters (m) is toegestaan tenzij de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' van toepassing is waarbij de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogten in meters mogen bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c geldt ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dat ter behoud van de cultuurhistorische waarde uitsluitend de bestaande inhoud, goot- en bouwhoogte is toegestaan, met uitzondering van afwijkingen ten behoeve van isolatie van het dak;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt dat uitsluitend de bestaande dakhelling en nokrichting is toegestaan.

8.2.2 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt maximaal 3 m;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken bedraagt maximaal 10 m2 per bouwperceel.

8.2.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in:

  • a. lid 8.2.1 onder a en toestaan dat de bouwgrens met maximaal 1 m wordt overschreden;
  • b. lid 8.2.1 onder c en toestaan dat de aangegeven hoogten met maximaal 20% worden overschreden;

onder voorwaarde dat aangetoond wordt dat sprake is van een goede landschappelijke en cultuurhistorische invulling met daarbij bijzondere aandacht voor de situering, vormgeving en maatvoering van de gebouwen;

8.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 8.1 onder d om bedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorie hoger dan in lid 8.1 onder d genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorie zoals in lid 8.1 onder d genoemd;
  • b. lid 8.1 onder d om bedrijven toe te laten die niet in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' (bijlage standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten) zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorie, zoals in 8.1 onder d genoemd;
8.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
8.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Voor het (gedeeltelijk) slopen van bouwwerken is, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', een omgevingsvergunning vereist.

8.4.2 Beoordelingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
  • c. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • d. het delen van een gebouw of overige gebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
8.4.3 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het bepaalde in lid 8.4.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. die worden uitgevoerd krachtens het "Functieveranderingsplan Boevenbrinkstraat 4 en Quabbenburgerweg, Terwolde" zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels en die werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die voor de uitvoering van dit plan noodzakelijk zijn.

Artikel 9 Wonen - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. gebouwen en bouwwerken ten dienste van het wonen;
  • c. aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 van de in standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten bij de regels opgenomen '' bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 100 m2 aan bebouwing per bouwperceel mag worden gebruikt;
    • 2. buitenopslag niet is toegestaan;
    • 3. opslag van risicovolle onderdelen niet is toegestaan;
    • 4. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    • 5. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 6. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
  • d. bed & breakfast, uitsluitend in een woning, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    • 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
  • e. hobbymatig agrarisch medegebruik;
  • f. openbare nutsvoorzieningen en kabels en leidingen;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, paden, verhardingen, water en parkeren.
9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen een bouwvlak gebouwd;
  • b. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan, tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. de woning heeft een maximale goothoogte van 4 meter en een bouwhoogte van maximaal 5,5 meter;
  • d. de maximale inhoud van de woning bedraagt 850 m3;
  • e. bijgebouwen hebben een maximale goothoogte van 4 meter en een bouwhoogte van maximaal 5,5 meter tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • f. de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen behorende bij het betreffende bouwperceel en gelegen binnen de bestemmingen Wonen - 2 bedraagt ten hoogste 100 m2.

9.2.2 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt maximaal 3 m;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken bedraagt maximaal 10 m2 per bouwperceel.

9.2.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in:

  • a. lid 9.2.1 onder a en toestaan dat de bouwgrens met maximaal 1 m wordt overschreden;
  • b. lid 9.2.1 onder c en toestaan dat de aangegeven hoogten met maximaal 20% worden overschreden;

onder voorwaarde dat aangetoond wordt dat sprake is van een goede landschappelijke en cultuurhistorische invulling met daarbij bijzondere aandacht voor de situering, vormgeving en maatvoering van de gebouwen;

9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Voorwaardelijke verplichting

Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting' mogen bouwwerken overeenkomstig de in lid 9.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan uitvoering is gegeven aan de aanleg en instandhouding van de erfinrichtings- en landschapsmaatregelen conform het in bijlage 2 van deze regels opgenomen plan "Functieveranderingsplan Boevenbrinkstraat 4 en Quabbenburgerweg, Terwolde", teneinde te komen tot een goede landschappelijke en cultuurhistorische inpassing.

9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 9.1 onder d om bedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorie hoger dan in lid 9.1 onder d genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorie zoals in lid 9.1 onder d genoemd;
  • b. lid 9.1 onder d om bedrijven toe te laten die niet in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' (bijlage standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten) zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorie, zoals in 9.1 onder d genoemd;
  • c. lid 9.3.1 indien in plaats van de landschapsmaatregelen uit Bijlage 2 andere landschapsmaatregelen worden getroffen, die voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in Bijlage 2 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald. Ten behoeve van de bescherming van landschappelijke en/of natuurwaarden kunnen aan deze afwijking voorschriften worden verbonden;
  • d. lid 9.3.1 ten behoeve van uitstel van de termijn waarbij het bevoegd gezag voorwaarden kan stellen.

Artikel 10 Waarde - Archeologie - 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

10.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 30 m², en dieper dan 30 cm beneden het maaiveld, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd;
10.2.2 Uitzondering archeologisch rapport

Het bepaalde onder 10.2.1 is niet van toepassing indien:

    • 1. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een rapport niet noodzakelijk is indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.
10.2.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 10.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), afplaggen, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur
  • b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • d. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diep wortelende beplanting;
  • e. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. grondwaterpeilverlagingen.
10.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 10.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 10.2 in acht is genomen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. minder diep uitgevoerd worden dan 30 cm beneden het maaiveld of een kleinere oppervlakte dan 30 m2 beslaan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. het normale onderhoud of gebruik betreffen;
  • f. worden uitgevoerd krachtens het "Functieveranderingsplan Boevenbrinkstraat 4 en Quabbenburgerweg, Terwolde" zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels en die werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die voor de uitvoering van dit plan noodzakelijk zijn.
10.3.3 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
10.3.4 Uitzondering archeologisch rapport

Het bepaalde onder 10.3.3 is niet van toepassing indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

10.3.5 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 10.3.3 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.

Artikel 11 Waarde - Archeologie - 4

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

11.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1.000 m², en dieper dan 30 cm beneden het maaiveld, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
11.2.2 Uitzondering archeologisch rapport

Het bepaalde onder 11.2.1 is niet van toepassing, indien:

  • 1. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • 2. een rapport niet noodzakelijk is indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.
11.2.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 11.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 4 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), afplaggen, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur
  • b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • d. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diep wortelende beplanting;
  • e. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. grondwaterpeilverlagingen.
11.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 11.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 11.2 in acht is genomen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. minder diep uitgevoerd worden dan 30 cm beneden het maaiveld of een kleinere oppervlakte dan 1.000 m2 beslaan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. het normale onderhoud of gebruik betreffen.
  • f. worden uitgevoerd krachtens het "Functieveranderingsplan Boevenbrinkstraat 4 en Quabbenburgerweg, Terwolde" zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels en die werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die voor de uitvoering van dit plan noodzakelijk zijn.
11.3.3 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
11.3.4 Uitzondering archeologisch rapport

Het bepaalde onder 11.3.3 is niet van toepassing indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

11.3.5 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 11.3.3 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 12 Waarde - Archeologie - 5

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

12.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m², en dieper dan 30 cm beneden het maaiveld, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd;
  • c. het bepaalde onder a en b is niet van toepassing, indien:
    • 1. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een rapport niet noodzakelijk is indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.
12.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 12.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 5 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), afplaggen, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur
  • b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • d. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diep wortelende beplanting;
  • e. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. grondwaterpeilverlagingen.
12.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 12.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 12.2 in acht is genomen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. minder diep uitgevoerd worden dan 30 cm beneden het maaiveld of een kleinere oppervlakte dan 2.500 m2 beslaan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. het normale onderhoud of gebruik betreffen;
  • f. worden uitgevoerd krachtens het "Functieveranderingsplan Boevenbrinkstraat 4 en Quabbenburgerweg, Terwolde" zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels en die werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die voor de uitvoering van dit plan noodzakelijk zijn.
12.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

12.3.4 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
12.3.5 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 12.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 13 Waarde - Ecologie - GNN

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie - GNN' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor bescherming, behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden, tot uitdrukking komende in:

  • a. de landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden;
  • b. het areaal en kwaliteit van natuur, bos en landschapselementen en gebieden die aangewezen zijn voor nieuwe natuur en agrarisch natuurbeheer;
  • c. de specifieke verbindingsdoelstellingen voor de ecologische verbindingszones.

Artikel 14 Waarde - Ecologie - GO

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie - GO' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  • a. bescherming, behoud, herstel en realisatie van de ecologische waarden en ecologische samenhang van de onderscheiden gebieden, met dien verstande dat bij ontwikkelingen zoals mogelijk gemaakt in Hoofdstuk 2, de waarden niet onevenredig mogen worden geschaad. Doel is om na ontwikkeling van nieuwe natuurelementen, deze toe te voegen tot het GNN. Tot uitdrukking komende in:
    • 1. de landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden;
    • 2. het areaal en kwaliteit van natuur, bos en landschapselementen en gebieden die aangewezen zijn voor nieuwe natuur en agrarisch natuurbeheer;
    • 3. de specifieke verbindingsdoelstellingen voor de ecologische verbindingszones;
    • 4. de natuurlijke morfologie, waterkwaliteit, watervoering en verbondenheid met het landschap van de HEN-wateren (water van het Hoogste Ecologisch Niveau).

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 15 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene bouwregels

16.1 Paardenbak

Het bouwen van paardenbakken is niet toegestaan.

16.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

Voor (een deel van) een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden.

16.3 Herbouw woningen

Algehele herbouw van (bedrijfs)woningen mag uitsluitend plaatsvinden ter plaatse van bestaande funderingen waarbij het vervangen van de bestaande funderingen is toegestaan.

16.4 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de onderkant van het ondergrondse bouwwerk (inclusief fundering) bedraagt ten hoogste 4 m onder het peil.

Artikel 17 Algemene gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van bijgebouwen als woonruimte is niet toegestaan;
  • b. het gebruik van de gronden als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover deze opslag geschiedt in het kader van het normale onderhoud, is niet toegestaan;
  • c. het gebruik van de gronden voor het beproeven van motorvoertuigen of voor het beoefenen van gemotoriseerde snelheids- en/of behendigheidssporten en de (model)vliegsport is niet toegestaan.

Artikel 18 Algemene aanduidingsregels

18.1 milieuzone - boringsvrije zone

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' de regels ten aanzien van boringsvrije zones van de provincie Gelderland, zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland of een herziene versie hiervan.

18.2 luchtvaartverkeerzone-2
  • a. Op deze gronden is de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten niet toegestaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a om de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten toe te staan indien voldaan wordt aan de voorwaarden zoals gesteld in het Besluit Geluidsbelasting Kleine Luchtvaart.

Artikel 19 Algemene afwijkingsregels

19.1 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwen, wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw niet meer dan 75 m³ bedraagt;
  • c. het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 100 m² van de toegestane bijgebouwen in gebruik mag worden genomen ten behoeve van de mantelzorg;
    • 2. een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
    • 3. aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van bijgebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders;
    • 4. aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik van bijgebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg de bewoning is beëindigd, door minimaal één van de drie essentiële woonvoorzieningen te verwijderen, te weten douche/bad, wc of keuken(blok), zodat de gebouwen vanaf dat moment weer overeenkomstig de bestemming (kunnen) worden gebruikt.
  • d. de onder a, b en c bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de verkeersveiligheid.
19.2 Afwijkingsregels voor de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande funderingen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels ten behoeve van de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande funderingen met inachtneming van het volgende:

  • a. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;
  • b. de nieuwe situering van de (bedrijfs)woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit de milieuwetgeving;
  • c. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
  • d. door de herbouw de landschappelijke waarden van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de geluidbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder ingeval van geheel nieuw te bouwen woningen niet overschrijden.
19.3 Afwijkingsbevoegdheid standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie;
  • de milieusituatie;

afgeweken worden voor de vestiging van aan-huis-verbonden bedrijven:

mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven welke zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten'.

19.4 Afwijkingsregels voor de plaatsing van zonnepanelen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 om een grondopstelling van zonnepanelen toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. plaatsing op bestaande gebouwen en/of andere bouwwerken is niet mogelijk;
  • b. de grondopstelling van zonnepanelen vindt plaats binnen het bouwvlak en leidt niet tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat plaatsing buiten het bouwvlak is toegestaan indien plaatsing binnen het bouwvlak niet mogelijk is en dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • d. de oppervlakte aan zonnepanelen voor woningen (niet zijnde bedrijfswoningen) bedraagt ten hoogste 50 m2 en de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 1 m;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d en e bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 1,80 m indien dit leidt tot een efficiënter gebruik en een betere landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische inpasbaarheid.

Artikel 20 Algemene wijzigingsregels

20.1 Wijzigingsbevoegdheid overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

20.2 Wijzigingsbevoegdheid categorie-indeling Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten) te wijzigen voor wat betreft de categorie-indeling van bedrijven, indien en voor zover ten gevolge van technische en/of milieuhygiënische ontwikkelingen de milieubelasting van de desbetreffende typen bedrijven wijzigt.

Artikel 21 Overige regels

21.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 22 Overgangsrecht

22.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
22.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 23 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan 'Boevenbrinkstraat 4 en Quabbenburgerweg, Terwolde'.