Plan: | Bandijk 20 t/m 20D, Terwolde |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.20269-VS00 |
Sinds september 2017 heeft er veelvuldig overleg plaatsgevonden met initiatiefnemer (eigenaar A) over de mogelijkheden voor functieverandering op het perceel Bandijk 20 t/m 20D in Terwolde. Na langdurig overleg in het voortraject heeft initiatiefnemer op 3 december 2018 een formeel verzoek ingediend om een nieuw bestemmingsplan voor het gehele plangebied. Aanleiding voor dit verzoek is de wens om in de voormalige stal een nieuwe, extra woning te realiseren.
In het voortraject hebben meerdere gesprekken met de gemeente plaatsgevonden om de mogelijkheden voor functieverandering op het perceel te bespreken. In september 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders hierover een positief principebesluit genomen. Er worden enkele opstallen gesloopt, de ontworpen woning draagt een hoge architectonische kwaliteit met zich mee, de bestaande monumentale woning wordt gerestaureerd en het geheel wordt landschappelijk beter ingepast. In ruil hiervoor is de bouw van één nieuwe woning mogelijk op het perceel ter plaatse van de voormalige ligboxenstal.
De restauratie van de bestaande monumentale woning maakt een belangrijk onderdeel uit van de overweging om mee te werken aan de realisatie van één vrijstaande woning. Initiatiefnemer heeft vervolgens deze gronden verkocht. De huidige eigenaar van deze gronden (eigenaar B), initiatiefnemer en de gemeente hebben vervolgens veelvuldig overleg gevoerd over een integraal plan voor het gehele plangebied.
In het geval van initiatiefnemer gaat het grofweg om een hoogwaardig architectonisch ontwerp van de nieuwe woning, een goede landschappelijke inpassing en sloop van overbodige bebouwing. In het geval van eigenaar B gaat het om de landschappelijke inpassing en de restauratie van de monumentale woning.
In het geldende bestemmingsplan is het perceel bestemd voor woondoeleinden waarbij maximaal één woning is toegestaan. Deze bestaande woning staat bekend als Het Kleine Blokhuis en is zoals eerder aangehaald aangewezen als gemeentelijk monument. Dit geldt ook voor de doorrijschuur behorende bij de woning. Om de bouw van de nieuwe woning in de voormalige ligboxenstal mogelijk te maken moet een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld.
Voorliggend bestemmingsplan heeft als doel een planologisch kader te scheppen om de bouw van de ontworpen woning mogelijk te maken. Daarnaast worden de te nemen maatregelen zoals de aan te leggen landschapselementen vastgelegd in dit bestemmingsplan.
De situering van het plangebied is opgenomen in Afbeelding 1. Het perceel ligt in het buitengebied aan de Bandijk nabij de kern Terwolde, naast de rivier IJssel en dichtbij de provinciale weg N792. Een luchtfoto van het perceel is weergegeven in Afbeelding 2. De gemeentelijke monumenten zijn te zien op afbeelding 3. Het plangebied kent twee eigenaren en de kadastrale indeling is als volgt:
Afbeelding 1 - situering van het plangebied in de omgeving
Afbeelding 2 - luchtfoto van het perceel
Afbeelding 3 - gemeentelijke monumenten (doorrijschuur en woning).
De toelichting van het bestemmingsplan beslaat 7 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een analyse van het plangebied gegeven. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens het beleidskader geschetst. Hoofdstuk 4 gaat in op de uitvoerbaarheid van de plannen aan de hand van de verschillende milieuthema's en de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 5 geeft een beschrijving van het gehele plan weer en hier vindt ook de ruimtelijke afweging plaats. Hoofdstuk zes gaat verder in op de juridische planopzet. Tot slot gaat hoofdstuk 7 in op overleg en inspraak tijdens de procedure van het plan.
In dit hoofdstuk wordt een analyse van het plangebied gegeven. Allereerst de historische situatie van zowel het landschap, beplanting en bebouwing. Daarnaast wordt de huidige situatie op het perceel kort beschreven.
Landschap
Ontstaan
De uiterwaarden komen voor langs de rivieren en slaan op de gebieden die buitendijks gelegen zijn en periodiek onder water staan. Er zijn onregelmatige blokkavels en deze zijn over het algemeen in gebruik als grasland. De jongste afzettingen van de IJssel liggen in de uiterwaarden en rivierbedding. Vooral in de periode na bedijking, toen de IJssel verhoudingsgewijs door een smal stroombed moest stromen, zijn in de uiterwaarden aanzienlijke pakketten zand en klei afgezet. Op veel plaatsen zijn deze later weggegraven en behoeve van de baksteenfabricage. De uiterwaarden kenden in hun 'natuurlijke' toestand dan ook een gevarieerd microreliëf.
Huidig landschapsbeeld
De vruchtbare, kalkrijke gronden van de uiterwaarden zijn grotendeels al eeuwenlang in gebruik als weiland. De weilanden zijn van groot belang voor weidevogels en ganzen. Op veel plaatsen kwamen - en ook nu nog - meidoornhagen voor. Ze werden geplant als veekering en voor boerengeriefhout. Tegenwoordig staan hagen in de uiterwaarden ter discussie omdat ze een ongunstige werking hebben op de doorstroming van de rivier bij hoog water.
Gebiedskenmerken
Door de aanwezigheid van kades, heggen, grienden, ooibos en uitgekleide laagten hebben de uiterwaarden een afwisselend karakter. Grote delen zijn in het verleden afgegraven voor de baksteenindustrie. De wegen zijn recht en de waterlopen kunnen af en toe slingerend in het landschap liggen omdat ze de oude rivierlopen volgen. Het is een tamelijk groot landschap met plaatselijk reliëf. Op enkele verspreide en op pollen staande boerderijen en steenfabrieken komt er nagenoeg geen bebouwing voor in de uiterwaarden.
Afbeelding 5 laat een aantal topografische kaarten van het plangebied zien. De bebouwingsgeschiedenis van het plangebied is daarop goed zichtbaar. Uit andere kaarten is gebleken dat de duik direct ten westen van het plangebied in het verleden is verlegd.
Afbeelding 5 - topografische kaarten van het plangebied
Beplanting
Landschappelijk gezien is goed te zien dat de uiterwaarden voorheen vooral in gebruik waren als weiland. Op de topografische kaart van 1950 zijn nog enkele verspreide (fruit)bomen te zien die in de huidige situatie (2018) nagenoeg verdwenen zijn.
Bebouwing
Op het perceel zijn diverse opstallen aanwezig. Cultuurhistorisch gezien springen vooral de doorrijschuur en de bestaande woning in het oog (zie afbeeldingen 3 en 6). Beide gebouwen zijn aangewezen als gemeentelijk monument. De voormalige boerderij en herberg is gelegen in het buitentalud van de Bandijk. De woning is gebouwd vóór 1827, vermoedelijk uit 1787. Het pand is witgepleisterd en heeft een leiengedekt mansardedak. De naam werd voor het eerst vermeld in 1606 als het Blockhuijs, vermoedelijk duidt dit op een versterkt huis als controlepost langs de dijk en de IJssel. Bij het huis lag aan de IJssel tevens een loswal (een kade waar boten werden gelost), die ook als overzetplaats voor personen werd gebruikt.
Bij de monumentale dijkwoning hoort de monumentale doorrijschuur. Deze is in het verleden in het kader van het project Terwoldse Bandijk gesubsidieerd en gerestaureerd. Naast het gebruik als schuur wordt deze gebruikt voor recreatieve doeleinden. De overige bebouwing op het perceel is cultuurhistorisch gezien niet waardevol.
Afbeelding 6 - Het (kleine) Blokhuis
Het totale plangebied heeft een gezamenlijke oppervlakte 12.805 m². Initiatiefnemer heeft hiervan ruim een hectare in bezit. Eigenaar B heeft het perceel rondom de monumentale woning en doorrijschuur in bezit. Afbeelding 2 laat zien dat er verschillende opstallen aanwezig zijn op het perceel. Verder naar de IJssel zijn de gronden in gebruik als grasland.
Op het perceel vinden geen bedrijfsmatige agrarische activiteiten meer plaats (wel worden de weilanden van tijd tot tijd verhuurd aan een agrariër uit de buurt). Om deze reden is de agrarische bestemming in 2016 gewijzigd naar een woonbestemming.
Binnen het plangebied zijn naast de woning en doorrijschuur een grote (voormalige) ligboxenstal aanwezig. Deze is omstreeks 1980 gebouwd en heeft een totale oppervlakte van circa 450 m². De kleinere schuur die haaks op deze schuur staat is inmiddels gesloopt en had een oppervlakte van zo'n 180 m². Verder is er nog een kapschuur aanwezig uit omstreeks 1993.
Het perceel is in het geldende bestemmingsplan Buitengebied (en Buitengebied, eerste herziening) bestemd als wonen waarbij één woning is toegestaan. In het kader van functieverandering wordt er door het slopen van overtollige bebouwing, een landschappelijke inpassing en restauratie en instandhouding van een gemeentelijk monument één nieuwe woning planologisch mogelijk gemaakt.
Met onderliggend bestemmingsplan wordt de realisatie van één nieuwe woning binnen de contouren van de bestaande ligboxenstal mogelijk gemaakt. Als compensatie wordt het perceel onder andere landschappelijk ingepast en wordt de monumentale bebouwing gerestaureerd en instand gehouden. De beschrijving van het nieuwbouw- en restauratieplan vindt u in Hoofdstuk 5.
In dit hoofdstuk wordt beknopt het belangrijkste ruimtelijke beleidskader beschreven op de verschillende overheidsniveaus (rijk, provincie, regionaal en gemeente). Andere beleidsthema's, zoals milieu, archeologie en wateraspecten, worden hier niet beschreven. Dit beleid komt aan bod in hoofdstuk 4.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuwe rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid van voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:
Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van ruimtelijke ordening gekregen. Het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn. Voorliggend initiatief heeft geen relatie met één van de 13 nationale belangen.
Ladder voor duurzame verstedelijking
De Ladder voor duurzame verstedelijking wordt in de SVIR geïntroduceerd. Deze ladder is vanaf 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen (weergegeven in afbeelding 7).
Afbeelding 7- schema Ladder voor duurzame verstedelijking
Met ingang van 1 juli 2017 is de nieuwe Ladder in werking getreden. Ongewijzigd hierin is dat in de toelichting op bestemmingsplannen de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden beschreven. De aard en omvang van de stedelijke ontwikkeling zijn bepalend voor de afbakening van het gebied waarbinnen de behoefte moet worden onderzocht. In de wet is bovendien toegevoegd dat bij een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied goed gemotiveerd moet worden waarom deze niet in bestaand stedelijk gebied te realiseren is.
De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang van een stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Of er wel of geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkelingen in relatie tot de omgeving.
Gezien de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling, zijn de SVIR en de (nieuwe) Ladder voor duurzame verstedelijking op onderliggend plan niet van toepassing. Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals hierboven benoemd. Het Rijk heeft dan ook geen verdere bemoeienis met de planvorming. Nadere toetsing aan de Ladder is om deze reden dan ook niet noodzakelijk.
De Omgevingsvisie Gelderland is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan
en enkele andere structuurvisies. De visie is op 9 juli 2014 door Provinciale Staten vastgesteld. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
De opzet van de Omgevingsvisie is opgehangen aan de termen divers, dynamisch en mooi. Gelderland is een dynamische provincie in een prachtige setting, met een grote diversiteit. Divers Gelderland heeft betrekking op de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Dynamisch Gelderland betreft de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken en mobiliteit. Mooi Gelderland staat voor de kwaliteiten die bescherming of ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen, waarbij te denken valt aan cultuurhistorie, natuur en water.
De regie van de provincie op wonen in het buitengebied is beperkt. 'Nieuw rood' moet een kwaliteitsverbetering betekenen in het betreffende gebied. Met kwaliteitsverbetering wordt de sloop en/of hergebruik van vrijkomende bebouwing (functieverandering) of ontwikkeling van nieuwe natuur bedoeld als compensatie voor de nieuwe rode functie. De provincie legt de verantwoordelijkheid volledig bij de regio en vraagt geen apart beleidskader meer om door de provincie vast te stellen. Zij juicht toe dat beleid en afspraken hierover in regionaal verband zijn en worden gemaakt. Voor de gemeente Voorst geldt het regionale beleid Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functie. Hiervoor wordt u verwezen naar paragraaf 3.4.2.
Het plangebied valt volgens Omgevingsvisie Gelderland (zie afbeelding 8) in het Nationale landschap De Veluwe, deelgebied de IJsseluiterwaarden. De Nationale Landschappen zijn bij uitstek de symbolen van het Gelderse cultuurlandschap. Ze geven op (inter)nationale schaal een afspiegeling van de landschappelijke diversiteit en krijgen daarom speciale aandacht. Dit betekent dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling alleen is toegestaan als daarmee de kernkwaliteiten van het Nationale Landschap wordt behouden of versterkt.
Het plangebied en de uiterwaarden behoren ook tot de Groene ontwikkelingszone (GO) van de provincie Gelderland. De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur. Deze gebieden zijn ruimtelijk vervlochten met het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Het gaat dan vooral om landbouwgrond, maar ook om terreinen voor verblijfs- en dagrecreatie, infrastructuur, woningen en bedrijven. Ook de Ecologische verbindingszones maken deel uit van de GO, evenals weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden. In de GO heeft de provincie de volgende doelstellingen:
De provincie nodigt de Gelderse samenleving uit om in de Groene Ontwikkelingszone (GO) initiatieven te ontwikkelen die bijdragen aan de realisatie van deze dubbele doelstelling. Vanwege de dubbele doelstelling is er in de GO ruimte voor nieuwe ontwikkelingen en voor een uitbreiding van bestaande bedrijven, woningen en bouwwerken en andere functies. Voor landbouw, het landgoedbedrijf en extensieve openluchtrecreatie ligt hier ontwikkelingsruimte, waarbij de kernkwaliteiten per saldo niet significant worden aangetast.
Het plangebied wordt daarnaast nog aangemerkt als intrekgebied. Vanuit de Drinkwaterwet heeft de provincie een zorgplicht voor een duurzame openbare drinkwatervoorziening. De provincie wil dan ook niet dat fossiele energie (aardgas, aardolie, schaliegas of steenkoolgas).
De Omgevingsvisie Gelderland bevat verder het belangrijke instrument de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Hierin staan kwaliteiten en doelen centraal, niet de regels. Dit houdt in dat bij bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling er moet worden aangegeven hoe met de ladder is omgegaan wat betreft behoefte, bestaand stedelijk gebied en bereikbaarheid. Gezien de kleinschalige aard en omvang (aantal woningen) van onderliggend plan, is een afweging met de Gelderse ladder niet aan de orde.
Afbeelding 8 - Uitsnede Omgevingsvisie Gelderland
In de Omgevingsverordening Gelderland staan regels beschreven die er voor moeten zorgen dat de in de Omgevingsvisie opgenomen visie ook daadwerkelijk uitgevoerd kan worden. De verordening dient dan ook als het (juridische) toetsingskader bij het opstellen van nieuwe ruimtelijke plannen zoals een bestemmingsplan of een uitgebreide afwijkingsprocedure in het kader van de omgevingsvergunning. De verordening bestaat uit een kaart met daaraan gekoppeld de regels. De zojuist genoemde aspecten uit de Omgevingsvisie Gelderland zijn vertaald in regels die zijn opgenomen in de Omgevingsverordening Gelderland. Zoals aangegeven wordt het gebied aangeduid als intrekgebied, behoort het tot het Nationale Landschap De Veluwe, deelgebied de IJsseluiterwaarden en zijn de uiterwaarden aangeduid als Groene Ontwikkelingszone (GO).
Op basis van bovenstaande luidt de conclusie dat er in dit specifieke geval geen sprake is van een verslechtering van de kernkwaliteiten van de Groene Ontwikkelingszone. De nieuwe ontwikkeling om een vrijstaande woning te realiseren in de ligboxenstal wordt gecompenseerd met een landschappelijke inpassing van het gehele plangebied. De restauratie van de bestaande monumentale woning is tevens een voorwaarde voor medewerking. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt gezien is dit een kwaliteitsverbetering in vergelijking met de huidige situatie. De totaalplannen voor het plangebied zijn opgenomen in bijlagen 3 en 4 van de bij dit bestemmingsplan behorende regels. Middels een voorwaardelijke verplichting en een gesloten anterieure overeenkomst met de grondeigenaren is uitvoering en instandhouding vastgelegd en gegarandeerd.
Intrekgebieden mogen volgens de Omgevingsverordening geen bestemming krijgen die de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas, mogelijk maakt. Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van een tweede woning in de voormalige ligboxenstal mogelijk. Het plan is zodoende niet in strijd met de Omgevingsverordening op het gebied van de intrekgebieden.
Dit bestemmingsplan voldoet aan de voorwaarden uit de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland. De toevoeging van de woning in de ligboxenstal doet geen onevenredige afbreuk aan de kwaliteiten van het gebied en botst niet met het provinciaal beleid. Bovendien vindt er een landschappelijke impuls plaats en is de restauratie en behoud van de aanwezige gemeentelijke monumenten in het plangebied geregeld. In hoofdstuk 5 van deze toelichting wordt verder onderbouwd waarom medewerking aan voorliggend plan mogelijk is.
De Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 (RSV) (vastgesteld 2007) geeft de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling op langere termijn, tot 2030. De RSV gaat over het zogenaamde bundelingsgebied van de drie steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen en het daarbinnen gelegen middengebied (grote delen van het grondgebied van de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Deventer, Lochem, Voorst en Zutphen).
De Regionale Structuurvisie De Voorlanden van de regio Stedendriehoek (vastgesteld 2009) maakt samen met Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 (voor het bundelingsgebied) het ruimtelijk beleid voor de regio ‘compleet’. Beide documenten vormen samen de visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van dit gebied.
De doelstelling voor de RSV is door de regio uitgewerkt in vijf strategische keuzen:
In de RSV is opgenomen dat vooral het vrijkomen van agrarische bedrijfsgebouwen nieuwe mogelijkheden biedt voor kleinschalige vormen van wonen in het landschap door deze gebouwen te slopen of te herontwikkelen. Een goede landschappelijke inpassing is hiervoor een belangrijke voorwaarde. Voorliggend plan voorziet in de sloop van een voormalige paardenstal (reeds gesaneerd) en de herontwikkeling van de voormalige ligboxenstal tot een nieuwe woning. Ook vindt er een landschappelijke verbetering plaats. Gezien de aard en omvang van het plan is het niet in strijd met de Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030.
Zoals in paragraaf 3.3.1 aangegeven laat de provincie Gelderland het aan regionale samenwerkingsverbanden over om een (regionale) invulling te geven aan het beleidskader voor functieverandering van agrarische gebouwen. De gemeente Voorst heeft samen met de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Lochem en Zutphen het regionaal beleidskader 'Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies' opgesteld. Inmiddels legt de provincie de verantwoordelijkheid volledig bij de regio en vraagt geen apart beleidskader meer om door de provincie vast te stellen. Dit beleidskader is in 2014 is op het onderdeel maximaal toegestane maatvoering aangepast.
Het beleidskader stelt primair als doel bij functieverandering een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. De regeling voor functieverandering geldt niet alleen voor vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (met een agrarische bestemming) maar ook voor eerder vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen waarvan de bestemming reeds is omgezet (bijvoorbeeld wonen). Het beleidskader omschrijft welke regels de gemeenten in de Stedendriehoek willen hanteren bij functieverandering van vrijgekomen en vrijkomende agrarische gebouwen in het buitengebied. Functieverandering zorgt per saldo voor minder steen in het buitengebied door het slopen van overbodige stallen en schuren en voor een aantrekkelijke vormgeving en (groene) inpassing van nieuwe functies op de plaats van die stallen en schuren. Het plangebied is gelegen in de uiterwaarden waar volgens het regionale beleidskader 'Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies' geen functieverandering naar wonen mogelijk is. Dit omdat deze gronden ondergeschikt zijn aan de primaire functie water. De beleidslijn Ruimte voor de Rivier en de Natuurbeschermingswet leggen restricties op aan de uitbreiding van bebouwing.
In dit specifieke geval gaat het om de herontwikkeling van een voormalige ligboxenstal tot een nieuwe woning. De bestaande bebouwing is gelegen op een terp. In het voortraject heeft er dan ook contact plaatsgevonden met Rijkswaterstaat om de (bouw)mogelijkheden te verkennen. Vanuit Rijkswaterstaat is aangegeven dat er op de ophoging (terp) gebouwen aanwezig mogen zijn. Rijkswaterstaat gaf aan dat deze niet in oppervlakte beperkt waren en deed ook geen uitspraken over de functie van deze gebouwen. Op basis hiervan is functieverandering binnen het plangebied voor de realisatie van één nieuwe woning mogelijk.
De eerste verkennende gesprekken met initiatiefnemer hebben in 2017 plaatsgevonden. In eerste instantie was bepaald dat alle niet cultuurhistorische bebouwing gesloopt moest worden als compensatie voor de nieuwe woning. Gedurende de planvorming is dit gewijzigd. De voormalig paardenstal is gesaneerd. Maar om het gevoel van een boerenerf te behouden in samenhang met de monumentale woning en doorrijschuur zijn de plannen gewijzigd met als resultaat dat de bestaande ligboxenstal (gedeeltelijk) wordt herontwikkeld tot een nieuwe woning. Daarnaast is een landschappelijke inpassing van het gehele plangebied en de restauratie van de bestaande monumentale woning als tegenprestatie geëist.
De gehele ontwikkeling binnen het plangebied is uitgewerkt tot een tweetal totaalplannen (per eigenaar). Deze plannen omvatten een integraal plan voor het bestaande en nieuwe erf, het omliggende landschap en de restauratie van de monumentale woning. De nieuwe woning wordt op een duurzame manier gerealiseerd en is zorgvuldig vormgegeven waardoor deze goed past bij de bestaande bebouwing en in het omgevingsbeeld. De totaalplannen zijn opgenomen in bijlagen 3 en 4 van de planregels behorende bij dit bestemmingsplan.
De zorgvuldige vormgeving van de nieuwe woning, het herstel en behoud van cultuurhistorische elementen en de landschappelijke inpassing zorgen voor een ruimtelijke kwaliteitsverbetering en een positieve beoordeling om één extra woning toe te kennen aan het plangebied.
Op 18 december 2017 heeft de gemeente Voorst de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (RTV) 'Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid' vastgesteld. Deze Ruimtelijke Toekomstvisie is vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet (treedt naar verwachting in 2021 in werking) opgesteld. Met de nieuwe omgevingswet moet een balans worden gevonden tussen enerzijds dynamiek en zekerheid anderzijds. Participatie speelt hierbij een belangrijke rol. De rol van de overheid is namelijk aan het veranderen. Inwoners en ondernemers krijgen een steeds grotere rol in het ruimtelijk beleid. Ook bij deze visie geldt dat deze als toetsingskader fungeert voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen. Een groot verschil met de vorige toekomstvisie is dat nu samen met de samenleving naar de toekomst wordt gekeken en een koers wordt bepaald. Dit is in de geest van de nieuwe Omgevingswet waarbij initiatieven vanuit de samenleving, waar mogelijk, meer ruimte krijgen. Het afwegen van alle belangen is en wordt een belangrijke taak van de gemeente.
De Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst heeft een dubbele doelstelling. Aan de ene kant het bepalen van de ambities samen met de samenleving en ook behalen. Aan de andere kant dient de visie ook als een toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Centraal in het ruimtelijk beleid van de gemeente Voorst staat onze eigen identiteit. Nieuwe ontwikkelingen moeten hierbij aansluiten en waar mogelijk versterken. Onder identiteit wordt verstaan: diversiteit en kwaliteit van de landschappen in de gemeente, de bijzondere monumenten en rijke cultuurhistorie, de dorpse schaal van de kernen, de menselijke maat en de krachtige sociale samenhang in de gemeente. Ook duurzaamheid maakt een onderdeel uit van de identiteit. Het gaat dan om de wens en de noodzaak om de ruimtelijke, economische en sociale kwaliteiten toekomstbestendig te maken. Op basis van de identiteit zijn in Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst de volgende thema's geformuleerd.
De koers die wordt ingezet en de strategische keuzes die worden gemaakt op basis van bovenstaande thema's worden uitgewerkt in de Uitvoeringsagenda Ruimtelijke Toekomstvisie. Deze wordt met enige regelmaat vernieuwd, aangevuld en geactualiseerd. Net zoals de samenleving is de uitvoeringsagenda continue onderhevig aan veranderingen.
Bij de uitwerking van dit specifieke plan is zorgvuldig aandacht besteed aan de kwaliteiten van het plangebied en de omgeving. Door het slopen van de paardenstal, de beeldkwaliteit van de nieuwe woning, de restauratie van de monumentale woning in combinatie met landschappelijke maatregelen is er sprake van een kwalitatieve verbetering voor zowel het perceel als de directe omgeving. Het plan past zodoende binnen de uitgangspunten van de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst.
In de Woonvisie Aantrekkelijk Voorst 2025 wordt het woonbeleid van de gemeente aan de hand van een viertal pijlers gepresenteerd. De pijlers zijn:
Het plan voorziet in het realiseren van één vrijstaande woning in de voormalige ligboxenstal. Als compensatie vindt er sloop plaats, wordt het plangebied landschappelijk beter ingepast en wordt de aanwezige monumentale woning gerestaureerd. Gezien de aard en omvang van het plan worden er geen specifieke uitspraken over het plan gedaan in de Woonvisie. Wel zorgt het totaalplan voor een kwaliteitsimpuls voor zowel het plangebied als de omgeving. Het plan sluit aan bij het ideaal van een aantrekkelijk woonomgeving zoals genoemd in de Woonvisie
Het regionale beleidskader voor functieverandering (zie paragraaf 3.4.2) biedt in hoofdlijnen het gemeentelijk toetsingskader bij aanvragen om functieverandering. Het plan is eveneens getoetst aan de ervennotitie (Notitie Ruimtelijke Kwaliteit Veranderende Erven, 2009). In deze notitie zijn richtlijnen opgenomen die initiatiefnemers kunnen gebruiken bij het ontwikkelen van mooie plannen voor veranderende erven in het buitengebied van de gemeente Voorst. Uitgangspunt is dat functieverandering bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving.
Het gemeentelijk beleidskader voor functieverandering van vrijkomende agrarische bebouwing is de afgelopen jaren aangescherpt ten opzichte van de Notitie Ruimtelijke Kwaliteit Veranderende Erven, 2009. Naast de sloop van voormalige agrarische bebouwing om een nieuwe woning mogelijk te maken wordt ingezet op locaties die echt het verschil kunnen maken met als doel het creëren van een maatschappelijke meerwaarde. Sloop alleen is niet meer voldoende om een nieuwe woningtitel te verkrijgen.
In dit specifieke geval wordt er te weinig gesloopt als puur het destijds geldende gemeentelijke toetsingskader voor functieverandering wordt gevolgd. Dit totaalplan richt zich dan ook op het creëren van een maatschappelijke meerwaarde. Dit wordt bereikt door sloop, restauratie van het monument en de landschappelijke ingrepen. Door de samenhang tussen de architectonisch vormgegeven nieuwe woning, de aanwezige (monumentale) bebouwing en het landschap ontstaat een evenwichtig geheel dat erg goed past in de omgeving en op de locatie. Het totaalplan zorgt voor kwalitatieve verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
Bij ruimtelijke ingrepen moet onderbouwd worden dat het voornemen 'redelijkerwijs uitvoerbaar' is. In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Daarnaast wordt ingegaan op de thema's ecologie, archeologie en cultuurhistorie, verkeer en parkeren, water en de economische uitvoerbaarheid.
Verkennend en aanvullend bodemonderzoek
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient op basis van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening te worden onderzocht of de aanwezige bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. In het geval van een verontreiniging moet de mate van de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of -en zo ja welke- kosten gemoeid zijn met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving.
Het plan voorziet in de sloop van de paardenstal en herontwikkeling van de ligboxenstal tot (gedeeltelijk) een nieuwe woning. Daarnaast wordt de bestaande monumentale woning gerestaureerd. Het perceel kent reeds een woonbestemming, maar vanwege de de nieuwe woning is er sprake van een toevoeging van een 'gevoelig object'. Op 20 december 2017 is er een verkennend en aanvullend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd op het perceel door Ingenieursbureau Land (kenmerk R01-77451-RSC). Dit onderzoek vindt u in Bijlage 5.
De onderzoekslocatie (zie afbeelding 9) heeft een oppervlakte van ongeveer 3.900 m². Doel van het onderzoek was het bepalen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem van het terrein om de realisatie van de nieuwe woning in de voormalige ligboxenstal mogelijk te maken.
In de bodem van het terrein is een sterke bijmenging met puin en ander bodemvreemd materiaal aanwezig. In de bodemlagen met bijmenging zijn lood, zink, PAK, PCB en minerale olie in gehaltes boven de achtergrondwaarde aangetoond. In de visueel schone ondergrond zijn geen gehaltes met de geanalyseerde parameters boven de achtergrondwaarde aangetoond.
In de bodemlagen met bijmenging is plaatselijk asbest aangetoond in gehaltes tot boven de interventiewaarde. Om een beter beeld van de aard en omvang van deze verontreiniging te verkrijgen is een nader onderzoek asbest uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat ten noordwesten van de ligboxstal asbest in gehaltes boven de interventiewaarde zijn aangetoond. Het betreft zowel asbesthoudende materialen als asbest in de fractie < 20 mm. Het aanwezig asbest betreft chrysotiel, crocidoliet en amosiet, en is deels niet hechtgebonden.
Op basis van de aangetoonde gehaltes asbest is op een deel van het terrein een geval van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. De verspreiding van deze verontreiniging in westelijke richting (buiten het te onderzoeken terrein) en onder de ligboxenstal is niet inzichtelijk. Ook de verspreiding in verticale richting is niet geheel inzichtelijk. Op basis van deze onderzoeksresultaten wordt de omvang van de sterk met asbest verontreinigde bodemlaag ingeschat op circa 680 m³. Gezien de sterk verhoogde gehaltes asbest in de grond is er sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging waarvoor er een saneringsplicht geldt.
De aangetoonde gehaltes van zowel asbest als de chemische parameters op de overige delen van het terrein geven geen aanleiding tot het uitvoeren van nader onderzoek. De milieu hygiënische kwaliteit van het terrein is vastgelegd.
Tot op een diepte van 5,5 meter onder maaiveld is geen grondwater aangetroffen. Er is om die reden geen onderzoek naar de kwaliteit van het grondwater uitgevoerd.
Bij een eventuele herontwikkeling van het terrein zullen saneringsmaatregelen getroffen moeten worden. Hierbij zal met name de verspreiding in de westelijke richting en onder de ligboxstal in beeld gebracht moeten worden.
Sanering
Op basis van het verkennende en aanvullende asbest- en bodemonderzoek is gebleken dat er op het terrein sprake was van ernstige bodemverontreiginging en dat er een saneringsplicht geldt voor deze gronden. Op 3 september 2018 heeft de grondsanering plaatsgevonden door EST Invent BV welke is toegelicht in het saneringsrapport van 24 oktober 2018, projectnummer 91 09 18 (zie Bijlage 6).
Afbeelding 10 geeft de saneringslocatie van de grond weer. Het saneringsplan is op 11 juni 2018 goedgekeurd door Rijkswaterstaat. Uit de analyseresultaten is gebleken dat ter plaatse van de Bandijk de terugsaneerwaarde nog deels wordt overschreden. Omdat dit de Bandijk betreft, een primaire waterkering is het niet verantwoord geacht hier ter plaatse verder te ontgraven. Daarnaast is de grond gesaneerd ver tot buiten het te bebouwen gedeelte. Ter plaatse van bouwlocatie wordt de terugsaneerwaarde dan ook niet meer overschreden. In totaal is er bijna 360 ton verontreinigde grond afgevoerd waarna de put is aangevuld met zand.
Afbeelding 10 - saneringslocatie
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies zoals wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies. Deze afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. De milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten als geur, stof, geluid en gevaar. Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen het type rustige woonwijk/rustig buitengebied en gemengd gebied. In dit geval is uitgegaan van het omgevingstype rustige woonwijk/rustig buitengebied.
Het plangebied is bestemd als wonen. In de nabijheid van het plangebied komen vooral agrarische bestemmingen en woonbestemmingen voor. Op ruim 160 meter ten zuidoosten van het plangebied ligt de bedrijfsbestemming van het Gemaal Terwolde. Ten noordwesten van het plangebied ligt op ruim 90 meter de Wildkamp.
Gezien de afstanden tussen het plangebied en de omliggende bedrijvigheid mag worden geconcludeerd dat het toekennen van een extra woning aan het perceel Bandijk 20 t/m 20D in Terwolde geen extra belemmeringen opleveren voor deze bedrijven in hun mogelijkheden (zoals eventuele uitbreidingen). Daarnaast levert de bedrijvigheid in de buurt geen onevenredige hinder op voor het woonklimaat ter plaatse.
Het plan om één nieuwe woning in de bestaande ligboxenstal te realiseren vormt geen belemmering voor nabijgelegen (agrarische) bedrijvigheid. Er wordt aan de richtafstanden voldaan om een goed woon- en leefklimaat te garanderen.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden moet worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone ter zake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Het plangebied grenst direct aan de Bandijk waar ter plaatse een maximumsnelheid geldt van 50 kilometer per uur. Binnen deze zone biedt de Wet geluidhinder in een aantal situaties bescherming aan geluidsgevoelige bestemmingen (zoals een woonbestemming) en geluidsgevoelige objecten (woningen). Het basisbeschermingsniveau (voorkeurgrenswaarde) is 48 dB. Afbeelding 11 geeft de geluidsbelasting van de Bandijk op de locatie van de nieuwe woning en de rest van de omgeving weer. Omdat de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurgrenswaarde van 48dB
Afbeelding 11 - geluidsbelasting Bandijk
Op 6 april 2018 is er door Sound Force One een akoestisch onderzoek uitgevoerd op de locatie (kenmerk Terw201820, zie Bijlage 7). Het ontwerp van de nieuwe woning was destijds nog niet definitief waardoor het akoestisch onderzoek zich richt op de geluidsbelasting op de gevels van de bestaande schuur.
De berekening van de geluidsbelasting van de Bandijk op de nieuwe woning heeft plaatsgevonden op 1,5 en 4,5 meter hoogte ten opzichte van het maaiveld. Binnen de schil van de bestaande schuur wordt de nieuwe woning gerealiseerd. In het rekenmodel zijn de muren gemodelleerd als schermen met dezelfde hoogte als de bestaande schuur. Het rekenmodel gaat uit van een maximale hoogte van 7 meter voor de woning. Het uiteindelijke ontwerp van de nieuwe woning is lager.
Afbeelding 12 - rekenmodel wegverkeer
Uit de meetresultaten blijkt dat de voorkeurgrenswaarde van 48dB met aftrek conform artikel 110g van de Wet geluidhinder niet wordt overschreden als gevolg van het verkeer op de Bandijk. Omdat de schuurdelen (wanden) blijven bestaan fungeren deze als geluidsscherm tussen de Bandijk en de beoogde woning (zie afbeelding 13).
Afbeelding 13 - ontwerp nieuwe woning in de voormalige ligboxenstal
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer, in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'). In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de Wet luchtkwaliteit bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen voor maximumconcentraties voor een aantal luchtvervuilende stoffen. In Nederland kunnen met name fijnstof (PM10) en stikstofoxiden (NO2) problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Fijnstof wordt grotendeels veroorzaakt door grote industriële bronnen en het wegverkeer, NO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door wegverkeer.
Indien het uitoefenen van bevoegdheden zoals het vaststellen van bestemmingsplannen of het afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wabo gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Sinds 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Volgens het NSL draagt een project 'niet in betekenende mate' (Nibm) bij zo lang de concentratie fijnstof of stikstofdioxide niet meer dan 3% bedraagt. Volgens de regeling Nibm wordt die grens pas overschreden bij bijvoorbeeld woningbouwprojecten van meer dan 1.500 woningen of kantoorlocaties met meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlak. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden.
Het bestemmingsplan heeft niet één van bovenstaande ontwikkelingen tot gevolg. Gesteld kan worden dat de luchtkwaliteit 'niet betekenende mate' verslechterd. Om die reden hoeft niet verder op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele (vervoer gevaarlijke stoffen) bronnen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen groepsrisico (GR) en plaatsgebonden risico (PR). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten.
Uit de risicokaart van de provincie Gelderland blijkt dat in de nabijheid van het perceel geen stationaire bronnen aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op het plan. Bovendien liggen er ook geen buisleidingen in de directe omgeving van het plangebied die van invloed zijn op het plan. Het plangebied ligt in een gebied dat een risico loopt op overstromingen. In dit specifieke geval gaat het om een onbeschermd gebied vanwege de buitendijkse ligging. Het gebied kan overstromen als de waterstand in de IJssel sterk stijgt. De bebouwing in het plangebied ligt op een terp waardoor deze bij een hoge waterstand van de IJssel geen hinder ondervinden. De bebouwing loopt een klein gevaar op overstromingen (kans dat dit tijdens een mensenleven plaatsvindt is gering). Daarnaast is ook overlegd met Rijkswaterstaat over de bouwplannen en zij zien geen belemmeringen ten aanzien van bebouwing op de terp.
Op basis van het bovenstaande luidt de conclusie dan ook dat ondanks de buitendijkse ligging het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient de natuurwetgeving beschouwd te worden. Deze wetgeving richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).
De nieuwe Wet natuurbescherming vervangt vanaf 1 januari 2017 drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. Doel van de nieuwe Wet natuurbescherming is drieledig:
In tegenstelling tot de Natuurbeschermingswet 1998 is de bescherming van Beschermde Natuurmonumenten komen te vervallen in de nieuwe Wet natuurbescherming. De wet gaat in op gebiedsbescherming (Natura 2000-gebieden of Nationaal Natuurnetwerk) en op soortbescherming.
De wet gaat in op gebiedsbescherming (Natura 2000-gebieden of Nationaal Natuurnetwerk) en op soortbescherming. De Wet natuurbescherming heeft de verbodsbepaling uit de Flora- en faunawet overgenomen dat activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten, verboden zijn. De verboden activiteiten zijn het op enige wijze verwijderen van beschermde inheemse planten van hun groeiplaats, een beschermde inheemse diersoort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren. Daarnaast dient te allen tijde voor alle planten en dieren de algemene zorgplicht in acht te worden genomen, die tijdens eventuele werkzaamheden onverwacht worden aangetroffen, ongeacht of deze soorten beschermd zijn.
Op 30 maart 2018 is op locatie een quickscan flora en fauna in het kader van de Wet natuurbescherming uitgevoerd door EcoTierra (kenmerk Q2018-038). Het rapport van 7 april 2018 vindt u terug in Bijlage 2. De aanleiding voor dit onderzoek is het realiseren van een nieuwe woning in de voormalige ligboxenstal. Het doel van de quickscan is inzicht te geven of de voorgenomen activiteiten een overtreding van de geldende natuurwetgeving tot gevolg hebben.
Om dit inzicht te verkrijgen worden de volgende vragen beantwoord;
Tijdens het veldonderzoek is zoveel mogelijk concrete informatie verzameld met betrekking tot de aan- of afwezigheid van beschermde soorten. Ook de directe omgeving is tijdens het veldbezoek bekeken.
Afbeelding 14 - situering plangebied
Afbeelding 14 geeft het plangebied weer. Het betreft twee stallen en de directe omgeving ervan. De middelste schuur is inmiddels gesaneerd. De directe omgeving bestaat uit de bestaande woning, de kapschuur op het perceel, de relatief drukke Bandijk, de bebouwde kern van Terwolde en de IJssel met uiterwaarden.
Bevindingen bronnenonderzoek
Volgens geraadpleegde bronnen kunnen er binnen het plangebied en in de omgeving onder andere de volgende soorten voorkomen: steenmarter, gewone en ruige dwergvleermuis, laatvlieger, gewone grootoorvleermuis, steenuil, kerkuil en de grote gele kwikstaart.
Bevindingen veldonderzoek
Flora
Beschermde flora is niet aangetroffen in het plangebied. Het plangebied is bijna volledig bebouwd en verhard. Rondom de bebouwing komen algemene soorten voor die van verstoorde grond houden of zijn aangeplant.
Vogels
Tijdens het veldbezoek zijn binnen het daadwerkelijke plangebied alleen een koolmees en een roodborst waargenomen. In de opstallen zijn nestresten van onder andere duiven, merels, kippen, boerenzwaluwen (1 nest) en winterkoning waargenomen. De opstallen hebben geen geschikte elementen zoals isolatiepanelen, open spouwen of dakpannen waarin of waarachter soorten zoals de gierzwaluw of huismuis kunnen broeden. Bij de boerderij aan de overzijde van de Bandijk is auditief de huismus waargenomen.
Er zijn geen sporen waargenomen (zoals veren en braakballen) van gebouw bewonende uilen, zoals de steen- en/of kerkuil. Deze broeden in de boerderijen aan de overzijde van de weg. Ooievaarsnesten en horsten van roofvogels worden niet verwacht in het plangebied. Dit geldt ook voor broedgevallen van weidevogels.
Grondgebonden zoogdieren
Er zijn geen exemplaren of voortplantings- en/ of verblijfplaatsen van soorten aangetroffen die zijn beschermd bij de Habitatrichtlijn of van soorten die niet zijn vrijgesteld door de provincie. Binnen het plangebied zijn geen concrete aanwijzingen aangetroffen die duiden op een vaste verblijfplaats van marterachtigen zoals de steenmarter. Algemene muizensoorten kunnen worden verwacht in de stallen en de omgeving.
Vleermuizen
De opstallen zijn niet geschikt voor vleermuizen. Er zijn geen geschikte openingen/ elementen (spouwmuur, dak met dakpannen, gevelbetimmering en dergelijke) aanwezig waarvan vleermuizen gebruik kunnen maken. Er zijn binnen het plangebied geen geschikte bomen (bomen met naar boven ingerotte holtes, loszittende schors en/ of scheuren) aangetroffen waarvan boombewonende soorten gebruik kunnen maken. Er zal door vleermuizen gefoerageerd worden in de omgeving. Het plangebied zal geen significant onderdeel zijn van een vliegroute.
Amfibieën, reptielen en vissen
Er is geen oppervlaktewater aanwezig binnen het daadwerkelijke plangebied. De aanwezigheid van vissen en voortplantingswater van amfibieën kan derhalve worden uitgesloten. De opstallen zijn weinig geschikt als landhabitat. Het ontbreekt aan groenstructuren en geschikte wegkruipplekjes. Mogelijk dat bij de houtstapels buiten enkele exemplaren zijn te verwachten in het juiste seizoen. Binnen het plangebied zijn ook geen geschikte verblijfplaatsen voor reptielen waargenomen of te verwachten.
Ongewervelden / overige soorten
Onder andere het bebouwde en verharde karakter van het onderzoeksgebied maakt dat de veelal veeleisende Habitatrichtlijnsoorten en exemplaren van de nationaal beschermde soorten van ongewervelden en overige soorten niet zijn te verwachten. Die soorten hebben vaak specifieke ecologische eisen die in het plangebied beperkt aanwezig zijn.
Conclusie en aanbevelingen
Onderstaande tabel (afbeelding 15) geeft de conclusie van de quikscan flora en fauna weer. De algemene conclusie luidt dat op basis van het uitgevoerde onderzoek mag worden geconcludeerd dat er in de onderzochte situatie geen procedurele gevolgen als gevolg van de voorgenomen ingrepen om één nieuwe woning te realiseren. De sloop- en (ver)bouwwerkzaamheden en overige verstorende ingrepen dienen buiten het broedseizoen plaats te vinden of aan te vangen voor de start van het broedseizoen. De algemene zorgplicht is wel te allen tijde van toepassing.
Afbeelding 15 - conclusie quickscan flora en fauna
In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. In het Verdrag van Malta wordt gesteld dat de archeologie van wezenlijk belang is voor de geschiedschrijving van de mensheid. Het verdrag is erop gericht deze waarden voor de toekomst te behouden. De gehanteerde uitgangspunten zijn:
De bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door bodemverstorende activiteiten was in de Monumentenwet 1988 geregeld. Echter is deze wet per 1 juli 2016 vervallen. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet en deze treedt naar verwachting in 2021 in werking. Tot die tijd zijn de artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar deze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. Hierbij wordt uitgegaan van het zo vroeg mogelijk betrekken van de archeologische waarden in het ruimtelijke ordeningsproces.
Specifiek voor het bestemmingsplan is hierop artikel 38a van de Monumentenwet van toepassing: “De gemeenteraad houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.1, onderscheidenlijk artikel 3.38, van de Wet ruimtelijke ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten”.
De gemeente Voorst heeft in 2017 een archeologische beleidskaart vastgesteld. De beleidskaart wordt doorvertaald naar dubbelbestemmingen in bestemmingsplannen voor de bescherming van archeologische waarden. Door het opnemen van een dubbelbestemming zijn de te verwachten archeologische waarden gedetailleerd in beeld gebracht. Binnen het plangebied zijn verschillende agrarische verwachtingen aanwezig, waaronder archeologische vindplaatsen met een bufferzone van 25 meter rondom.
Afbeelding 16 - uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Voorst 2017
Op basis van de geldende archeologische beleidskaart is op 19 maart 2018 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd door Econsultancy (zie Bijlage 3). Doel van het bureauonderzoek is een antwoord te vinden op de vraag wat de gespecificeerde archeologische verwachting is voor het plangebied.
In het westelijke deel van het plangebied staan de bodemingrepen gepland. Voornamelijk in de ligboxenstal en een klein deel ten oosten van de ligboxenstal. De nieuwe woning wordt in de bestaande ligboxenstal gerealiseerd waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande funderingen. Buiten de stal wordt gefundeerd met mortelschroefpalen. De ontgraving ten behoeve van de nieuwe woning voltrekt zich in opgebrachte grond (puin/afval houdend). Om deze reden wordt er geen aanleiding gezien voor vervolgonderzoek.
Als er tijdens de graafwerkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen dan moet hier conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet (juli 2016) melding van gemaakt worden. Dit kan onder andere bij de regioarcheoloog.
Op basis van het uitgevoerde archeologische bureauonderzoek door Econsultancy is in samenspraak met de regioarcheoloog geconcludeerd dat het archeologische aspect geen belemmering vormt voor de realisatie van de nieuwe woning in de voormalige ligboxenstal.
Parkeren vindt plaats op het eigen terrein. Parkeermogelijkheid is geïntegreerd in het ontwerp van de nieuwe woning. Een deel van de voormalige ligboxenstal dat niet wordt getransformeerd tot woning wordt in gebruik genomen als bijgebouw. Hier is voorzien in parkeergelegenheid. Daarnaast wordt de bestaande kapschuur opnieuw bekleed en verbouwd. Ook hier wordt de mogelijkheid gecreëerd voor het parkeren van auto's. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat door het plan parkeeroverlast ontstaat.
Ontsluiting van de woningen vindt plaats via de bestaande inritten. Beide eigenaren (nieuwe woning en bestaande woning) maken gebruik van deze inrit. De eigenaar van de bestaande monumentale woning mag tevens gebruik maken van de kapschuur van initiatiefnemer om hier een auto te stallen.
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) kan beoordeeld worden welke waterthema's in het plan relevant zijn.
Op 25 februari 2019 is de digitale Watertoets van waterschap Vallei en Veluwe ingevuld. Het resultaat is opgenomen als bijlage (zie Bijlage 1). Beoordeeld is dat het plan mogelijk van een groot waterbelang is. De motivatie daarvoor is dat er binnen het plangebied mogelijk één of meerdere oppervlaktewateren, waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging liggen. Dit betekent dat mogelijk primaire waterkeringen worden geraakt. Gezien de buitendijkse ligging van het plangebied is dit niet onverwacht.
Voor dit specifieke bestemmingsplan gaat het om het volgende waterbelang:
Vanwege deze belangen is er in een vroegtijdig stadium contact geweest tussen initiatiefnemer, het waterschap Vallei en Veluwe en Rijkswaterstaat. Er is beoordeeld dat het transformeren van de voormalige ligboxenstal tot (deels) een woning de belangen niet op een onevenredige wijze schaadt.
Voor de verdere uitwerking en concretisering van de beoogde ontwikkeling, geeft het waterschap aan dat rekening gehouden moet worden met een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten voor water.
Vasthouden - bergen - afvoeren
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
Grondwaterneutraal bouwen
Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.
Schoon houden - scheiden - schoon maken
Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Toegepaste (bouw)materialen mogen dan ook geen schadelijke stoffen uitscheiden.
Op 17 april 2019 heeft telefonisch contact plaatsgevonden met het waterschap en is gezamenlijk geconcludeerd dat het plan voor de nieuwe woning geen onevenredige belemmeringen oplevert ten aanzien van het wateraspect.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. De gemeenteraad kan hiervan afwijken indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen kosten anderszins is geregeld. Aangaande de grondexploitatie over de in dit plan begrepen gronden is een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemers gesloten. Het vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet nodig. Eventuele kosten van planschade zijn voor rekening van de initiatiefnemers.
Aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan is het verzoek van initiatiefnemer om in de voormalige ligboxenstal een woning te realiseren op de percelen Bandijk 20 t/m 20D in Terwolde. Als compensatie voor de nieuwe woning wordt er onder andere een schuur gesloopt, het plangebied landschappelijk ingepast en de aanwezige monumentale gerestaureerd. Om dit planologisch te regelen moet een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld.
Uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan zijn gebaseerd op de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteit kwaliteit van het gebied. Het plangebied is buitendijks gelegen en kent een lange geschiedenis. Bovendien zijn er in het plangebied twee gemeentelijke monumenten aanwezig (de bestaande woning en de doorrijschuur). Centraal in de planvorming stond de vraag op welke manier de transformatie van de ligboxenstal tot woning, het landschap en de overige (monumentale) bebouwing op een positieve wijze bij kan dragen aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied. In het kort komt het er op neer dat er hoge eisen zijn gesteld aan de architectuur van de nieuwe woning en dat deze goed past in relatie tot de aanwezige monumentale bebouwing en de omgeving. De landschappelijke maatregelen moeten daarnaast voorzien in een verbetering van de landschappelijke kwaliteiten.
De aanwezige woning en doorrijschuur zijn aangewezen als gemeentelijk monument. De woning - Het Kleine Blokhuis - is gebouwd vóór 1827 en mogelijk al in 1787. Het is een voormalige boerderij en herberg gelegen in het buitentalud van de Bandijk. Aan de dijkzijde is het pand witgepleisterd en heeft een leiengedekt mansardedak. De naam het Blockhuijs werd voor het eerst vermeld in 1606. Dit duidt vermoedelijk op een versterkt huis als controlepost langs de dijk en de IJssel. Bij het huis hoorde een loswal die ook als overzetplaats voor personen werd gebruikt. Het perceel is van grote cultuurhistorische waarde.
De huidige eigenaar van de woning en de doorrijschuur heeft het perceel in 2018 gekocht van initiatiefnemer waarbij bekend was dat de woning onderdeel uitmaakt van het totaalplan voor het plangebied. Uitgangspunt in de planvorming is dat er sprake moet zijn van een significante kwaliteitsverbetering van de bebouwing in het gehele plangebied. Eén van de voorwaarden voor de nieuwe woning in de voormalige ligboxenstal is dan ook de restauratie van de bestaande woning.
Afbeelding 17 - voorzijde Het Kleine Blokhuis
Afbeelding 18 - achterzijde Het Kleine Blokhuis (bron: Funda)
De monumentale doorrijschuur is een aantal jaren terug volledig gerestaureerd. Dit geldt niet voor de woning zoals te zien is op afbeelding 18. Hier is nog veel winst te behalen en dit heeft dan ook een centrale rol gespeeld in de planvorming. In het voortraject heeft veelvuldig contact plaatsgevonden tussen de initiatiefnemer, de huidige eigenaar, de gemeente en het Gelders Genootschap.
Intern wordt de woning aanzienlijk verbouwd. De historische functie van het pand (woning in combinatie met een café) was ten tijde van de aankoop van het plangebied nog erg duidelijk aanwezig. Afbeelding 19 en 20 laten de plattegrond van de monumentale woning zien voor en na de verbouwwerkzaamheden.
Afbeelding 19 - plattegrond woning voor de verbouwing
Afbeelding 20 - plattegrond van monumentale woning na verbouwing
Afbeelding 19 geeft de indeling van de woning ten tijde van de aankoop duidelijk weer. Wat opvalt is dat de woning in erg veel ruimtes is opgedeeld. De linkerzijde werd in het verleden gebruikt voor het café terwijl de rechterkant in gebruik was als woning. Afbeelding 20 geeft de indeling van de woning weer na voltooiing van de verbouwing. De huidige eigenaar heeft het pand aangekocht vanwege zijn historie, maar ook zeker vanwege de buitendijkse ligging uitkijkend op de IJssel. Door het oorspronkelijke gesloten karakter werd de IJssel niet vanuit de gehele woning optimaal beleefd. Door het doorbreken van de binnenmuren krijgt de woning van binnen een meer open karakter met als resultaat dat de IJssel vanuit vele plekken in de woning beleefbaar is.
Aan de voorzijde van de woning wijzigt niet erg veel. In het bestaande dakvlak zijn nu twee ramen aanwezig. Om voldoende lichtinval te creëren op de verdieping worden hier nog twee extra ramen gerealiseerd. Deze zijn in dezelfde maatvoering als het bestaande en gezien de verdeling over het dakvlak ontstaat een evenwichtig geheel.
Op de verdieping worden drie slaapkamers en een royale badkamer gerealiseerd. Door het realiseren van de vier dakramen wordt ook vanuit deze ruimtes de IJssel meer beleefbaar. Afbeelding 18 geeft de achtergevel van de woning weer. Hierop is duidelijk te zien dat er door de jaren heen nieuwe ramen zijn gerealiseerd en op andere plekken zijn de ramen dichtgezet. Na de verbouwing (zie afbeelding 21) worden er ook aan de achterzijde van de woning een aantal ramen en een deur gerealiseerd. Over de afmetingen, situering en aantallen ramen is in het voortraject veelvuldig over gesproken. Er wordt waar mogelijk gebruik gemaakt van bestaande openingen of sporen uit het verleden. Bij het tweede raam van links is bewust een deel van een vroegere opening zichtbaar gehouden zodat dat deze volledig een raam wordt. Op deze manier ontstaat een evenwichtig geheel van gevelopeningen zonder dat het één grote raampartij wordt.
Vanwege de ligging langs de dijk op een terp is er sprake van hoogteverschil met het omliggende terrein. Aan de buitenzijde van het pand wordt een veranda gerealiseerd. Middels een trap staat de woning beter in verbinding met de tuin en het achterliggende landschap. Hier wordt ook een deur gerealiseerd waardoor je vanuit de woning eenvoudig de tuin kan bereiken. In de huidige situatie is dit niet het geval.
De monumentale doorrijschuur heeft in de huidige situatie een aanduiding voor een recreatiewoning. Deze is op de verdieping gerealiseerd. De eigenaar is voornemens om ook de benedenverdieping (voor een deel) van de doorrijschuur te gebruiken voor recreatieve doeleinden. Dit gebruik is op basis van de geldende planologische situatie toegestaan en wijzigt niet. Permanente bewoning is en blijft niet toegestaan.
Gezien de monumentale status van het pand is er veelvuldig overleg geweest over het restauratieplan en de (interne) verbouwingen. Aan de straatzijde verandert er behoudens de raampartijen nauwelijks iets. De grootste ingrepen vinden aan de achterzijde plaats. Door veelvuldig overleg over de gewenste ingrepen is in samenwerking met de eigenaar, architect, de gemeente en de monumentencommissie een totaalplan ontwikkeld voor de verbouwing en restauratie welke reeds is vergund.
Afbeelding 21 - gevelimpressies na verbouwing
De nieuwe woning
De initiatiefnemer en eigenaar van de overige percelen in het plangebied heeft het geheel eerder aangekocht met de wens om een nieuwe woning te realiseren. Voorafgaand aan de aankoop is er door het college van burgemeester en wethouders een (onder voorwaarden) positief principebesluit genomen voor functieverandering op het perceel. Tijdens het langdurige voortraject is veel met initiatiefnemer en de architect overlegd op welke manier zijn wensen ten uitvoer gebracht konden worden.
In eerste instantie is vanuit het functieveranderingsbeleid uitgegaan van de sloop van niet cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Gedurende de planvorming is echter een andere koers gekozen. In plaats van de sloop van de voormalige ligboxenstal wordt deze voor een deel getransformeerd tot een woning. Omdat de nieuwe woning in de ligboxenstal wordt gerealiseerd ontstaat er aan de wegzijde een geluidsbuffer tussen de woning en de Bandijk. Zoals in 4.2.3 is toegelicht zorgt deze buffer er voor dat de geluidsbelasting in de woning voldoet aan de geldende geluidsnormen. Naast de geluidsbuffer zal deze tussenruimte gebruikt worden als berging voor onder andere auto's (zie afbeelding 22).
Het perceel ademt in de huidige situatie een agrarische sfeer uit, ondanks de minder fraaie ligboxenstal. Tijdens de planvorming is bepaald dat het belangrijk is dat deze sfeer behouden blijft maar dat een ruimtelijke kwaliteitsverbetering een voorwaarde was voor de nieuwe woning. Qua vormgeving, kleur- en materiaalgebruik moet het daarom goed passen binnen de agrarische omgeving. Ondanks dat er in de eindsituatie sprake is van twee verschillende woningen is het stedenbouwkundig gezien wenselijk om de onderlinge samenhang te behouden en te versterken.
Het nieuwe volume wordt voor het grootste deel binnen de contouren van de ligboxenstal gerealiseerd waardoor de nieuwe woning vanaf de Bandijk gezien niet of nauwelijks zichtbaar is. De gehele woning is gelijkvloers en er wordt geen verdieping aangebracht. Er worden onder andere drie slaapkamers gerealiseerd, een royale leefkeuken en separate woonkamer. Omdat het zicht op de IJssel ook hier een grote meerwaarde is wordt er aan de achterkant van de woning een overdekte veranda gerealiseerd (zie afbeelding 25). De slaapkamers bevinden zich voornamelijk achter de wand van de ligboxenstal en hier worden raampartijen geplaatst. Het woongedeelte is meer open vormgegeven met veel glas zodat het uitzicht op de IJssel wordt geoptimaliseerd.
Afbeelding 22 - plattegrond ligboxenstal na verbouwing
De samenhang tussen de woning en de monumentale gebouwen binnen het plangebied is erg belangrijk. Uitgangspunt qua vormgeving is dan ook dat de nieuwe woning ondergeschikt is aan de monumenten. Omdat de woning in de ligboxenstal wordt gerealiseerd is dit - vanaf de Bandijk gezien - het geval. Omdat het huidige aanzicht op de ligboxenstal niet erg fraai is worden de gevels opnieuw behandeld. Door het aanbrengen van een grijze 'cementsluier' blijft het beeld van een oude ligboxenstal intact, weliswaar met een meer tijdloos karakter. De huidige uitstraling is niet een wenselijk beeld om aan te refereren.
Door het materiaal- en kleurgebruik van de gevelbekleding in combinatie met gebruik van plantmateriaal ontstaat er een fraai ingetogen beeld dat goed past in de omgeving en geen afbreuk doet aan de monumentale bebouwing (zie afbeelding 23).
Zoals op onderstaande afbeeldingen is te zien is een groendak voorzien op de voormalige ligboxenstal. Dit is een uitgangspunt, maar gedurende het vergunningentraject bestaat de mogelijkheid om in overleg tot een alternatief te komen. Voorop staat dat het dak goed moet passen in de omgeving en ook in relatie tot al aanwezige bebouwing.
De wanden van de ligboxenstal bestaande uit baksteen blijven grotendeels behouden. Wel worden deze behandeld dat refereert aan de ligboxenstal, maar de uitstraling wel prettiger maakt. Daarnaast worden bij de uitwerking de mogelijkheden en ruimtelijke gezien de wenselijkheid verkend voor het toepassen van een groendak.
Aan de zijde van de Bandijk wordt het bestaande beeld verfraaid maar blijft het idee bestaan dat het gaat om een ligboxenstal en niet zozeer om een woning. De grootste wijzigingen vinden aan de achterzijde van de ligboxenstal plaats. Dit is duidelijk zichtbaar op afbeeldingen 24 en 25. Er wordt een doorbraak in het bestaande dakvlak gerealiseerd. Hierachter is het woongedeelte van de woning voorzien. Ook ontstaat hier een overdekte buitenruimte. Het glas gebruik aan deze kant zorgt voor een open gevel waardoor er veel lichtinval ontstaat en bovendien het uitzicht over de uiterwaarden en de IJssel optimaal wordt benut.
In het buitengebied van Voorst wordt in de basis een maximale inhoud van 750 m³ aangehouden voor woningen. Er kan van deze inhoud worden afgeweken als het ontwerp bijvoorbeeld getuigt van hoge architectonische kwaliteit, het ontwerp zeer goed past in het nagestreefde, hoogwaardige kwaliteitsbeeld en als er sprake is van een forse landschappelijke inpassing. Aan de achterzijde van de woning is een overdekt terras mee ontworpen. Feitelijk gezien een buitenruimte, maar door de overstekken (groter dan 70 cm) worden deze meegenomen in de inhoudsberekening. Dit geldt tevens voor het deel van de bestaande stal dat fungeert als geluidsbuffer en berging. Door deze elementen is de inhoud van de ontworpen woning groter dan 750 m³. Het ontwerp van de nieuwe woning bevat elementen die getuigen van architectonische kwaliteit en het ontwerp kwalitatief aanzienlijk beter maken. Het behoud van bestaande, lage goten, het natuurlijke materiaalgebruik en de ingetogen vormgeving van de nieuwe woning zorgen ervoor dat het ontwerp de agrarische sfeer blijft ademen ondanks de moderne vormgeving. Daarnaast vindt er een landschappelijke inpassing plaats dat past bij de uiterwaarden. De mogelijkheden voor bijvoorbeeld een nieuw bos zijn hier beperkt vanwege de waterkerende functie. Daarnaast wordt als tegenprestatie, zoals onder 5.3.1 toegelicht, de bestaande monumentale woning verbouwd en gerestaureerd.
Afbeelding 23 - impressie vanaf de Bandijk
Afbeelding 24 - aanzicht vanaf de IJsselkant
Afbeelding 25 - impressie vanaf de IJsselkant
Het bijgebouw
De bestaande kapschuur gelegen achter de ligboxenstal blijft in de nieuwe situatie behouden. Afbeelding 26 geeft de plattegrond van de eindsituatie weer. De kapschuur wordt vooral gebruikt als stalling voor bijvoorbeeld auto's en als berging. De gevels van deze kapschuur worden opnieuw bekleed met houten onderdelen in een donkere kleurstelling. Aan de achterzijde van kapschuur wordt een overkapping met terras gerealiseerd.
Afbeelding 26 - plattegrond kapschuur
Samengevat is er - na vele aanpassingen in het voortraject- een totaalplan ontwikkeld met een architectonische hoogwaardig ontworpen woning in de voormalige ligboxenstal. Door de vormgeving, het kleur- en materiaalgebruik en de landschappelijke inpassing ontstaat een kwalitatief hoogwaardig geheel dat een grotere inhoud dan de 750 m³ rechtvaardigt. Het totaalplan voor het gehele plangebied zorgt voor een dusdanige ruimtelijke kwaliteitsslag dat voldoet aan de uitgangspunten van het pareltjesbeleid en de toevoeging van één extra woning te verantwoorden is.
Naast de restauratie en een architectonisch kwalitatief hoogwaardig ontwerp is ook de landschappelijke verbetering van het plangebied een voorwaarde voor medewerking geweest om één nieuwe woning mogelijk te maken. Zowel initiatiefnemer als de huidige eigenaar van de monumentale bebouwing hebben een landschapsplan opgesteld welke hieronder worden toegelicht.
Landschapsplan initiatiefnemer
Afbeelding 27 geeft het landschapsplan van initiatiefnemer weer. Gezien de ligging in de uiterwaarden en de waterkerende functie zijn de mogelijkheden om bijvoorbeeld een fors bos aan te planten beperkt. Bovendien is de openheid kenmerkend voor de uiterwaarden. Ten noordwesten van de voormalige ligboxenstal loopt een bestaand pand richting de IJssel. In de praktijk wordt dit pad ook gebruikt door vissers die gebruik willen maken van de IJssel. Om dit pad te accentueren plant initiatiefnemer hier een aantal schietwilgen. Rondom de ligboxenstal en de schuur worden gebiedseigen kruiden, planten en bloemen aangeplant. Voorbeelden van soorten zijn de Gelderse roos, boerenjasmijn en haagbeuk. Deze verschillende elementen worden extensief beheerd waardoor het gevoel ontstaat dat deze soorten spontaan zijn opkomen. Tussen de ligboxenstal en kapschuur worden een tweetal walnoten geplaatst. Meer richting de IJssel wordt nog een klein groepje met appelbomen aangelegd. Tussen de ligboxenstal en de monumentale doorrijschuur ligt van oudsher een pad richting de loswal aan de IJssel. De bestaande stoofpeer blijft gehandhaafd. Het grasland op de taluds achter de woning wordt ingezaaid met een mengsel van wilde bloemen.
Afbeelding 27 - landschapsplein initiatiefnemer
Landschapsplan eigenaar monumentale panden
Naast de restauratie van de monumentale woning is de eigenaar van dit deel van het plangebied ook verantwoordelijk voor een landschappelijke inpassing. Afbeelding 28 geeft het landschapsplan voor dit deel van het plangebied weer. Ook hier geldt dat richting de IJssel slechts kleine landschappelijke elementen worden toegevoegd. Dit landschapsplan focust zich vooral op de gronden rondom de woning en doorrijschuur. Omdat er in de eindsituatie twee woningen zijn heeft de eigenaar gekozen om een haag te plaatsen tussen de percelen als erfafscheiding. De al aanwezige bomen zoals fruitbomen, de linde en treurwilg blijven behouden. Verder worden er achter de woning en tussen de woning en doorrijschuur een aantal borders gerealiseerd waarin streekeigen beplanting wordt opgenomen. Verder naar de IJssel worden de gronden extensiever beheerd. Ook hier wordt het grasland ingezaaid met een mengsel van bloemen zoals de Camassia en vogelmelk.
Afbeelding 28 - landschapsplan eigenaar monumentale bebouwing
Anterieure overeenkomst
Een anterieure overeenkomst tussen de gemeente Voorst en beide eigenaren zorgt ervoor dat de uitvoering van de plannen wordt gegarandeerd. In het bestemmingsplan wordt dit vastgelegd middels een voorwaardelijke verplichting.
In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitsinstrumenten.
Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:
In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.
Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:
Het komt regelmatig voor dat er twee functies op één perceel plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld een leiding. De aanwezigheid van deze leiding brengt de nodige beperkingen met zich mee. Deze beperkingen kunnen ook gelegen zijn onder het maaiveld. In het geval dat er twee functies tegelijk op één perceel geregeld moeten worden in een bestemmingsplan wordt er wel gesproken van een 'dubbelbestemming'. In dit bestemmingsplan komen de volgende dubbelbestemmingen voor:
De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden.
Bestaande situatie
In de bestemmingsregels, veelal de bouwregels, kan worden verwezen naar de bestaande situatie. Dit vindt veelal plaats om van het plan afwijkende maten en oppervlakten niet onder het overgangsrecht te plaatsen. De bestaande situatie is de situatie zoals deze naar voren komt uit de (digitale) gegevens van het gemeentelijk bouwdossier aangevuld met de BGT en DKK, het kadaster, de luchtfoto's en de cyclomedia, zoals deze bestaan op het moment van het in werking treden van het plan.
De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.
Anti-dubbeltelbepaling
De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.
Algemene gebruiksregels
Naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State is gebleken dat wonen in bijgebouwen is toegestaan als die niet expliciet is uitgesloten. Omdat dit niet gewenst is, wordt in deze specifieke gebruiksregel wonen in bijgebouwen uitgesloten.
Algemene afwijkings- en wijzigingsregels
Voor een beschrijving van de algemene afwijkings- en wijzigingsregels wordt verwezen naar de paragrafen 6.4.2 en 6.4.3.
Strijdig gebruik
In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdige gebruik bij wet (artikel 2.1 Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan. Al het gebruik dat niet past binnen de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming wordt daarom gezien als strijdig gebruik.
Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregel geeft aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Deze bestemming geldt voor de agrarische gronden binnen het plangebied. Deze gronden hebben landschappelijke en ecologische waarden. De bestemmingsregeling richt zich op de bescherming van deze waarden. Binnen deze bestemming mogen alleen terreinafscheidingen tot een hoogte van 1 meter worden gebouwd. De uitvoering van een aantal werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden is gekoppeld aan een omgevingsvergunning.
Bestemmingsomschrijving
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor het wonen, een beroep of bedrijf aan huis alsmede voor tuinen en erven. Ook ondergeschikte voorzieningen als bed en breakfast en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan.
Bouwvlak
Er is gekozen voor een systematiek waarbij alle bebouwing (de woning en overige gebouwen) binnen het bouwvlak moeten worden gebouwd. Andere bouwwerken mogen ook buiten het bouwvlak worden opgericht.
Aan huis verbonden beroep en -bedrijf
Binnen de woonbestemming is een beroep of bedrijf aan huis toegestaan. Hiervoor geldt wel dat het een bedrijf of beroep is dat is opgenomen in categorie 1 of 2 van de in Bijlage 1 bij de regels opgenomen 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten'. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
Opslag ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of -bedrijf valt ook binnen het toegestane aantal vierkante meters.
Bed en breakfast
De woning en het bijgebouw mag (gedeeltelijk) worden gebruik voor het voeren van een bed & breakfast. Hiervoor mogen maximaal drie kamers worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. De bed en breakfast mag over maximaal twee van de drie essentiële woonvoorzieningen beschikken, te weten douche/bad, wc en keuken(blok). Op deze wijze wordt een invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer. Er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein binnen het bestemmingsvlak Wonen.
Voorwaardelijke verplichting
Binnen de woonbestemming is een zogenaamde voorwaardelijke verplichting opgenomen. De bouwmogelijkheden die met dit bestemmingsplan worden gecreëerd zijn gekoppeld aan een kwaliteitsimpuls van het plangebied. Per perceel en onderdeel is in de anterieure overeenkomst de termijn bepaald waarbinnen de gemaakte afspraken over de erfinrichtings- en landschapsmaatregelen conform de totaalplannen die in Bijlage 3 en Bijlage 4 van deze regels zijn opgenomen uitgevoerd dienen te zijn om tot een goede landschappelijke en cultuurhistorische inpassing te komen. Worden deze erfinrichtings- en landschapsmaatregelen niet uitgevoerd of niet in stand gehouden, dan is het gebruik van de bebouwing binnen de bestemming 'Wonen' in strijd met de bestemming.
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor gronden die aangewezen zijn als Groene Ontwikkelingszone. Deze dubbelbestemming is gericht op de bescherming, het behoud, herstel en realisatie van de ecologische waarden en ecologische samenhang van de onderscheiden gebieden met dien verstande dat bij ontwikkelingen de waarden niet onevenredig worden geschaad. Uiteindelijk doel is om na ontwikkeling van nieuwe natuurelementen deze toe te voegen tot het Gelders Natuurnetwerk.
Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden er op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is alleen toegestaan als uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veilig gesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van bepaalde werkzaamheden.
Voor waterkeringen is de functie tot uitdrukking gebracht in de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Het bebouwen van deze gronden ten behoeve van de onderliggende bestemming is uitsluitend toegestaan als hiervoor vergunning is verleend door het bevoegd gezag. Vergunning wordt verleend als de functie hierdoor niet onevenredig worden geschaad. Het bevoegd gezag wint hiervoor, met het oog op een zorgvuldige voorbereiding van het besluit, advies in bij de beheerder, voordat ze beslist op het verzoek om af te wijken.
Dit artikel is opgenomen om de 'ruimte voor die rivier' te waarborgen.
Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om toekomstige ontwikkelingen mogelijk te maken, die ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan nog niet voorzien zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Als gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitbevoegdheden (art. 3.6, Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.
Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden:
In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingsmogelijkheden opgenomen:
Meer ingrijpende functieveranderingen en meer ingrijpende afwijkingen van de regels kunnen mogelijk worden gemaakt met een in het bestemmingsplan op te nemen wijzigingsbevoegdheid. Dit mag er niet toe leiden dat de structuur en de ruimtelijke opzet van het plan ingrijpend worden gewijzigd. De wijziging treedt in werking na de vaststelling van een afzonderlijk wijzigingsplan.
In dit bestemmingsplan is de volgende wijzigingsbevoegdheid opgenomen:
Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.
In artikel 3.1.1. van de Bro wordt bij lid 2 de mogelijkheid gegeven dat de Minister van Infrastructuur en Milieu kan aangeven onder welke omstandigheden of in welke gevallen geen overleg gevoerd hoeft te worden met de rijksdienst die betrokken is bij de zorg voor de ruimtelijke ordening. Na overleg met de betrokken departementen is besloten het overleg te beperken tot die zaken waarbij directe belangen aan de orde zijn. Aangezien er geen sprake is van directe rijksbelangen heeft er geen vooroverleg plaatsgevonden met het Rijk.
Met de provincie is een vergelijkbare afspraak gemaakt. Enkel wanneer er sprake is van een provinciaal belang is vooroverleg noodzakelijk. Het voorliggende plan is niet in strijd met enig provinciaal belang, waardoor er voor gekozen is geen vooroverleg te plegen. De provincie wordt in kennis gesteld van de start van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
Het vooroverleg met het waterschap heeft plaats gevonden via de website http://www.dewatertoets.nl. Als vervolg hierop is er telefonisch contact geweest en heeft het waterschap het ontwerpbestemmingsplan ontvangen en beoordeeld. Hieruit is naar voren gekomen dat er op hoofdlijnen geen verder overleg noodzakelijk is. In het latere vergunningentraject wordt er op detailniveau naar het plan gekeken (zoals waterberging). Ook het waterschap wordt in kennis gesteld van de start van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf [PM] voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn wel/geen [PM] zienswijzen ingediend.